Agenda Ruimte voor d genda Ruimte voor de Stad

advertisement
Agenda Ruimte voor de Stad
S
Achtergronddocument
Koos van Dijken
Gielijn Blom (Platform 31)
Agenda Ruimte
Ruimte voor de Stad
Achtergronddocument
Koos van Dijken en Gielijn Blom
Den Haag, december 2015
Inhoudsopgave
1 Inleiding
5
2 Den Haag in historisch perspectief
6
2.1 Inleiding
6
2.2 Industriële revolutie
7
2.3 Wederopbouw
8
2.4 Suburbanisatie en stadsvernieuwing
8
2.5 Vinex, binnenstedelijke verdichting en regionale ontwikkeling
2.6 Op weg naar 2040!
3 De demografische transitie
9
10
12
3.1 Inleiding
12
3.2 Sterk wijzigende samenstelling bevolking en huishoudens
12
3.3 Hogere kwaliteitseisen woon- en leefmilieus
14
3.4 Toenemende of afnemende segregatie
16
3.5 Ruimtelijke gevolgen
17
4 De economische transitie
20
4.1 Inleiding
20
4.2 Ingrijpende wijzigingen structuur economie
20
4.3 Vergroten agglomeratievoordelen
21
4.4 Versterken nationale en internationale concurrentiepositie
22
4.5 Werkgelegenheid punt van zorg
24
4.6 Ondernemerschap cruciaal voor de transformatie
26
4.7 Ruimtelijke gevolgen
28
5 De duurzaamheidtransitie
29
5.1 Inleiding
29
5.2 Stedelijke energietransitie noodzakelijk
29
5.3 Groene groei een wenkend perspectief
31
5.4 Vergroening van de stad sluit aan op diverse trends
32
5.5 Inspelen en nog beter inspelen op klimaatadaptatie
33
5.6 Circulaire economie, ‘urban mining’ en grondstoffenrotonde
34
5.7 Ruimtelijke gevolgen
34
6 De technologische transitie
36
6.1 Inleiding
36
6.2 Effecten doorbraaktechnologieën onvoorspelbaar
36
6.3 Slimmere gebouwen
38
6.4 Zelfrijdende auto’s, knooppunten en binnenstedelijke mobiliteit
38
6.5 Ruimtelijke gevolgen
40
7 Opgaven en dilemma’s
42
7.1 Inleiding
42
7.2 Ruimtelijke gevolgen
42
7.3 Opgaven
44
7.4 Dilemma’s
46
Geraadpleegde literatuur
48
1 Inleiding
Onder de titel ‘Agenda Ruimte voor de stad’ is de gemeente Den Haag een proces gestart dat moet
leiden tot een nieuwe ruimtelijk-economische
economische toekomstvisie en lange termijn agenda voor Den Haag.
Dit proces vindt plaats in co-creatie
creatie met vele partijen in de stad. Tot nu toe zijn partners samengebracht
en is een netwerk ontstaan waaruit allianties gevormd kunnen worden die verder input leveren vo
voor de
Agenda en die te zijner tijd de Agenda mee kunnen helpen uitvoeren.
Ook de diverse directies en afdelingen van de gemeente Den Haag hebben elk vanuit hun eigen ac
achtergrond en expertise notities gemaakt over de grote vraagstukken die voor de toekomst van Den Haag
van belang zijn. Grote maatschappelijke trends als vergrijzing, immigratie, individualisering, technolog
technologische ontwikkeling, klimaatverandering, globalisering
g
etc.
tc. leiden tot transformatieopgaven en vereisen
een groot aanpassingsvermogen van Den Haag en zijn inwoners. Door de gemeente Den Haag zijn de
onderwerpen en thema’s gegroepeerd in vier belangrijke transities: demografie, technologie, duu
duurzaamheid en economie.
Platform31 is gevraagd om de diverse documenten van de gemeente langs de lijnen van de vier trans
transities op kernachtige wijze samen te voegen in een achtergronddocument dat gebruikt kan worden in
stadgesprekken en als discussienotitie voor het College.
Colle
Om tot dit achtergronddocument te komen is
actuele literatuur bestudeerd (zie literatuurlijst) en is een expertmeeting georganiseerd met diverse
1
deskundigen van binnen en buiten de gemeente.
De hoofdstukken 3 tot en met 6 gaan in op de relevante trends
trend voor Den Haag binnen de demograf
demografische (hoofdstuk 3) en de economische transitie (hoofdstuk 4), de duurzaamheidstransitie (hoofdstuk 5)
en de technologische transitie (hoofdstuk 6). De transitiehoofdstukken worden vooraf gegaan door een
korte schets van de
e eerdere transities van Den Haag in historisch perspectief (hoofdstuk 2). Het achte
achtergronddocument wordt afgesloten met een samenvatting van de ruimtelijke gevolgen van de transities,
en de opgaven en dilemma’s voor de stad (hoofdstuk 7).
_________
1
Mattijs van ’t Hoff (Stipo), Otto Raspe (Planbureau voor de Leefomgeving), Frans Soeterbroek (Ruimtemaker), Frank Wassenberg
(Platform31) en medewerkers van de afdelingen ‘Stedenbouw & Planologie’, ‘Programmamanagement, Strategie & Onderzoek’, ‘Wonen
‘Wonen’,
‘Verkeer’, ‘Economie’, ‘Energie’ en ‘Stadsbeheer’.
5
2 Den Haag in historisch
historisch perspectief
2.1 Inleiding2
De wereld is in transitie. De huidige maatschappelijke, economische en culturele veranderingen zijn van
een zelfde orde als de industrialisatie begin twintigste eeuw en de wederopbouwperiode
wederopbouwperiode. Ook toen was
er sprake van een fundamentele verandering van het ontwikkelingsperspectief, die toen met grote urgentie en impact door Den Haag is opgepakt met een coherent lange termijn perspectief. De plannen
van Berlage en Dudok vormden
ormden het Haagse antwoord op de veranderingen die zich in een rap tempo in
de samenleving voltrokken.
6
Den Haag groeide tussen 1800 en 2010 van een bescheiden stad met 40.000 inwoners naar een stad
van 200.000 inwoners in 1900, van 600.000 inwoners in 1960, van 440.000 inwoners rond 1980 en van
500.000 in 2010. Terugkijkend op de afgelopen honderd jaar tekenen
tekenen zich verschillende perioden van
groei en krimp af die elk ongeveer twintig tot dertig jaar aanhielden. Tegen het einde van iedere periode
kantelt het perspectief en ontstaat er nieuw beeld van de opgave. Oude oplossingen voldoen niet meer
en er wordt gezocht
ezocht naar nieuwe wegen. De recente economische crisis markeert het einde van het
laatste tijdperk en de start van een grote transitie die zich op het gebied van demografie, economie,
technologie en duurzaamheid voltrekt. Met een korte beschrijving van de belangrijkste perioden in st
stedelijke ontwikkeling ontstaat een beeld van de huidige stedelijke transitie in Haags historisch perspe
perspectief.
_________
2
Dit hoofdstuk is, met uitzondering
dering van de laatste paragraaf, integraal overgenomen van het document ‘Haagse transities in een hist
historischperspectief’,
perspectief’, van afdeling S&P gemeente Den Haag, juli 2015.
2.2 Industriële revolutie
e
Tot de tweede helft van de 19 eeuw was Den Haag een stad met een bescheiden omvang. In vergeli
vergelijking met de meeste andere Nederlandse steden had Den Haag een aristocratisch karakter door de
aanwezigheid van het stadhouderlijk Hof, de Staten-Generaal
Staten eneraal en buitenlandse diplomaten en adel. Dit
veranderde als gevolg van de industriële revolutie. Op grote schaal trokken arbeiders naar de stad voor
werk. Den Haag groeide uit van een stad van 100.000 inwoners in 1870, tot 200.000 in 1900 tot ong
ongeveer 500.000 vlak voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog. De bestaande stad kon de bevo
bevolkingsgroei niet aan met overbevolking en slechte woonomstandigheden tot gevolg. Het stedenbou
stedenbouwkundig uitbreidingsplan van Berlage (1908) vormde het antwoord op de transitie en stelde Den Haag in
staat om verder tot groei en bloei te komen. Ten zuiden van de oude binnenstad werden dichtbevolkte
arbeiderswijken zoals het Laakkwartier en de Schilderswijk ontwikkeld, terwijl op de zandgronden tegen
de duinen nieuwe wijken voor de gegoede burgerij worden gerealiseerd, zoals het Statenkwartier, Du
Duinoord en de Archipelbuurt.
