Agenda Ruimte voor de Stad S Achtergronddocument Koos van Dijken Gielijn Blom (Platform 31) Agenda Ruimte Ruimte voor de Stad Achtergronddocument Koos van Dijken en Gielijn Blom Den Haag, december 2015 Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Den Haag in historisch perspectief 6 2.1 Inleiding 6 2.2 Industriële revolutie 7 2.3 Wederopbouw 8 2.4 Suburbanisatie en stadsvernieuwing 8 2.5 Vinex, binnenstedelijke verdichting en regionale ontwikkeling 2.6 Op weg naar 2040! 3 De demografische transitie 9 10 12 3.1 Inleiding 12 3.2 Sterk wijzigende samenstelling bevolking en huishoudens 12 3.3 Hogere kwaliteitseisen woon- en leefmilieus 14 3.4 Toenemende of afnemende segregatie 16 3.5 Ruimtelijke gevolgen 17 4 De economische transitie 20 4.1 Inleiding 20 4.2 Ingrijpende wijzigingen structuur economie 20 4.3 Vergroten agglomeratievoordelen 21 4.4 Versterken nationale en internationale concurrentiepositie 22 4.5 Werkgelegenheid punt van zorg 24 4.6 Ondernemerschap cruciaal voor de transformatie 26 4.7 Ruimtelijke gevolgen 28 5 De duurzaamheidtransitie 29 5.1 Inleiding 29 5.2 Stedelijke energietransitie noodzakelijk 29 5.3 Groene groei een wenkend perspectief 31 5.4 Vergroening van de stad sluit aan op diverse trends 32 5.5 Inspelen en nog beter inspelen op klimaatadaptatie 33 5.6 Circulaire economie, ‘urban mining’ en grondstoffenrotonde 34 5.7 Ruimtelijke gevolgen 34 6 De technologische transitie 36 6.1 Inleiding 36 6.2 Effecten doorbraaktechnologieën onvoorspelbaar 36 6.3 Slimmere gebouwen 38 6.4 Zelfrijdende auto’s, knooppunten en binnenstedelijke mobiliteit 38 6.5 Ruimtelijke gevolgen 40 7 Opgaven en dilemma’s 42 7.1 Inleiding 42 7.2 Ruimtelijke gevolgen 42 7.3 Opgaven 44 7.4 Dilemma’s 46 Geraadpleegde literatuur 48 1 Inleiding Onder de titel ‘Agenda Ruimte voor de stad’ is de gemeente Den Haag een proces gestart dat moet leiden tot een nieuwe ruimtelijk-economische economische toekomstvisie en lange termijn agenda voor Den Haag. Dit proces vindt plaats in co-creatie creatie met vele partijen in de stad. Tot nu toe zijn partners samengebracht en is een netwerk ontstaan waaruit allianties gevormd kunnen worden die verder input leveren vo voor de Agenda en die te zijner tijd de Agenda mee kunnen helpen uitvoeren. Ook de diverse directies en afdelingen van de gemeente Den Haag hebben elk vanuit hun eigen ac achtergrond en expertise notities gemaakt over de grote vraagstukken die voor de toekomst van Den Haag van belang zijn. Grote maatschappelijke trends als vergrijzing, immigratie, individualisering, technolog technologische ontwikkeling, klimaatverandering, globalisering g etc. tc. leiden tot transformatieopgaven en vereisen een groot aanpassingsvermogen van Den Haag en zijn inwoners. Door de gemeente Den Haag zijn de onderwerpen en thema’s gegroepeerd in vier belangrijke transities: demografie, technologie, duu duurzaamheid en economie. Platform31 is gevraagd om de diverse documenten van de gemeente langs de lijnen van de vier trans transities op kernachtige wijze samen te voegen in een achtergronddocument dat gebruikt kan worden in stadgesprekken en als discussienotitie voor het College. Colle Om tot dit achtergronddocument te komen is actuele literatuur bestudeerd (zie literatuurlijst) en is een expertmeeting georganiseerd met diverse 1 deskundigen van binnen en buiten de gemeente. De hoofdstukken 3 tot en met 6 gaan in op de relevante trends trend voor Den Haag binnen de demograf demografische (hoofdstuk 3) en de economische transitie (hoofdstuk 4), de duurzaamheidstransitie (hoofdstuk 5) en de technologische transitie (hoofdstuk 6). De transitiehoofdstukken worden vooraf gegaan door een korte schets van de e eerdere transities van Den Haag in historisch perspectief (hoofdstuk 2). Het achte achtergronddocument wordt afgesloten met een samenvatting van de ruimtelijke gevolgen van de transities, en de opgaven en dilemma’s voor de stad (hoofdstuk 7). _________ 1 Mattijs van ’t Hoff (Stipo), Otto Raspe (Planbureau voor de Leefomgeving), Frans Soeterbroek (Ruimtemaker), Frank Wassenberg (Platform31) en medewerkers van de afdelingen ‘Stedenbouw & Planologie’, ‘Programmamanagement, Strategie & Onderzoek’, ‘Wonen ‘Wonen’, ‘Verkeer’, ‘Economie’, ‘Energie’ en ‘Stadsbeheer’. 5 2 Den Haag in historisch historisch perspectief 2.1 Inleiding2 De wereld is in transitie. De huidige maatschappelijke, economische en culturele veranderingen zijn van een zelfde orde als de industrialisatie begin twintigste eeuw en de wederopbouwperiode wederopbouwperiode. Ook toen was er sprake van een fundamentele verandering van het ontwikkelingsperspectief, die toen met grote urgentie en impact door Den Haag is opgepakt met een coherent lange termijn perspectief. De plannen van Berlage en Dudok vormden ormden het Haagse antwoord op de veranderingen die zich in een rap tempo in de samenleving voltrokken. 6 Den Haag groeide tussen 1800 en 2010 van een bescheiden stad met 40.000 inwoners naar een stad van 200.000 inwoners in 1900, van 600.000 inwoners in 1960, van 440.000 inwoners rond 1980 en van 500.000 in 2010. Terugkijkend op de afgelopen honderd jaar tekenen tekenen zich verschillende perioden van groei en krimp af die elk ongeveer twintig tot dertig jaar aanhielden. Tegen het einde van iedere periode kantelt het perspectief en ontstaat er nieuw beeld van de opgave. Oude oplossingen voldoen niet meer en er wordt gezocht ezocht naar nieuwe wegen. De recente economische crisis markeert het einde van het laatste tijdperk en de start van een grote transitie die zich op het gebied van demografie, economie, technologie en duurzaamheid voltrekt. Met een korte beschrijving van de belangrijkste perioden in st stedelijke ontwikkeling ontstaat een beeld van de huidige stedelijke transitie in Haags historisch perspe perspectief. _________ 2 Dit hoofdstuk is, met uitzondering dering van de laatste paragraaf, integraal overgenomen van het document ‘Haagse transities in een hist historischperspectief’, perspectief’, van afdeling S&P gemeente Den Haag, juli 2015. 2.2 Industriële revolutie e Tot de tweede helft van de 19 eeuw was Den Haag een stad met een bescheiden omvang. In vergeli vergelijking met de meeste andere Nederlandse steden had Den Haag een aristocratisch karakter door de aanwezigheid van het stadhouderlijk Hof, de Staten-Generaal Staten eneraal en buitenlandse diplomaten en adel. Dit veranderde als gevolg van de industriële revolutie. Op grote schaal trokken arbeiders naar de stad voor werk. Den Haag groeide uit van een stad van 100.000 inwoners in 1870, tot 200.000 in 1900 tot ong ongeveer 500.000 vlak voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog. De bestaande stad kon de bevo bevolkingsgroei niet aan met overbevolking en slechte woonomstandigheden tot gevolg. Het stedenbou stedenbouwkundig uitbreidingsplan van Berlage (1908) vormde het antwoord op de transitie en stelde Den Haag in staat om verder tot groei en bloei te komen. Ten zuiden van de oude binnenstad werden dichtbevolkte arbeiderswijken zoals het Laakkwartier en de Schilderswijk ontwikkeld, terwijl op de zandgronden tegen de duinen nieuwe wijken voor de gegoede burgerij worden gerealiseerd, zoals het Statenkwartier, Du Duinoord en de Archipelbuurt. 7 2.3 Wederopbouw Na de tweede wereldoorlog maakt Den Haag haar grootste groeispurt in de geschiedenis door van gemiddeld bijna 10.000 inwoners per jaar door tot ruim 600.000 inwoners in 1960. In deze periode kwamen een sterke bevolkingsgroei door de baby-boom, baby boom, een ontwikkeling van de welvaart met een daaraan gekoppelde toenemende ruimtebehoefte en een achtergebleven woningbouwproductie en aantasting van bestaande woningvoorraad als gevolg van de oorlog oorlog samen. De woningnood maakte het noodzakelijk om snel te bouwen. Het plan van Dudok (1949) voorzag in het accommoderen van de deze groei door het realiseren van grootschalige stadsuitbreiding. Den Haag Zuidwest en Mariahoeve werden aan de bestaande stad ad toegevoegd. 8 2.4 Suburbanisatie en stadsvernieuwing In de periode na de wederopbouw is er geen sprake van een aantal grote transities die samenkomen, maar wel van strategische beleidskeuzes die van grote invloed zijn geweest op de groei en ontwikkeling ontwikkeli van Den Haag. Het waren de hoogtijdagen van de maakbare samenleving en grote planoloplanol gische nota’s ta’s van het Rijk gaven ruimtelijke sturing aan de demografische en economieconom sche groei van Nederland. In haar beleid zette het Rijk medio jaren ’60 in op spreiding spreidi van de welvaart en economische groei. VanVa uit een visie gericht op de scheiding van functies werden woningbouwprogramma’s geconcentreerd in nieuw te ontwikkelen steden met een suburbaan karakter, zoals Zoetermeer. Zowel binnen als buiten de stad werd ruim ruim baan gegeven aan de auto waardoor er omvangrijke regionale forenzenstromen op gang kwamen. De keerzijde van dit beleid was een leegloop van de stad. Door een krimp van de bevolking bevo king en de economische recessie eind jaren ‘70 raakte Den Haag in een diepe (financiële) (financiële) crisis. De middenklasse trok weg weg, de kwetsbare wijken verloederden en het centrum lag er leeg en verlaten bij. In tegenstelling tot de eerdere crisis met betrekking tot de woonwoon en leefkwaliteit in de stad begin twi twintigste eeuw kwam er nu geen grootschalig antwoord voor de problemen in de stad. In de stadsvernie stadsvernieuwingsperiode werd er met beperkte middelen een reeks fijnmazige ingrepen gedaan in de stad om de ergste verloedering tegen te gaan. Nog steeds met de overheid en de woningcorporaties in een regisseursrol. De bevolking stabiliseerde en Den Haag krabbelde langzaam op uit het (economisch) dal. Dit nieuwe begin werd destijds gemarkeerd met de bouw van het nieuwe stadhuis in het hart van de stad. 2.5 Vinex, binnenstedelijke verdichting en regionale regionale ontwikkeling Op de stadsvernieuwing volgde een periode van economische en demografische groei. Om het herstel van de steden door te zetten en te bekostigen werden in het rijksbeleid van de Vierde nota extra (Vinex) grootschalige nieuwbouwlocaties aangewezen aangewezen aan de randen van de grote steden. Met de ontwikkeling van Leidschenveen-Ypenburg Ypenburg en Wateringse Veld werd Den Haag weer aantrekkelijk voor de gezinnen en groeide de stad weer. Door de economische boom van de jaren ’90 waren er ook voldoende midd middelen n om te investeren in de bestaande stad. Verouderde buurten en wijken werden op grote schaal g geherstructureerd en er werd geïnvesteerd in binnenstedelijke voorzieningen, zoals theaters en zwemb zwembaden. Het hart van de stad kreeg een nieuw, modern centrum. De stad was weer in trek als plek om te wonen, werken en investeren. Mobiliteitsstromen verschoven van het schaalniveau van de agglomer agglomeratie naar dat van de Randstad. Met de Structuurvisie Den Haag 2020 ‘Wéreldstad aan Zee’ werden in 2005 de gebieden beno benoemd waar de trend van de binnenstedelijke verdichting verder vorm zou krijgen. Deze ontwikkeling ging gepaard met een regionale agenda, vanuit de filosofie dat wanneer de stad verder verdicht er ook een regionale groenopgave is voor het ommeland. Dit heeft geresulteerd in diverse programma’s en proje projecten die hebben bijgedragen aan de versterking van de regionale groenkwaliteit (Hoffietsroutes, 9 Zwethzone, Nieuwe Driemanspolder etc.) en de oprichting van de WGR+-regio’s WGR+ regio’s waar waaruit de huidige Metropoolregio Rotterdam-Den Den Haag is voortgekomen. Hoewel uit een evaluatie van de structuurvisie blijkt dat de inhoudelijke keuzes gericht op binnenstedelijke verdichting en versterken het economische profiel van Den Haag Internationale Stad nog steeds toekomstbestendig zijn, zijn, is de wijze waarop de stedelijke (gebieds)ontwikkeling vormt krijgt flink veranderd als gevolg van de economische crisis. Een deel van de ambities voor gebiedsontwikkeling is gerealiseerd (o.a. Scheveningen-Haven, Scheveningen Haven, Lijn 11 zzone). Anderen zijn geschrapt, uitgesteld u of komen op een andere wijze tot ontwikkeling (o.a. Binckhorst, A4-/Vlietzone). /Vlietzone). Met de kennis van nu kunnen we stellen dat de Structuurvisie is opgesteld aan het einde van een tijdperk. Als gevolg van de economische crisis is de stedelijke ontwikkeling in Nederland fundamenteel vera veranderd. Err meer ruimte gekomen voor een meer organische gebiedsontwikkeling, waardoor het tempo niet meer bepaald wordt door de consortia van gemeente en grote ontwikkelaard. De gemeentelijke overheid in een rol van n actieve ontwikkelaar en regisseur regisse is veel kleiner geworden. 2.6 Op weg naar 2040! De grote transities en veranderende verhoudingen in de maatschappij maken ma duidelijk dat we aan de begin van een nieuw tijdperk staan. Deze veranderingen bieden de ruimte en ookk de verplichting om na te denken over de toekomst. Wat voor stad is Den Haag? Welke gevolgen hebben de veranderingen die zich in de wereld voltrekken voor Den Haag? Wat voor stad willen we nalaten voor onze kinderen en kleinkinderen? Laten we bij de keuzes keuze die we maken voor de toekomst putten uit de lessen van het verleden. 10 Uit het verleden valt te leren dat in elke tijdsperiode oude oplossingen niet meer voldoen en dat gezocht moeten worden naar nieuwe wegen. Uit het verleden kan ook de waarschuwing gehaa gehaald worden dat niet altijd voldoende snel en adequaat is ingespeeld op de nieuwe opgaven. Zo kan met de wijsheid van nu geconcludeerd worden dat in onvoldoende nvoldoende mate is voorzien dat de naoorlogse wijken met destijds bijzondere kwaliteiten kwaliteit zo snel aandachtswijken zouden worden. Ook heeft men de urbanisatietrend in de jaren zestig niet voorzien en daarop adequaat ingespeeld. Ook is nog steeds niet het magische sleuteltje gevonden om de sterke segregatie in Den Haag te verminderen. Positief is de unieke profilering ring van Internationale Stad van Recht en Vrede en het inspelen op nieuwe vraagstukken rondom cybersecurity, cybersecuri de Haagse Campus van de Universiteit Leiden, de aandacht voor het onderwijs (Agenda Agenda Kenniseconomie), Kenniseconomie het ondernemerschap (Agenda Stedelijke ke Economie, Bela Belastingplan) en de inzet op de Metropoolregio etropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). Dit zijn waarschijnlijk toekomstbestendige keuzes die passen bij het Den Haag van morgen. Wat zeker is veranderd ten opzichte van de eerdere transities is dat de overheid niet langer de centrale verantwoordelijkheid heeft voor de ontwikkeling van de stad en niet langer zelfstandig de koers en ric richting bepaald. In de huidige netwerksamenleving is de overheid meer de regisseur die op basis van gelijkwaardigheid de verbinding binding zoekt en samenwerking aangaat met partners in de stad. Daarmee is ook een einde gekomen aan de grootschalige gebiedsontwikkeling als dominante ontwikkelstrategie. Wel zijn er vele kansen voor de stad (‘Triumph ( of the City’).. En net zoals in het verleden blijft de opgave om adequaat in te spelen op de ingewikkelde, complexe en veelzijdige opgaven. Met een veelheid aan ingrepen en initiatieven moet gewerkt worden aan het beter en aantrekkelijker maken van Den Haag. Met ruimte voor een ieder om een eigen rol en verantwoordelijkheid te pakken en waar nodig allianties te smeden en samenwerkingsverbanden aan te gaan. Daarbij moet ook bedacht worden dat de bestaande stad in vele decennia is gegroeid en ook de komende decennia niet compleet zal veranderen. Het aanzien van de stad kan er in 2040 heel anders uitzien. Maar de stedelijke structuren en veel van de bebouwing zal nog dezelfde zijn als nu. Veel van de mensen die straks in Den Haag wonen, wonen zijn nu nog niet geboren of zullen een nieuw nieuwe stadsbewoner zijn.. En het zijn de huidige en toekomstige inwoners die de komende vijfentwintig jaar de stad maken. Bij het nadenken over de toekomst is het belangrijk het verleden niet te vergeten en voort te borduren op de bestaande kwaliteit. Samen en met de Haagse Haag e kracht (de eigen inwoners, de eigen ondernemers) is de opgave om te werken aan de doorontwikkeling van de toekomstbestendige bestaande kwaliteiten (de ligging aan zee, MRDH, et cetera). cetera 11 3 De demografische transitie 3.1 Inleiding De trek naar de stad en de sterk wijzigende samenstelling van de bevolking en de huishoudens in de komende jaren is een majeure transitie waarop vooral met de bestaande en een deels nieuw te bouwen woningvoorraad op ingespeeld moet worden (par. 3.2). Dit is van belang omdat omdat de huidige en toeko toekomstige inwoners van Den Haag steeds hogere eisen aan hun woonwoon en leefmilieu zullen stellen stellen, terwijl hun huishoudens en levenslopen een steeds grotere dynamiek en variatie zullen vertonen. Indien aan de veranderende en hogere eisen niet voldaan kan worden zullen de (potentiële) Hagenaars met de voeten stemmen en elders gaan wonen (par. 3.3.). Zonder bijsturing kan de e demografische transitie van Den Haag resulteren in een versterkte ver e segregatie van de bevolkingsgroepen langs sociaalec sociaaleconomische en sociaal-culturele culturele lijnen. Of de segregatie in de toekomst zal toe- of afnemen, wordt sterk door b beleidskeuzes beïnvloed (par. 3.4). De demografische transitie heeft ook diverse ruimtelijke gevolgen (par. 3.5). 3.2 Sterk wijzigende samenstelling bevolking en huishoudens In alle prognoses en in zowel het hoge als het lage scenario van Welvaart en Leefomgeving blijft Den Haag groeien. Elke prognose en elk scenario heeft zijn eigen invalshoeken en uitgangspunten. Dit maakt de trend dat de bevolking van v Den Haag nog aanzienlijk zal toenemen redelijk robuust. Als b bo12 venkant van de verwachte toename van het aantal Haagse inwoners kan uit gegaan worden van ong ongeveer 110.000 mensen (Primos prognose) en als onderkant kan uit gegaan worden van een groei van ongeveer geveer 66.000 inwoners (WVIS-prognose (WVIS gemeente Den Haag). De groei wordt voor een belangrijk deel bepaald door de natuurlijke aanwas en de verwachte binnen- en buitenlandse migratie. Ook de toename van de woningvoorraad kan bijdragen aan de bevolkingstoename. bevolkingstoena De landelijke PEARLprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) komen in belangrijke mate overeen met de eigen prognose van de gemeente. Daarmee ligt in 2040 het aantal geraamde inwoners van Den De Haag tussen 575.000 tot 620.000 personen personen. Het aantal inwoners wordt bovendien nog onderschat omdat tussen de 5.000 en 10.000 inwoners niet zijn ing ingeschreven (o.a. een belangrijk deel van de diplomaten die in Den Haag woonachtig is). Deze groeiende bevolking gaat de komende jaren ook aanzienlijk van samenstelling veranderen. Al is de verandering in Den Haag veel minder ingrijpend dan in veel andere steden in Nederland. Het aantal jongeren van 0-15 15 jaar neemt nauwelijks toe. Van rond de 90.000 jongeren jongeren in 2015 naar ongeveer 93.500 jongeren in 2040. Dit wijkt positief af van de ontwikkeling in vele andere Nederlandse steden die met een ontgroening te maken zullen hebben. Het aantal 65-plussers 65 plussers neemt toe van 71.500 naar 115.000 in 2040 en het aantal 80-plussers 80 lussers van 19.000 in 2015 naar 34.500 in 2040. Een groei van 60% van de 65-plussers plussers en van 80% van de 80-plussers. 