Mollierdiagram

advertisement
Dé basisregel voor drogen is: buitenlucht die kouder is dan de aardappelen, is altijd drogend. Koude lucht zal immers
opwarmen als hij door aardappelen met een hogere temperatuur gestuurd wordt. Door die opwarming kan de lucht meer vocht
opnemen. Het vocht dat zich op de aardappelen bevindt, zal dus afgevoerd worden. Hoe hoger de knoltemperatuur, hoe
groter de kans dat buitenlucht kouder is. Dit betekent dat er gedurende een langere periode met koudere, drogende lucht
geventileerd kan worden. Zorg evenwel dat de aardappelen gedurende de eerste weken niet te snel afkoelen door intens
ventileren. De producttemperatuur mag niet onder 12°C komen voor een voldoende wondheling.
Als de temperatuur van de buitenlucht dezelfde is als de temperatuur van de aardappelen, dan is die lucht drogend op
voorwaarde dat het niet regent of mistig is.
Lucht die warmer is dan de aardappelen, is slechts in bepaalde gevallen drogend. Het al of niet drogend effect van deze
lucht hangt af van de relatieve vochtigheid (RV) van de lucht. Hoe hoger de temperatuur van de buitenlucht ten opzichte van
de knoltemperatuur, hoe lager de RV moet zijn om drogend te zijn. In onderstaande tabel is terug te vinden hoeveel de RV
maximaal mag bedragen om drogend te zijn.
Absoluut vochtgehalte (gram/m³)
Om te weten in welke mate buitenlucht drogend is, kan de bovenstaande tabel ook in een andere vorm weergegeven worden
(zie hieronder). Lees, zowel voor de buitenlucht als voor de lucht tussen de aardappelen, in de betreffende rij en kolom de
absolute vochtinhoud van de lucht af (in gram per m³). Hiervoor moeten zowel de temperatuur als de relatieve vochtigheid van
beide luchtsoorten (binnen en buiten) gekend zijn. Meestal zijn de product- en de buitentemperatuur gekend. De relatieve
vochtigheid in het product bedraagt meestal 95 à 100%. De relatieve vochtigheid van de buitenlucht moet gemeten worden.
Deze kan naargelang het weer tussen 70% en 100% liggen.
Als de buitenlucht minder grammen water per m³ water bevat dan de binnenlucht, dan is deze lucht drogend. De buitenlucht
zal immers bij doortocht door de aardappelen het verschil (vochtgehalte binnenlucht - vochtgehalte buitenlucht) opnemen en
afvoeren. Hoe groter dit verschil, hoe groter de droogcapaciteit.
Stel: de aardappelen zitten op 15°C en de RV in de partij is (altijd) 100%. De buitenlucht is 12°C en het is mistig (RV =100%).
De buitenlucht bevat in die omstandigheden 10,7 gram water per m³. De aardappellucht bezit 12,9 gram water per m³. Bij
doortocht door de aardappelen zal de buitenlucht 12,9 - 10,7 = 2,2 gram water per m³ lucht afvoeren. Ondanks de mistige
buitenlucht is deze toch drogend. Per m³ lucht zal immers 2,2 gram water afgevoerd worden. In een loods met 1000 ton
aardappelen (=1500 m³) zal bij een ventilatiedebiet van 100 m³/h/m³ aardappelen 330 liter water afgevoerd worden per uur.
© PCA 2009 - Alle rechten voorbehouden - Disclaimer
Download