Faculteit Technische Natuurkunde Tentamen OPTICA voor BMT (8N040) 26 januari 2006, 9:00-12:00 uur Opmerkingen: 1) Lijsten met de punten toegekend door de corrector hangen op het medelingenbord BMT in W-Hoog. Ze zullen ook op de web-pagina van het college te vinden zijn. De antwoorden van de opgaven van dit tentamen worden na afloop uitgedeeld en ze worden ook op de web-pagina van het college gezet. U kunt dan zelf uw score opmaken, en zien of die ruwweg overeenkomt met hetgeen u door de corrector is toebedeeld. Is dat niet zo, dan kunt u tot uiterlijk 8 februari een E-mail sturen naar [email protected] en u aanmelden voor een individueel onderhoud met de docenten. U krijgt per E-mail bericht wanneer en waar u verwacht wordt. 2) Het is toegestaan gebruik te maken van eigenhandig geschreven aantekeningen; maximaal twee kantjes A4-formaat. Ook het formuleblad, dat via het WWW ter beschikking is gesteld, mag worden gebruikt. 3) Alle apart genummerde vragen tellen even zwaar en worden bij correcte beantwoording gehonoreerd met 3 punten. 4) Uw antwoorden dienen bondig te zijn en geformuleerd in lopende zinnen. Vermijd excessief en exclusief gebruik van formules en/of vergelijkingen. Opgave 1. Algemeen Geef op de volgende vragen een kort en bondig antwoord. 1.1 Leg aan de hand van het principe van Fermat uit waarom de zon later onder lijkt te gaan dan zij in werkelijkheid doet. Bij een “gewone” licht microscoop gaat licht vanaf het voorwerp via een objectief en een oculair naar het oog. Geef een criterium voor de optimale afstand tussen oculair en oog of leg uit waarom deze afstand niet van belang is voor een optimale werking van de microscoop. 1.2 Een glasvezel bestaat uit een draadje van kwartsglas, dat uit twee concentrische lagen bestaat: de kern, met een brekingsindex 1.50, en daaromheen de mantel met een brekingsindex 1.45. Daarbuiten zit lucht met brekingsindex 1. Met behulp van zo’n glasvezel kan licht, dat onder een kleine hoek op de kern valt, over grote afstanden met slechts geringe verliezen getransporteerd worden. Leg uit (bv mbv een schets) hoe dit werkt. 1.3 Om de afstand aarde-maan te bepalen (ongeveer 4 •108 m) mbv interferentie wordt een laserstraal op de maan gericht. Divergentie van de laserbunder is bij dit experiment een probleem. Een ingenieur stelt voor om op aarde met een zo smal mogelijke laserbunder te beginnen. Leg uit of dit handig is. Tentamen Optica voor BMT -1- 26 januari 2006 Opgave 2. Geometrische optica Iemand wil een vijverlamp maken. Daarom plaatst hij een klein lampje L in een dunne, met lucht gevulde, glazen bol met straal R = 10 cm. Het lampje bevindt zich op een afstand h van de bovenkant van de bol (V1). De bovenkant van de bol bevindt zich op een afstand D = 60 cm onder het wateroppervlak V2 (nwater = 4/3). Om de lichtopbrengst te verhogen is de onderste helft van de bol spiegelend gemaakt. (Gebruik bij berekeningen de paraxiale benadering). lucht (n=1) V2 water (n=4/3) D = 60 cm V1 h met lucht gevulde glazen bol lampje spiegel 2.1 Als het lampje zich helemaal onderin de bol bevindt (h=2R) ziet een waarnemer die loodrecht vanuit de lucht door het water naar het lampje kijkt het directe en het gespiegelde beeld op dezelfde positie. Voor welke andere positie h vallen het directe en het gespiegelde beeld ook samen voor deze waarnemer. 2.2 Bereken de positie en de vergroting van het directe (niet-gespiegelde) beeld voor h=2R. Verwaarloos hierbij de invloed van het glas van de bol. 2.3. In het voorgaande is de invloed van het glas (n=1.5) verwaarloosd. Toch zal het licht hierdoor twee keer gebroken worden lucht glas en glas water. Leg uit of de invloed van het dunne glas inderdaad verwaarloosd kan worden. Zo ja waarom? Zo nee, hoe verandert de positie van het beeld van het lampje? Tentamen Optica voor BMT -2- 26 januari 2006 Opgave 3. Interferentie Van een glasplaat (brekingsindex nglas = 1.50, dikte 2mm) zijn de twee gladde oppervlakken niet helemaal parallel: tussen onder– en bovenvlak zit een hoek (zie tekening). We willen interferentie gebruiken om deze (extreem kleine!) hoek experimenteel te bepalen. Hiertoe sturen we een vlakke golf monochromatisch laserlicht, met vacuum golflengte 0 = 532 nm, van boven op de glasplaat (die in lucht opgehangen is, nlucht = 1.00) en we kijken met een camera (ook van boven) naar het licht dat door de glasplaat gereflecteerd wordt. Wat de camera ziet, staat onder in de figuur weergegeven: een patroon van donkere en lichte strepen. Om de stralengang in de tekening duidelijk te maken, zijn de invallende en teruggekaatste stralen onder een hoek getekend: u mag echter aannemen, dat het laserlicht loodrecht van boven komt. 3.1 Leg uit, waarom we dit patroon zien. 3.2 Bereken de hoek uit het geobserveerde patroon in de figuur. 