80 In 2015 vormen de 65-plussers plussers 14% van de Haa Haagse bevolking en in 2040 zal dat naar verwachting 20% zijn. In andere regio’s en steden van Nede Nederland is deze vergrijzingstrend vaak sterker dan in Den Haag. Daarbij is vooral de sterke toename van het aantal 80-plussers plussers van belang omdat voor deze groep het combineren van wonen en zorg belangrijk is en steeds belangrijker gaat worden. In vele steden en regio daalt door de vergrijzing en de ontgroening de beroepsbevolking in de toekomst. Dit wordt voor Den Haag niet verwacht. Naar verwachting neemt de beroepsbevolking (15 – 67 jaar) nog met zo’n 15.000 personen toe. Dit is een belangrijke troefkaart voor or Den Haag omdat een krimp van de beroepsbevolking, die onvoldoende gecompenseerd wordt door een toename van de arbeidsparticipatie en een stijging van de arbeidsproductiviteit, de econom economische ontwikkeling en groei zal afknijpen. Figuur 3.1 Ontwikkeling van de bevolking voor Den Haag volgens de meest recente verschillende lange termijn prognoses Bron: Gemeente Den Haag, Bevolkingsprognose Den Haag 2015, Onderzoeksrapport DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek, Den Haag, juni 2015, blz. 19. 13 In de afgelopen tien jaar is met uitzondering van de jaren 2005, 2009 en 2010 het aantal inwoners dat vertrok uit Den Haag en zich elders in Nederland vestigde groter dan het aantal inwoners dat zich va vanuit andere Nederlandse gemeenten in Nederland in Den Haag Haag vestigde. Van 2005 tot en met 2014 was het saldo van de binnenlandse migratie 6.300 6.3 personen negatief. De vertrekkers vertrokken vooral naar andere gemeenten in de regio Haaglanden (46%). Van de overige vertrekkers ging 15% naar één van de G3-steden en 39% 9% naar overige gemeenten buiten Haaglanden en de G3. De personen die zich de afgelopen tien jaar vestigden in Den Haag kwamen voor 50 procent uit overig Nederland, voor 36% uit de regio Haaglanden en voor 14% uit de G3-steden G3 (vooral Rotterdam en Amsterdam m en in veel mind mindere mate Utrecht). Het vertreksaldo naar andere gemeenten wordt meer dan gecompenseerd door de positieve buitenlandse migratie. Ook voor de komende vijfentwintig jaar gaat men er in de PEARL PEARLprognoses van CBS/PBL van uit dat in de gemeente Den Haag zich gemiddeld per jaar 3.100 mensen meer uit het buitenland immigreren dan dat er Hagenaars naar het buitenland emigreren. En dat g gemiddeld per jaar 2.900 Hagenaars meer uit Den Haag vertrekken naar andere Nederlandse gemeenten dan er zich uit andere gemeenten in Den Haag gaan vestigen. Alhoewel migratiegegevens zeer lastig zijn te ramen en historisch een zeer grillig verloop kennen in de tijd wordt in alle Haagse en landelijke prognoses uitgegaan van een positief buitenlandse migratiesaldo migratiesaldo en een negatief binnenlands migrati migratiesaldo. De groei van de Haagse bevolking komt, zowel in het recente verleden als voor de toekoms toekomstprognoses, voornamelijk van de natuurlijke aanwas en de buitenlandse migratie. De gemeente Den Haag kent een negatief binnenlands migratiesaldo; maar vanwege de trek naar de Randstad kent de regio een positief binnenlands migratiesaldo. Ook de huishoudens in Den Haag veranderen aanzienlijk van samenstelling. Het aantal huishoudens neemt van 2014 tot 2040 naar verwachting toe van 255.600 00 naar bijna 299.000; een toename van 1 17 procent. Binnen deze groei is er een beperkte groei van het aantal paarhuishoudens (+ 8%) en een grote groei van het aantal eenpersoonshuishoudens (+31%).. De toename van het aantal eenpersoonshuishoudens ns vindt in alle leeftijdsgroepen plaats, maar vooral onder de ouderen waarvan de partner wegvalt. Deze groei van het aantal huishoudens en de sterke wijziging in het type huishoudens heeft belangrijke consequenties voor de toekomstige woningvoorraad van Den D Haag. Daarbij moet ook afg afgewogen worden dat sinds 1951 de woningbezetting daalt maar dat sinds 2008 de woningbezetting weer stijgt.. Hieraan liggen verschillende oorzaken ten grondslag. De vraag naar kleinere woningen door studenten en starters is gestegen, gestegen, Den Haag kent veel nieuwkomers die met meerdere samenwonen in een huishouden en jonge gezinnen blijven langer in de stad wonen. Of deze trend doorzet na de crisis op de woningmarkt is nog maar de vraag. Opvallend is dat de gemiddelde woningbezetting in Den Haag groter is dan in de andere G4-steden. steden. Dit duidt erop dat het absorberend vermogen van de b bestaande voorraad zijn grenzen heeft bereikt. 3.3 Hogere ogere kwaliteitseisen woonwoon en leefmilieus De (toekomstige) inwoners van Den Haag (en andere steden) stellen steeds hogere eisen aan de kwal kwaliteit van hun woon- en leefomgeving. Mensen en huishoudens kiezen in toenemende mate hun woo woonplaats op grond van de ‘quality of living’ en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn in de eigen stad of in de omgeving. Bijj de ‘quality of living’ hoort het verbeteren van de woonwoon en leefmilieus door rood, groen en blauw steeds beter met elkaar te verbinden en een grotere variëteit aan woningen en woontypen aan te bieden. Dat vraagt ook een meer vraaggestuurde woningmarkt wa waarbij nieuwe woonvormen men aangeboden worden zoals woonwerk mogelijkheden, Tiny Houses, nul-nota nota woningen woningen, kangoeroewoningen (waarbij twee of drie generaties in hetzelfde huis wonen), levensloopbestendige flexibel 14 indeelbare woningen, hofjeswoningen en complexen complexen waarin wonen, zorgvoorzieningen en faciliteiten bij elkaar komen, en speciale ‘multi-single’ ‘multi single’ woningen, waarin oudere alleenstaanden voor elkaar kunnen zorgen. Met et de minder overspannen woningmarkt dan in het verleden, de kleiner wordende huishoudens (t (toenemende huishoudverdunning), de sterke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens eenpersoonshuishoudens, de vergrijzing en de toenemende koopkracht zal de noodzaak om de woon- en leefmilieus te verbeteren naar verwachting sterker worden. In de Randstad (en in andere landen en regio’s in de wereld wereld) blijkt dat “werken wonen volgt” en dat zal naar verwachting alleen maar sterker worden. Als gevolg hiervan gaan gemeenten, steden en regio’s elkaar steeds sterker strategisch beconcurreren op de kwaliteit, variatie, duurzaamheid, nabijheid van groen, natuur en water van hun woonwoon en leefomgevingen. Een onderdeel hiervan zijn de stedelijke voorzieningen (scholen, ziekenhuizen, cultuur, hoogwaardige horeca en wi winkels, historische binnenstad). Mensen proberen zich ook in toenemende mate van elkaar te onderscheiden door middel van hun activiteiten en consumptiegedrag. De differentiatie van leefstijlen binnen de maatschappij is groot. Dit vergt nieuwe ruimtelijke concepten waarmee attractieve at woon-, werk-, leer- en recreatieomgevingen kunnen worden gerealiseerd met een hoge ruimtelijke kwaliteit. In toenemende mate vindt differentiatie niet alleen plaats naar sociaaleconomische en demografische aspecten, maar ook naar sociaal sociaalculturele factoren zoals als leefstijl, leefstijl waarden, stijl, smaak en symboliek. Kleinschalige projecten gericht op een bepaalde groep doen het goed. Voor de groeiende differentiatie in woonwensen van burgers moet meer oog zijn. Te vaak wordt nog gedacht in standaardoplossingen. Waar werken, ken, wonen en recreëren in de praktijk steeds meer in elkaar overlopen, wordt in de regelgeving vaak nog steeds uitgegaan van vaste bestemmingen of sectoren. Om op deze ontwikkeling in te spelen, kan veel meer geëxperime geëxperimenteerd worden met verschillende schillende planregimes, planregimes met functiemenging en met ‘onbestemd bouwen’ (differen- tiatie van het nieuwbouwprogramma niet van te voren vastleggen maar zo lang mogelijk flexibel ho houden). Het zal in de toekomst niet eenvoudig zijn om de woonwoon en leefomgevingen mett voldoende tempo en ambitie te blijven verbeteren. De budgetten ter ondersteuning van markt-, markt corporatie- en gemeentelijke investeringen zoals stedelijke vernieuwing woningbouw, lokale sleutelprojecten zijn passé of gaan snel verdwijnen. De bewoners zullen n in belangrijker mate zelf de nieuwbouw, verbeteringen en transform transformaties in hun woningen moeten zien te realiseren. Daarbij moet niet uitgesloten worden dat tekortschi tekortschietende financiële middelen bij burgers, corporaties en steden een rem zetten op de strat strategisch noodzakelijke verbetering van de woon- en leefomgevingen. De woning is in toenemende mate de plek om te werken, te recreëren of om zorg te ontvangen. Deze toenemende menging van functies maakt dat woning en woonomgeving meer dan vroeger als een twee-eenheid eenheid worden gezien en dat allerlei nieuwe vormen van dienstverlening de woning en/of de woonomgeving binnenkomen. Daarbij kan worden gedacht aan zorgdiensten, gemakservices en recreatieve tieve mogelijkheden. In algemene zin allerlei vormen van dienstverlening dienstverlening die het particuliere en professionele leven comfortabeler en aantrekkelijker kunnen maken. Wij zien deze trend in het renov renoveren van een voormalig bejaardentehuis in Den Haag om het geschikt te maken voor wonen, werken, leren en recreëren met als doelgroep doelgro jong volwassenen,, in het combineren van wonen en zorg, het combineren van wonen en energie (BedZed in Londen) en in betaalbare duurzame IKEA IKEA-woningen voor jongeren en starters met een gemeenschappelijke binnenruimte (BoBlok). Bij een toename van de verdienstelijking ienstelijking van het wonen wordt het verschil tussen koop en huur minder relevant dan het in het verleden en tot nu toe het geval is. is Dat mensen in toenemende mate met gelijkgestemden willen wonen, heeft een financieel financieel-economische oorzaak en wordt ook gedreven dreven door een sociaal-culturele sociaal culturele trend om met gelijkgestemden te willen w wonen. De gemeenschappelijkheid kan zitten in etniciteit, in levensfase (gezinnen die bij elkaar wonen en bijvoorbeeld een binnentuin delen), in het delen van een bepaalde hobby (golven, (golven, paardrijden, wate watersport) of in het hebben van een bepaalde levensovertuiging (zoals in duurzaam of klimaatneutraal ing ingerichte woonwijken). Het inspelen op deze trend zien wij in afgesloten woondomeinen, in de privatisering van de openbare ruimte, in complexen mplexen met gezamenlijke voorzieningen (zorgcoöperaties), in collectief particulier opdrachtgeverschap, in thematisch samenwonen (waterwonen, retroarchitectuur retroarchitectuur, energieneutrale woningen,, zelfbeheer, zorgcoöperaties) en in ‘communities’ ‘ voor senioren. De grotere variatie is ook nodig om in de spelen op de behoefte aan tijdelijk wonen en meerhuizigheid. Ruim tien procent van de mensen in Nederland is op zoek naar tijdelijke woonruimte. Het zijn jongeren en studenten, mensen die in scheiding liggen of die na ontslag uit een zorginstelling op straat terecht dreigen te komen. Het zijn arbeidsmigranten als Polen en Bulgaren. Het zijn mensen met een flexco flexcontract voor hun eerste baan, kenniswerkers en expats. En het zijn statushouders, die het asielzoeker asielzoekerscentrum um achter zich laten om de eerste stappen in Den Haag zetten. Ook wordt veel meer gereisd en is het steeds gewoner geworden om tijdelijk of permanent in het binnen- of buitenland te wonen. De internationalisering van werk, studie en recreatie heeft ook gevolgen gevolgen voor de wijze waarop mensen wonen. Sommigen (o.a. de pendelhuwelijken) beschikken over meerdere woningen waarbij hoofdwoonplaats en tweede woonplaats door elkaar lopen. Sommigen Sommige wonen ergens tijdelijk en zwerven als nomaden. Dit leidt tot een trend om een pied-à-terre pied in de stad te hebben, woonhotels komen op en het gedeeld wonen neemt toe. 15 3.4 Toenemende of afnemende segregatie Den Haag is van de G4-steden steden het sterkst gesegregeerd en het is verre van uitgesloten dat zonder aanvullend beleid de sociaal-e economische en sociaal-culturele culturele scheidslijnen nog verder gaan toen toenemen. Bepaalde locaties trekken mensen met bepaalde kenmerken en daardoor ontstaan in toeneme toenemende mate verschillen tussen de wijken in Den Haag. De segregatie wordt vooral een probleem als so sommige wijken een stapeling van problemen kennen die de leefbaarheid en de fysieke kwaliteit van de gebouwen en de buitenruimte negatief beïnvloeden. Het is niet eenvoudig om deze trend te keren. Factoren die mensen veerkrachtig maken (huisvesting, werk, opleiding, opleiding, gezondheid, participatie) raken steeds meer ruimtelijk geconcentreerd waardoor het voor veel mensen moeilijker wordt om zich op eigen kracht te ontworstelen en de zorgbehoefte toeneemt. Uit evaluaties van de wijkvernieuwing en het krachtwijkenbeleid id komt naar voren dat het mengen van buurten door sociale huurwoningen te slopen en duurdere private huurhuur en koopwoningen te bouwen geen positieve effecten gehad op de sociale stijging van de oorspronkelijke bewoners. Het mengen door sloop en nieuwbouw kkan wel de buurt zelf verbeteren en zorgen voor een verbetering van de leefbaarheid of zelfs leiden tot een waa waardevermeerdering van het omliggende vastgoed. Deze verbetering is echter vooral het gevolg van het wegtrekken van een deel van de oorspronkelijke bevolking en de instroom van andere sociaaleconomisch sterkere inwoners. Figuur 3.2 Indicatie van segregatie tussen de wijken: wijken: aandeel huishoudens met midden en hoge inkomens in Den Haag, 2011 16 Bron: Gemeente Den Haag, Agenda Ruimte voor de Stad, analyse trends. De segregatietrend is ook niet makkelijk te keren omdat de kwaliteit, adaptiviteit en betaalbaarheid van de woningen verschilt per wijk in Den Haag. Net zoals in het verleden zal de stad Den Haag een aa aantrekkelijke stad zijn voor buitenlandse migranten migranten om zich te vestigen vanwege de economische kansen, de reeds aanwezige immigranten en de goedkope woningvoorraad. Naar verwachting neemt het aa aandeel inwoners van niet-westerse westerse origine toe (nu 35%), aangevuld met migranten uit westerse landen en Oost-Europa. uropa. Dit brengt extra uitdagingen met zich mee op het gebied van onderwijs, integratie, a arbeidsmarkt en woningen. Deze aantrekkingskracht en deze druk is niet in alle Haagse wijken hetzelfde. 3.5 Ruimtelijke gevolgen In de Haagse woonvisieprognose wordt uitgegaan ui van een bevolkingsgroei van 40.000 tot 68.000 inwoners en een toename van het aantal huishoudens van 26.000 tot 37.000 tot het jaar 2030 2030. Met een horizon tot het jaar 2040 moet de woningvoorraad woning in Den Haag met 37.000 tot 50.000 woningen to toenemen als ls de oplossing volledig binnen de stadsgrenzen wordt gezocht. gezocht. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat ongeveer 4.000 tot 8.000 woningen gerealiseerd kunnen worden door de transformatie van b bestaand vastgoed naar een woonfunctie. Daarnaast zijn er 13.500 woningen en opgenomen in de lopende planvoorraad. Dit betekent dat voor het volledig accommoderen van de groei er de komende 25 jaar ruimte gevonden moet worden voor 15.500 tot 32.500 extra woningen in Den Haag. Tabel 3.1 Behoefte aan extra woningen in Den D Haag 2015 - 2040 Aantal woningen Totaal benodigd Te realiseren in bestaande voorraad en door transformatie Bandbreedte 37.000 50.000 8.000 4.000 Opgenomen in planvoorraad (excl. Transformatie) 13.500 13.500 Totale zoektocht nieuwe ruimte voor woningen 15.500 32.500 Bron: Gemeente Den Haag DSO/PSO, Stand Update Uitvoeringsprogramma Woningbouw, 1 oktober 2015 Afhankelijk van het gekozen woonmilieu en woningtype komt de ruimteclaim voor wonen op minimaal zo’n 220 hectare tot maximaal zo’n 400 hectare uit.. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de benodigde privé en publieke buitenruimte. In de recente scenario’s van Welvaart en Leefomgeving wordt er vanuit gegaan dat Den Haag de groeiende bevolking niet volledig binnen de gemeentegrenzen kan accommoderen en dat de gemeente de regiogemeenten nodig heeft om te voorzien in de vraag naar woningen woningen en woonruimte. Vooral Delft en Westland worden in de nationale scenario’s gezien als de overloopgebieden van Den Haag Haag. Het ABF voorziet een regionale woningbehoefte in de periode 2011 tot 2030 van ca. 86.900 woningen. Hierbinnen is een verdeling gemaakt gemaakt naar het gewenste woonmilieu. De verwachting is dat ccirca 21% behoefte heeft aan een centrum stedelijk milieu, milieu circa 37% aan een stedelijk milieu en ccirca 14% aan een groenstedelijke milieu. Dit impliceert dat ruim 58% van de vraag (51.700 woningen) in stedelijk gebied zal neerslaan. Het spreekt voor zich dat Den Haag een flink deel hiervan zal bouwen, maar zeker niet alles. Om op tijd de goede woonwoon en leefmilieus beschikbaar te hebben om aan de vraag te kunnen voldoen, is afstemming met de regio noodzakelijk. noodza Naast de kwantitatieve opgave is er vooral ook een kwalitatieve opgave. De woningmarkt is wein weinig flexibel en past zich zeer traag aan nieuwe woningbehoeften, nieuwe inwoners en een andere hui huishoudsamenstelling. In de vijftien jaar voor de crisis veranderde ve de woningvoorraad in Nederland door de nieuwbouw met gemiddeld één procent per jaar. Dit tempo impliceert dat het honderd jaar duurt voordat de woningvoorraad door middel van nieuwbouw is verbeterd en aangepast aan nieuwe behoe behoeften. In dezelfde periode riode werd jaarlijks gemiddeld 0,2% van de voorraad gesloopt. Dit houdt in dat de bestaande voorraad klaarblijkelijk laarblijkelijk vijfhonderd jaar mee moet gaan en ook dit onderstreept de opgave om vooral de bestaande voorraad met voldoende tempo te verbeteren en aan te te passen aan de nieuwe en andere woonwensen. In de crisis is het nieuwbouwnieuwbouw en sloopvolume aanzienlijk teruggevallen ten opzichte van de vijftien jaar daarvoor. daarvoor. Dit betekent dan de aanpassingen van de bestaande woningvoo woningvoor- 17 raad nog trager gaan. Deze kenmerken kenmerken van de bestaande woningvoorraad (nieuwbouw en sloop) en de trage aanpassingssnelheid van de bestaande woningvoorraad verschilt in Den Haag niet wezenlijk van het landelijke beeld. En wij hebben gezien dat de snelheid waarmee de kenmerken van inwoners, huishoudens en woonwensen wijzigen veel korter is honderd jaar. De levensloop die in het midden van de vorige eeuw nog als een soort ‘standaardlevensloop’ voor bijna iedereen gold, bestaat niet meer. Door trends als individualisering, vrouwenemancipatie en secularisering secularisering heeft deze ‘standaardlevensloop’ plaats gemaakt voor een veel dynamischer levensloop, waarin de verschillende fase van de levensloop elkaar afwisselen, op verschillende leeftijden en zelfs meerdere keren kunnen voorkomen. De woo woonvoorraad moet op deze dynamiek kunnen inspelen. En het laatste is verre van eenvoudig. Het adapti adaptieve vermogen van de woningvoorraad is het grootst voor degelijke, ruime, karakteristieke woningen in populaire, gunstig gelegen en goed bekend staande wijken. En deze kenmerken kenmerken vertoont niet de gehele Haagse woningvoorraad. Integendeel, de bestaande Haagse woningvoorraad is vrij eenzijdig en co cone servatief, waarin de nieuwe 21 eeuwse woontrends maar in beperkte mate kunnen worden geacco geaccommodeerd. De kwalitatieve opgave heeft ook te maken met de wijzigende huishoudens. huishoudens In n de grote steden en in Den Haag bestaan de huishoudens in toenemende mate uit eenpersoonshuishoudens eenpersoonshuishoudens. Den Haag verwacht dat al in 2030 ongeveer 50% van de huishoudens uit eenpersoonshuishoudens zal bestaan. Aangezien gezien alleenstaanden vaker huren dan kopen, ontstaat er ook vanuit deze trend een grotere vraag naar huurwoningen. Door oor de vergrijzing bestaat een aanzienlijk deel van deze eenpersoonshuisho eenpersoonshuishoudens uit ouderen. Dit brengt een specifieke problematiek met zich mee om de huidige woningvoorraad geschikt te maken voor ouderen bewoners die mogelijk met lichamelijke beperkingen worden geco geconfronteerd (huizen drempelloos maken, aanpassen van toilet en badkamer, installeren van trapliften, 18 installeren domotica). Een n kwalitatieve opgave is ook de vraag hoe Den Haag voldoende tijdelijke woonruimte kan aanbieden om aan de groeiende behoefte tegemoet te komen? Welke gronden en gebouwen stellen we hiervoor beschikbaar? Wat staat er al en waar moet bijgebouwd worden? Hoe gaan wij beter om met meerhuizigheid? Door segregatie en uitsortering verdient ook de concentratie van inwoners van allochtone afkomst in bepaalde wijken aandacht. Figuur 3.3 Vestiging nieuwe inwoners per wijk Ook op korte termijn zijn er diverse mismatches op de woningmarkt en deze mismatches dreigen groter te worden. Zo kent Den Haag een mismatch tussen vraag en aanbod op de koopmarkt binnen de stad. Er is een grote vraag naar betaalbare eengezinswoningen en een laag aanbod, aanbod en een hoog a aanbod aan goedkope appartementen en een vraag naar appartementen in het duurdere segment. De triple vergrijzing (meer ouderen, ouderen worden ouder, ouderen blijven langer zelfstandig wonen) is in Den Haag terug te vinden in Benoordenhout, wijken rondom de Scheveningse Bosjes en Waldeck. Dit kan betekenen dat tussen tien en twintig jaar een leegloop van deze wijken ontstaat en de woningen voor de markt beschikbaar komen. Nieuwkomers (buitenlandse migratie) in Den Haag vestigen zich voorn voornamelijk in de Transvaal, aal, Laakkwartier en de gebieden met veel corporatiebezit (Den Haag Zuidwest, Schilderswijk en Mariahoeve) en Benoordenhout/Statenkwartier. Nieuwkomers uit andere Nederlandse gemeenten (binnenlandse migratie) vestigen zich voornamelijk in het centrum en schil schil van vooroorlogse wijken in Den Haag. Het betreft waarschijnlijk een combinatie van studenten en starters. De autonome aanwas vindt grotendeels plaats in de meer gemengde wijken Transvaal en Laak en de VINEX VINEX-wijken van de stad. Met name ten aanzien van de VINEX is de vraag of deze eenzijdige bevolkingsopbouw tot andere vraagstukken leidt (toenemende zorgvraag) of deze woningen op termijn beschikbaar blijven voor nieuwe gezinnen en in welke mate deze woningen geschikt, en betaalbaar zijn, voor eenpe eenpersoonshuishoudens. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat ook Den Haag geconfronteerd wordt met een groeiende bevolking en een achterblijvende stedelijke woningproductie. Verder is volgens het Planbureau voor de Leefomgeving verstandig om, gezien ezien de vele onzekerheden onzekerheden en gevarieerde eisen waarmee de dem demografische transitie gepaard gaat, adaptief adaptie te plannen.. Een vorm van planning waarin de woningbouw niet voor langere tijd wordt geprogrammeerd maar waarbij planologische ruimte wordt gereserveerd om schommelingen n in de vraag op te kunnen vangen. Daarnaast betekent het meer kleinschalig ontwikk ontwikkelen, zodat doorlooptijden korter worden en flexibeler gereageerd en geanticipeerd kan worden op ve veranderingen in behoeften. Kleinschalige ontwikkelingen die ook meer ruimte bieden aan particulier initi initiatief, zodat woonbehoeften en de realisatie daarvan dichter dich bij elkaar komen te liggen. Zo’n strategie betekent in veel gevallen óók flexibel bouwen, tijdelijke bouw, tijdelijk gebruik, duur en goedkoop bo bouwen, bouwen met hoge kwaliteit (ruim, rood, groen en blauw verbonden, duurzaam), veel minder kwal kwaliteit (klein, studio’s, gedeeld wonen), meer keuzemogelijkheden voor lage inkomens en bij de bouw en inrichting rekening houden met een mogelijk hergebruik van de woning door andere e dan de eerste bewoners. 19 4 De economische transitie 4.1 Inleiding Vele economen denken dat er een langdurige periode van stagnatie (‘secular ( secular stagnation stagnation’) met lage groei is aangebroken. Anderen zijn veel optimistischer en voorzien geen langdurige stagnatie. Zij verwachten juist dat robots, big data en zelfrijdende voertuigen tot meer groei en welvaart (groter cons consumentensurplus) zullen leiden. In de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving wordt als lange termij termijntrend uitgegaan van een economische groei tussen één procent (laag scenario) en twee procent (hoog scenario). Hoogstwaarschijnlijk zal Den Haag binnen deze randvoorwaarden goed moeten zien in te spelen en op de economische transitie. En deze economische transitie is ingrijpend en gaat door de technologische technologische ontwikkeling, de taakdiff taakdifferentiatie en de internationale concurrentiestrijd steeds sneller. De economie wordt steeds meer een kennis- en diensteneconomie met velerlei vormen van kleinschalige bedrijvigheid op allerlei plekken in de stad (inclusief de woonwijken nwijken). Hierop kan Den Haag in principe goed inspelen. Al valt niet eenvo eenvoudig te bepalen hoe groot het belang is van de informele economie in de Haagse wijken. In belangrijke traditionele Haagse sectoren neemt de werkgelegenheid af (overheid, hoofdkantoren, en, banken, verzekeringsmaatschappijen, ingenieursbureaus, detailhandel) en het is verre van vanzelfsprekend of Den Haag in voldoende mate kan profiteren van de groeimogelijkheden in andere sectoren (par. 4.2). Door de polycentrische stedelijke structuur in in Nederland weten Den Haag en de andere Nederlandse sted stedelijke regio’s, in vergelijking met andere Europese regio’s, onvoldoende te profiteren van de agglomer agglomera20 tievoordelen die massa en dichtheid met zich meebrengen. Door complementair ten opzichte van nabi nabijgelegen stedelijke regio’s te specialiseren en te differentiëren, differentiëren kunnen de nadelen deels ondervangen worden (par. 4.3). Massa en dichtheid zijn daarbij niet de enige mogelijkheden om de economie te versterken. Het versterken en verbeteren van het human capital capital van de Hagenaars en het slim differe differentiëren ten opzichte van andere regio’s hoort zeker bij het repertoire dat in de transitie onontbeerlijk is. Dit kan het ruimtelijk-economische economische beleid ook vrijwaren van een te geforceerde zoektocht naar nieuwe clusters, sters, specialisaties en de deus ex machina van de ‘next economy’ (par. 4.4). Als de korte en lange termijn ontwikkeling van de werkgelegenheid in Den Haag wordt vergeleken met die van andere Nede Nederlandse steden dan is er reden voor zorg. Den Haag lijkt zich zich minder snel en minder goed aan te passen aan veranderende omstandigheden dan sommige andere Nederlandse steden (par. 4.5). Daarbij loont het de moeite om het beleid van Den Haag om het ondernemerschap te bevorderen, systemati systematisch en langdurig vol te houden n en eventueel te versnellen met extra publieke investeringen (par. 4.5). De ruimtelijke gevolgen van de economische transitie zijn het maximaal mogelijk maken van functiemenging, het vergroten van de flexibiliteit in het gebruik van gebouwen, betaalbare bedrijfs-, b , kantoor kantoor- en ontmoetingsruimtes en het herstructureren en herontwikkelen van de bestaande bedrijfsterreinen (par. 4.7). 4.2 Ingrijpende wijzigingen structuur economie De wereldwijde concurrentie vindt in toenemende mate plaats op het gebied van taken taken. Een baan, een bedrijf, een stad en een land bestaan uit een bundel taken die op de een of andere wijze aan elkaar zijn geplakt. Productie krijgt steeds meer vorm in lange en gefragmenteerde ketens zodat landen steeds afhankelijker van elkaar worden en bedrijven be (en tot op zekere hoogte ook werknemers) minder gebo gebonden zijn aan een specifiek land, land regio of stad. Als ls gevolg van goedkope, betrouwbare en wijdvertakte telecom- en informatienetwerken wordt het economisch zinvoller om verschillende delen van de p productieketen ruimtelijk te ontkoppelen. Productiestadia die voorheen dicht bij elkaar in de buurt werden ui uit- gevoerd, kunnen nu geografisch gespreid worden. worden Wat taken bindt, wordt voor personen, bedrijven, steden en regio’s bepaald door communicatie-, communicatie coördinatie- en transportkosten. De afstemming van de activiteiten van een bedrijf op de activiteiten van andere bedrijven in de productieketen wordt dus b belangrijker, maar ook lastiger en volatieler. volatieler Deze trend doet zich het duidelijkst voor in de productie vvan goederen. Omdat Den Haag vooral een kenniskennis en diensteneconomie is, heeft deze trend een beperkte invloed op de Haagse economie.. De structuur van de economie wijzigt en zal in de toekomt blijven wijzigen. Daarbij neemt het tempo van de wijzigingen door de internationale concurrentiestrijd en snelheid van technologische ontwikkelingen toe. En zijn concurrentievoordelen steeds meer tijdelijk. Op dit moment zien wij een afname van de bedrijvigheid en werkgelegenheid bij de overheid, in de financiële dienstverlening en in de detailhandel. Terwijl na een jarenlange zeer sterke groei van de werkgelegenheid in de zorg recentelijk ook aan de deze toename een einde is gekomen. Groei vindt plaats en kan vooral plaatsvinden in nieuwe vormen van zorg, de bouw (indien voldoende vernieuwend), persoonlijke dienstverlening, cultuur, recreatie, toeri toerisme en horeca. De werkgelegenheid door investeringen in zonnepanelen, windturbines en energieb energiebesparing groeit naar aar verwachting ook sterk door. Daarbij treedt er ook een belangrijke verschuiving op van werkgelegenheid bij het grootbedrijf naar werkgelegenheid in het kleinbedrijf en bij ZZP’ers. De kleine, innovatieve atieve bedrijven specialiseren zich, bedienen nichemarkten, richten zich op de ontwikkeling, design, regie en marketing van nieuwe produ producten en diensten, en proberen nieuwe ideeën uit. De nieuwe concurrentieverhoudingen en de globalis globalisering vergroten de behoefte oefte aan experimenterende, en relatief kleine bedrijven die de risico’s durven, willen en moeten nemen in allerlei niches van de industrie, handel, zakelijke dienstverlening dienstverlening, zorg, welzijn en persoonlijke diensten. en. Wat daarmee ook verandert is de woon- en werkplek van de ondern ondernemers. In toenemende mate is het woonhuis ook de werkplek. Veel nieuwe bedrijven en nieuwe onde ondernemers zijn actief in ICT en zakelijke dienstverlening, waarvan bijna negentig procent aan huis begint en ongeveer tweederde zelfs na vijf vij jaar nog het bedrijf vanuit huis runt. Door de bovengenoemde trend bieden woonwijken oonwijken en buurten in toenemende mate een breed pallet van economische activiteiten: 45% van de stedelijke bedrijvigheid speelt reeds zich af in woonwijken. Door functiemenging meer of minder mogelijk te maken, kan de bedrijvigheid in de Haagse woonwijken en buurten – en de economische transformatie - bevorderd of belemmerd worden. 4.3 Vergroten groten agglomeratievoordelen Vanwege agglomeratievoordelen is de productiviteit van bedrijven in stedelijke gebieden hoger dan in minder stedelijke gebieden. Dit komt tot uiting in een snellere groei, een betere ontwikkeling van de werkgelegenheid en een hogere toegevoegde waarde per inwoner. Uit velerlei internationale studies blijkt dat bedrijven en mensen in steden en stedelijke regio’s 2 tot 10 procent productiever zijn bij een verdubbeling van de dichtheid. Voor Nederland lijkt veeleer te gelden dat een twee keer zo hoge dich dichtheid tot 2 tot 5 procent hogere productiviteit leidt. Verder is er consensus nsensus in de literatuur over het feit dat de agglomeratie-effecten effecten in de tijd belangrijker zijn geworden. Dit maakt steden en stedelijke regio’s belangrijke economische motoren. Deze agglomeratievoordelen worden bereikt door massa en dich dichtheid van consumenten, hoog opgeleid personeel, bedrijven, onderwijsinstellingen, kennis, creativiteit en voorzieningen. En door de veelheid van toevallige ontmoetingen. 21 Figuur 4.1 De metropoolregio Den Haag 2014 Het belang van massa en dichtheid voor clustering van economische activiteit laat zich onder meer verklaren door de begrippen learning, learning sharing en matching. Bij learning gaat het om de kennisuitwiss kennisuitwisseling tussen mensen. Dit lukt beter in dichtbevolkte gebieden, gebieden, waar veelvuldig toevallige contacten plaatsvinden. Vanuit die toevallige contacten ontstaan nieuwe ideeën die vaak een bron zijn voor innovatie en zo leiden tot economische groei en ontwikkeling. Sharing betreft het delen van ‘‘inputs’, zoals 22 kennis en arbeidskracht. In dichtbevolkte gebieden is er meer kennis en een grotere beroepsbevolking. Daardoor is specialisatie en arbeidsdeling mogelijk, waardoor de arbeidsproductiviteit toeneemt. Matching behelst de aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. arbeidsmarkt. Hoe meer massa en concentr concentratie van beide, hoe beter er te ‘matchen’ valt. De combinatie van ‘learning’, ‘sharing’ en ‘matching’ maakt de stad groeimotor van economische ontwikkeling. Deze groeimotor komt tot uitdrukking door een a arbeidsproductiviteit die door de massa en dichtheid in de stad/metropool systematisch hoger ligt dan in gemeenten/regio’s zonder massa en dichtheid. De diverse stedelijke regio’s kunnen hun agglomerati agglomeratievoordelen vergroten door van elkaar complementaire “functies te lenen”. 4.4 Versterken nationale en internationale concurrentiepositie Massa en dichtheid zijn in de Nederlandse polycentrische structuur niet makkelijk te vergroten (immers Den Haag kan niet op eenvoudige wijze tweemaal groter worden. Maar verdichting en het compleme complementair van elkaar functies lenen, kan wel een belangrijke bijdrage leveren. Daarnaast loont het de moeite om naar andere factoren te kijken om de nationale en internationale concurrentiepositie van Den Haag en de regio te vergroten. Uit allerlei studies blijkt blijkt dat dichtheid grosso modo ongeveer de helft van de regionale productiviteitsverschillen verklaart en dat de andere helft wordt verklaard door persoonske persoonskenmerken (opleidingsniveau, leeftijd, etc.). Dus D meer aandacht voor ‘human capital’ kan ook de agglom agglomeratie voordelen vergroten.. Dit sluit aan bij het pleidooi van de WRR in ‘Naar ‘Naar een lerende economie’ om de kenniscirculatie, het aanpassingsvermogen en de weerbaarheid in stad en regio te vergroten. Om zo een lerende regio te worden en beter gewapend te zijn zijn tegen een onzekere economische toekomst. Omdat er goede redenen zijn om aan te nemen dat er voorlopig nog geen einde is gekomen aan de versplintering of ‘atomisering’ van waardeketens en vernetwerking van productie raadt de WRR in Naar een lerende economie bovendien aan om voor het organiseren van het verdienvermogen in Nederland en Den Haag voldoende aandacht te besteden aan responsiviteit (vaardigheid vaardigheid om snel en adequaat in te spelen op nieuwe omstandigheden), omstandigheden veerkracht (buffers om schokken op vangen, ontkoppelingen en redundancy), adaptatie (soepel soepel aanpassen aan nieuwe omstandigheden, omstandigheden ruimte voor variatie, selectie en experimenten)) en het leervermogen. Het bevorderen van de kenniscirculatie en het beter gebruiken van de bestaande kennis - meer nog dan het ontwikkelen van nieuwe kennis - is daarvoor van groot belang. Dit plaatst het onderwijs, het op allerlei manieren leren en verbeteren, experimenteren, het st ontwikkelen van 21 century skills en vooral het voortdurend leren (permanente educatie) centra centraal op de economische agenda. Op dit moment heeft Den Haag met de Educatieve Agenda en de Agenda Kenniseconomie hier ook duidelijk aandacht voor. Of dit de komende vijfentwintig jaar in dezelfde mate zal blijven, is een vraag die niet beantwoord kan worden. Bij het bevorderen van de kenniscirculatie past de aandacht voor cross-overs, overs, spill-overs spill overs en voor gerelateerde vaardigheden. En vanuit deze trend is er mogelijk minder behoefte om de aandacht te doen uitgaan naar nieuwe specialisaties, clusters en next economies. onomies. Mogelijkerwijs heeft Den Haag met de unieke specialisatie van Internationale Stad van Recht & Vrede en de verbreding ervan in de richting van safety & security (The HagueSecurity HagueSecurity Delta Delta) en de koppeling het internationale bedrijfsleven, aangevuld met met een attractief en onderscheidend vest vestigingsklimaat (Beatrixkwartier, cultuur, evenementen, internationale congressen, de unieke ligging aan de zee, recreatie en toerisme) reeds een voldoende duidelijke specialisatie en ligt de toekomst veel meer in het versterken en verder benutten van de diversificatie (mede in MRDH-verband) MRDH verband), de binnenstad en de multimodale knooppunten. Figuur 4.2 De economische kerngebieden van Den Haag Scheveningen kust internationale zone binnenstad Binckhorst Bron: Gemeente Den Haag Gezien de taakdifferentiatie en de tijdelijke concurrentievoordelen van specialisatie is de vraag of de inzet op specialisaties in de vorm van clusters (next economy) een verstandige strategie is. Er moet rekening mee gehouden worden dat gezien de trends dat alle grote bedrijven op termijn footloose ku kunnen zijn en dat het niet gezegd is dat Den Haag zijn economische toekomst volledig kan bouwen op de bestaande grote bedrijven rijven (Shell, Nationale Nederlanden, KPN, Siemens, Europees Octrooibureau). Voor agglomeraties die onvoldoende massa en dichtheid hebben, hebben is een nuttige strategie om de ec economische