7
2.3 Wederopbouw
Na de tweede wereldoorlog maakt Den Haag haar grootste groeispurt in de geschiedenis door van
gemiddeld bijna 10.000 inwoners per jaar door tot ruim 600.000 inwoners in 1960. In deze periode
kwamen een sterke bevolkingsgroei door de baby-boom,
baby boom, een ontwikkeling van de welvaart met een
daaraan gekoppelde toenemende ruimtebehoefte en een achtergebleven woningbouwproductie en
aantasting van bestaande woningvoorraad als gevolg van de oorlog
oorlog samen. De woningnood maakte het
noodzakelijk om snel te bouwen. Het plan van Dudok (1949) voorzag in het accommoderen van de
deze groei door het realiseren van grootschalige stadsuitbreiding. Den Haag Zuidwest en Mariahoeve
werden aan de bestaande stad
ad toegevoegd.
8
2.4 Suburbanisatie en stadsvernieuwing
In de periode na de wederopbouw is er geen
sprake van een aantal grote transities die
samenkomen, maar wel van strategische
beleidskeuzes die van grote invloed zijn
geweest op de groei en ontwikkeling
ontwikkeli van
Den Haag. Het waren de hoogtijdagen van
de maakbare samenleving en grote planoloplanol
gische nota’s
ta’s van het Rijk gaven ruimtelijke
sturing aan de demografische en economieconom
sche groei van Nederland. In haar beleid
zette het Rijk medio jaren ’60 in op spreiding
spreidi
van de welvaart en economische groei. VanVa
uit een visie gericht op de scheiding van
functies werden woningbouwprogramma’s geconcentreerd in nieuw te ontwikkelen steden met een
suburbaan karakter, zoals Zoetermeer. Zowel binnen als buiten de stad werd ruim
ruim baan gegeven aan
de auto waardoor er omvangrijke regionale forenzenstromen op gang kwamen. De keerzijde van dit
beleid was een leegloop van de stad. Door een krimp van de bevolking
bevo king en de economische recessie
eind jaren ‘70 raakte Den Haag in een diepe (financiële)
(financiële) crisis. De middenklasse trok weg
weg, de kwetsbare wijken verloederden en het centrum lag er leeg en verlaten bij.
In tegenstelling tot de eerdere crisis met betrekking tot de woonwoon en leefkwaliteit in de stad begin twi
twintigste eeuw kwam er nu geen grootschalig antwoord voor de problemen in de stad. In de stadsvernie
stadsvernieuwingsperiode werd er met beperkte middelen een reeks fijnmazige ingrepen gedaan in de stad om de
ergste verloedering tegen te gaan. Nog steeds met de overheid en de woningcorporaties in een regisseursrol. De bevolking stabiliseerde en Den Haag krabbelde langzaam op uit het (economisch) dal. Dit
nieuwe begin werd destijds gemarkeerd met de bouw van het nieuwe stadhuis in het hart van de stad.
2.5 Vinex, binnenstedelijke verdichting en regionale
regionale ontwikkeling
Op de stadsvernieuwing volgde een periode van economische en demografische groei. Om het herstel
van de steden door te zetten en te bekostigen werden in het rijksbeleid van de Vierde nota extra (Vinex)
grootschalige nieuwbouwlocaties aangewezen
aangewezen aan de randen van de grote steden. Met de ontwikkeling
van Leidschenveen-Ypenburg
Ypenburg en Wateringse Veld werd Den Haag weer aantrekkelijk voor de gezinnen
en groeide de stad weer. Door de economische boom van de jaren ’90 waren er ook voldoende midd
middelen
n om te investeren in de bestaande stad. Verouderde buurten en wijken werden op grote schaal g
geherstructureerd en er werd geïnvesteerd in binnenstedelijke voorzieningen, zoals theaters en zwemb
zwembaden. Het hart van de stad kreeg een nieuw, modern centrum. De stad was weer in trek als plek om te
wonen, werken en investeren. Mobiliteitsstromen verschoven van het schaalniveau van de agglomer
agglomeratie naar dat van de Randstad.
Met de Structuurvisie Den Haag 2020 ‘Wéreldstad aan Zee’ werden in 2005 de gebieden beno
benoemd
waar de trend van de binnenstedelijke verdichting verder vorm zou krijgen. Deze ontwikkeling ging
gepaard met een regionale agenda, vanuit de filosofie dat wanneer de stad verder verdicht er ook een
regionale groenopgave is voor het ommeland. Dit heeft geresulteerd in diverse programma’s en proje
projecten die hebben bijgedragen aan de versterking van de regionale groenkwaliteit (Hoffietsroutes,
9
Zwethzone, Nieuwe Driemanspolder etc.) en de oprichting van de WGR+-regio’s
WGR+ regio’s waar
waaruit de huidige
Metropoolregio Rotterdam-Den
Den Haag is voortgekomen. Hoewel uit een evaluatie van de structuurvisie
blijkt dat de inhoudelijke keuzes gericht op binnenstedelijke verdichting en versterken het economische
profiel van Den Haag Internationale Stad nog steeds toekomstbestendig zijn,
zijn, is de wijze waarop de
stedelijke (gebieds)ontwikkeling vormt krijgt flink veranderd als gevolg van de economische crisis. Een
deel van de ambities voor gebiedsontwikkeling is gerealiseerd (o.a. Scheveningen-Haven,
Scheveningen Haven, Lijn 11 zzone). Anderen zijn geschrapt, uitgesteld
u
of komen op een andere wijze tot ontwikkeling (o.a. Binckhorst,
A4-/Vlietzone).
/Vlietzone). Met de kennis van nu kunnen we stellen dat de Structuurvisie is opgesteld aan het einde
van een tijdperk.
Als gevolg van de economische crisis is de stedelijke ontwikkeling in Nederland fundamenteel vera
veranderd. Err meer ruimte gekomen voor een meer organische gebiedsontwikkeling, waardoor het tempo
niet meer bepaald wordt door de consortia van gemeente en grote ontwikkelaard. De gemeentelijke
overheid in een rol van
n actieve ontwikkelaar en regisseur
regisse is veel kleiner geworden.
2.6 Op weg naar 2040!
De grote transities en veranderende verhoudingen in de maatschappij maken
ma
duidelijk dat we aan de
begin van een nieuw tijdperk staan. Deze veranderingen bieden de ruimte en ookk de verplichting om na
te denken over de toekomst. Wat voor stad is Den Haag? Welke gevolgen hebben de veranderingen
die zich in de wereld voltrekken voor Den Haag? Wat voor stad willen we nalaten voor onze kinderen en
kleinkinderen? Laten we bij de keuzes
keuze die we maken voor de toekomst putten uit de lessen van het
verleden.
10
Uit het verleden valt te leren dat in elke tijdsperiode oude oplossingen niet meer voldoen en dat gezocht
moeten worden naar nieuwe wegen. Uit het verleden kan ook de waarschuwing gehaa
gehaald worden dat
niet altijd voldoende snel en adequaat is ingespeeld op de nieuwe opgaven.
Zo kan met de wijsheid van nu geconcludeerd worden dat in onvoldoende
nvoldoende mate is voorzien dat de naoorlogse wijken met destijds bijzondere kwaliteiten
kwaliteit zo snel aandachtswijken zouden worden. Ook heeft
men de urbanisatietrend in de jaren zestig niet voorzien en daarop adequaat ingespeeld. Ook is nog
steeds niet het magische sleuteltje gevonden om de sterke segregatie in Den Haag te verminderen.
Positief is de unieke profilering
ring van Internationale Stad van Recht en Vrede en het inspelen op nieuwe
vraagstukken rondom cybersecurity,
cybersecuri de Haagse Campus van de Universiteit Leiden, de aandacht voor
het onderwijs (Agenda
Agenda Kenniseconomie),
Kenniseconomie het ondernemerschap (Agenda Stedelijke
ke Economie, Bela
Belastingplan) en de inzet op de Metropoolregio
etropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH). Dit zijn waarschijnlijk toekomstbestendige keuzes die passen bij het Den Haag van morgen.
Wat zeker is veranderd ten opzichte van de eerdere transities is dat de overheid niet langer de centrale
verantwoordelijkheid heeft voor de ontwikkeling van de stad en niet langer zelfstandig de koers en ric
richting bepaald. In de huidige netwerksamenleving is de overheid meer de regisseur die op basis van
gelijkwaardigheid de verbinding
binding zoekt en samenwerking aangaat met partners in de stad. Daarmee is
ook een einde gekomen aan de grootschalige gebiedsontwikkeling als dominante ontwikkelstrategie.
