Document

advertisement
1
CATECHEMUNAAT
VORMINGSMOMENT 5 - APRIL
HET KONINKRIJK VAN GOD
VIJF GELIJKENISSEN OVER HET KONINKRIJK VAN GOD: MARCUS 4, 1-34
We kiezen voor een globale kennismaking met de tekst, niet voor een grondige lezing van
één gelijkenis, zoals dat gebeurt in de liturgie. We lezen daarom eerst heel de tekst.
Dan volgen enkele algemene gegevens over gelijkenissen:
Wat is een gelijkenis? Hoe mag je die lezen?
Jezus staat bekend, zelfs in de wereldliteratuur, als een verteller van ‘gelijkenissen’.
Een gelijkenis, is een kort verhaaltje, soms maar één zin. Er steekt een boodschap in,
maar die moet je zelf vinden; de verteller legt ze niet uit. Een gelijkenis heeft dus iets
van een raadsel, een doordenkertje. De verteller wil iets bijbrengen, iets laten inzien.
Een gelijkenis kan ook een tactisch middel zijn om de censuur te omzeilen: Jezus kan soms niet vrijuit spreken. Het land
is bezet door de Romeinen, daarenboven houden Farizeeën en Schriftgeleerden streng toezicht over de joodse
geloofsgemeenschap. Als het voor Jezus moeilijk is ronduit te spreken, kan hij met een gelijkenis toch een boodschap
brengen. Zo geeft hij in de gelijkenis van de Boze Wijngaardeniers (Mc 12,1-12) een vlijmscherpe kritiek op de religieuze
leiders van zijn tijd.
Een gelijkenis is vooral een goed middel om bij zijn toehoorders – en vandaag zijn wij
dat! – aandacht te wekken voor iets nieuws. Om iets nieuws in het oog te krijgen, moet
je inderdaad de zaken eens vanuit een andere hoek bekijken. In 4,9.23-25.33 krijgen we
een signaal dat we verder, dieper, moeten zoeken.
Iets nieuws neem je echter niet zomaar aan, je moet het zelf kunnen ontdekken. Soms
schrik je bij wat Jezus zegt. Het is zo ongewoon. Of je voelt je zelf in vraag gesteld.
Dank zij een gelijkenis krijg tijd. Je hoeft niet meteen te antwoorden, je krijgt de
gelijkenis mee naar huis. Jezus zet je aan het denken, en hoopt dat zijn boodschap tot
je doordringt. Je mag de parabel ook met elkaar bespreken.
Tenslotte brengt de gelijkenis iets teweeg onder de toehoorders als groep. De enen
snappen de boodschap, anderen niet; de enen stemmen er blij mee in, anderen nemen
afstand. Wat zal er vandaag met ons gebeuren?
Gelijkenissen over het Koningschap van God
Jezus wil ons de ogen openen voor het koningrijk van God (4,11). Dit is geen land, zoals
het koninkrijk België, maar een gebeuren. Je kan ook spreken van het heersen van God,
het koningschap van God. Om zijn koningschap te vestigen, zendt God Jezus (1,15).
Wanneer mensen God laten heersen in hun leven en in hun samenleven, wat gebeurt er
dan? Kijk naar wat rondom Jezus gebeurt: hij geneest mensen van hun ziekte, maakt ze
vrij van hun bezetenheid, ontspant hun angstige houding tegenover God, brengt hen op
een nieuwe wijze bij elkaar dwars doorheen familiebanden en uitsluitingen.
Merk je dat? zegt Jezus. Merk je hoe God koning wordt midden onder ons?
Februari 2010
2
En om zijn toehoorders de ogen te openen, vertelt hij een gelijkenis. (4,30)
Jezus vertelt telkens maar één gelijkenis, in een concrete situatie
Zo doen ook de leerlingen, later, als Jezus er niet meer is. Ze vragen zich af: wat zou
Jezus hier doen? En ze herinneren zich een gelijkenis, die hij in een vergelijkbare
situatie heeft verteld. Zo blijven zijn gelijkenissen bewaard. In zijn evangelieboek
groepeert Marcus vijf gelijkenissen over het koningschap van God, maar Jezus heeft ze
niet samen verteld.