diversificatie te versterken, versterken om cross-overs tussen sectoren te versterken en om de kenni kenniscirculatie in de regio te bevorderen. In de huidige economie gaat het volgens de WRR om het stimul stimuleren van de kenniscirculatie in de regio en het beter gebruiken van bestaande kennis. Dit gaat verder dan het bevorderen van een kenniseconomie. kenniseconomie. Bij het streven naar een kenniseconomie staat de pr productie van nieuwe kennis bovenaan de agenda. Bij het beter gebruiken van bestaande kennis gaat de aandacht veel meer uit naar het mobiliseren en toepassen van ideeën en technieken die te vinden zijn in andere bedrijven, sectoren of landen. Dat vereist het ontwikkelen van het vermogen om (nieuwe en 23 elders vigerende) kennis te signaleren, op te nemen en vaardig te gebruiken. Het vergt een stimulere stimulerende omgeving voor talenten die het uiterste uit zichzelf willen willen halen, die grenzen proberen te ve verleggen, barrières doorbreken en nieuwe wegen durven in te slaan. Ook Den Haag kan de Nederlandse ‘zesjescultuur’ achter zich laten en de middelmaat niet langer de impliciete norm laten zijn.. Om de nationale en internationale ationale concurrentiepositie te versterken, versterken kan uitzonderlijk Haags vernieuwingstalent gestim gestimuleerd worden om het hoofd boven bov het maaiveld uit te steken. Diversificatie wint ook aan kracht als zij zo veel mogelijk complementair is aan die van andere gemee gemeenten in de regio en van andere regio’s. Het versterken van de complementariteit is mogelijk door een grotere rol aan infrastructurele en bestuurlijke verbindingen tussen stedelijke regio’s te geven en door meer uit te gaan van de eigen kwaliteiten en het kennen kennen en lenen van de buren (understanding en borrowing size). Goede kris-kras kras verbindingen in en tussen de regio’s zijn hiervoor onontbeerlijk. Maar ook allerlei vormen van virtuele, sociale en culturele connectiviteit. De complementaire diversificatie kan versterkt worden door systematisch te werken aan de institutionele, functionele en culturele samenhang en samenwerking in regio’s. Voorbeelden van functionele samenwerking is het versterken en verbet verbeteren van de transportsystemen in de regio (bijvoorbeeld de Randstadrail),, regionaal arbeidsmarktbeleid (integratie van de arbeidsmarktregio van Den Haag en Rotterdam), Rotterdam), regionale afspraken op het gebied van woningbouw, bedrijfsterreinen, kantoren, onderwijsonderwijs en cultuurvoorzieningen. Meer culturele ssamenwerking kan an tot stand komen door marketing, symbolen, welgekozen verschillende iconen en het voorbeeldgedrag van burgemeesters en wethouders. Voorbeelden zijn het kiezen van de nieuwe naam ‘Rotterdam The Hague airport’ voor luchthaven Zestienhoven, het promoten van de hele Metropoolregio Amsterdam met Amsterdam Castle (Muiden) en Amsterdam Beach (Zandvoort), gezamenlijk huis huis-aanhuis bladen of gezamenlijke evenementen. 24 4.5 Werkgelegenheid punt van zorg De afgelopen jaren is er sprake van een verlies aan arbeidsplaatsen in Den Haag. Dit valt te verklaren omdat het aantal rijksambtenaren werkzaam op de departementen afneemt, door de krimpende zakeli zakelijke markt, en het ontbreken van een substantiële maakindustrie in Den Haag. Zowel als een langere termijn trend als in het recente ecente verleden laten analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving zien dat de werkgelegenheid in bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht zich gunstiger ontwikkelt dan in Den Haag. Deze steden weten zich beter en sneller aan te passen aan gewijzigde omstandi omstandigheden dan Den Haag. De regeringsstad moet zich zelf opnieuw uitvinden, uitvinden wil het aantrekkelijk blijven voor talent, o ondernemers en bezoekers. Het werkgelegenheidsaandeel van beroepen met routinematige taken (zoals boekhouders, logistiek medewerkers en vrachtwagenchauffeurs) twagenchauffeurs) – vooral taken in het middensegment van de arbeidsmarkt – neemt af. Het aandeel van beroepen met niet-routiniseerbare niet routiniseerbare taken stijgt. Het gaat om werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt (zoals conciërges, kleermakers, vuilnismannen, vuilnismannen, obers, kappers of verzorgers van kinderen) als de bovenkant (zoals psychologen, artsen, docenten of fysiotherape fysiotherapeuten). De economie wordt in toenemende mate gekenmerkt door een zandlopermodel. Er is sprake van baanpolarisatie met een geleidelijk krimpend krimpend middensegment op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd blijft van belang om in het oog te houden dat de grootste veranderingen binnen banen plaatsvindt. Secret Secretaresses die voorheen vooral met typen, het aannemen van de telefoon en het verdelen van faxberichten bezig waren, doen nu andere taken, zoals planning en projectmanagement. Dit onderstreept het belang van permanente educatie. Figuur 4.3 De werkgelegenheidsontwikkeling sontwikkeling van Den Haag 1980 - 2012 Bron: Otto Raspe, Trends in de regionale economie, presentatie expertmeeting Platform31 en gemeente Den Haag, 19 november 2015. Ook in Den Haag zijn het vooral de banen in het middensegment van de arbeidsmarkt die onder druk staan. Na het verlies van banen voor laagopgeleiden door automatisering,, lijkt het er op dat in toenemende mate taken van middelbaar opgeleiden verdwijnen. Digitalisering italisering heeft de afgelopen vijftien jaar vooral de banen voor middelbaar opgeleiden – en dan vooral aan de onderkant daarvan – onder druk gezet. Al blijkt dat in Nederland wel minder het geval te zijn dan in andere landen zoals de Verenigde Staten. Banen en in het middensegment van de arbeidsmarkt verdwijnen door de introductie van nieuwe technologieën en technologische veranderingen die automatisering van voorheen niet automatiseerbare taken mogelijk en goedkoper maken. maken Door robotisering en de opmars van kunstmatige intelligentie is het et einde van deze ontwikkeling waarschijnlijk voorlopig nog niet in zicht. Deze ontwikkeling zet bijvoo bijvoorbeeld de hoeveelheid banen voor accountants, boekhouders, makelaars, notarissen én juridische dienstverleners onder druk. En de transformatie kan nog ingrijpender worden. De eerste robots die zelf kwaliteitshamburgers ku kunnen bakken zijn in ontwikkeling. Men vermoedt dat fastfoodrestaurants (in Amerika een toevluchtsoord voor laaggeschoolde werknemers) hierdoor in de toekomst met de helft minder medewerkers toeku toekunnen. Maar door automatisering en slimme software verwachten deskundigen vooral dat vele (midde (middenklasse) banen verloren zullen gaan in de komende twee á drie decennia. Er zijn diverse voorspellingen die aangeven dat bijna na 50% van de banen in de toekomst zal verdwijnen. Ook veel universitair g geschoolden zullen merken dat hun baan óók bedreigt wordt nu software, automatisering en analyserende en voorspellende algoritmen in snel tempo kundiger worden. Een zorgelijke ontwikkeling ontwikkeling omdat het hoogst onzeker is welke nieuwe banen, in welke mate en in welk tempo gecreëerd gaan worden. Vo Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gaan wij toe naar een zandlopereconomie met hoogopgeleide en laagopgeleide banen, en een belangrijke reductie van het aantal middenklasse banen. De hoogleraar-econoom Eric Bartelsman vatte de recente publicaties van deskundigen samen door te stellen dat binnen dertig jaar de helft van de bestaande banen overbodig is. En Deloitte zorgde voor de krantenkop ”Robotisering kan (in Nederland) 2 tot 3 miljoen banen kosten”. 25 Figuur 4.4 Twintig procent minder banen in Europa in het middensegment van de arbeidsmarkt Andere deskundigen zijn minder pessimistisch. De baanpolarisatie gaat niet vanzelfsprekend door. Vele banen op middenniveau zijn een bundeling van specifieke beroepsvaardigheden met fundamentele vaardigheden zoals geletterdheid, rekenvaardigheid, aanpassingsvermogen, probleemoplossend ve vermogen en gezond verstand. Die banen zijn niet zo makkelijk op te knippen in taken op middenniveau voor machines en taken op een lager niveau voor mensen zonder dat verlies aan kwaliteit optreedt. 26 Ook vereist menselijk enselijk werk in een roboteconomie vaardigheden die een robot moeilijk moeilijk kan ontwikkelen, zoals creativiteit, problemen oplossen, verzinnen van nieuwe ideeën en producten, empathie, sociale vaardigheden en sociale interactie. Tegelijkertijd worden niet-cognitieve niet cognitieve vaardigheden zoals doorze doorzettingsvermogen en veerkracht belangrijker. bel De gevolgen van robots en andere slimme machines voor het werk en de arbeidsmarkt zijn niet voo voorspelbaar. Er zullen banen verdwijnen, er zullen banen veranderen en er zullen banen bijkomen. Daarbij zal zeker sprake zijn van (groepen) mensen die niet mee kunnen komen, tijdelijk of permanent. De mensen die hun baan verliezen zullen niet altijd degenen zijn die aan de slag kunnen in de nieuw on ontstane functies. Er zal sprake zijn van mismatches. En een tweedeling op de arbeidsmarkt tussen deg degenen die zich kunnen aanpassen en meekunnen met de nieuwe ontwikkelingen en gevraagde vaardi vaardigheden en hen die dat niet kunnen (door gebrek aan capaciteiten voor de moderne samenleving, onvo onvoldoende sociale vaardigheden, laaggeletterdheid). De groeiende tweedeling op p de arbeidsmarkt vraagt om een dubbelstrategie om zowel de kenniswerkers en innovatief talent aan te trekken (mede om het trickle-down-effect effect te benutten) als om een strategie gericht op het versterken van de kwaliteit van de human resources, onderwijs, arbeidsmobiliteit a en inkomensbeleid. 4.6 Ondernemerschap cruciaal voor de transformatie Om in te spelen op de structuurwijzigingen in de economie, op de verdergaande taakdifferentiatie, de kansen die groene groei biedt, de toename van de persoonlijke dienstverlening dienstverlening en de behoefte aan nieuwe vormen van zorg in wijk en buurt is ondernemerschap van groot belang. Allerlei vormen van nieuw sociaal ondernemerschap doet doe zich voor onder allerlei begrippen: buurtzorg, buurtdiensten, buurtbedrijven, wijkontwikkelbedrijven, wijkontwikkelbedrijv franchise-formules, wiki-economics, economics, coöperaties, duurzame energiedienstenbedrijven, trusts, stadslandbouw, buurtrestaurants, thuisafgehaald, huiskamerverkopen, crowdfunding, lokale munteenheden, LETS en allerlei vormen van ruilhandel, ‘collaborative co consumption’ en van ‘shared economy’ (o.a. swapstyle, spullendelen, mywheels, WeGo, huizenruil). Door de toenemende welvaart (na de crisis), de kleiner wordende huishoudens, de verwachte groei van g gemaksdiensten, wellness, leisure, restaurants, cafe’s, en de noodzaak om meer zelf te gaan zorgen voor ondersteuning, (huishoudelijke)hulp en zorg is er ook sterke groei mogelijk voor persoonlijke dienstve dienstverlening in de lokale economie. Terwijl Gunter Pauli in De Blauwe Economie vooral nieuwe ondernemers en allerlei starters de tientallen business cases ziet ontwikkelen om tot een meer duurzame, circulaire economie te komen. Het perspectief dat hij schetst aan de hand van allerlei concrete business cases is dat in tien jaar tijd ijd met honderd innovaties honderd miljoen nieuwe banen gecreëerd kunnen worden. Sommige deskundigen zien zelfs, mede door de toekomstige mogelijkheden van 3D-printing, 3D printing, de klei kleinschalige industrie en het ambacht weer terugkeren in de (binnen)steden. (binnen)steden 27 Om op deze kansen in te spelen, zijn geen academici, ac hoger opgeleiden en creatieven nodig. Onde Ondernemerszin, klantgerichtheid, sociale vaardigheden en motivatie zijn voor mensen met allerlei opleidi opleidingen en achtergronden voldoende om de ondernemerskansen te benutten. Wel kunnen goedkope b bedrijfsruimtes,, broedplaatsen, hotspots, experimenteerruimtes en locaties in de rafelranden van de stad de ontwikkeling van starters, ZZP’ers en kleine bedrijven helpen bevorderen. Op deze wijze heeft de groei en bloei van het transformerende ondernemerschap ruimtelijke consequenties. Door lagere lasten en minder regels zet Den Haag al belangrijke stappen om het ondernemerschap te bevorderen. Startende ondernemers betalen de eerste vijf jaar geen OZB, de bovengrondse precario is met 50 procent verlaagd en men heeft circa circa 50 legesfeiten geschrapt. De gemeente constateert dat met lagere lasten het aantal faillissementen daalt en de investeringen toenemen. Om het MKB meer ruimte te geven, wil het college in Den Haag verder gaan met het verlagen van lasten voor ondernemers. De speerpunten zijn: voortzetting van de OZB-compensatieregeling OZB compensatieregeling voor startende ondernemers, het a afschaffen van de precariobelasting voor voorwerpen op en boven de gemeentegrond (m.n. terrassen en uithangborden) en de introductie van de mogelijkheid van een een belastingpauze voor kleine ondernemers en ZZP’ers met een laag inkomen. 4.7 Ruimtelijke gevolgen Het belang van een vitale, levendige en aantrekkelijke stad neemt steeds meer toe als een concurr concurrerende vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en werknemers vanwege imago, clustervorming en nabi nabijheid van voorzieningen. Toch blijft de onzekerheid ten aanzien van de ontwikkeling van de werkgel werkgelegenheid zeer groot. Economische stagnatie of economische voorspoed is slecht te voorspellen. Een aantal thema’s waar Den Haag mee aan de slag kan worden hieronder nader beschreven. Den Haag heeft een onderscheidend profiel van vrede en recht, recht en met de Internationale Zone een unieke ruimtelijke configuratie waarin dit profiel heeft kunnen gedijen. Eerste stappen zijn gezet om dit profiel uit te bouwen en regionaal te verbinden. verbinden. In tegenstelling tot de campussen in Leiden, Delft en Rotterdam ontwikkelt zich in Den Haag een meer stedelijke gemengde campus met de Haagse Hog Hogeschool, Leiden University Campus – The Hague en een concentratie tratie van studentenhuisvesting rondom de Haagse binnenstad. De transformatie op economisch terrein en het bevorderen van ondernemerschap vergt dat functi functiemenging veel meer mogelijk wordt, dat de belemmeringen voor ondernemerschap in woonwijken ve verminderd erd wordt (alles mag, tenzij ….) en dat in de binnenstad een combinatie van werken, produceren, wonen, bestuur, vermaak en handel wordt nagestreefd (en dat de focus minder eenzijdig op winkels blijft liggen). Om functiemenging mogelijk maken zijn er verschillende verschillende voorbeelden uit de praktijk zoals het toestaan tot 50% van de woning te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten aan huis, of om aan huis 25 2 m winkeloppervlakte te gebruiken. Ook kan op binnenstedelijke bedrijventerreinen functiemenging worden gestimuleerd. En bestemmingsplannen kunnen een gemengde bestemming geven zodat er makkelijk, flexibel en multifunctioneel gewisseld kan worden tussen functies. Het loslaten van dit soort 28 regels dient niet alleen om het ondernemerschap te bevorderen, maar kan kan ook leiden tot een gevar gevarieerder gebruik en beeld van de stad. Voor de stad als broedplaats van innovatieve ontwikkelingen, creativiteit en startups is het van belang dat de stad ook letterlijk ruimte biedt voor betaalbare bedrijfs bedrijfs-, kantoor- en vergaderruimte, ruimte, flexplekken, voor het huren van ateliers en studio’s, voor kleinschalige bedrijvigheid en allerlei ontmoetingen. ontmoetingen Een urgentie die ook speelt zijn de leegstaande kantoren, leegstaande winkels (vooral in de aanloo aanloopstraten en de wijken), leegstaand maatschappelijk atschappelijk vastgoed et cetera, et cetera. Er moeten lastige keuzes gemaakt worden over bijvoorbeeld de afbouw en transformatie van winkelgebieden en de versterking van leefbare, aantrekkelijke, toekomstbestendige binnensteden en winkelgebieden. 5 De duurzaamheidtransitie rzaamheidtransitie 5.1 Inleiding Duurzaam leven en handelen is noodzakelijk om de opwarming van de aarde binnen de perken te ho houden en zo onomkeerbare veranderingen in het klimaat te voorkomen. Den Haag heeft de ambitie om in 2040 klimaatneutraal te zijn en klimaatadaptief. kl Het gaat niet meer om het ‘waarom’ maar veel meer om het ‘hoe’ om deze doelstellingen in 2040 te halen.. Draagvlak, medewerking en creativiteit van de stad is hierbij noodzakelijk. In de duurzaamheidtransitie zijn belangrijke onderdelen de stedelijke stedelijke energietrans energietransitie (par. 5.2), het realiseren en benutten van de kansen van groene groei (par. 5.3), de vergroening van de stad (par. 5.4), het inspelen op de klimaatadaptatie en –mitigatie mitigatie (par. 5.5) en het beter en slimmer omgaan met afvalstoffen (par. 5.6). Uiteraard is het bevorderen van duurzame mobiliteit ook een b belangrijk onderdeel van de duurzaamheidtransitie (zie volgend hoofdstuk). Het hoofdstuk wordt afgesl afgesloten met een korte schets van de ruimtelijke gevolgen van de duurzaamheidtransitie (par. 5.7). 5.2 Stedelijke energietransitie noodzakelijk Den Haag heeft een duidelijk pad ingezet om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Een belangrijk onderdeel hiervan is het beperken van energie, het reduceren van de CO2-uitstoot uitstoot en het opwekken van duurz duurzame energie. Het bereik van deze doelstellingen wordt in belangrijke mate beïnvloed door het nationale en internationale klimaatbeleid, de technologische ontwikkelingen, de economische ontwikkeling, de toename van het aantal inwoners en het Haagse beleid. Err is een mix van beleidsmaatregelen nodig om de energietransitie te bewerkstelligen: energiebesparing, warmtewarmte en koudenetten, warmte warmte- en koudeopslag, zeewaterwarmtecentrale, geothermie, biomassa, wind en zonne-energie. energie. Met de nu b bekende technieken kan in 2040 ongeveer tweederde van de Haagse elektriciteitsvoorziening worden verduurzaamd. De belangrijkste duurzame elektriciteit komt vooral van wind op zee, lokaal verkregen biomassa en zonnecellen. Daarmee wordt naar verwachting ongeveer een derde van de ele elektriciteitsvraag gedekt. Nog eens een derde is duurzame energie die van buiten de stad komt en een derde wordt gedekt uit niet-duurzame duurzame elektriciteit. Volgens de Energievisie van de gemeente Den Haag is de verduurzaming langs deze lijnen haalbaar. Tegelijkertijd Tegelijkertijd gaat de transitie gepaard met een belangrijke kwantitatieve opgave. Twintig maal meer energie uit wind op zee, één miljoen panelen op 50.000 Haagse daken en nog twee succesvolle geothermieboringen met een grotere capaciteit. Om de doe doelstelling in 2040 te bereiken, zijn momenteel de meest urgente doelstellingen de energiebesparing in gebouwen en de uitbreiding van de warmtenetten. Zonder vergaande energiebesparing is de potentie van de duurzame energiebronnen te klein om aan de energiebehoefte te voldoen. vold Dit geldt vooral voor warmte en in iets minder mate voor elektriciteit. Door de toename van het gebruik van zonnecellen, en de teruglevering aan het net, is er een beperkte daling van het elektriciteitsgebruik gebruik in de stad ondanks de groei van het aantall inwoners. Op termijn zullen minder gebouwen aangesloten zijn op het gasnet. Daarvoor in de plaats komt aansluiting op een warmtenet, een collectieve warmte-koude warmte koude opslag en in een klein aantal gevallen een eigen warmtebron. Daarbij is een belangrijke versnelling nelling nodig in het aansluiten van woningen en gebouwen op warmtenetten om het potentieel van biomassa, geothermie en restwarme te benutten. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een warmterotonde waarbij de warmtebehoefte van de steden in de provincie provinc Zuid-Holland Holland gekoppeld wordt aan de restwarmte van de industrie uit Rotterdam en de toekomstige geothermiebronnen in het Westland. 29 Als de gemeente Den Haag in n de energietransitie slaagt dan loopt ze vooruit op de scenario’s van We Welvaart en Leefomgeving.. De opmerkelijke verschillen met de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving zijn dat in de WLO-scenario’s scenario’s in 2040 de hernieuwbare energie nog maar 30 tot 40 procent van het energiegebruik is, dat er een toename is van het aandeel elektriciteit in het energieverbruik gieverbruik en dat er in het WLO-scenario scenario Hoog vooral sterk wordt ingezet op een versnelling van de technologische ontwikk ontwikkeling, CO2-prijzen, CO2-opslag, opslag, internationale beleidscoördinatie en een vergaand emissiehandelssy emissiehandelssysteem. In de WLO-scenario’s scenario’s wordt een een belangrijke rol toegedicht aan de internationale beleidscoördin beleidscoördinatie. Als deze niet tot stand komt dan zal een eigenstandig Nederlands of Haags beleid met verdergaa verdergaande doelstellingen niet vol te houden zijn. Figuur 5.1 Warmterotonde Zuid-Holland Holland 30 In de stedelijke energietransitie zijn radicale technologische doorbraken niet uit te sluiten. Doorbraken in duurzame energie bepalen in hoge mate de ontwikkelingen in mobiliteit en in gebouwen. Nieuwe n nanomaterialen maken doorbraken mogelijk in energieopslag (grotere rotere opslagcapaciteit en hogere oplaadsnelheid), waardoor zonne- en windenergie beter op grotere schaal zijn te benutten. Zonnecellen op basis van nanomaterialen kunnen meer energie per vierkante meter gaan opleveren. Een andere mogelijkheid is ontwikkeling van energieleverende nanocoatings voor muren en daken, auto’s of wegen. Doordat ze grote oppervlakken kunnen bestrijken, hoeft de efficiëntie niet hoog te zijn om toch een renderende hoeveelheid energie te kunnen leveren. Dankzij deze en andere e ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van isolatie en nieuwe 4D-geprinte, geprinte, herprogrammeerbare bouwmaterialen, kunnen gebouwen niet alleen energieneutraal worden, maar ook energie gaan leveren en zelfs zelfvoorzienend worden. De Raad voor de leefomgeving ing en infrastructuur (Rli) schetst in zijn ‘Verkenning technologische innov innovaties in de leefomgeving’ met een mogelijke exponentiële groei van zonne-energie een nog radicaler perspectief. Dit mogelijke scenario wijkt af van het ontwikkelpad van de gemeente Den Haag om kl klimaatneutraal te worden in 2040 en van de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving Leefomgeving. In de WLOscenario’s wordt verondersteld dat de hernieuwbare energie (biomassa, biogas, wind, zon, aardwarmte, warmte uit lucht) in 2050 niet meer dan 30 tot 40 procent van het primaire energieverbruik zal uitmaken. De Rli schetst dat de toename in de wereldwijde energieproductie door zonnecellen en in de opslagc opslagcapaciteit van elektrische energie, met name door de toepassing van nanotechnologie, in de toekomst ook een exponentiële versnelling zou kunnen doormaken. Een dergelijke exponentiële versnelling kennen wij als de wet van Moore (elke 1½ tot 2 jaar een verdubbeling van de rekenkracht van microprocess microprocesso- ren) en de Carlson Curve (het in kaart brengen van DNA verbetert verbetert elke twee jaar met minimaal een factor twee in kosten en prestaties). De geïnstalleerde zonnecelcapaciteit is wereldwijd toegenomen van 23 gigawatt in 2009, naar 71 gigawatt in 2011 tot 139 gigawatt in 2013. 2013 Reeds een en gemiddelde jaarlijkse groei van bijna zestig procent. Dit dekt nu nog maar 1% van de energiebehoefte in de wereld wereld. Maar een technologische doorbraak die leidt tot een versnelling van meeropbrengsten en een exponentiële groei kan in acht verdubbelingsstappen er voor zorgen dat in twee decennia d zonne zonne-energie in de totale energiebehoefte kan voorzien (1%, 2%, 4%, 8%, 16%, 32%, 64%, 128%). Of een dergelijke e exponentiële ontwikkeling gaat optreden, is hoogst onzeker. En bovendien is het de vraag of Den Haag (en Nederland) gezien het klimaat en de weinige zonuren hier zeer sterk van kunnen profiteren. 5.3 Groene groei een wenkend perspectief In 2030 woont tweederde van de wereldbevolking in grootstedelijke agglomeraties. Dit heeft samen met de gestegen welvaart grote gevolgen voor de beschikbaarheid van grondstoffen. Het is mogelijk dat de economisch groei geremd wordt door een machtsstrijd om schaarse grondstoffen, olie, zeldzame min mineralen en schoon water. Daarom zijn velen van mening dat er nieuwe manieren van produceren ontwikkeld moeten worden worden, wil de levensstandaard van de afgelopen decennia niet in gevaar komen. Ondernemers zien al dat een veel efficiëntere wijze van produceren meer duurzame producten en rendement oplevert. ‘‘Meer doen met minder’, ‘cradle to cradle’ en energie-efficiëntie vormen tevens een uitdagend perspectief waarvoor mensen warm kunnen lopen. Dit nieuwe denkkader en dit nieuwe handelingsperspectief wordt aang aangeduid met ‘groene groei’ en dat houdt concreet in dat de economie in omvang toeneemt zonder dat dit nadelig lig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit. Ieder eder land, iedere regio, iedere stad en elk bedrijf moet opletten, wat betreft ‘groene groei’, de boot niet te missen. Ook het Rijk heeft het ‘groene groei’ concept omarmd door onder meer in haar beleid voor een duurz duurzame economie vijf kansrijke economische sectoren aan te wijzen zen met de beste mogelijkheden om zowel groene groei als het Nederlands bedrijfsleven een impuls te geven, namelijk: grondstoffen en producti productieketens, water- en landgebruik, voedsel, voedsel mobiliteit en klimaat en energie. Groene groei is voor veel bedrijven een must. Ondernemers betogen steeds vaker: “over over tien jaar ben je duurzaam of je bent er niet meer”. meer Voor bedrijven is de keuze om maatregelen te nemen voor duu duurzame productie uctie zowel ideologisch als bedrijfsmatig te verantwoorden. Afnemers tolereren verspilling en milieuschandalen niet langer en de sterk stijgende energiekosten en grondstofprijzen noodzaken bedri bedrijven te investeren in innovaties die het mogelijk maken efficiënter efficiënter te produceren. In toenemende mate onderkennen ook burgers,, vaak in samenwerking met maatschappelijke organisaties en medeoverh medeoverheden, het belang van duurzaamheid en komen met plannen om zelf energie te besparen of meer duu duurzame elektriciteit op te wekken. Een tendens die in Den Haag ook zichtbaar is. Burgers gaan zelf aan de slag om coöperatief zonnepanelen aan te schaffen en werken samen met het lokaal bedrijfsleven aan praktische innovaties. Gunter Pauli ziet vooral nieuwe ondernemers en allerlei starters de tientallen business cases ontwikkelen om tot een meer duurzame, circulaire economie te komen. Het perspectief dat hij schetst aan de hand van allerlei concrete business cases is dat in tien jaar tijd met honderd inn innovaties honderd miljoen nieuwe e banen gecreëerd kunnen worden. Voor Den Haag ligt er een belangrijke kans en mogelijkheid voor groene economische groei – en een versterking van de economische structuur – door de bestaande woonomgeving aanzienlijk te verduu verduurzamen. Zodat huiseigenaren en huurders een woning kunnen bewonen zonder energierekening. De technieken en de kennis om dit te kunnen realiseren, zijn aanwezig, en de investeringen zijn niet exorb exorbitant. 31 5.4 Vergroening van de stad sluit aan op diverse trends Onevenwichtige stedelijke groei groe vergroot de druk op de voorzieningen en leefbaarheid in de stad. De bouw van wegen, huizen en gebouwen kan de stad langzaam maar zeker veranderen in een synthese van asfalt, beton, staal, kunststof en glas waarin voor groen en open ruimtes geen plaats me meer is. Luchtvervuiling, geluidsoverlast en opwarming kunnen van steden een ongezond leefmilieu maken. Betaalbare, schone energiebronnen voor vervoer kunnen de uitstoot van broeikasgassen sterk vermi verminderen en de luchtkwaliteit in de directe leefomgeving van de Hagenaars verbeteren. Maar ook in Den Haag nemen naar verwachting de hitte-eilanden hitte in de e stad de komende decennia toe. In vergelijking met andere grote steden blijft Den Haag achter bij het beschikbaar stedelijk groen per inwoner. Dat wordt gedeeltelijk jk gecompenseerd door de ligging nabij de zee en de grote groengebieden in de stad. verdere vergroening van de stad heeft alles te maken met hoogwaardige woonwoon en leefomgevingen, met de ‘quality of living’ en ‘healthy aging’. En op dit terrein blijft Nederland achter bij landen als Duitsland en Denemarken. Volgens de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving zal er in Nederland, en vooral in de Randstad, een flinke vraag zijn naar recreatiegroen, uitbreiding van parken, miniparkjes, het meer fiets- en voetgangersvriendelijk gersvriendelijk inrichten van de openbare ruimte waardoor een gezonde levensstijl wordt aangemoedigd. Het gezonder en groener maken van de stad vraagt om een groo grootschalige beweging en om stappen die op kleine schaal het verschil maken.. Zo’n grootschalige b beweging is het idee om in Den Haag het grootste stadslandbouwcomplex van Europa te realiseren in een voormalig Philipsfabriek. Kleinschaliger kan men aansluiten bij initiatieven van burgers en bedrijven die zelf het heft in handen anden nemen (daktuinen, collectieve ieve tuinen, adoptiegroen, pocket parks, stadslan stadslandbouw,, verminderen van het verhard oppervlak in tuinen). tuinen 32 Stadslandbouw is een brede koepelterm die zowel gaat over het verbouwen van groente en het houden van dieren in n de stad, al dan niet op tijdelijke locaties, als over het afzetten van producten uit het ommeland omm in de stad.. Initiatieven van stadslandbouw kunnen dus uiteenuitee lopen van plukfruit in parken en bij scholen, (tijdelijke) tuinen op braakliggende grond en stadsinwoners die in contact komen met boeren. Daarbij kan ‘vertical farming’ als trend voor de toekomst ook niet uitgesloten worden. In n economische zin is de betekenis van stadslandbouw vooralsnog beperkt; het et is eerder aanvullend dan vervangend. Wel kan stadslandbouw zorgen voor verkorverko ting van transportstromen, lagere transportkosten en minder milieuvervuiling elders.. Maar stadslandbouw heeft vooral een belangrijke sociaal-culturele sociaal functie. Het biedt namelijk kansen om consumenten te betrekken bij de productie van voedsel. Dat kan recreatief, maar maar ook educatief, als werkgelegenheid of als zelfstandig ondernemer. Samen tuinieren versterkt ook de sociale cohesie in multiculturele wi wijken. Er ontstaan nieuwe ontmoetingsplekken en dit kan vanuit sociaal oogpunt relevant zijn voor de toekomst van de stad. Kortom de betekenis van stedelijk groen neemt alleen maar toe. Het is niet alleen aangenaam om naar te kijken maar het zet aan tot beweging, het is goed voor het leefmilieu, het beperkt het hitte hitte-eilandeffect en geeft ruimte aan water en voedsel. Voor het leefklimaat in Den Haag en de ‘quality of living’ is het van belang om hieraan, ondanks de toenemende stedelijke druk,, voldoende aandacht te blijven besteden en ruimte voor te reserveren. reserveren 5.5 Inspelen en nog beter inspelen op klimaatadaptatie k Door oor technologische ontwikkelingen, warmtenetten, zonne-energie energie en schonere auto’s zal d de luchtkwaliteit verbeteren. Wel zal door de vergrijzing het effect van luchtverontreiniging op de gezondheid blijven toenemen. Ondanks dat de uitstoot van broeikasgassen broeikasgassen afneemt, blijven de risico’s van klimaatvera klimaatverandering bestaan. Daarbij is de verwachting dat een rijk, goed georganiseerd en klimatologisch gunstig gelegen land als Nederland - dat bovendien beschikt over de noodzakelijke expertise – bij een geleidelijke klimaatverandering in staat is om tijdig voorbereidingen te treffen (adaptatie). Algemeen wordt aangenomen dat Nederland (en Den Haag) voldoende tijd heeft om zich relatief probleemloos aan te passen. Als gevolg van klimaatverandering krijgt Nederland te maken aken met grotere extremen in neerslag, ze zeespiegelstijging, extremen in rivierafvoer en meer hete zomerse dagen. Dit kan leiden tot schade, ove overstromingen en overlast. We moeten onze omgeving daarom aanpassen aan de gevolgen van klimaa klimaatverandering. Om Den Haag aag klimaatbestendig te maken en te houden, houden zijn de afgelopen jaren verschi verschillende maatregelen genomen en acties in gang gezet. Zo is met de Zandmotor en de versterkingen Scheveningen en Delflandse kust de Haagse kust voorlopig op orde gebracht. Verder is d duidelijk geworden dat het watersysteem voldoet, maar dat inspanningen noodzakelijk zijn om het systeem to toekomstbestendig te houden. Bijvoorbeeld door water beter vast te houden. Het is noodzakelijk om bij de ruimtelijk-economische economische plannen voor Den Haag rekening rekening te houden met adaptiemaatregelen. Adapt Adaptatiemaatregelen die mogelijkerwijs verder moeten gaan dan men nu denkt. Immers in de WLO WLO-scenario’s blijft de gemiddelde maximale temperatuurstijging niet tot tweegraden beperkt. De planbureaus gaan er 0 in hun landelijke scenario’s van uit dat het mondiale klimaat met 2½ - 3 C opwarmt (scenario hoog) of 0 met 3½ - 4 C (scenario laag). Wordt wel uitgegaan van de tweegradendoelstelling dan blijkt uit de tweegradenscenario’s Centraal en Decentraal van WLO dat belangrijke ijke ingrepen en gedragsverand gedragsveranderingen noodzakelijk zijn die deels in het geval van het tweegradenscenario Centraal (met uitzondering van een grote inzet van de afvang en ondergrondse opslag van CO2) passen bij de Haagse Energiev Energievisie. Tot 2050 daalt de Nederlandse bodem, door de opwarming van de aarde stijgt de zeespiegel, en kl klimaatverandering zorgt voor meer extreem weer met bijvoorbeeld overvloedige regenval. Den Haag heeft op zich een goede uitgangspositie. Er is wel meer inzet nodig om bij nieuwbouw, nieuwbouw, herstructurering en vernieuwing van riolen, iolen, wegen, leidingen, huizen en gebouwen klimaatbestendigheid klimaatbestendigheid beter te vera verankeren. En het gaat hier niet alleen om het voorkomen van overlast en het garanderen van de waterveiligheid maar ook om het behoud van cultureel cultureel erfgoed. Het gaat daarom niet om het aanleggen van noodverbanden bovenop de bestaande stad, maar om klimaatbestendig design. Adaptatie als principe en niet als noodmaatregel of ‘add-on’. ‘add Dat kan door meer ruimte te maken voor water,, rioolcapaciteit tte vergroten, bufferzones te creëren, door de stad meer als ‘spons’ in te richten (regenwater (regenwater vasthouden waar het valt, bergen in waterpleinen en vertraagd afvoeren). Ook kleinschalige interventies die vee veelvuldig toegepast worden, kunnen de kwetsbaarheid van Den Haag verkleinen en tegelijkertijd de lee leefbaarheid van de stad vergroten. Bijvoorbeeld door bewoners te stimuleren om groene daken aan te leggen en niet de hele tuin te verharden. 33 5.6 Circulaire economie, ‘urban mining’ en grondstoffenrotonde Omdat grondstoffen schaarser en dus duurder worden, wordt het steeds aantrekkelijker rekkelijker om naar he hergebruik van producten of de daarin verwerkte grondstoffen en componenten te kijken. Dit is een van de drijvende krachten achter de omslag naar een circulaire economie. economie Een en economie waarbij geen grondstoffen verloren gaan. Het terugwinnen van waarde uit afvalstromen wordt hierbij een steeds belangri belangrijker opgave. Door de omslag naar een circulaire economie ontstaat een andere manier van omgaan met stromen. Bij ‘urban mining’ ng’ wordt de stad gezien als toekomstig wingebied voor grondstoffen. Het gaat om gesloten circuits (‘closed loops’) op lokaal niveau. Ook zijn er diverse initiatieven om tot grondsto grondstoffenrotondes te komen. Afvalstoffen “rijden’ de rotonde op en worden verwerkt verwerkt tot grondstoffen die de rotonde weer verlaten. Al deze vormen om anders, intensiever en integraler afvalstoffen te verwerken en te recyclen vragen letterlijk ruimte (locaties, installaties, leidingen). Figuur 5.2 De transformatie naar een circulaire economie 34 Hoewel er op het terrein van afvalstromen verschillende initiatieven ontplooid worden, is op dit moment niet duidelijk hoe kansrijk zij zijn voor de toekomst. Het prijsniveau van de grondstoffen ligt vaak nog niet hoog genoeg om de soms hoge investeringen investeringen in installaties of leidingen te laten renderen. In zijn algemeenheid geldt dat afvalbedrijven het grote geld nog steeds verdienen met afval en niet met recycling. Doordat bovendien in Nederland in het verleden veel afvalverwerkingsinstallaties zzijn gebouwd, is de prijs voor verwerking sterk gedaald. Afvalbedrijven halen afval uit het buitenland om de ovens te vullen, maar dat is onvoldoende nvoldoende om de prijs op het oude niveau te krijgen. Investeringen in recycling en verwaarding van stromen liggen daardoor daa minder voor de hand. 5.7 Ruimtelijke gevolgen De trends op het gebied van duurzaamheid (stedelijke energietransitie, klimaatadaptatie, waterpleinen, vergroening, stadslandbouw) hebben duidelijke ruimtelijke consequenties. De ondergrondse (ene (energie)infrastructuur, tructuur, het tegengaan van hitte-eilanden hitte met meer groen en water, het autovrij maken van bepaalde staten, bredere trottoirs en fietspaden, snelfietspaden, maatregelen om water langer vast te houden, vergen ingrepen in de openbare ruimte. Ook ruimte voor stadslandbouw en collectief beheer van openbaar groen kan de publieke ruimte van Den Haag verbeteren ver en verlevendigen. levendigen. Wellicht zullen we zelfs in de toekomst meer windmolens moeten accepteren om aan onze energiebehoefte te vo voldoen. In welke mate, met welk tempo en op welke wijze Den Haag op deze trends moet, wil en kan inspelen, is moeilijker te beantwoorden. Verloopt de ontwikkeling en diffusie van zonne-energie zonne energie exponentieel snel in twee decennia of zal de duurzame energie nog lang bestaan uit een mix van vooral wind, biomassa, zonne-energie, energie, warmtenetten en geothermie? Is het mogelijk om te blijven investeren in een gasnet, én een warmtenet én n een verzwaard elektriciteitsnet? Is er voor stadslandbouw voldoende ruimte in stadsranden, volks- en daktuinen, leegstaande kantoren, braakliggende terreinen et cetera en welke rol sp spelen regels hierbij? Daarbij zijn er ook een aantal tweede orde effecten die doordacht moeten worden. Zo kan bijvoorbeeld het aantal en de duur van de verplaatsingen aanzienlijk toenemen toenemen (en ruimte vragen) als de energiekosten niet meer bepalend zijn voor vervoer en mobiliteit. Waarschijnlijk kan er wel vanuit gegaan worden dat Den Haag zich niet goed leent voor grootschalige biomassacentrales en dat de grondstoffenrotonde eerder in Rotterdam Rotterdam zal komen dan in Den Haag (Rotterdam als ‘circulaire hub’ van Europa). Verder dient nagedacht te worden of het stedelijk afval nog centraal opgehaald en verwerkt moet worden in de toekomst. Als afval wordt beperkt, gerecycled, en wordt hergebruikt alss grondstof voor nieuwe producten (up-cyclen) (up cyclen) kan het huidige afvalverwerkingsy afvalverwerkingsysteem opnieuw worden ingericht. 