Wel zijn er vele kansen voor de stad (‘Triumph
(
of the City’).. En net zoals in het verleden blijft de opgave
om adequaat in te spelen op de ingewikkelde, complexe en veelzijdige opgaven. Met een veelheid aan
ingrepen en initiatieven moet gewerkt worden aan het beter en aantrekkelijker maken van Den Haag.
Met ruimte voor een ieder om een eigen rol en verantwoordelijkheid te pakken en waar nodig allianties
te smeden en samenwerkingsverbanden aan te gaan.
Daarbij moet ook bedacht worden dat de bestaande stad in vele decennia is gegroeid en ook de komende decennia niet compleet zal veranderen. Het aanzien van de stad kan er in 2040 heel anders
uitzien. Maar de stedelijke structuren en veel van de bebouwing zal nog dezelfde zijn als nu. Veel van
de mensen die straks in Den Haag wonen,
wonen zijn nu nog niet geboren of zullen een nieuw
nieuwe stadsbewoner
zijn.. En het zijn de huidige en toekomstige inwoners die de komende vijfentwintig jaar de stad maken.
Bij het nadenken over de toekomst is het belangrijk het verleden niet te vergeten en voort te borduren
op de bestaande kwaliteit. Samen
en met de Haagse
Haag e kracht (de eigen inwoners, de eigen ondernemers) is
de opgave om te werken aan de doorontwikkeling van de toekomstbestendige bestaande kwaliteiten
(de ligging aan zee, MRDH, et cetera).
cetera
11
3 De demografische transitie
3.1 Inleiding
De trek naar de stad en de sterk wijzigende samenstelling van de bevolking en de huishoudens in de
komende jaren is een majeure transitie waarop vooral met de bestaande en een deels nieuw te bouwen
woningvoorraad op ingespeeld moet worden (par. 3.2). Dit is van belang omdat
omdat de huidige en toeko
toekomstige inwoners van Den Haag steeds hogere eisen aan hun woonwoon en leefmilieu zullen stellen
stellen, terwijl
hun huishoudens en levenslopen een steeds grotere dynamiek en variatie zullen vertonen. Indien aan
de veranderende en hogere eisen niet voldaan kan worden zullen de (potentiële) Hagenaars met de
voeten stemmen en elders gaan wonen (par. 3.3.). Zonder bijsturing kan de
e demografische transitie van
Den Haag resulteren in een versterkte
ver
e segregatie van de bevolkingsgroepen langs sociaalec
sociaaleconomische
en sociaal-culturele
culturele lijnen. Of de segregatie in de toekomst zal toe- of afnemen, wordt sterk door b
beleidskeuzes beïnvloed (par. 3.4). De demografische transitie heeft ook diverse ruimtelijke gevolgen (par.
3.5).
3.2 Sterk wijzigende samenstelling bevolking en huishoudens
In alle prognoses en in zowel het hoge als het lage scenario van Welvaart en Leefomgeving blijft Den
Haag groeien. Elke prognose en elk scenario heeft zijn eigen invalshoeken en uitgangspunten. Dit
maakt de trend dat de bevolking van
v Den Haag nog aanzienlijk zal toenemen redelijk robuust. Als b
bo12
venkant van de verwachte toename van het aantal Haagse inwoners kan uit gegaan worden van ong
ongeveer 110.000 mensen (Primos prognose) en als onderkant kan uit gegaan worden van een groei van
ongeveer
geveer 66.000 inwoners (WVIS-prognose
(WVIS
gemeente Den Haag). De groei wordt voor een belangrijk
deel bepaald door de natuurlijke aanwas en de verwachte binnen- en buitenlandse migratie. Ook de
toename van de woningvoorraad kan bijdragen aan de bevolkingstoename.
bevolkingstoena
De landelijke PEARLprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) komen in belangrijke mate overeen met de eigen prognose van de gemeente. Daarmee ligt in
2040 het aantal geraamde inwoners van Den
De Haag tussen 575.000 tot 620.000 personen
personen. Het aantal
inwoners wordt bovendien nog onderschat omdat tussen de 5.000 en 10.000 inwoners niet zijn ing
ingeschreven (o.a. een belangrijk deel van de diplomaten die in Den Haag woonachtig is).
Deze groeiende bevolking gaat de komende jaren ook aanzienlijk van samenstelling veranderen. Al is
de verandering in Den Haag veel minder ingrijpend dan in veel andere steden in Nederland. Het aantal
jongeren van 0-15
15 jaar neemt nauwelijks toe. Van rond de 90.000 jongeren
jongeren in 2015 naar ongeveer
93.500 jongeren in 2040. Dit wijkt positief af van de ontwikkeling in vele andere Nederlandse steden die
met een ontgroening te maken zullen hebben. Het aantal 65-plussers
65 plussers neemt toe van 71.500 naar
115.000 in 2040 en het aantal 80-plussers
80 lussers van 19.000 in 2015 naar 34.500 in 2040. Een groei van 60%
van de 65-plussers
plussers en van 80% van de 80-plussers.
80
In 2015 vormen de 65-plussers
plussers 14% van de Haa
Haagse bevolking en in 2040 zal dat naar verwachting 20% zijn. In andere regio’s en steden van Nede
Nederland
is deze vergrijzingstrend vaak sterker dan in Den Haag. Daarbij is vooral de sterke toename van het
aantal 80-plussers
plussers van belang omdat voor deze groep het combineren van wonen en zorg belangrijk is
en steeds belangrijker gaat worden. In vele steden en regio daalt door de vergrijzing en de ontgroening
de beroepsbevolking in de toekomst. Dit wordt voor Den Haag niet verwacht. Naar verwachting neemt
de beroepsbevolking (15 – 67 jaar) nog met zo’n 15.000 personen toe. Dit is een belangrijke troefkaart
voor
or Den Haag omdat een krimp van de beroepsbevolking, die onvoldoende gecompenseerd wordt
door een toename van de arbeidsparticipatie en een stijging van de arbeidsproductiviteit, de econom
economische ontwikkeling en groei zal afknijpen.
Figuur 3.1 Ontwikkeling van de bevolking voor Den Haag volgens de meest recente verschillende lange termijn
prognoses
Bron: Gemeente Den Haag, Bevolkingsprognose Den Haag 2015, Onderzoeksrapport
DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek, Den Haag, juni 2015, blz. 19.
13
In de afgelopen tien jaar is met uitzondering van de jaren 2005, 2009 en 2010 het aantal inwoners dat
vertrok uit Den Haag en zich elders in Nederland vestigde groter dan het aantal inwoners dat zich va
vanuit andere Nederlandse gemeenten in Nederland in Den Haag
Haag vestigde. Van 2005 tot en met 2014 was
het saldo van de binnenlandse migratie 6.300
6.3 personen negatief. De vertrekkers vertrokken vooral naar
andere gemeenten in de regio Haaglanden (46%). Van de overige vertrekkers ging 15% naar één van
de G3-steden en 39%
9% naar overige gemeenten buiten Haaglanden en de G3. De personen die zich de
afgelopen tien jaar vestigden in Den Haag kwamen voor 50 procent uit overig Nederland, voor 36% uit
de regio Haaglanden en voor 14% uit de G3-steden
G3
(vooral Rotterdam en Amsterdam
m en in veel mind
mindere mate Utrecht). Het vertreksaldo naar andere gemeenten wordt meer dan gecompenseerd door de
positieve buitenlandse migratie. Ook voor de komende vijfentwintig jaar gaat men er in de PEARL
PEARLprognoses van CBS/PBL van uit dat in de gemeente Den Haag zich gemiddeld per jaar 3.100 mensen
meer uit het buitenland immigreren dan dat er Hagenaars naar het buitenland emigreren. En dat g
gemiddeld per jaar 2.900 Hagenaars meer uit Den Haag vertrekken naar andere Nederlandse gemeenten
dan er zich uit andere gemeenten in Den Haag gaan vestigen. Alhoewel migratiegegevens zeer lastig
zijn te ramen en historisch een zeer grillig verloop kennen in de tijd wordt in alle Haagse en landelijke
prognoses uitgegaan van een positief buitenlandse migratiesaldo
migratiesaldo en een negatief binnenlands migrati
migratiesaldo. De groei van de Haagse bevolking komt, zowel in het recente verleden als voor de toekoms
toekomstprognoses, voornamelijk van de natuurlijke aanwas en de buitenlandse migratie. De gemeente Den
Haag kent een negatief binnenlands migratiesaldo; maar vanwege de trek naar de Randstad kent de
regio een positief binnenlands migratiesaldo.