De concrete situaties waarin Jezus deze gelijkenissen uitspreekt kennen we niet meer.
Dat is niet zo erg, want die situatie is in elk geval voorbij. Nu is het aan ons om, in
concrete situaties, ons af te vragen: Wat zou Jezus hier doen? Als je een gelijkenis
kent, kan je haar leggen op een situatie uit jouw leven.
We overlopen nu opnieuw de tekst en geven bij elke gelijkenis wat uitleg.
Je kan er enkele uitkiezen, waar je met elkaar graag op ingaat.
Het zaaien (4,3-9)
Een zaaier zaait op de goede grond. Maar zag je ooit een boer ook zaaien op de hard
gestampte weg, op rotsen en tussen distels? Meteen is duidelijk dat Jezus hier geen les
geeft in landbouwkunde! Hij wil ons de ogen openen voor Gods koningschap.
‘Iemand ging eens naar zijn land om te zaaien...’ Die eerste zin doet ons denken aan het
begin van Marcus’ evangelie: Jezus verlaat Nazaret en trekt uit om het goede nieuws
van God uit te zaaien. (Mc 1,9-14). Waarop gelijkt dat? vraagt Jezus (4,30). Hij zegt
niet: ‘Een koning kwam met een leger om het land te bevrijden...’, of: ‘Een nieuwe
hogepriester trad op in de tempel van Jeruzalem...’ Zo gaat het blijkbaar niet met het
koningschap van God. Geen machtsvertoon, geen groots religieus gebeuren: Iemand ging
naar zijn land om te zaaien... Daarop gelijkt het. En als een zaaier zaait, dan begint iets
nieuws, zonder lawaai, aanvankelijk zelfs onder de grond, maar je houdt het niet meer
tegen. Zaad heeft in zich een grote kracht. Tenminste als het valt in goede aarde.
Want soms valt het niet in goede aarde. Het valt op de weg, waar de grond voor het
zaad niet openstaat: bij mensen die Jezus geen kans geven. Of op rotsen: bij mensen die
enthousiast met Jezus meegaan, maar van zodra het moeilijk wordt afhaken, of van
zodra het gevaarlijk wordt op de vlucht slaan. Of nog tussen de distels… Maar als het
zaad valt in goede aarde, gebeurt het wonder: het levert dertig-, zestig-, ja
honderdvoudige vrucht op. (Wat ook niet klopt met de landbouwkunde!)
Merk je hoe Jezus in deze gelijkenis in de eerste plaats aandacht wekt voor wat Gód
doet, niet zozeer voor wat wíj moeten doen? Marcus vertelt wat er gebeurt wanneer het
zaad in goede aarde valt, wanneer mensen Jezus ontvangen en gehoor geven aan zijn
goede boodschap.
Dat lukt dat niet altijd. Je weet het uit eigen ervaring: soms valt zelfs de beste
Februari 2010
3
boodschap niet in goede aarde. En daar kan je als zaaier niets aan doen. Ook God niet!
Om vrucht te dragen, moet het zaad in goede aarde vallen. Jezus is daarin realistisch.
Maar dat houdt Jezus niet tegen om gul zijn zaad te strooien! Hij zaait zelfs op de weg,
op de rotsen, tussen de distels. Je weet maar nooit dat het ook daar opschiet! Zo doen
gewone zaaiers niet, maar zo gaat God te werk. En ik, zegt Jezus, mag met dat
koningschap van God een begin maken! Heb je geen zin om mee te doen?
Er zijn mensen op de oever van het meer, bij wie de ogen opengaan. Wat Jezus zegt en
doet, valt bij hen in goede aarde. Ze zijn verrast. Zo hadden ze zich God nog niet
voorgesteld! Zo hadden ze het geloof nog niet bekeken. Alles wordt nieuw. Niet met
ophef en lawaai, maar met de stille kiemkracht van het zaad. En het zal vruchten
dragen, tot honderdvoudig!