35 6 De technologische transitie 6.1 Inleiding Een belangrijke transitie die alle andere transities mede beïnvloed is de technologische transitie. Daa Daarbijij is een probleem dat de effecten van de doorbraaktechnologieën die vele terreinen van het maa maatschappelijke leven gaan veranderen moeilijk zijn te voorspellen en dat er zeer wisselende optimistische en pessimistische toekomstbeelden zijn (par. 6.2). Voor de toekomst van Den Haag zijn verder de tec technologische mogelijkheden op het gebied van slimme, flexibele gebouwen (par. 6.3) en op het gebied van mobiliteit van belang (par. 6.4). Het hoofdstuk wordt weer afgesloten met een schets van de ruimt ruimtelijke gevolgen van de besproken technologische trends (par. 6.5). 6.2 Effecten doorbraaktechnologieën onvoorspelbaar Het aanbrekende tweede machinetijdperk heeft drie kenmerken. Alles gaat sneller, alles kan gedigital gedigitaliseerd worden en er ontstaan nieuwe onverwachte en onvoorspelbare onvoorspelbare combinaties. Deze nieuwe fase van digitalisering en automatisering breekt aan door snellere rekenkracht, verbeterde sensoren, big data, en ‘uitvoer’-technologie technologie waarmee van alles in de wereld tot stand gebracht kan worden (zoals 3D 3Dprinters en n de ‘echte robots’). Er vindt een kruisbestuiving plaats tussen big data, cloud computing, internetplatformen, robotica en kunstmatige intelligentie. Met de term ‘robots’ worden niet alleen fysieke robots bedoeld, maar ook technologieën als softbots, kunstmatige kunstmatige intelligentie, sensornetwerken en 36 data analyses.. Internet wordt daardoor als het ware uitgebreid met zintuigen (sensoren) en handen en voeten (actuatoren), en dankzij machineleren en kunstmatige intelligentie wordt het internet ook ‘slim’. Veel nieuwe uwe toepassingen van robots zijn niet direct als zodanig herkenbaar. Want ook de routeplanner in een auto, de poortjes op een NS-station NS station die je binnenlaten en registreren, je iPhone en iPad en de slimme thermostaat zijn voorbeelden van robotica. De Wetenschappelijke chappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) schetst in zijn recente rapport De robot de baas grote mogelijkheden voor Nederland in het MKB en in totaal nieuwe toepassingen van mobiele robots en drones. Voor deze sectoren hebben noch Silicon Valley, noch noch Japan, Duitsland en Korea op dit moment een voortrekkersrol. Juist voor deze nieuwe sectoren kan Nederland zich uitstekend posit positioneren, want het vergt krachtige multidisciplinaire samenwerking (technisch, juridisch, commercieel) waar de Nederlanders bekend om staan. Toch waarschuwt het WRR-rapport rapport ook voor overoptimisme. Soms gaan de ontwikkelingen veel minder hard omdat de technologische mogelijkheden vaak beperkter zijn dan wordt gedacht, er nog weinig wordt geïnvesteerd in robotica, de kosten voor het gebruik nog te hoog zijn, mensen niet altijd de laatste technologische innovaties en snufjes willen en omdat de juridische kaders nog ontbreken. Zo wordt wordt er veel verwacht van de Internet of Things. Maar nuttige en bruikbare toepassingen vergen de nodige afstemming tussen sectoren en partijen. Geen enkele partij heeft in zijn eentje alle kennis en middelen die nodig zijn voor een slim apparaat. Zo gaat he het bijvoorbeeld bij een slimme koelkast om sensortechnologie, internettechnologie, een innovatieve gebruikersi gebruikersinterface, levensmiddelen, bezorgingsprocessen voor verse producten, en witgoedwitgoed en koelkasttechnol koelkasttechnologie. Terwijl bijna alle landen, regio’s en steden ste inzetten op de zelfde zwaartepunten (ICT (ICT, robotica, kunstmatige intelligentie, big data, cloud computing, Internet of Things, duurzame energie, life sciences sciences, milieutechnologie, nanotechnologie,, biotechnologie, bio-based bio based economie, circulaire economie e en agrobusiness) blijven de effecten onvoorspelbaar. onvoorspelbaar Ontegenzeggelijk zijn deze technologische ontwikkelingen van belang omdat zij in de nabije of verre toekomst de producten en diensten in vele sectoren zullen veranderen. Echter de effecten en de mate waarin waarin Nederland en Den Haag hiervan kunnen profiteren, zijn hoogst ongewis. De innovaties op deze terreinen in Nederland vormen slechts een fractie van de mondiale innovaties die plaatsvinden en nog zullen plaatsvinden. Het valt niet te voorspellen of (nie (nieuwe)) ondernemers in Nederland de vele onbekende kansen in voldoende mate zullen weten te benutten. Producten en bedrijven komen en gaan steeds sneller, en een veelheid van onderling verbonden (kle (kleine) bedrijven wordt steeds kenmerkender voor de economie. Nagenoeg noeg geen enkel bedrijf zal lang een dominante positie kunnen innemen in een specifieke markt, en innovaties kunnen uit de hele keten komen. Kennis circuleert steeds sneller, en innovaties en groei komen niet alleen van het zelf gener genereren van nieuwe kennis,, maar zullen - zeker in kleine open economieën als die van Nederland - in belangrijke mate leunen op het vermogen kennis te absorberen en te laten circuleren.. Verstandig beleid is dan ook om niet te sterk in te zetten op bepaalde sectoren. Maar vooral om in te zetten op het tot stand brengen van goede verbindingen, cross-overs, cross overs, het stimuleren van gerelateerde vaardigheden, en het bevorderen van de kenniscirculatie. Figuur 5.1 Versnelling technologische ontwikkeling 37 Bron: Deloitte, 2013 De effecten zijn ook onvoorspelbaar omdat er zeer uiteenlopende standpunten zijn tussen de technologieoptimisten en technologiepessimisten. Tot de technologiepessimisten kan Peter Thiel - medeoprichter van PayPal en investeerder in Facebook – gerekend worden. Hij scheef mett anderen in 2011 een manifest waarin hij blijk gaf van zijn pessimisme. “We wilden vliegende auto’s, maar in plaats daarvan kregen wij de 140 tekens van Twitter”. Twitter . Een voorbeeld van optimisme zijn degenen die schetsen welke duizelingwekkende mogelijkheden de exponentiële groei mogelijk maakt die zich soms in de technologieontwikkeling voordoet. “Indien de d wet van Gordon Moore van Intel uit 1965 (elke 1½ ½ à 2 jaar een verdubbeling van de rekenkracht van microprocessoren; een voorspelling die vooralsnog min of meer is uitgekomen) toegepast wordt op straalvliegtuigen dan zou je nu op een theelepel brandstof naar Jupiter kunnen vliegen”.. Daarbij lijkt de de snelheid waarmee consumenten innovaties omarmen, voortdurend groter te worden.. De acceptatie van het stoomschip stoomschip vergde meer dan een eeuw, het internet verande veranderde de wereld in slechts een decennium, Apple en Facebook realiseerden een revolutie in minder dan vijf jaar. De tijd die nodig is om een innovatie wereldwijd uit te rollen, lijkt iedere vijftig jaar te halveren. 6.3 Slimmere gebouwen Met nieuwe materialen, interactieve OLED-wanden OLED (organic light emitting diode), ), robotica, modulaire bouweenheden en virtual, augmented en ambient reality kunnen ruimtes worden aangepast aan individuele behoeften en voorkeuren. Deze technologie maakt het makkelijker om gebouwen en woningen te delen, waardoor het aantal ruimtes dat nodig is voor verschillende functies kan verminderen. Een ruimte kan dan achtereenvolgens dienen als gymzaal, theater of ontmoetingsruimte al naargelang de behoefte van dat moment. Nieuwe materialen en bouwelementen in combinatie met 4D-printers printers en bouwrobots maken het mogelijk om sneller dan nu een gebouw neer te zetten, aan te passen of weer af te breken en de bouwmaterialen te recyclen. Daardoor kan de bouw bou en renovatie van woningen en kantoren flexibeler worden. Als het eenvoudiger wordt om ruimtes naar behoefte te transformeren, is een verdere verdichting van steden mogelijk.. Er komt niet zozeer meer ruimte, maar er komen wel meer opties voor wisselend gebruik van ruimte. Daarnaast kan wisselend gebruik van ruimtes en gebouwen gevolgen hebben voor vervoersstromen en de bijbehorende infrastructuur. Niet alleen gebruiksvoorwerpen maar ook onze leefomgeving en infrastructuur zullen steeds meer intel38 ligentie bevatten. evatten. Huizen worden slimmer door domotica die interactief met de bewoners het leefmilieu, de communicatie, het vermaak, de beveiliging en het energieverbruik regelen. Een stap verder is dat het domoticasysteem robots aanstuurt die verzorgingstaken op zich ch nemen, zoals het inkopen en bereiden van maaltijden en die ervoor zorgen dat we voldoende bewegen. Dankzij dit soort technologieën kunnen meer mensen langer zelfstandig wonen. wonen 6.4 Zelfrijdende auto’s, knooppunten en binnenstedelijke bi nenstedelijke mobil mobiliteit Er bestaan zeer eer wisselende beelden over de mogelijke opmars van elektrische auto’s. In het scenario Hoog van Welvaart en Leefomgeving (WLO) wordt voor 2050 verondersteld ve ondersteld dat slechts 20 procent van de autokilometers elektrisch zullen zijn. En dit scenario van de planbureaus is nog het meest optimi optimistisch. Daar staat tegenover dat volgens De Economist tot voor kort de accu voor een elektrische auto 400 tot 500 dollar per kilowattuur kostte en daarmee was de accu verantwoordelijk voor zo’n 30% van de kosten van een elektrische ische auto. Maar de kosten dalen gestaag. In oktober kondigde General Motors aan dat de accu in de nieuwe Chevy Bolt elektrische auto, die in 2016 op de markt komt, naar verwac verwachting ongeveer $ 145 per kilowattuur zal gaan kosten. Daarmee komt een grootschalig grootschalig aanbod van ele elektrische auto’s in het verschiet. De auto-industrie auto industrie gaat er van uit dat als de kosten van een accu kunnen dalen tot ongeveer $ 100 per kilowattuur de elektrische auto zonder subsidie met alle benzine benzine- en diesel aangedreven auto’s kan concurreren. urreren. Mondiaal vindt een massieve R&DR&D en productontwikkelingsi productontwikkelingsinspanning plaats om dit doel op niet te lange termijn te realiseren. Dus het is verre van uitgesloten da dat in de niet te verre toekomst een relatief snelle marktintroductie van elektrische auto’s kan plaatsvinden. Een andere belangrijke trend is de ontwikontwi keling van zelfrijdende auto’s.. Dit kan onze maatschappij en de stad ingrijpend veranvera deren. Of dat gebeurt hangt af van wat de auto daadwerkelijk zelf kan en wat de conco sument wil. Worden auto’s een tweede luxe huiskamer of blijft een bestuurder noodzanoodz kelijk (hoe ‘automatisch’ wordt de zelfrijdenzelfrijde de auto)? Ook de deeleconomie is van invloed. Als veel mensen zelfrijdende dende voervoe tuigen en ritten gaan delen, verandert dit het verkeer- en vervoersysteem radicaal (van autobezit naar autoritten). De scenascen riostudie van het Kennisinstituut voor MobiliMobil teitsbeleid (KiM) Chauffeurs feurs aan het stuur? maakt duidelijk dat de toekomst wat dat betreft hoogst onzeker is. De zelfrijdende auto kan de doorstroming, de veiligheid en de omvang van de emissies veranderen. Als de auto overal zelfstandig kan rijden en mensen blijven hechten aan privébezit – en het huidige gedrag om de auto voor de deur te willen parkeren, blijft gehandhaafd - dan staan de straten vol met dit soort auto’s van verschillende merken. Als de technologie zo ver doorzet, is het ook denkbaar dat menme sen voor iedere rit een auto laten voorrijden. Deelauto’s die per rit aangepast ngepast worden aan de persoonli persoonlijke voorkeuren van de gebruiker. Deze deelauto’s kunnen in het bezit zijn van grote bedrijven, die hun voertuigen parkeren aan de rand van de stad. Dat zal het straatbeeld aanzienlijk veranderen. De ruimte voor zelfrijdende auto uto is echter niet vanzelfsprekend omdat bestaande (infra)structuren hie hiervoor ingrijpend moeten veranderen. Het moet radicaal anders, maar of wij in Nederland of in Den Haag deze stap gaan zetten, is hoogst onzeker. Wat wel voorspelt kan worden, worden is dat in de mobiliteit de ffysieke en virtuele omgeving steeds meer met elkaar versmelten. Het mobiliteitssysteem van de toekomst wordt bijna volledig gestuurd door zelflerende algoritmes die reageren op verschillende datastromen, die een actueel beeld (realtime monitoring) monitoring) geven van de verkeerssituatie. Daardoor kunnen files en ongevallen worden geminimaliseerd, zelfs in gemengde verkeersstromen die bestaan uit autonome vrachtwagens, bijna-autonome autonome voertuigen en door mensen gestuurde voertuigen. De rol van de data datainfrastructuur nfrastructuur wordt daardoor minstens zo bepalend als die van de weginfrastructuur. Beide gaan op in één n enkele mobiliteitsinfrastructuur. Een zelfde versmelting vindt ook plaats tussen privé privé-vervoer en openbaar vervoer. De zelfrijdende auto is ook te typeren type als on-demand demand openbaar vervoer met een flexibele route. Wat Den Haag moet proberen te voorkomen is – dat ondanks alle onzekerheden - de bestaande ruimtelijke infrastructuur de ontwikkelmogelijkheden van de zelfrijdende, deeltijdauto en de versmelting van an infrastructuren en modaliteiten belemmert. Deze transitie is dermate veelbelovend voor de economische toekomst, de ‘quality of living’ en de leefbaarheid van en in Den Haag dat er idealiter ruimte is voor alle innovaties en experimenten die nodig zijn om om de wenselijke toekomst te ontdekken. 39 Bij het toekomstbestendig oekomstbestendig maken van de fysieke en digitale infrastructuur moet voor de personenmobiliteit ingespeeld worden op innovatieve, intelligente concepten die combinatiemogelijkheden en maa maatwerk mogelijk maken. Het is aannemelijk dat ingezet wordt op verdere doorontwikkeling van een hoog frequent OV-netwerk netwerk van topkwaliteit met multimodale knooppunten met fietsen en auto's. Goede ve verbindingen binnen stedelijke regio’s vergroten het banenbereik banenbereik en vergroten daarmee ook de arbeid arbeidsmarktkansen voor (minder mobiele) lager opgeleiden. In het binnenstedelijk goederentransport bieden vernieuwende logistieke concepten kansen die zowel economisch als qua leefbaarheid voordeel opleveren. Dit biedt mogelijkheden mogelijkheden tot maatwerk in same samenspraak met het bedrijfsleven (Green Deal Zero Emission Stadslogistiek), maar tegelijkertijd dreigt zo zonder rijksregie een lappendeken aan uiteenlopende eisen, zoals met van elkaar verschillende milieuz milieuzones of venstertijden, te ontstaan. ntstaan. 6.5 Ruimtelijke gevolgen De versnelling in de technologische ontwikkeling, ontwikkeling, de innovaties op het snijvlak van kennisgebieden en sectoren, en de NBIC-doorbraaktechnologieën doorbraaktechnologieën (nanotechnologie, (nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen) die de komende decennia gelijktijdig of snel achter elkaar opkomen opkomen, zullen onze leefomgeving ingrijpend beïnvloeden.. Deze technologieën en de toepassing van deze tec technologieën zijn ook van n groot belang voor de verdere economische groei en maatschappelijke ontwikk ontwikkeling. Voor de toekomst mag verwacht worden dat de technologische ontwikkeling het gebruik van ope openbare ruimtes en gebouwen verandert. Ruimtes, gebouwen en weggedeelten kunnen makk makkelijker voor wisselende functies worden gebruikt. Gebouwen en ruimtes kunnen straks sneller worden gebouwd en 40 getransformeerd. Doorbraken in energietechnologie zullen doorwerken in de ruimtelijke inrichting. Door internet en door apparaten met verschillende verschillende sensoren en processoren (Internet of Things) krijgen gebouwen een zekere intelligentie. Een effect hiervan is dat met behulp van een ‘slimme omgeving’ mensen langer zelfstandig blijven wonen. De toenemende technische complexiteit gaat gepaard met de toenemende toenemende sociale complexiteit van onze samenleving. Er zijn steeds grotere verschillen in de manier waarop mensen omgaan met b beleidsmaatregelen of beschikbare technologieën. Zo blijven ontwikkelingen in hightech (3D (3D-printen) en low tech (voedsel uit je eigen n moestuin) beide bestaan en leiden ze in wisselwerking tot nieuwe mog mogelijkheden. In het algemeen geldt, dat allerlei voorheen gescheiden ontwikkelingen elkaar beïnvloeden, zowel elkaar versterkend of tegenwerkend, en dat causaliteit daardoor steeds minder lineair is. Dat maakt processen moeilijker voorspelbaar. Het is lastig om vele stappen vooruit te kijken naar de mog mogelijke effecten van technologische ontwikkelingen, als die zowel elkaar beïnvloeden, als van invloed zijn op sociale ontwikkelingen en visa versa.. Het enige dat zeker is, is dat er onverwachte positieve en negatieve effecten zullen optreden. optreden Het probleem is dat de versnelling, de versmelting, de gelijktijdigheid van de technologische ontwikk ontwikkelingen en de wisselwerking tussen technologische en en sociale ontwikkelingen het moeilijk maken om omvang en de reikwijdte van de ruimtelijke consequenties te bepalen. Wel lijkt een veilige inzet richting de toekomst de uitrol van het LoRa-netwerk LoRa netwerk in Den Haag (voor de Internet of Things) en de focus op cybersecurity in Den Haag. Den Haag is vanwege de ligging aan zee minder goed bereikbaar voor auto en OV in vergelijking met andere grote steden. Weliswaar is er in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het verbeteren van het (regionaal) OV, het fietsnetwerk fietsnetwerk en in bijvoorbeeld Rotterdamse Baan. Toch blijven files rond spitstijden bestaan en is de bereikbaarheid van de kust van Den Haag moeizaam. Niet alleen is dit nadelig voor de bereikbaarheid van de economische kerngebieden van de stad, het levert ook milieuproblemen milieuproblemen op en gebrek aan ruimte voor meer milieuvriendelijke en gezonde vormen van mobiliteit zoals lopen en fie fietsen. Voor Den Haag is het zaak om de trends en ontwikkelingen ten aanzien