Ook de huishoudens in Den Haag veranderen aanzienlijk van samenstelling. Het aantal huishoudens
neemt van 2014 tot 2040 naar verwachting toe van 255.600
00 naar bijna 299.000; een toename van 1
17
procent. Binnen deze groei is er een beperkte groei van het aantal paarhuishoudens (+ 8%) en een
grote groei van het aantal eenpersoonshuishoudens (+31%).. De toename van het aantal eenpersoonshuishoudens
ns vindt in alle leeftijdsgroepen plaats, maar vooral onder de ouderen waarvan de partner
wegvalt. Deze groei van het aantal huishoudens en de sterke wijziging in het type huishoudens heeft
belangrijke consequenties voor de toekomstige woningvoorraad van Den
D Haag. Daarbij moet ook afg
afgewogen worden dat sinds 1951 de woningbezetting daalt maar dat sinds 2008 de woningbezetting weer
stijgt.. Hieraan liggen verschillende oorzaken ten grondslag. De vraag naar kleinere woningen door
studenten en starters is gestegen,
gestegen, Den Haag kent veel nieuwkomers die met meerdere samenwonen in
een huishouden en jonge gezinnen blijven langer in de stad wonen. Of deze trend doorzet na de crisis
op de woningmarkt is nog maar de vraag. Opvallend is dat de gemiddelde woningbezetting in Den
Haag groter is dan in de andere G4-steden.
steden. Dit duidt erop dat het absorberend vermogen van de b
bestaande voorraad zijn grenzen heeft bereikt.
3.3 Hogere
ogere kwaliteitseisen woonwoon en leefmilieus
De (toekomstige) inwoners van Den Haag (en andere steden) stellen steeds hogere eisen aan de kwal
kwaliteit van hun woon- en leefomgeving. Mensen en huishoudens kiezen in toenemende mate hun woo
woonplaats op grond van de ‘quality of living’ en kijken van daaruit welke banen bereikbaar zijn in de eigen
stad of in de omgeving. Bijj de ‘quality of living’ hoort het verbeteren van de woonwoon en leefmilieus door
rood, groen en blauw steeds beter met elkaar te verbinden en een grotere variëteit aan woningen en
woontypen aan te bieden. Dat vraagt ook een meer vraaggestuurde woningmarkt wa
waarbij nieuwe woonvormen
men aangeboden worden zoals woonwerk mogelijkheden, Tiny Houses, nul-nota
nota woningen
woningen, kangoeroewoningen (waarbij twee of drie generaties in hetzelfde huis wonen), levensloopbestendige flexibel
14
indeelbare woningen, hofjeswoningen en complexen
complexen waarin wonen, zorgvoorzieningen en faciliteiten bij
elkaar komen, en speciale ‘multi-single’
‘multi single’ woningen, waarin oudere alleenstaanden voor elkaar kunnen
zorgen.
Met
et de minder overspannen woningmarkt dan in het verleden, de kleiner wordende huishoudens (t
(toenemende huishoudverdunning), de sterke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens
eenpersoonshuishoudens, de vergrijzing en de toenemende koopkracht zal de noodzaak om de woon- en leefmilieus te verbeteren naar
verwachting sterker worden. In de Randstad (en in andere landen en regio’s in de wereld
wereld) blijkt dat
“werken wonen volgt” en dat zal naar verwachting alleen maar sterker worden. Als gevolg hiervan gaan
gemeenten, steden en regio’s elkaar steeds sterker strategisch beconcurreren op de kwaliteit, variatie,
duurzaamheid, nabijheid van groen, natuur en water van hun woonwoon en leefomgevingen. Een onderdeel
hiervan zijn de stedelijke voorzieningen (scholen, ziekenhuizen, cultuur, hoogwaardige horeca en wi
winkels, historische binnenstad).
Mensen proberen zich ook in toenemende mate van elkaar te onderscheiden door middel van hun
activiteiten en consumptiegedrag. De differentiatie van leefstijlen binnen de maatschappij is groot. Dit
vergt nieuwe ruimtelijke concepten waarmee attractieve
at
woon-, werk-, leer- en recreatieomgevingen
kunnen worden gerealiseerd met een hoge ruimtelijke kwaliteit. In toenemende mate vindt differentiatie
niet alleen plaats naar sociaaleconomische en demografische aspecten, maar ook naar sociaal
sociaalculturele factoren zoals
als leefstijl,
leefstijl waarden, stijl, smaak en symboliek. Kleinschalige projecten gericht op
een bepaalde groep doen het goed. Voor de groeiende differentiatie in woonwensen van burgers moet
meer oog zijn. Te vaak wordt nog gedacht in standaardoplossingen. Waar werken,
ken, wonen en recreëren
in de praktijk steeds meer in elkaar overlopen, wordt in de regelgeving vaak nog steeds uitgegaan van
vaste bestemmingen of sectoren. Om op deze ontwikkeling in te spelen, kan veel meer geëxperime
geëxperimenteerd worden met verschillende
schillende planregimes,
planregimes met functiemenging en met ‘onbestemd bouwen’ (differen-
tiatie van het nieuwbouwprogramma niet van te voren vastleggen maar zo lang mogelijk flexibel ho
houden).
Het zal in de toekomst niet eenvoudig zijn om de woonwoon en leefomgevingen mett voldoende tempo en
ambitie te blijven verbeteren. De budgetten ter ondersteuning van markt-,
markt corporatie- en gemeentelijke
investeringen zoals stedelijke vernieuwing woningbouw, lokale sleutelprojecten zijn passé of gaan snel
verdwijnen. De bewoners zullen
n in belangrijker mate zelf de nieuwbouw, verbeteringen en transform
transformaties in hun woningen moeten zien te realiseren. Daarbij moet niet uitgesloten worden dat tekortschi
tekortschietende financiële middelen bij burgers, corporaties en steden een rem zetten op de strat
strategisch noodzakelijke verbetering van de woon- en leefomgevingen.
De woning is in toenemende mate de plek om te werken, te recreëren of om zorg te ontvangen. Deze
toenemende menging van functies maakt dat woning en woonomgeving meer dan vroeger als een
twee-eenheid
eenheid worden gezien en dat allerlei nieuwe vormen van dienstverlening de woning en/of de
woonomgeving binnenkomen. Daarbij kan worden gedacht aan zorgdiensten, gemakservices en recreatieve
tieve mogelijkheden. In algemene zin allerlei vormen van dienstverlening
dienstverlening die het particuliere en
professionele leven comfortabeler en aantrekkelijker kunnen maken. Wij zien deze trend in het renov
renoveren van een voormalig bejaardentehuis in Den Haag om het geschikt te maken voor wonen, werken,
leren en recreëren met als doelgroep
doelgro jong volwassenen,, in het combineren van wonen en zorg, het
combineren van wonen en energie (BedZed in Londen) en in betaalbare duurzame IKEA
IKEA-woningen
voor jongeren en starters met een gemeenschappelijke binnenruimte (BoBlok). Bij een toename van de
verdienstelijking
ienstelijking van het wonen wordt het verschil tussen koop en huur minder relevant dan het in het
verleden en tot nu toe het geval is.
is
Dat mensen in toenemende mate met gelijkgestemden willen wonen, heeft een financieel
financieel-economische
oorzaak en wordt ook gedreven
dreven door een sociaal-culturele
sociaal culturele trend om met gelijkgestemden te willen w
wonen. De gemeenschappelijkheid kan zitten in etniciteit, in levensfase (gezinnen die bij elkaar wonen en
bijvoorbeeld een binnentuin delen), in het delen van een bepaalde hobby (golven,
(golven, paardrijden, wate
watersport) of in het hebben van een bepaalde levensovertuiging (zoals in duurzaam of klimaatneutraal ing
ingerichte woonwijken). Het inspelen op deze trend zien wij in afgesloten woondomeinen, in de privatisering
van de openbare ruimte, in complexen
mplexen met gezamenlijke voorzieningen (zorgcoöperaties), in collectief
particulier opdrachtgeverschap, in thematisch samenwonen (waterwonen, retroarchitectuur
retroarchitectuur, energieneutrale woningen,, zelfbeheer, zorgcoöperaties) en in ‘communities’
‘
voor senioren.
De grotere variatie is ook nodig om in de spelen op de behoefte aan tijdelijk wonen en meerhuizigheid.