3.3 Bepaal of de hoek ook te meten is als we als lichtbron een lamp kiezen met 0 = 532 nm en spectrale breedte 0 = 2 nm. 3.4 I.p.v. vrij in de lucht, laten we de glasplaat nu drijven boven op een vloeistof met brekingsindex nx = 1,50. Als lichtbron wordt nu weer de laser gebruikt. Wat voor patroon nemen we nu waar op de camera (teken of beschrijf)? Tentamen Optica voor BMT -3- 26 januari 2006 Opgave 4. Polarisatie We beschouwen de opstelling geschetst in de figuur. De y-richting is uit het vlak van tekening. Ongepolariseerd licht (golflengte 400 nm) met intensiteit I0 valt van links op een aantal optische elementen A,B en C. Voor A en C kiezen we lineaire polarizatoren. De doorlaatrichting van A is langs de x-as. De doorlaatrichting van C is loodrecht hierop. 4.1 Voor B kiezen we een polarizator waarvan de doorlaatrichting een hoek van 450 maakt met de doorlaatrichting van A. Bereken de intensiteit van het doorgelaten licht (Ieind/I0) met en zonder B (dus enerzijds licht alleen door A en C en anderzijds licht door A,B, en C). 4.2 Voor B kiezen we nu een kwart lambda plaatje waarvan de optische as een hoek van 450 maakt met de doorlaatrichting van polarizator A. Bereken de intensiteit van het doorgelaten licht (Ieind/I0). 4.3 Voor B kiezen we een 0.200000 mm dik glaasje van een dubbelbrekend materiaal (nloodrecht=1.554 en nparallel = 1.555) de optische as maakt een hoek van 450 met de x-as, loodrecht op de z-as. Bepaal de polarizatietoestand van het licht dat door A en B gaat. Tentamen Optica voor BMT -4- 26 januari 2006 BEOORDELINGSFORMULIER Tentamen Optica (8N040), 26 januari 2006 Dit formulier ingevuld meenemen naar het cijferafhalen en overhandigen aan de corrector. Naam: Identiteitsnr.: Opgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Totaal opgave 1: Te behalen: 3 3 3 3 12 Toegekend corrector: Toegekend student Opgave 2 2.1 2.2 2.3 Totaal opgave 2: Te behalen: 3 3 3 9 Toegekend corrector: Toegekend student Opgave 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Totaal opgave 3: Te behalen: 3 3 3 3 12 Toegekend corrector: Toegekend student Opgave 4 4.1 4.2 4.3 Totaal opgave 4: Te behalen: 3 3 3 9 Toegekend corrector: Toegekend student Totaal tentamen: Te behalen: 42 Totaal corrector: Totaal student: CIJFER: Het eindcijfer komt tot stand door delen van het behaalde aantal punten door 4,2 en afronding naar het dichtstbijzijnde hele punt. Tentamen Optica voor BMT -5- 26 januari 2006 Antwoorden Opgave 1: 1.1 De lichtstralen proberen zolang mogelijk in gebieden met een lage brekingsindex te verblijven, d.w.z. in de hogere atmosfeerlagen, en buigen pas dicht bij de waarnemer naar beneden. 1.2 Lichtstralen uit oculair lopen evenwijdig (beeld in oneindig) dus de positie van oog is niet van belang. 1.3 Totale interne reflectie aan tussen 1.5 1.45 overgang. 1.4 Kleine diameter veel divergentie dus dit is niet handig Opgave 2: 2.1 h=R 2.2 Beeldpunt op 1/nw( D + 4 /(1/|R| +3/h)) = 57 cm onder V2. m = 1* (3|R|/(h+3|R|)) = 3/5 2.3 Voor dun glas dglas << R. Dus binnen en buitenkant glas parallel n1sin 1 = n2 sin 2 = n3 sin 3. dus geen invloed op positie (wel extra aberraties) Opgave 3: 3.1 Zie uitleg in boek over dunne-film interferentie van een wigvormige film (paragraaf 10-5). De glasplaat wordt van links naar rechts geleidelijk dikker, zodat het optisch weglengte-verschil tussen de beide interfererende reflecties groter wordt. 3.2 Over de lengte van het glasplaaatje (10 cm) zie we 10 periodes van het interferentiepatroon. Over een afstand van 1 cm verandert het optisch weglengteverschil dus met /n. De dikte van het glasplaatje varieert dus over 1 cm met d =/n= 177 nm. Voor de hoek tan = 1,77 10-7/10-2= 1.77 10-5 dus = 1,77 10-5 rad 3.3 coherentie lengte moet 4 mm zijn. Coherentie lengte = n mm Dus geen interferentie mogelijk. 3.4 brekingsindex aan onderkant gelijk dus geen reflectie, dus geen interferentie. We zien een homogene verlichting tgv spiegeling aan het boven oppervlak. Opgave 4: ¼ lamda maakt circulair gepolariseerd licht dus door gelaten is ¼ nloodrecht-nparallel) d = dus B is een halflambda plaatje. Licht gepolariseerd in y-richting Tentamen Optica voor BMT -6- 26 januari 2006