van mobiliteit in te zetten om de bereikbaarheid te verbeteren en de kwaliteit van het dagelijks leven in de stad te versterken. Daarbij is het verstandig om in te zetten op het optimaliseren optimaliseren van de ketenmobiliteit en het intensiveren van de ontwikkelingen rondom multimodale knooppunten (TOD). (TOD). Dit is geen directe oploss oplossing voor de slechte bereikbaarheid van de kust maar wel voor de bereikbaarheid aan de oostkant van de stad. De nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de mobiliteit (elektrische auto’s, zelfrijdende auto’s, deelauto’s, bereikbaarheid als service) kan een kanteling kan betekenen voor de plek die de auto inneemt in de stad stad. Nu al is er sprake van een afname van gemiddelde autobezit per inwoner in Den Haag. In absolute aantallen leidt dat nog niet door een daling van het aantal auto’s omdat de bevolking groeit. Wel is er een duidelijke verschuiving gaande gaan in de modal split. Het aandeel OV en langzaam verkeer neemt toe. Het is de verwachting dat deze ontwikkeling verder toeneemt bij een intensivering van het ruimteg ruimtegebruik. De auto wordt steeds minder aantrekkelijk als al vervoermiddel binnen de stad. De leefbaarheid en luchtkwaliteit kan verbeteren, err is minder behoefte aan parkeerplekken, het bestaande wegenweg kan efficiënter benut worden en er zullen minder verkeersongelukken zijn. Er ontstaat meer ruimte voor langzaam am verkeer, fietsen en lopen en de trottoirs kunnen breder worden. Ook het aanpassen van binnenstedelijke distributiepatronen en goederenvervoer kan voordelen bieden vanuit milieu milieu-, duurzaamheids- en leefbaarheidsperspectief Technologische innovaties vinden buiten de invloedsfeer van het gemeentebestuur plaats maar hebben wel effect op het gebruik en inrichting van de stad van morgen. Steden hebben de keuze om mee te gaan met de technologische ontwikkelingen of daar actief mee aan de slag te gaan. Den Haag werkt met de Roadmap Smart City waarbij het aan de hand van livinglabs aan het economisch profiel van Den Haag werkt. In de ICT-ontwikkelingen ontwikkelingen en digitale platformen lopen positieve positieve en negatieve effecten door elkaar heen. Retail en aanloopstraten staan staan o.a. door internetshoppen onder druk, kantoorlocatie door het nieuwe werken maar ouderen kunnen langer thuis blijven wonen, startups kunnen ontstaan op een zolderkamer en de extra kamer wordt verhuurd via AirBnB. Een open, betrouwbaar en betaalbaar breedbandnetwerk – vertakt tot in de haarvaten van de stad - is de basis voor de stad van de toekomst. Bedrijven kunnen daarop hun bedrijfsprocessen aansluiten, voorzieningen als veiligheid, verlichting, energie, gie, afval en mobiliteit beheert, en de stromen in de stad worden inzichtelijk. Ook biedt ICT de mogelijkheid om nieuwe planningstools te hanteren. En om meer inzicht te krijgen in wat er daadwerk daadwerkelijk gebeurd in de stad, en het beter betrekken van de creativiteit en kennis van burgers en bedrijven via ‘urban decision theatres’ of ‘challanges challanges’ en ‘fact-based-policy making’. 41 7 Opgaven en dilemma’s 7.1 Inleiding e De wereld is in transitie. Net zoals Den Haag ingrijpende transformaties heeft doorgemaakt in de 19 ste (industriële revolutie)) en de 20 eeuw (mobiliteitsrevolutie). evolutie). Het inspelen op de transities in het verl verle- den is deels succesvol geweest, maar er kunnen ook lessen geleerd worden dat te langzaam is gere gereageerd op ingrijpende omgevingsveranderingen. In ieder geval lijkt één ding zeker: de veranderingen en transities sities zullen sneller gaan dan in het verleden en foute keuzes zullen ingrijpender de stad op achte achterstand zetten. Dit plaatst de stad voor belangrijke inhoudelijke opgaven en dilemma’s. 21ste eeuw: digitale revolutie 19e eeuw: industriële revolutie 20ste eeuw: mobiliteitsrevolutie 42 In paragraaf 7.2 worden de belangrijke ruimtelijke gevolgen samengevat samengevat van de demografische, ec economische, technologische transities en duurzaamheidtransitie. In de voorafgaande hoofdstukken zijn de transities, trends en ruimtelijke gevolgen met meer detail aan de orde gekomen. Vervolgens worden als een advies van Platform31 rm31 in paragraaf 7.3 de maatschappelijke opgaven en in paragraaf 7.4 de d dilemma’s voor Den Haag en de ruimtelijk-economische ruimtelijk toekomstvisie kort beschreven. hreven. 7.2 Ruimtelijke gevolgen Het is strategisch van belang voor Den Haag om zelfstandig én in samenwerking met de regiogemee regiogemeenten aantrekkelijk te blijven voor de huidige en toekomstige inwoners en werknemers. Het belang van een vitale, levendige en aantrekkelijke stad neemt ook steeds meer toe als een concurrerende vest vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en werknemers werknemers vanwege imago, clustervorming en nabijheid van voo voorzieningen. De verschillen tussen de steden en regio’s nemen toe en de mensen zullen in een bepaalde levensfase kijken welke woon-- en leefomgeving voor hen het meest aantrekkelijk is. Zij kiezen met ee een veelheid van motieven de meest aantrekkelijke woonwoon en leefomgeving en kijken welke banen van daar uit bereikbaar zijn. Hieruit vloeit een belangrijke kwantitatieve én kwalitatieve ruimtelijke opgave voort. Gezien de belangrijke wijzigingen in de bevolkingsbevolki en huishoudsamenstelling in de komende twee tot drie decennia (vergrijzing, huishoudverkleining, sterke toename eenpersoonshuishoudens, gevarieerde en dynamische levenslopen) is de opgave vooral kwalitatief. Mede gezien de vele mismatches (te we weinig nieuwbouw in de crisis, te veel dure eengezinswoningen op het zand, te veel goedkope portiekw portiekwoningen in kwetsbare wijken, te weinig woningen (vrije huur en koop) voor het middensegment van de woningmarkt) en het feit dat de bestaande woningvoorraad uiterst langzaam en traag aangepast wordt aan de wijzigende woonbehoeften. De kwalitatieve opgave is om met voldoende tempo rood, groen en blauw steeds beter met elkaar te verbinden en tot een grotere variëteit aan woningen, woontypen, woonvormen en leefmilieus te e komen (woonwerk mogelijkheden, studio’s, klein en goedkoop kunnen wonen, thematisch samenwonen, duurzame woningen voor jongeren en starters met een gemee gemeenschappelijke binnenruimte, nul-nota nota woningen, kangoeroewoningen, wooncoöperaties, flexibel indee indeelbare e woningen, tijdelijke woonruimtes, complexen waarin wonen, zorgvoorzieningen en faciliteiten bij elkaar komen, ‘multi-single’ single’ woningen et cetera, et cetera). Tot 2040 is de e kwantitatieve opgave voor Den Haag om 37.000 tot 50.000 0.000 woningen te realiseren. Er zijn grote verschillen in de mate waarin in de diverse Haagse wijken en buurten, en woonwoon en leefmilieus, in de tijd op deze kwantitatieve en kwal kwalitatieve opgaven ingespeeld kan worden. Dit vergt dat men met een grote mate van detailkennis ada adaptief en kleinschalig – met allerlei partners - de stad weet te verbeteren. De transformatie op economisch terrein en het bevorderen van ondernemerschap vergt dat functi functiemenging veel meer mogelijk wordt, dat de belemmeringen voor ondernemerschap in woonwijken ve verminderd wordt (alles mag, tenzij ….) en dat in de binnenstad een combinatie van werken, produceren, wonen, bestuur, vermaak en handel wordt nagestreefd. Om de stad een broedplaats te laten zijn van innovatieve ontwikkelingen, creativiteit en startups is hett van belang dat de stad ook letterlijk ruimte biedt voor betaalbare bedrijfs-,, kantoorkantoor en vergaderruimte, flexplekken, voor het huren van ateliers en studio’s, voor kleinschalige bedrijvigheid en allerlei ontmoetingen. Den Haag heeft wat dat betreft zeke zeker nog niet de maximale flexibiliteit bereikt. Daarbij hoeft er geen bijzondere aandacht uit te gaan naar de inrichting van nieuwe bedrijfsterreinen. Voor de bedrijfsterreinen, kantoorgebouwen, leegstaande wi winkels en maatschappelijk vastgoed is de opgave veelal veelal het herontwikkelen en transformeren van de bestaande terreinen en het bestaande vastgoed. Er blijft echter voldoende ruimte nodig voor grootsch grootschalige en of milieuhinderlijke bedrijven die niet passen in een omgeving met gemengde woon woon- en werkfuncties. De uitdaging is zeker ook om in de regio tot een goed verbonden daily urban systeem te kkomen, om de arbeidsmarkten meer als één geheel te laten functioneren en om de complementariteit en relatieve specialisatie ten opzichte van de omringende stedelijke regio’s regio’s (Leiden, Zoetermeer, Delft, Rotterdam, Westland) te versterken. De trends op het gebied van duurzaamheid (stedelijke energietransitie, klimaatadaptatie, waterpleinen, vergroening, stadslandbouw) hebben duidelijke ruimtelijke consequenties. In welke mate, met welk tempo en op welke wijze Den Haag op deze trends moet, wil en kan inspelen, is moeilijker te bean beantwoorden. Verloopt de ontwikkeling en diffusie van zonne-energie zonne energie exponentieel snel in twee decennia of zal de duurzame energie nog lang bestaan uit uit een mix van vooral wind, biomassa, zonne zonne-energie, warmtenetten en geothermie? Is het mogelijk om te blijven investeren in een gasnet, én een warmtenet én een verzwaard elektriciteitsnet? Is er voor stadslandbouw voldoende ruimte in de stadsranden stadsranden, volks- en daktuinen, leegstaande kantoren, braakliggende terreinen et cetera en welke rol spelen regels hierbij? De versnelling in de technologische ontwikkeling, ontwikkeling, de innovaties op het snijvlak van kennisgebieden en sectoren, en de NBIC-doorbraaktechnologieën doorbraaktechnologieën (nanotechnologie, (nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen) die de komende decennia gelijktijdig of snel achter elkaar opkomen opkomen, zullen de stedelijke leefomgeving ingrijpend beïnvloeden.. Voor de toekomst mag verwacht worden dat de technologische chnologische ontwikkeling het gebruik van openbare ruimtes en gebouwen verandert. Ruimtes, gebouwen en weggedeelten kunnen makkelijker voor wisselende functies worden gebruikt. Gebouwen en ruimtes kunnen straks sneller worden gebouwd en getransformeerd. Doorbraken Doorbraken in energietechn energietechnologie zullen doorwerken in de ruimtelijke inrichting. Door internet en door apparaten met verschillende sensoren en processoren (Internet of Things) krijgen gebouwen een zekere intelligentie. Door slimme elektronica in de leefomgeving ing kunnen mensen langer zelfstandig blijven wonen. 43 De versnelling, de versmelting, de gelijktijdigheid van de technologische ontwikkelingen en de wisse wisselwerking tussen technologische en sociale ontwikkelingen maken het moeilijk om de omvang en de reikwijdte te van de ruimtelijke consequenties van de technologische transities te bepalen. Zo wordt h het mobiliteitssysteem van de toekomst bijna volledig gestuurd door zelflerende algoritmes die reageren op verschillende datastromen, die een actueel beeld (realtime monitoring) geven van de verkeerssituatie. Daardoor kunnen files en ongevallen worden geminimaliseerd, zelfs in gemengde verkeersstromen die bestaan uit autonome vrachtwagens, bijna-autonome bijna autonome voertuigen en door mensen gestuurde voertuigen. De rol van de data-infrastructuur infrastructuur wordt daardoor minstens zo bepalend als die van de weginfrastru weginfrastructuur; beide gaan op in één n enkele mobiliteitsinfrastructuur. Een zelfde versmelting vindt ook plaats tu tussen privé-vervoer vervoer en openbaar vervoer. Wat Den Haag daarbij moet proberen proberen te voorkomen is – dat ondanks alle onzekerheden - de bestaande ruimtelijke infrastructuur de ontwikkelmogelijkheden van de zelfrijdende, deeltijdauto en de versmelting van infrastructuren en modaliteiten belemmert. Deze trans transitie is dermate veelbelovend voor de economische toekomst, de ‘quality of living’ en de leefbaarheid van en in Den Haag dat het wenselijk is om ruimte te bieden aan alle innovaties en experimenten die nodig zijn om de wenselijke toekomst te ontdekken. 7.3 Opgaven Binnen de transities en n trends zijn diverse opgaven te benoemen. ‘Being a city’ belangrijker dan ‘Making a city’ Mensen maken niet alleen de stad, maar zijn nog veel meer dé stad. Daarbij is een belangrijke overw overweging dat 90 procent van de stad over vijfentwintig jaar niet ingrijpend veranderd zal zijn. Door de (huidi44 ge en toekomstige) bewoners, gebruikers, werknemers, ondernemers als vertrekpunt te nemen, zal de toekomstige stad vooral “gemaakt” worden. Daarbij gaat ga het niet alleen om de hardware (de fysieke en kwantitatieve opgaven), maar vooral ook om o de software (gebruik, functies, beleving) en de orgware (organisatie, instrumentarium) van de stad voor de komende vijfentwintig jaar. Voor de toekomst is ‘stedelijke jke vernieuwing op uitnodiging’, ‘de spontane stad’ en ‘het beheren van de stad als een hotelm hotelmanager’ belangrijker dan grootschalige gebiedsontwikkeling. gebiedsontwikkeling Toch blijven om strategische kwaliteiten van Den Haag in bepaalde gebieden voor de toekomst te behouden, behouden, daarnaast grote ingrepen en publieke investeringen nodig. Investeringen in infrastructuur (de Rotterdamse Baan en de modernisering van Den Haag CS komen niet tot stand vanuit particulier initiatief), in iconen, investeringen als aanjager van wenselijke ontwikkelingen en investeringen om onderscheidende kwaliteiten aan het vestigingsklimaat toe te voegen. Om tot goede keuzes te komen, is het daarbij van belangrijk om een duidelijk idee te hebben welke karakteristieken en kwaliteiten van Den Haag men, in welke welke gebied, voor de toekomst behouden moeten blijven. De toekomst van de stad wordt vooral bepaald door een inclusieve sociale agenda Uit diverse internationale studies komt naar voren dat economisch sterke regio’s en steden krachtig zijn door hun sociale e kapitaal, hun sterke sociale verbanden en hun sociale cohesie. Het draait om sociale veerkracht en zaken met elkaar opop en aanpakken en het delen in en met de stad. Dit betekent dat je de stad op laag schaalniveau moet zien te organiseren in allerlei wisselende en verschillende verbanden en rollen (vrijwilligers, illigers, burgers, ondernemers en overheid). overheid De ruimtelijke agenda moet vooral bestaan uit het - met een duidelijke e visie en met kennis over het DNA van wijken en buurten - ruimte geven aan burgers en maatschappelijke initiatieven. De rol van de overheid blijft daarbij het bewaken en borgen van de publieke belangen (het het voorkomen van uitsluiting, het organiseren van solidariteit, het slechten van toetredingsbarrières,, het verminderen van externe externe effecten) en het bij elkaar brengen van partijen. Vaak zijn de verantwoordelijkheden zo versnipperd (bijvoorbeeld in de thuiszorg concurrerende thui thuiszorgorganisaties, gemeenten, verzekeraars) dat investeringen om bijvoorbeeld van de mogelijkheden van robotica, domotica, digitale platforms, en slimme algoritmes gebruik te maken, uitblijven. De ove overheid kan in dergelijke situaties partijen bij elkaar brengen. Daarbij is het geenszins gezegd dat alle sociale groepen in Den Haag in even grote mate deelgen deelgenoot kunnen zijn van de toekomst van Den Haag en daar ook de vruchten van zullen plukken. Door het b beperkte ‘trickle down’ effect in Nederland zorgen meer kenniswerkers, creatieven, hoogopgeleiden in Den Haag niet automatisch voor voldoende werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Er is ook aandacht nodig voor de onderkant van de arbeidsmarkt met een people based strategie, vergr vergroten van vaardigheden, permanent leren en aanpassen, aanpassen en een betere werking van de regionale a arbeidsmarkt. Ruimte geven Niet alleen de stedelijke opgaven zijn veranderd en blijven dat doen vanwege de grote mate van onz onzekerheid van de toekomstige transities. Daarbij is het noodzakelijk noodzak om de ruimtelijke ordening of het ruimtelijke domein op andere wijze te organiseren en van van nieuw instrumentarium te voorzien. Bij het betrekken van de burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties bij de toekomst van de stad, hoort het geven van ruimte, een meer adaptieve planning, meer meer eigen verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid, meer zelforganisatie, experimenteren, xperimenteren, evalueren en praktijkleren. Dit is onder andere mogelijk door open data beschikbaar te stellen, nieuwe toetreders mogelijk te maken, nieuw ondernemerschap te bevorderen bevorderen, ‘collaborative consumption’,, deeleconomie en het ‘right to challenge’. Door als bestuurders en beleid beleidsmakers in de haarvaten van de Haagse samenleving aanwezig te zijn, weet en snap je wat er gebeurt, waar de dynamiek en vernieuwing zit en waar zich spanningsvelden en dilemma’s voordoen die eve eventueel tot actie nopen. Het redresseren resseren van de scherpe kantjes van segregatie s Er is sprake van toenemende segregatie en toenemende scheiding tussen groepen. Dat speelt sociaal sociaalcultureel (soort zoekt soort), economisch en inkomenstechnisch. Den Haag is van de G4 G4-steden het sterkst gesegregeerd en het is verre van uitgesloten dat zonder aanvullend beleid de sociaal sociaaleconomische en sociaal-culturele culturele scheidslijnen nog verder gaan toenemen. De segregatie komt deels door het verdringingseffect op de woningmarkt. woningm Hogere inkomens kiezen voor de stad en kunnen duu duurdere woning betalen waardoor lagere inkomens moeten uitwijken naar de goedkopere woningen in de regio. De demografische druk op de stad heeft tot gevolg dat prijzen gaan stijgen. Momenteel is er nog voldoende oldoende betaalbare ruimte (woningen en bedrijfsruimte) in en om het centrum van de stad. Hoe zo zorgen we ervoor dat er ook in de toekomst voldoende betaalbare (woon en werk)ruimte is, zodat de twe tweedeling niet verder toeneemt en het centrum van Den Haag niet uitgroeit tot een elitair district? Ook trekken bepaalde epaalde locaties mensen met bepaalde kenmerken en daardoor ontstaan in toenemende mate verschillen tussen de wijken in Den Haag. De segregatie wordt vooral een probleem als sommige wi wijken een stapeling van problemen kennen die de leefbaarheid en de fysieke kwaliteit van de gebouwen en de buitenruimte negatief beïnvloeden. Het is niet eenvoudig om deze trend te redresseren redresseren. Het realiseren van voldoende bereikbare banen De banengroei in Den Haag blijft achter bij die van bijvoorbeeld Amsterdam,, Utrecht en Groningen. Kennelijk weten andere steden zich sneller aan te passen aan veranderende economische omstandi omstandigheden. Voor Den Haag en de inwoners is een opgave om voldoende veerkrachtig, weerbaar, adaptief en flexibel te worden en te zijn. Daarbij hoeven de banen niet perse in Den Haag gerealiseerd te wo worden. Belangrijker is dat de inwoners ook voldoende banen buiten de stad kunnen bereiken. Vooral inzet op complementaire diversificatie binnen het daily urban system syst De geringe groei van de werkgelegenheid in Den Haag los je niet op met fysiek beleid maar door slim je agglomeratiekracht en netwerkkracht te organiseren. Dit is vooral een regionale opgave in en voor het daily urban system van Den Haag. Daarbij gaat het het vooral om complementaire specialisatie en divers diversi- 45 ficatie. De opgave pgave is enerzijds het ontwikkelen van sterke economische clusters rond OV OV-knopen, door intensief ruimtegebruik, functiemenging en hoogwaardige openbare ruimte. Anderzijds is de opgave om functiemenging ctiemenging en flexibiliteit in centrum-stedelijke centrum wijken te stimuleren en het ontwikkelen van een warmtenetwerk voor duurzame energie. Hiermee verlaagt Den Haag de CO2 uitstoot en krijgt het met goedkope en duurzame energie een belangrijke vestigingsfactor.. Verder zijn de huidige specialisaties van Den Haag (internationale stad van recht en vrede, cybersecurity, cultuur, toerisme, ligging aan zee, internationale congressen) misschien een voldoende unieke specialisatie en profilering in de eigen regio. Méér massa en dichtheid (of het beter lenen van massa en functies van elkaar) zijn onvoldoende om grotere agglomeratie- en netwerkvoordelen te realiseren. Het gaat veel meer om de kwaliteit van het human capital,, vaardigheden en gerelateerde vaardigheden en activiteiten activiteiten tussen mensen, bedri bedrijven en taken. Het gaat om skill-gerelateerde skill gerelateerde vaardigheden, gerelateerde variëteit en kennisspillovers in de stedelijke regio. Het realiseren van voldoende aantrekkelijke woonwoon en leefmilieus in stad én regio Om een aantrekkelijke elijke stad te zijn voor nieuwkomers en blijvers is bouwen voor doorstroming in de stad en regio noodzakelijk. Daarbij is de opgave het vergroenen van de stad,, het beter benutten van het bestaande groen in de stad en het verbinden van de stad met het ommeland. Ook zijn meer aantrekk aantrekkelijke hoog- en centrum stedelijke woonmilieus, woonmilieus, groen stedelijke woonmilieus, hoogwaardige openbare ruimtes en een grote variatie aan woonvormen en woontypes nodig. nodig Scherpere keuzes nodig Door de verwachte bescheiden economische economische groei in de komende vijfentwintig jaar en de beperkte publieke investeringsruimte is het zaak om tot scherpere keuzes te komen. De grote opgaven en de mindere middelen vergen scherpere keuzes, betere prioriteiten en het hoger aan de wind zeilen omda omdat 46 foute keuzes grotere gevolgen hebben. Met een structureel lager economische groei en een geringe toename van de gemeentelijke inkomsten kunnen foute keuzes minder makkelijk gerepareerd worden. 