Ruim tien procent van de mensen in Nederland is op zoek naar tijdelijke woonruimte. Het zijn jongeren
en studenten, mensen die in scheiding liggen of die na ontslag uit een zorginstelling op straat terecht
dreigen te komen. Het zijn arbeidsmigranten als Polen en Bulgaren. Het zijn mensen met een flexco
flexcontract voor hun eerste baan, kenniswerkers en expats. En het zijn statushouders, die het asielzoeker
asielzoekerscentrum
um achter zich laten om de eerste stappen in Den Haag zetten. Ook wordt veel meer gereisd en is
het steeds gewoner geworden om tijdelijk of permanent in het binnen- of buitenland te wonen. De internationalisering van werk, studie en recreatie heeft ook gevolgen
gevolgen voor de wijze waarop mensen wonen.
Sommigen (o.a. de pendelhuwelijken) beschikken over meerdere woningen waarbij hoofdwoonplaats
en tweede woonplaats door elkaar lopen. Sommigen
Sommige wonen ergens tijdelijk en zwerven als nomaden.
Dit leidt tot een trend om een pied-à-terre
pied
in de stad te hebben, woonhotels komen op en het gedeeld
wonen neemt toe.
15
3.4 Toenemende of afnemende segregatie
Den Haag is van de G4-steden
steden het sterkst gesegregeerd en het is verre van uitgesloten dat zonder
aanvullend beleid de sociaal-e
economische en sociaal-culturele
culturele scheidslijnen nog verder gaan toen
toenemen. Bepaalde locaties trekken mensen met bepaalde kenmerken en daardoor ontstaan in toeneme
toenemende mate verschillen tussen de wijken in Den Haag. De segregatie wordt vooral een probleem als so
sommige wijken een stapeling van problemen kennen die de leefbaarheid en de fysieke kwaliteit van de
gebouwen en de buitenruimte negatief beïnvloeden. Het is niet eenvoudig om deze trend te keren.
Factoren die mensen veerkrachtig maken (huisvesting, werk, opleiding,
opleiding, gezondheid, participatie) raken
steeds meer ruimtelijk geconcentreerd waardoor het voor veel mensen moeilijker wordt om zich op
eigen kracht te ontworstelen en de zorgbehoefte toeneemt. Uit evaluaties van de wijkvernieuwing en
het krachtwijkenbeleid
id komt naar voren dat het mengen van buurten door sociale huurwoningen te
slopen en duurdere private huurhuur en koopwoningen te bouwen geen positieve effecten gehad op de
sociale stijging van de oorspronkelijke bewoners. Het mengen door sloop en nieuwbouw kkan wel de
buurt zelf verbeteren en zorgen voor een verbetering van de leefbaarheid of zelfs leiden tot een waa
waardevermeerdering van het omliggende vastgoed. Deze verbetering is echter vooral het gevolg van het
wegtrekken van een deel van de oorspronkelijke bevolking en de instroom van andere sociaaleconomisch sterkere inwoners.
Figuur 3.2 Indicatie van segregatie tussen de wijken:
wijken: aandeel huishoudens met midden en hoge inkomens in Den
Haag, 2011
16
Bron: Gemeente Den Haag, Agenda Ruimte voor de Stad, analyse trends.
De segregatietrend is ook niet makkelijk te keren omdat de kwaliteit, adaptiviteit en betaalbaarheid van
de woningen verschilt per wijk in Den Haag. Net zoals in het verleden zal de stad Den Haag een aa
aantrekkelijke stad zijn voor buitenlandse migranten
migranten om zich te vestigen vanwege de economische kansen,
de reeds aanwezige immigranten en de goedkope woningvoorraad. Naar verwachting neemt het aa
aandeel inwoners van niet-westerse
westerse origine toe (nu 35%), aangevuld met migranten uit westerse landen en
Oost-Europa.
uropa. Dit brengt extra uitdagingen met zich mee op het gebied van onderwijs, integratie, a
arbeidsmarkt en woningen. Deze aantrekkingskracht en deze druk is niet in alle Haagse wijken hetzelfde.
3.5 Ruimtelijke gevolgen
In de Haagse woonvisieprognose wordt uitgegaan
ui
van een bevolkingsgroei van 40.000 tot 68.000 inwoners en een toename van het aantal huishoudens van 26.000 tot 37.000 tot het jaar 2030
2030. Met een
horizon tot het jaar 2040 moet de woningvoorraad
woning
in Den Haag met 37.000 tot 50.000 woningen to
toenemen als
ls de oplossing volledig binnen de stadsgrenzen wordt gezocht.
gezocht. Hierbij wordt er vanuit gegaan
dat ongeveer 4.000 tot 8.000 woningen gerealiseerd kunnen worden door de transformatie van b
bestaand vastgoed naar een woonfunctie. Daarnaast zijn er 13.500 woningen
en opgenomen in de lopende
planvoorraad. Dit betekent dat voor het volledig accommoderen van de groei er de komende 25 jaar
ruimte gevonden moet worden voor 15.500 tot 32.500 extra woningen in Den Haag.
Tabel 3.1 Behoefte aan extra woningen in Den
D Haag 2015 - 2040
Aantal woningen
Totaal benodigd
Te realiseren in bestaande voorraad en door transformatie
Bandbreedte
37.000
50.000
8.000
4.000
Opgenomen in planvoorraad (excl. Transformatie)
13.500
13.500
Totale zoektocht nieuwe ruimte voor woningen
15.500
32.500
Bron: Gemeente Den Haag DSO/PSO, Stand Update Uitvoeringsprogramma Woningbouw, 1 oktober 2015
Afhankelijk van het gekozen woonmilieu en woningtype komt de ruimteclaim voor wonen op minimaal
zo’n 220 hectare tot maximaal zo’n 400 hectare uit.. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de
benodigde privé en publieke buitenruimte.
In de recente scenario’s van Welvaart en Leefomgeving wordt er vanuit gegaan dat Den Haag de
groeiende bevolking niet volledig binnen de gemeentegrenzen kan accommoderen en dat de gemeente
de regiogemeenten nodig heeft om te voorzien in de vraag naar woningen
woningen en woonruimte. Vooral Delft
en Westland worden in de nationale scenario’s gezien als de overloopgebieden van Den Haag
Haag. Het
ABF voorziet een regionale woningbehoefte in de periode 2011 tot 2030 van ca. 86.900 woningen.
Hierbinnen is een verdeling gemaakt
gemaakt naar het gewenste woonmilieu. De verwachting is dat ccirca 21%
behoefte heeft aan een centrum stedelijk milieu,
milieu circa 37% aan een stedelijk milieu en ccirca 14% aan
een groenstedelijke milieu. Dit impliceert dat ruim 58% van de vraag (51.700 woningen) in stedelijk
gebied zal neerslaan. Het spreekt voor zich dat Den Haag een flink deel hiervan zal bouwen, maar
zeker niet alles. Om op tijd de goede woonwoon en leefmilieus beschikbaar te hebben om aan de vraag te
kunnen voldoen, is afstemming met de regio noodzakelijk.
noodza
Naast de kwantitatieve opgave is er vooral ook een kwalitatieve opgave. De woningmarkt is wein
weinig
flexibel en past zich zeer traag aan nieuwe woningbehoeften, nieuwe inwoners en een andere hui
huishoudsamenstelling. In de vijftien jaar voor de crisis veranderde
ve
de woningvoorraad in Nederland door
de nieuwbouw met gemiddeld één procent per jaar. Dit tempo impliceert dat het honderd jaar duurt
voordat de woningvoorraad door middel van nieuwbouw is verbeterd en aangepast aan nieuwe behoe
behoeften. In dezelfde periode
riode werd jaarlijks gemiddeld 0,2% van de voorraad gesloopt. Dit houdt in dat de
bestaande voorraad klaarblijkelijk
laarblijkelijk vijfhonderd jaar mee moet gaan en ook dit onderstreept de opgave
om vooral de bestaande voorraad met voldoende tempo te verbeteren en aan te
te passen aan de nieuwe
en andere woonwensen. In de crisis is het nieuwbouwnieuwbouw en sloopvolume aanzienlijk teruggevallen ten
opzichte van de vijftien jaar daarvoor.
daarvoor. Dit betekent dan de aanpassingen van de bestaande woningvoo
woningvoor-
17
raad nog trager gaan. Deze kenmerken
kenmerken van de bestaande woningvoorraad (nieuwbouw en sloop) en de
trage aanpassingssnelheid van de bestaande woningvoorraad verschilt in Den Haag niet wezenlijk van
het landelijke beeld. En wij hebben gezien dat de snelheid waarmee de kenmerken van inwoners, huishoudens en woonwensen wijzigen veel korter is honderd jaar. De levensloop die in het midden van de
vorige eeuw nog als een soort ‘standaardlevensloop’ voor bijna iedereen gold, bestaat niet meer. Door
trends als individualisering, vrouwenemancipatie en secularisering
secularisering heeft deze ‘standaardlevensloop’
plaats gemaakt voor een veel dynamischer levensloop, waarin de verschillende fase van de levensloop
elkaar afwisselen, op verschillende leeftijden en zelfs meerdere keren kunnen voorkomen. De woo
woonvoorraad moet op deze dynamiek kunnen inspelen. En het laatste is verre van eenvoudig. Het adapti
adaptieve vermogen van de woningvoorraad is het grootst voor degelijke, ruime, karakteristieke woningen in
populaire, gunstig gelegen en goed bekend staande wijken. En deze kenmerken
kenmerken vertoont niet de gehele
Haagse woningvoorraad. Integendeel, de bestaande Haagse woningvoorraad is vrij eenzijdig en co
cone
servatief, waarin de nieuwe 21 eeuwse woontrends maar in beperkte mate kunnen worden geacco
geaccommodeerd.