Jezus zegt ons in de gelijkenis van de zaaier dus niet zozeer wat wíj moeten doen, hij
opent ons de ogen voor wat Gód met ons wil doen. En God wil dat ook vandaag! Kijk uit je
ogen. Zie wat er gebeurt waar mensen rond Jezus samenscholen: zieken gesterkt,
bedroefden getroost, uitgesloten mensen terug thuis in de gemeenschap, goed nieuws
voor de armen. Is het niet fantastisch, dat we dat mogen meemaken? Dat is het
koningschap van God.
Een streng intermezzo (4,10-12)
Daarop volgen enkele moeilijke zinnen. Marcus is ervoor beducht dat we te snel
enthousiast worden voor Jezus, terwijl we van hem nog maar een oppervlakkig beeld
hebben. Het is alsof Marcus ons zegt: Besef je wel wat je leest? Ben je wel zeker dat je
Jezus wil volgen? Ik vrees dat je Jezus nog niet helemaal begrijpt. Ik merk het wel,
want je bekeert je nog niet! (4,12)
(Uitleg van de gelijkenis van het zaaien: 4,13-20)
En dan komt hier toch uitleg van de gelijkenis! Dat is zeer ongewoon. Normaal wordt een gelijkenis niet uitgelegd. De
tekst is ook nogal verward. Tenslotte klopt hij niet helemaal. De schijnwerper verschuift van de zaaier naar de aarde
waarin het zaad terecht komt, dus van Jezus die zijn woord spreekt naar ons die dat woord ontvangen, van de blijde
boodschap over wat God doet naar een morele oproep over wat wij moeten doen. Vind je niet dat de gelijkenis veel rijker
is dan deze uitleg?)
De lamp die binnenkomt (4,21)
In Jezus’ tijd is het de vrouw die, bij het vallen van de avond, de lamp ontsteekt. Ze
doet dat buiten, om geen olie te morsen en om geen brand te stichten, en komt dan met
de brandende lamp het huisje binnen. Dat is het beeld in deze gelijkenis. Letterlijk
staat er in het Grieks: Komt de lamp binnen om onder de korenmaat te worden gezet? of
onder het bed? Is het niet om op de staander gezet te worden?
Natuurlijk stapt een lamp het huis niet binnen! Deze wondere manier van spreken wekt
onze aandacht. Jezus heeft het over zijn eigen komst onder de mensen. Hij komt in ons
midden en het wordt licht. En dan vraagt hij ‘Ga je de lamp nu onder het bed steken?’
Februari 2010
4
De maat waarmee je meet (4,24-25)
Een strenge gelijkenis. Toch veroordeelt Jezus eigenlijk niemand, hij stelt enkel vast
wat rondom hem gebeurt. Mensen die het evangelie blij ontvangen, krijgen er steeds
meer van; mensen die er geen aandacht aan geven, vervreemden er op de duur helemaal
van. En je staat er machteloos op te kijken. Elke mens is verantwoordelijk voor zijn
eigen leven. Je kan niet het leven leiden van een ander. Ook Jezus kan dat niet.
De boer die slaapt (4,26-29)
Een parel! Je vindt ze enkel bij Marcus. Jezus sluit hier opnieuw aan bij zijn gelijkenis
van de zaaier. Leg ze maar eens naast elkaar. Hier zegt Jezus nog duidelijker dat het
koningschap van God ons onverdiend te beurt valt, als een geschenk.
Het kleinste mosterdzaadje (4,30-32)
Ben je ontgoocheld dat het zo traag vooruit gaat met het koningschap van God? Jezus
zegt: Heb geduld, vertrouw op de Vader. Het gaat om zijn koningschap, niet om het
onze! Waaraan denk jij, als je deze gelijkenis hoort?
STORM OP HET MEER: MARCUS 4, 35-41
We lezen opnieuw eerst de tekst.