7.4 Dilemma’s Bij het realiseren van de opgaven doet zich een vijftal dilemma’s voor. Groei volledig of in beperkte mate accommoderen Het volledig accommoderen van de verwachte bevolkingsbevolkings en huishoudgroei binnen de stadsgrenzen legt een groot beslag op de ruimte. Om de de groei van 37.000 tot 50.000 woningen te realiseren, is 220 tot 400 hectare ruimte nodig. Het accomoderen van deze groei binnen de gemeentelijke grenzen biedt kansen zoals het intensiveren rondom stationslocaties maar stelt de stad ook voor moeilijke keuz keuzes. Blijft de stad bereikbaar en leefbaar eefbaar doordat doordat elk huishouden vooralsnog minimaal één auto voor de deur wil hebben staan. Blijft het evenwicht tussen gebouwde en onbebouwde ruimte in de stad in balans. Den Haag scoort nu al laag in het beschikbaar stedelijk stedelijk groen per inwoners. En kunnen binnenstedelijk woon- en werkmilieus evenwichtig ontwikkeld worden of treedt treed er verdringing op van noodzakelijke ‘rommelzones’ ommelzones’ voor kleine bedrijfjes, bedrijfjes, startups en creatieven ten faveure van de gewenste woningbouw? Grote en kleine bedrijven met milieuhinder komen onder groeiende druk te staan om het bedrijfsproces zodanig aan te passen dat zij binnen de stad kunnen functioneren of zich verplaatsen naar de stad stadsrand of de regio. In welke mate wil en kan de regio Den Haag helpen h om zijn toekomst te realiseren? Den Haag staat voor een belangrijke opgave om te voorzien in de grote toekomstige behoefte aan centrumstedelijke en stedelijke woonmilieus. Toch zal Den Haag naar verwachting binnen de gemee gemeentegrenzen niet volledig kunnen nen voorzien in de vraag. Het is wenselijk dat Den Haag met de regio goede afspraken maakt over het aantal, het type en het tempo waarmee de woningen in de regio óók teg tege- moet komen de leef- en woonmilieus waaraan Den Haag “behoefte” heeft. heeft Of de kwaliteit van de regionale samenwerking dit mogelijk maakt, is zeer de vraag. Werkgelegenheidsgroei oei in de stad of brede regio. Er is een tendens dat vanwege de ‘matching’, ‘sharing’ en ‘learning’ de werkgelegenheid zich conce concentreert in de grote steden, waaronder Den Den Haag. Den Haag Centrum kent dan ook al een hoge conce concentratie van arbeidsplaatsen (63.000 werknemers). Toch ontwikkelt de de werkgelegenheid in Den Haag zich verre van gunstig zeker in vergelijkend perspectief met andere Nederlandse steden. Enerzijds geeft dat aanleiding om in het beleid proberen in te zetten op nieuwe clusters, nieuwe economische activiteiten, nieuwe specialisaties, saties, de next economy en 25.000 nieuwe banen. Anderzijds kan deels ook ingezet worden op het versterken van de vaardigheden van de eigen beroepsbevolking en een betere werking van de regionale arbeidsmarkt met Amsterdam, Schiphol, Leiden, Westland, Delft en Rotterdam. Dan hoeven de banen niet perse evenredig mee te groeien met de bevolkingstoename in Den Haag Haag. Segregatie onvermijdelijk of redresseerbaar Er is sprake van toenemende segregatie en toenemende scheiding tussen groepen in Den Haag Haag. Dat speelt sociaal-cultureel, economisch, economisch inkomenstechnisch en op de woningmarkt. Als Den Haag aa aantrekkelijk wil zijn voor hoogopgeleiden, creatieven en kenniswerkers – en juist voor deze groepen de aantrekkelijke woon- en leefmilieus gaat realiseren – dan kan de segregatie egatie zelfs verder toenemen. In welke mate beschouwt men deze segregatie een onvermijdelijk onderdeel van de toekomst van Den Haag of wil men de segregatie redresseren? Investeringen in welke publieke netwerken Vooral met betrekking tot de warmtenetten staat staat de stad in de nabije toekomt voor de keuze in welke netwerken men het beste kan investeren. invest De aansluiting op de warmteronde met de niet niet-duurzame restwarmte uit Rijnmond is een lastig besluit. Welke W elke alternatieven worden mogelijkerwijs geblokkeerd door hierbij aan te sluiten? Het ligt verder niet voor de hand om én een gasnet, én een warmtenet én een verzwaard elektriciteitsnet voor de (elektrische) warmtevraag te realiseren. Door het toevoegen van een digitaal netwerk kan dit multicommodity-grid multicommodity slimmer worden. Als de stad geen keuzes maakt, zzal de markt alleen de rendabele investeringen investerin voor zijn rekening nemen. De kans ans bestaat dat niet het hele netwerk ‘slim’ wordt en dat delen van de stad buiten de boot vallen. 47 Geraadpleegde literatuur Jessie Bakens, s, Henri L.F. de Groot, Peter Mulder en Cees-Jan Cees Pen, Soort zoekt soort. Clustering en sociaal-economische economische schiedslijnen in Nederland, Platform31/Vrije Universiteit Amsterdam, Den Haag, 2014. Eric Bartelsman, ‘‘Binnen ‘Binnen dertig jaar is de helft van de nu bestaande banen overbodig’, in: Het Financieele Dagblad,, 18 januari 2014. Saskia Buitelaar, “Meer laadpalen: meer elektrische auto’s”, in: Nieuwsbrief Binnenlands Bestuur, 8 december 2015. Edwin Buitelaar, Nederland nd in 2040: 20 gebiedsontwikkeling in onzekere tijden,, Amsterdam School of Real Estate, 2012-02, 02, maart 2012. Centraal Planbureau, Groene groei: een wenkend perspectief?, CPB Policy Brief 2011/12, Den Haag, 2011. Centraal Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving, Leef De economie van de stad stad, CPB-PBL Notitie, 4 maart 2015. Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Nederland in 2030 en 2050 0: twee referentiescenario’s, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015. Centraal Planbureau/Planbureau Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Demografie, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015. 48 Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Macro-economie, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015. Centraal raal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Regionale ontwikkelingen en versted verstedelijking, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015. Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Mobiliteit, Toekomstverkenning We Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015. Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Klimaat en energie, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015. Denktank Agenda Stad, Sterke stedelijke netwerken. Een langetermijnperspectief voor verbonden st steden, Den Haag, april 2015. Koos van Dijken, Ruud Dorenbos en Tineke Lupi, Steden in onzekere en turbulente tijden. Trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder, Platform31, Den Haag, 2013. Ruud Dorenbos, os, Wim Hafkamp, Joost van Hoorn (red.), “De economische stad”, in: Wim Hafkamp c.s., De stad kennen, de stad maken, Platform31 Kennis voor krachtige steden, Den Haag, 2015. The Economist, Material difference; new materials for manufacturing, Technology Quarterly, December th 5 , 2015. R. van Est en L. Kool (red.), Werken aan een robotsamenleving. Visies en inzichten uit de wetenschap over de relatie technologie en werkgelegenheid, Rathenau Institituut, Den Haag, 2015. European ropean Union Regional Policy, Citiess of tomorrow; Challenges, visions, ways forward, Brussel, 2010. Gemeente Den Haag, Agenda RvdS – analyse trends & ontwikkelingen, Afdeling Stedenbouw & Plan Planologie, 7 mei 2015. Gemeente Den Haag, Bevolkingsgroei en woningbehoefte, Projectgroep Agenda Ruim Ruimte voor de stad, 11 juni 2015. Gemeente Den Haag, Bevolkingsprognose Den Haag 2015, 2015 Onderzoeksrapport DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek, juni 2015. Gemeente Den Haag, Haagse transities in een historisch perspectief, Afdeling S&P, juli 2015. Gemeente Den Haag, Agenda RvdS – ruimtebehoefte 2025/2040; inzicht in de toekomstige ruimteb ruimtebehoefte van verschillende functies, Afdeling Stedenbouw & Planologie, 26 augustus 2015. Gemeente Den Haag, Technologie en de Stad; transitieopgave 2040, Verkenning in het kader van Agenda Ruimte voor de Stad, Den Haag 2040, concept september 2040. Gemeente Den Haag, Belastingplan 2015-2018; 2015 Lage lasten en minder regels. Gemeente Den Haag, Energievisie Den Haag 2040, 2040 14 december 2010, RIS180173a. Gemeente Den Haag, Klimaatplan limaatplan Den Haag, april 2011, RIS180173h. Gemeente Den Haag, Klimaatplan Den Haag, Bijlage 2 Analyse klimaatproblematiek Den Haag Haag, april 2011, RIS180175b. Gemeente Den Haag, Voortgangsnotitie Energievisie Den Haag 2040, 2040, DSB/2014.888 RIS 279785 279785, 22 december 2014. Gemeente Den Haag/Nicis Institute, Verslag Wonenmiddag 15 februari 2010, Den Haag, 2010. Maarten Hajer, De Energieke Samenleving, Samenleving, Planbureau voor de Leefomgeving, Signalenrapport, Den Haag/Bilthoven, 2011. Henri de Groot, Gerard Marlet, Coen Teulings Te en Wouter Vermeulen, Stad en land,, Centraal Planb Planbureau/Atlas /Atlas Nederlandse Gemeenten, Gemeenten Den Haag, 2010. Wim Hafkamp, Jos Koffijberg, Ton Rutjens, Geert Teisman, De stad kennen, de stad maken, Platform31 Kennis voor krachtige steden, Den Haag, 2015. Mattijs van ’t Hoff, Van ‘Stad maken’ naar ‘Stad zijn’, zijn’, presentatie expertmeeting Platform31 en gemee gemeente Den Haag, 19 november 2015. G.J. Hoogstra, R.J.G.M. Florax en J. van Dijk, Do ‘jobs follow people’ or ‘people follow jobs’? A metath analysis of Carlino-Mills studies,, paper prepared for the 45 European Congress of the European R Regional Science Association, Amsterdam, August 23-27, 23 2005. Institute for Sustainable Development and International Relations (IDDRI) and Sustainable Develo Development Solutions Network rk (SDSN), Pathways to deep decarbonisation 2015 report – executive summary summary, Deep Decarbonization Pathways Project, s.l., 2015. Leonie Jansen en Joost van Hoorn, De stad en regio vooruit. Uitdagingen voor wethouders en teams Economische Zaken, Platform31, Den Haag, 2014. Mig de Jong en Jan Anne Annema, De geschiedenis van de toekomst. Verkeer- en vervoerscenario’s geanalyseerd, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM), Den Haag, 2010. Jeannine Julen, “Ze wonen het liefst in een aflevering van ‘Friends’, ‘Friends’ in: Trouw,, 27 december 2014, blz. 38. Eppo König, “Robotisering kan 2 tot 3 miljoen banen kosten”, in: NRC Handelsblad, 1 oktober 2014. Jeroen Koot, ‘Utrecht zet auto in als ‘energiecentrale’, in: Het Financieele Dagblad,, 27 november 2015. Rob Kotte en Maarten Hoorn, “Smart small living”, in: S+RO thema Jaar van de ruimte,, jrg. 96, nr. 5, december 2015, blz. 54 - 57. 49 Huis Kurstjens, Jan Willem Maas en Thomas Steffens, NL 2030; contouren van een nieuw Nederlandse verdienmodel, Boston Consulting Group, Amsterdam, 2012. Tineke Lupi, Frank Wassenberg, Cees-Jan Cees Pen, Randstad 2040 is nu! Sterke steden, sterke Randstad, sterk Nederland, Nicis Institute, Den Haag, 2010. Gerard Marlet, De aantrekkelijke stad. Moderne locatietheorieën en de aantrekkingsk aantrekkingskracht van Nederlandse steden,, Utrecht, 2009. Evert Meijers, Koen Hollander en Marloes Hoogerbrugge, A Strategic Knowledge and Research Age Agenda on Polycentric Metropolitan Areas, European Metropolitan network Institute, Den Haag, 2012 2012. Ministerie van Binnenlandse nlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Steden van morgen, keuzes van vandaag. Over de toekomst van de stad en stedelijk beleid, Den Haag, 2006. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Nederland concurrerend, bereikbaar, aar, leefbaar en veilig, Den Haag, 2012. Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Chauffeur aan het stuur? Zelfrijdende voertuigen en het verkeer verkeeren vervoersysteem van de toekomst, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM), Den Haag, 2015. OECD, National Place-based based Policies in the Netherlands, Parijs, 2010. OECD, OECD Territorial Reviews: Netherlands 2014, 2014 Parijs, 2014. Frank van Oort et.al., De concurrentiepositie van Nederlandse steden. Van agglomeratiekracht naar netwerkkracht, Platform31, Den Haag, 2015. F. van Oort, E. Meijers, M. Burger, M. Thissen en M. Hoogebrugge, “Van agglomeratie agglomeratie- naar netwerkkracht”, in: Economisch Statistische Berichten, Berichten 12 februari 2015, nr. 4703, blz. 70 – 73. 50 Erik Pasveer, “Stedelijke agenda”, in: S+RO thema Jaar van de ruimte,, jrg. 96, nr. 5, december 2015, blz. 45. Gunter Pauli, Blauwe economie; 10 jaar, 100 innovaties, 100 miljoen banen, Amsterdam, 2012. Planbureau voor de Leefomgeving, Kiezen én delen. Strategieën voor een betere afstemming tu tussen verstedelijking en infrastructuur, Den Haag, 2014. Planbureau voor de Leefomgeving en Urhahn Urban Design, Vormgeven aan de spontane stad: b belemmeringen en kansen voor organische stedelijke herontwikkeling, Den Haag/Amsterdam, 2012. Roderik Ponds en n Otto Raspe, Agglomeratievoordelen en de REOS,, Position paper, Atlas voor G Gemeenten, Utrecht, 2015. Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), Verkenning technologische innovaties in de leefo leefomgeving, Den Haag, 2015. Raad voor de leefomgeving en infrastructuur in (Rli), De toekomst van de stad. De kracht van nieuwe verbindingen, Den Haag, maart 2014. Otto Raspe, Trends in de regionale economie, presentatie expertmeeting Platform31 en gemeente Den Haag, 19 november 2015. Otto Raspe en Frank van Dongen, Werken aan de internationale concurrentiekracht van de Nederlan Nederlandse regio’s, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 2013. Rijksoverheid, Rapport Agenda Duurzaamheid; een groene groeistrategie voor Nederland, 3 oktober 2012. Hanneke Schreuders en Frank Wassenberg, Zo flexibel als een huis. Oplossingsrichtingen voor meer dynamiek op de woningmarkt, Platform31, Den Haag, juli 2015. Hans-Hugo Hugo Smit en Frank Wassenberg, “De gebouwde stad”, in: Wim Hafkamp c.s., De stad kennen, de stad maken, Platform31 Kennis voor krachtige steden, Den Haag, 2015. Sociaal-Economische Raad, De SER-agenda SER voor de Stad,, Advies 15/05, augustus 2015. Frans Soeterbroek, “Een lichte kijk op de sturing van de stad”, in: Rli, Essays Toekomst van de stad, Den Haag, 2012, blz. 87 – 95. Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (S+RO), Thema agglomeratiekracht,, nr. 1, 2015. Hans Stegeman, Danijela Piljoc,, Anke Struijs en Enrico Versteegh, In2030. Vier vergezichten, Rabobank Nederland, Utrecht, 2011. Wendy Tan, Hans Kostern en Marloes Hoogerbrugge (red.), Knooppuntontwikkeling in Nederland. (Hoe) moeten we Transit-Oriented Oriented Development implementeren, Platform31, Den Haag, 2013. P. Tordoir, A. Poorthuis, P Renooy, De veranderende geografie van Nederland; de opgaven op mesoniveau, Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir en Regioplan, Amsterdam, 2015. Edwin van Uum en Henk Meurs, Inrichten en bereikbaarheid: effecten, strategie, governance. Verke Verkenning van de effecten van ‘inrichten’ op bereikbaarheid en handreikingen voor integratie van ‘inrichten’ in het bereikbaarheidsbeleid, Het Noordzuiden/MuConsult, Amsterdam, 2015. Jeroen van der Velden, Olof van de Wal, Frank Wassenberg (red.), Essay Stedelijke vernieuwing op uitnodiging, KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing en en Nicis Institute, Rotterdam/Den Haag, 2012. W. Vermeulen en J. van Ommeren, Housing supply and the interaction of regional population and e employment,, Centraal Planbureau, CPB Discussion Disc Paper 65, Den Haag, 2006. Anne-Jo Jo Visser, ‘Tijdelijke huisvesting helpt allen’, in: De Volkskrant, 15 oktober 2015. VROM-raad, Wonen in ruimte en tijd. Een zoektocht naar sociaal-culturele sociaal culturele trends in het wonen, Advies 072, Den Haag, juni 2009. Olof van de Wal, Steden van waarde, perspectief pe voor stedelijke vernieuwing, Platform31, Den Haag, 2015. Frank Wassenberg, Denken over de toekomst van wijken. Inspiratiepapers Woonwijken van de To Toekomst, Habiforum, Gouda 2004. Robert Went, Monique Kremer & Andrë Knottnerus (red.), De robot de baas. De toekomst van werk in het tweede machinetijdperk, WRR, Amsterdam, 2015. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland, Den Haag, 2013. Remko Ybema en Pieter Boot, Nationale Energieverkenning 2014, presentatie ECN, den Haag, 7 okt oktober 2014. 51 Postbus 30833, 2500 GV Den Haag www.platform31.nl twitter: @platform31