De kwalitatieve opgave heeft ook te maken met de wijzigende huishoudens.
huishoudens In
n de grote steden en in
Den Haag bestaan de huishoudens in toenemende mate uit eenpersoonshuishoudens
eenpersoonshuishoudens. Den Haag verwacht dat al in 2030 ongeveer 50% van de huishoudens uit eenpersoonshuishoudens zal bestaan.
Aangezien
gezien alleenstaanden vaker huren dan kopen, ontstaat er ook vanuit deze trend een grotere vraag
naar huurwoningen. Door
oor de vergrijzing bestaat een aanzienlijk deel van deze eenpersoonshuisho
eenpersoonshuishoudens uit ouderen. Dit brengt een specifieke problematiek met zich mee om de huidige woningvoorraad
geschikt te maken voor ouderen bewoners die mogelijk met lichamelijke beperkingen worden geco
geconfronteerd (huizen drempelloos maken, aanpassen van toilet en badkamer, installeren van trapliften,
18
installeren domotica). Een
n kwalitatieve opgave is ook de vraag hoe Den Haag voldoende tijdelijke
woonruimte kan aanbieden om aan de groeiende behoefte tegemoet te komen? Welke gronden en
gebouwen stellen we hiervoor beschikbaar? Wat staat er al en waar moet bijgebouwd worden? Hoe
gaan wij beter om met meerhuizigheid? Door segregatie en uitsortering verdient ook de concentratie
van inwoners van allochtone afkomst in bepaalde wijken aandacht.
Figuur 3.3 Vestiging nieuwe inwoners per wijk
Ook op korte termijn zijn er diverse mismatches op de woningmarkt en deze mismatches dreigen groter
te worden. Zo kent Den Haag een mismatch tussen vraag en aanbod op de koopmarkt binnen de stad.
Er is een grote vraag naar betaalbare eengezinswoningen en een laag aanbod,
aanbod en een hoog a
aanbod
aan goedkope appartementen en een vraag naar appartementen in het duurdere segment. De triple
vergrijzing (meer ouderen, ouderen worden ouder, ouderen blijven langer zelfstandig wonen) is in Den
Haag terug te vinden in Benoordenhout, wijken rondom de Scheveningse Bosjes en Waldeck. Dit kan
betekenen dat tussen tien en twintig jaar een leegloop van deze wijken ontstaat en de woningen voor
de markt beschikbaar komen. Nieuwkomers (buitenlandse migratie) in Den Haag vestigen zich voorn
voornamelijk in de Transvaal,
aal, Laakkwartier en de gebieden met veel corporatiebezit (Den Haag Zuidwest,
Schilderswijk en Mariahoeve) en Benoordenhout/Statenkwartier. Nieuwkomers uit andere Nederlandse
gemeenten (binnenlandse migratie) vestigen zich voornamelijk in het centrum en schil
schil van vooroorlogse
wijken in Den Haag. Het betreft waarschijnlijk een combinatie van studenten en starters. De autonome
aanwas vindt grotendeels plaats in de meer gemengde wijken Transvaal en Laak en de VINEX
VINEX-wijken
van de stad. Met name ten aanzien van de VINEX is de vraag of deze eenzijdige bevolkingsopbouw tot
andere vraagstukken leidt (toenemende zorgvraag) of deze woningen op termijn beschikbaar blijven
voor nieuwe gezinnen en in welke mate deze woningen geschikt, en betaalbaar zijn, voor eenpe
eenpersoonshuishoudens.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat ook Den Haag geconfronteerd wordt met een groeiende
bevolking en een achterblijvende stedelijke woningproductie. Verder is volgens het Planbureau voor de
Leefomgeving verstandig om, gezien
ezien de vele onzekerheden
onzekerheden en gevarieerde eisen waarmee de dem
demografische transitie gepaard gaat, adaptief
adaptie te plannen.. Een vorm van planning waarin de woningbouw
niet voor langere tijd wordt geprogrammeerd maar waarbij planologische ruimte wordt gereserveerd om
schommelingen
n in de vraag op te kunnen vangen. Daarnaast betekent het meer kleinschalig ontwikk
ontwikkelen, zodat doorlooptijden korter worden en flexibeler gereageerd en geanticipeerd kan worden op ve
veranderingen in behoeften. Kleinschalige ontwikkelingen die ook meer ruimte bieden aan particulier initi
initiatief, zodat woonbehoeften en de realisatie daarvan dichter
dich bij elkaar komen te liggen. Zo’n strategie
betekent in veel gevallen óók flexibel bouwen, tijdelijke bouw, tijdelijk gebruik, duur en goedkoop bo
bouwen, bouwen met hoge kwaliteit (ruim, rood, groen en blauw verbonden, duurzaam), veel minder kwal
kwaliteit (klein, studio’s, gedeeld wonen), meer keuzemogelijkheden voor lage inkomens en bij de bouw en
inrichting rekening houden met een mogelijk hergebruik van de woning door andere
e dan de eerste
bewoners.
19
4 De economische transitie
4.1 Inleiding
Vele economen denken dat er een langdurige periode van stagnatie (‘secular
( secular stagnation
stagnation’) met lage
groei is aangebroken. Anderen zijn veel optimistischer en voorzien geen langdurige stagnatie. Zij verwachten juist dat robots, big data en zelfrijdende voertuigen tot meer groei en welvaart (groter cons
consumentensurplus) zullen leiden. In de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving wordt als lange termij
termijntrend uitgegaan van een economische groei tussen één procent (laag scenario) en twee procent (hoog
scenario). Hoogstwaarschijnlijk zal Den Haag binnen deze randvoorwaarden goed moeten zien in te
spelen
en op de economische transitie.
En deze economische transitie is ingrijpend en gaat door de technologische
technologische ontwikkeling, de taakdiff
taakdifferentiatie en de internationale concurrentiestrijd steeds sneller. De economie wordt steeds meer een
kennis- en diensteneconomie met velerlei vormen van kleinschalige bedrijvigheid op allerlei plekken in
de stad (inclusief de woonwijken
nwijken). Hierop kan Den Haag in principe goed inspelen. Al valt niet eenvo
eenvoudig te bepalen hoe groot het belang is van de informele economie in de Haagse wijken. In belangrijke
traditionele Haagse sectoren neemt de werkgelegenheid af (overheid, hoofdkantoren,
en, banken, verzekeringsmaatschappijen, ingenieursbureaus, detailhandel) en het is verre van vanzelfsprekend of Den
Haag in voldoende mate kan profiteren van de groeimogelijkheden in andere sectoren (par. 4.2). Door
de polycentrische stedelijke structuur in
in Nederland weten Den Haag en de andere Nederlandse sted
stedelijke regio’s, in vergelijking met andere Europese regio’s, onvoldoende te profiteren van de agglomer
agglomera20
tievoordelen die massa en dichtheid met zich meebrengen. Door complementair ten opzichte van nabi
nabijgelegen stedelijke regio’s te specialiseren en te differentiëren,
differentiëren kunnen de nadelen deels ondervangen
worden (par. 4.3). Massa en dichtheid zijn daarbij niet de enige mogelijkheden om de economie te
versterken. Het versterken en verbeteren van het human capital
capital van de Hagenaars en het slim differe
differentiëren ten opzichte van andere regio’s hoort zeker bij het repertoire dat in de transitie onontbeerlijk is.
