Kerstmis vandaag Hij slofte een beetje over het feestelijke Kol. Dusartplein. Het is er koud en zijn vingers voelen bevroren aan. Hij zoekt. Tja, wat zoekt hij eigenlijk? Een beetje gezelligheid om de eenzaamheid te verdrijven? Een andere eenzame ziel? Een mens die een praatje met hem wil maken? Oude bekenden draaien hun hoofd naar een andere richting. Ze negeren hem. Op het plein staan kraampjes. Door een zielige luidspreker speelt een kerstdeuntje. “De gezelligste tijd van het jaar”, denkt hij. “De dag dat ze niet schieten”, klonk een liedje in zijn hoofd. Lichtjes flikkeren, een rood kleurtje siert ieder piepklein winkeltje. Ze verkopen wintersokken en mutsen zoals in Lapland, met oorlappen en gebreide sterren. Zovele plekjes waar je een borreltje kunt drinken. En eten natuurlijk: hamburgers, frieten en satés. De geur van gebakken ajuin en worst doen hem nog meer honger krijgen. Maar hij heeft geen geld voor deze geneugten van het leven. Heel alleen snuffelt hij wat rond, maar geen mens ziet hem staan. Iedereen lijkt zo blij, zo vrolijk. “We wish you a merry christmas”… Voor hem was het leven heel wat minder vriendelijk. Ooit had hij een florerende zaak. Een horecazaak waar er steeds vermaak was. Maar er kwamen steeds minder klanten, want drinken en roken staan op de zwarte lijst. Zijn personeel moest hij een voor een afdanken. Tot hij zijn zaak uiteindelijk niet meer kon runnen. Hij ging op de fles: geruïneerd. Zijn charmante vrouw en zijn dure dochters konden dit niet aan en lieten hem in de steek. “Ga weg”, zeiden ze. “We schamen ons voor jou!” En daar stond hij dan. Zomaar op straat met enkele kleren in een klein reiskoffertje. Waar moest hij nu naartoe? Familie was geen oplossing. Op kosten van een ander kon ook niet. Het OCMW kon hem niet direct helpen. Dure opvang betalen in een hotel, daar had hij geen geld voor. Sinds twee maanden liep hij zo door zijn eigen stad, slapend in een portiek of in het station, maar dat mocht niet meer en de banken waren weggehaald. Op de kerstmarkt viel niet veel te rapen. Mensen amuseren er zich. Alle gelach en luidruchtig geroep doen hem huiveren. Waar is de tijd dat hij gelukkig was en kon lachen? “Dan wandel ik maar de stad in”, dacht hij. Uit de kathedraal klinkt hemelse muziek. “Misschien vind ik er wel even wat warmte en een stoel om op te zitten”, denkt hij. In de kathedraal stralen de kerstbomen in een sfeervol licht. De muziek klinkt heel herkenbaar “Suza nina” en “Stille Nacht”. Het koor is aan het repeteren. Hij knielt bij de kribbe en kijkt naar Maria en Jozef en naar het kleine kindje in het stro. “Jij had ook geen onderdak, hé”, denkt hij. “Ook jou moesten ze niet hebben. Jij was een vreemdeling, niet thuis in Bethlehem. Je bent zoals ik: nergens welkom. Een os en een ezel moesten jou verwarmen en slechts arme herders kwamen je bezoeken.” Plots staat er een vrouw naast hem. Ze is niet meer zo jong, maar ziet er vriendelijk uit. “Dag”, zegt ze. “Ik zoek nog een herder voor de stal tijdens de nachtmis. Heb jij zin om herder te zijn?” “Ik, herder?”, vraagt hij verwonderd. “Ja, je ziet er perfect uit om herder te spelen, en je hebt zo een leuke baard", antwoordt de vrouw. "Ik zou zo blij zijn als ik een herder vind om mee te figureren in de nachtmis. Wil jij het doen?” “Waarom ook niet”, dacht hij bij zichzelf. “Zo kan ik nog iets betekenen voor deze mensen.” “De mis is pas om 11 uur vanavond. We hebben nog even de tijd. Het is nog maar 8 uur. Heb je zin om wat te komen eten bij mij thuis?" Een beetje bedeesd, zegt hij “ja”. Het wordt een supergezellige kerstavond. Ook de vrouw is maar alleen. Haar man overleed een jaar geleden en ze mist hem enorm. Zij vindt een luisterend oor en kan zijn aandacht wel smaken . Hij geniet van het lekkere eten, de warmte en de gezelligheid. En dan is het tijd om naar de nachtmis te gaan. Een beetje verlegen, maar zo fier als een gieter staat hij met zijn staf als herder bij de kerststal. De engelen zingen 'Gloria in exelcis deo'. Hij is de eerste die Jezus welkom mag heten in dit aardse dal. Een beetje trots zet zich vast in zijn keel. Het raakt hem en vlug veegt hij dat moeilijke traantje weg. Plots ziet hij in het publiek zijn eigen vrouw en dochters. Zij kijken naar hem. Zijn vrouw knikt even ter herkenning en ook zij veegt een traantje van haar wang. Hij ziet het wel. Zij mist hem, zijn gezin mist hem. “Ik ga terug”, denkt hij. “Misschien kunnen we samen werken aan een nieuw leven”. Na de mis wensen mensen hem proficiat met zijn rol als herder. Ze wensen hem een Zalige Kerstmis toe. En dat is het ook voor hem: een zalige Kerstmis. Wat de toekomst zal brengen is een open vraag. Maar nu is het kerstmis en misschien mag hij thuiskomen. Mieke Vandormael