Tot nu toe heeft Marcus vertelt wat Jezus allemaal doet en zegt. Geregeld heeft Jezus
al onze verwondering gewekt. ‘Wie is hij toch?’ (1,27; 2,12)
Nu plaatst Marcus in zijn boek een eerste keer een heel vreemd verhaal. Hij wil ons
laten opschrikken. Nu staat niet meer de timmerman voor ons. Marcus roept een eerste
keer het beeld op van de verrezen Christus, die de dood overwint. De horizon
verschuift. We moeten alles herbekijken. ‘Wie is hij toch?’
Op het meer van Galilea kan plots een hevige wind opkomen: dat is de geografische
context van het verhaaltje. Maar het verhaal is geen weerbericht! Het staat vol sterke
symbolen, en daarin steekt de boodschap.
De nacht is in de Bijbel een beeld van de dood. Ook de zee staat in de Bijbel symbool
voor de dood, want daarin kan geen mens in leven blijven. De leerlingen in de boot zijn
dan ook doodsbang.
Jezus gaat de strijd aan met de zee, met de dood, en hij zegeviert. Merk je hoe hij de
storm aanspreekt op dezelfde manier als hij de kwade geesten aanspreekt? ‘Zwijg stil!’
(zoals in Mc 1,25) De dood en het kwaad worden bij elkaar geplaatst. Wie zijn
vertrouwen op Jezus stelt, gaat niet ten onder, noch in het kwaad, noch in de dood.
De leerlingen moeten in dat vertrouwen nog groeien. Geloven jullie nog steeds niet? zegt
Jezus. Ze worden bevangen door ontzag: Wie is hij toch? Ze beginnen te vermoeden dat
Jezus op een heel bijzondere wijze met God verbonden is.
Februari 2010
5
Om dit verhaaltje te begrijpen, moet je dus de juiste vraag stellen. Je mag het niet
lezen als informatie over een natuurwonder. De juiste vraag is niet: WAT is daar juist
gebeurd? (Welk natuurfenomeen vond daar plaats?) Deze vraag is niet verkeerd! Maar
ze brengt je niet dichter bij Jezus. Dat is het niet waar Marcus mee bezig is. Via deze
vraag word je geen christen. Je komt tot geloof als je de vraag stelt: WIE is hij toch?
Geloven begint, als je begint te vermoeden dat Jezus nog veel meer is dan je al over
hem weet. Dat is dan ook de vraag waarmee Marcus zijn verhaal besluit. WIE is hij
toch? (4,41)
UITWISSELING
Kies één gelijkenis die jou vandaag aanspreekt en vertel kort waarom.
Dit is geen leermoment meer, maar een uitwisseling onder christenen, waarin we ons
eigen zoekend geloof delen met elkaar.
VIEREN
Word even stil.
Wat zijn we hier aan het doen?
Je bent begonnen met het catechumenaat.
Jij leert nieuwe vrienden kennen, wij zijn blij samen met jou de weg van Jezus te gaan.
We leren samen Jezus nog beter kennen.
Gul zaait Jezus in ons zijn woord.
Het valt bij ons in goede aarde! We worden zijn leerlingen en hij maakt ons tot vrienden.
Een eenvoudig gebaar
Neem elk om beurt wat zaad en geef het aan die naast je zit.
Ontvang het zaad in je open handen, de linker op de rechter, zoals we het brood van de
Heer ontvangen in de eucharistieviering.
Gebed (samen):
Gij legt goede woorden in onze mond
en goede gaven in onze hand.
In al wat wij elkaar geven en zeggen,
in wat wij horen en ontvangen
kunnen wij U ervaren
als wij open en aandachtig zijn voor elkaar.
Gij vertrouwt ons uw Zoon toe,
uw eigen woord in onze mond,
opdat wij hem verder spreken tot elkaar.
Gij legt hem in onze hand
opdat wij proberen het goede te doen
dat vandaag gedaan moet worden.
Laat ons met hem worden
uw woord en uw gave,
uw teken van hoop voor de wereld.
(Frans CROMPHOUT, Een tijd van spreken, 1969, p.47)
Februari 2010
Download