Dit kan het ruimtelijk-economische
economische beleid ook vrijwaren van een te geforceerde zoektocht naar nieuwe
clusters,
sters, specialisaties en de deus ex machina van de ‘next economy’ (par. 4.4). Als de korte en lange
termijn ontwikkeling van de werkgelegenheid in Den Haag wordt vergeleken met die van andere Nede
Nederlandse steden dan is er reden voor zorg. Den Haag lijkt zich
zich minder snel en minder goed aan te passen
aan veranderende omstandigheden dan sommige andere Nederlandse steden (par. 4.5). Daarbij loont
het de moeite om het beleid van Den Haag om het ondernemerschap te bevorderen, systemati
systematisch en
langdurig vol te houden
n en eventueel te versnellen met extra publieke investeringen (par. 4.5). De ruimtelijke gevolgen van de economische transitie zijn het maximaal mogelijk maken van functiemenging,
het vergroten van de flexibiliteit in het gebruik van gebouwen, betaalbare bedrijfs-,
b
, kantoor
kantoor- en ontmoetingsruimtes en het herstructureren en herontwikkelen van de bestaande bedrijfsterreinen (par. 4.7).
4.2 Ingrijpende wijzigingen structuur economie
De wereldwijde concurrentie vindt in toenemende mate plaats op het gebied van taken
taken. Een baan, een
bedrijf, een stad en een land bestaan uit een bundel taken die op de een of andere wijze aan elkaar zijn
geplakt. Productie krijgt steeds meer vorm in lange en gefragmenteerde ketens zodat landen steeds
afhankelijker van elkaar worden en bedrijven
be
(en tot op zekere hoogte ook werknemers) minder gebo
gebonden zijn aan een specifiek land,
land regio of stad. Als
ls gevolg van goedkope, betrouwbare en wijdvertakte
telecom- en informatienetwerken wordt het economisch zinvoller om verschillende delen van de p
productieketen ruimtelijk te ontkoppelen. Productiestadia die voorheen dicht bij elkaar in de buurt werden ui
uit-
gevoerd, kunnen nu geografisch gespreid worden.
worden Wat taken bindt, wordt voor personen, bedrijven,
steden en regio’s bepaald door communicatie-,
communicatie coördinatie- en transportkosten. De afstemming van de
activiteiten van een bedrijf op de activiteiten van andere bedrijven in de productieketen wordt dus b
belangrijker, maar ook lastiger en volatieler.
volatieler Deze trend doet zich het duidelijkst voor in de productie vvan
goederen. Omdat Den Haag vooral een kenniskennis en diensteneconomie is, heeft deze trend een beperkte
invloed op de Haagse economie..
De structuur van de economie wijzigt en zal in de toekomt blijven wijzigen. Daarbij neemt het tempo van
de wijzigingen door de internationale concurrentiestrijd en snelheid van technologische ontwikkelingen
toe. En zijn concurrentievoordelen steeds meer tijdelijk. Op dit moment zien wij een afname van de
bedrijvigheid en werkgelegenheid bij de overheid, in de financiële dienstverlening en in de detailhandel.
Terwijl na een jarenlange zeer sterke groei van de werkgelegenheid in de zorg recentelijk ook aan de
deze
toename een einde is gekomen. Groei vindt plaats en kan vooral plaatsvinden in nieuwe vormen van
zorg, de bouw (indien voldoende vernieuwend), persoonlijke dienstverlening, cultuur, recreatie, toeri
toerisme en horeca. De werkgelegenheid door investeringen in zonnepanelen, windturbines en energieb
energiebesparing groeit naar
aar verwachting ook sterk door.
Daarbij treedt er ook een belangrijke verschuiving op van werkgelegenheid bij het grootbedrijf naar
werkgelegenheid in het kleinbedrijf en bij ZZP’ers. De kleine, innovatieve
atieve bedrijven specialiseren zich,
bedienen nichemarkten, richten zich op de ontwikkeling, design, regie en marketing van nieuwe produ
producten en diensten, en proberen nieuwe ideeën uit. De nieuwe concurrentieverhoudingen en de globalis
globalisering vergroten de behoefte
oefte aan experimenterende, en relatief kleine bedrijven die de risico’s durven,
willen en moeten nemen in allerlei niches van de industrie, handel, zakelijke dienstverlening
dienstverlening, zorg, welzijn en persoonlijke diensten.
en. Wat daarmee ook verandert is de woon- en werkplek van de ondern
ondernemers. In toenemende mate is het woonhuis ook de werkplek. Veel nieuwe bedrijven en nieuwe onde
ondernemers zijn actief in ICT en zakelijke dienstverlening, waarvan bijna negentig procent aan huis begint
en ongeveer tweederde zelfs na vijf
vij jaar nog het bedrijf vanuit huis runt. Door de bovengenoemde trend
bieden woonwijken
oonwijken en buurten in toenemende mate een breed pallet van economische activiteiten: 45%
van de stedelijke bedrijvigheid speelt reeds zich af in woonwijken. Door functiemenging meer of minder
mogelijk te maken, kan de bedrijvigheid in de Haagse woonwijken en buurten – en de economische
transformatie - bevorderd of belemmerd worden.
4.3 Vergroten
groten agglomeratievoordelen
Vanwege agglomeratievoordelen is de productiviteit van bedrijven in stedelijke gebieden hoger dan in
minder stedelijke gebieden. Dit komt tot uiting in een snellere groei, een betere ontwikkeling van de
werkgelegenheid en een hogere toegevoegde waarde per inwoner. Uit velerlei internationale studies
blijkt dat bedrijven en mensen in steden en stedelijke regio’s 2 tot 10 procent productiever zijn bij een
verdubbeling van de dichtheid. Voor Nederland lijkt veeleer te gelden dat een twee keer zo hoge dich
dichtheid tot 2 tot 5 procent hogere productiviteit leidt. Verder is er consensus
nsensus in de literatuur over het feit dat
de agglomeratie-effecten
effecten in de tijd belangrijker zijn geworden. Dit maakt steden en stedelijke regio’s
belangrijke economische motoren. Deze agglomeratievoordelen worden bereikt door massa en dich
dichtheid van consumenten, hoog opgeleid personeel, bedrijven, onderwijsinstellingen, kennis, creativiteit en
voorzieningen. En door de veelheid van toevallige ontmoetingen.
21
Figuur 4.1 De metropoolregio Den Haag 2014
Het belang van massa en dichtheid voor clustering van economische activiteit laat zich onder meer
verklaren door de begrippen learning,
learning sharing en matching. Bij learning gaat het om de kennisuitwiss
kennisuitwisseling tussen mensen. Dit lukt beter in dichtbevolkte gebieden,
gebieden, waar veelvuldig toevallige contacten
plaatsvinden. Vanuit die toevallige contacten ontstaan nieuwe ideeën die vaak een bron zijn voor innovatie en zo leiden tot economische groei en ontwikkeling. Sharing betreft het delen van ‘‘inputs’, zoals
22
kennis en arbeidskracht. In dichtbevolkte gebieden is er meer kennis en een grotere beroepsbevolking.
Daardoor is specialisatie en arbeidsdeling mogelijk, waardoor de arbeidsproductiviteit toeneemt. Matching behelst de aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
arbeidsmarkt. Hoe meer massa en concentr
concentratie van beide, hoe beter er te ‘matchen’ valt. De combinatie van ‘learning’, ‘sharing’ en ‘matching’ maakt
de stad groeimotor van economische ontwikkeling. Deze groeimotor komt tot uitdrukking door een a
arbeidsproductiviteit die door de massa en dichtheid in de stad/metropool systematisch hoger ligt dan in
gemeenten/regio’s zonder massa en dichtheid. De diverse stedelijke regio’s kunnen hun agglomerati
agglomeratievoordelen vergroten door van elkaar complementaire “functies te lenen”.
4.4 Versterken nationale en internationale concurrentiepositie
Massa en dichtheid zijn in de Nederlandse polycentrische structuur niet makkelijk te vergroten (immers
Den Haag kan niet op eenvoudige wijze tweemaal groter worden. Maar verdichting en het compleme
complementair van elkaar functies lenen, kan wel een belangrijke bijdrage leveren. Daarnaast loont het de moeite
om naar andere factoren te kijken om de nationale en internationale concurrentiepositie van Den Haag
en de regio te vergroten. Uit allerlei studies blijkt
blijkt dat dichtheid grosso modo ongeveer de helft van de
regionale productiviteitsverschillen verklaart en dat de andere helft wordt verklaard door persoonske
persoonskenmerken (opleidingsniveau, leeftijd, etc.). Dus
D meer aandacht voor ‘human capital’ kan ook de agglom
agglomeratie voordelen vergroten.. Dit sluit aan bij het pleidooi van de WRR in ‘Naar
‘Naar een lerende economie’ om
de kenniscirculatie, het aanpassingsvermogen en de weerbaarheid in stad en regio te vergroten. Om zo
een lerende regio te worden en beter gewapend te zijn
zijn tegen een onzekere economische toekomst.
Omdat er goede redenen zijn om aan te nemen dat er voorlopig nog geen einde is gekomen aan de
versplintering of ‘atomisering’ van waardeketens en vernetwerking van productie raadt de WRR in Naar
een lerende economie bovendien aan om voor het organiseren van het verdienvermogen in Nederland
en Den Haag voldoende aandacht te besteden aan responsiviteit (vaardigheid
vaardigheid om snel en adequaat in
te spelen op nieuwe omstandigheden),
omstandigheden veerkracht (buffers om schokken op vangen, ontkoppelingen en
redundancy), adaptatie (soepel
soepel aanpassen aan nieuwe omstandigheden,
omstandigheden ruimte voor variatie, selectie
en experimenten)) en het leervermogen. Het bevorderen van de kenniscirculatie en het beter gebruiken
van de bestaande kennis - meer nog dan het ontwikkelen van nieuwe kennis - is daarvoor van groot
belang. Dit plaatst het onderwijs, het op allerlei manieren leren en verbeteren, experimenteren, het
st
ontwikkelen van 21 century skills en vooral het voortdurend leren (permanente educatie) centra
centraal op
de economische agenda. Op dit moment heeft Den Haag met de Educatieve Agenda en de Agenda
Kenniseconomie hier ook duidelijk aandacht voor. Of dit de komende vijfentwintig jaar in dezelfde mate
zal blijven, is een vraag die niet beantwoord kan worden. Bij het bevorderen van de kenniscirculatie
past de aandacht voor cross-overs,
overs, spill-overs
spill overs en voor gerelateerde vaardigheden. En vanuit deze trend
is er mogelijk minder behoefte om de aandacht te doen uitgaan naar nieuwe specialisaties, clusters en
next economies.
onomies. Mogelijkerwijs heeft Den Haag met de unieke specialisatie van Internationale Stad van
Recht & Vrede en de verbreding ervan in de richting van safety & security (The HagueSecurity
HagueSecurity Delta
Delta)
en de koppeling het internationale bedrijfsleven, aangevuld met
met een attractief en onderscheidend vest
vestigingsklimaat (Beatrixkwartier, cultuur, evenementen, internationale congressen, de unieke ligging aan
de zee, recreatie en toerisme) reeds een voldoende duidelijke specialisatie en ligt de toekomst veel
meer in het versterken en verder benutten van de diversificatie (mede in MRDH-verband)
MRDH verband), de binnenstad en de multimodale knooppunten.
Figuur 4.2 De economische kerngebieden van Den Haag
Scheveningen kust
internationale zone
binnenstad
Binckhorst
Bron: Gemeente Den Haag
Gezien de taakdifferentiatie en de tijdelijke concurrentievoordelen van specialisatie is de vraag of de
inzet op specialisaties in de vorm van clusters (next economy) een verstandige strategie is. Er moet
rekening mee gehouden worden dat gezien de trends dat alle grote bedrijven op termijn footloose ku
kunnen zijn en dat het niet gezegd is dat Den Haag zijn economische toekomst volledig kan bouwen op de
bestaande grote bedrijven
rijven (Shell, Nationale Nederlanden, KPN, Siemens, Europees Octrooibureau).
Voor agglomeraties die onvoldoende massa en dichtheid hebben,
hebben is een nuttige strategie om de ec
economische diversificatie te versterken,
versterken om cross-overs tussen sectoren te versterken en om de kenni
kenniscirculatie in de regio te bevorderen. In de huidige economie gaat het volgens de WRR om het stimul
stimuleren van de kenniscirculatie in de regio en het beter gebruiken van bestaande kennis. Dit gaat verder
dan het bevorderen van een kenniseconomie.
kenniseconomie. Bij het streven naar een kenniseconomie staat de pr
productie van nieuwe kennis bovenaan de agenda. Bij het beter gebruiken van bestaande kennis gaat de
aandacht veel meer uit naar het mobiliseren en toepassen van ideeën en technieken die te vinden zijn
in andere bedrijven, sectoren of landen. Dat vereist het ontwikkelen van het vermogen om (nieuwe en
23
elders vigerende) kennis te signaleren, op te nemen en vaardig te gebruiken. Het vergt een stimulere
stimulerende omgeving voor talenten die het uiterste uit zichzelf willen
willen halen, die grenzen proberen te ve
verleggen,
barrières doorbreken en nieuwe wegen durven in te slaan. Ook Den Haag kan de Nederlandse ‘zesjescultuur’ achter zich laten en de middelmaat niet langer de impliciete norm laten zijn.. Om de nationale en
internationale
ationale concurrentiepositie te versterken,
versterken kan uitzonderlijk Haags vernieuwingstalent gestim
gestimuleerd worden om het hoofd boven
bov het maaiveld uit te steken.
Diversificatie wint ook aan kracht als zij zo veel mogelijk complementair is aan die van andere gemee
gemeenten in de regio en van andere regio’s. Het versterken van de complementariteit is mogelijk door een
grotere rol aan infrastructurele en bestuurlijke verbindingen tussen stedelijke regio’s te geven en door
meer uit te gaan van de eigen kwaliteiten en het kennen
kennen en lenen van de buren (understanding en
borrowing size). Goede kris-kras
kras verbindingen in en tussen de regio’s zijn hiervoor onontbeerlijk. Maar
ook allerlei vormen van virtuele, sociale en culturele connectiviteit. De complementaire diversificatie kan
versterkt worden door systematisch te werken aan de institutionele, functionele en culturele samenhang
en samenwerking in regio’s. Voorbeelden van functionele samenwerking is het versterken en verbet
verbeteren van de transportsystemen in de regio (bijvoorbeeld de Randstadrail),, regionaal arbeidsmarktbeleid
(integratie van de arbeidsmarktregio van Den Haag en Rotterdam),
Rotterdam), regionale afspraken op het gebied
van woningbouw, bedrijfsterreinen, kantoren, onderwijsonderwijs en cultuurvoorzieningen. Meer culturele ssamenwerking kan
an tot stand komen door marketing, symbolen, welgekozen verschillende iconen en het
voorbeeldgedrag van burgemeesters en wethouders. Voorbeelden zijn het kiezen van de nieuwe naam
‘Rotterdam The Hague airport’ voor luchthaven Zestienhoven, het promoten van de hele Metropoolregio
Amsterdam met Amsterdam Castle (Muiden) en Amsterdam Beach (Zandvoort), gezamenlijk huis
huis-aanhuis bladen of gezamenlijke evenementen.
24
4.5 Werkgelegenheid punt van zorg
De afgelopen jaren is er sprake van een verlies aan arbeidsplaatsen in Den Haag. Dit valt te verklaren
omdat het aantal rijksambtenaren werkzaam op de departementen afneemt, door de krimpende zakeli
zakelijke markt, en het ontbreken van een substantiële maakindustrie in Den Haag. Zowel als een langere
termijn trend als in het recente
ecente verleden laten analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving zien
dat de werkgelegenheid in bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht zich gunstiger ontwikkelt dan in Den
Haag. Deze steden weten zich beter en sneller aan te passen aan gewijzigde omstandi
omstandigheden dan Den
Haag. De regeringsstad moet zich zelf opnieuw uitvinden,
uitvinden wil het aantrekkelijk blijven voor talent, o
ondernemers en bezoekers.
Het werkgelegenheidsaandeel van beroepen met routinematige taken (zoals boekhouders, logistiek
medewerkers en vrachtwagenchauffeurs)
twagenchauffeurs) – vooral taken in het middensegment van de arbeidsmarkt –
neemt af. Het aandeel van beroepen met niet-routiniseerbare
niet routiniseerbare taken stijgt. Het gaat om werkgelegenheid
aan de onderkant van de arbeidsmarkt (zoals conciërges, kleermakers, vuilnismannen,
vuilnismannen, obers, kappers
of verzorgers van kinderen) als de bovenkant (zoals psychologen, artsen, docenten of fysiotherape
fysiotherapeuten). De economie wordt in toenemende mate gekenmerkt door een zandlopermodel. Er is sprake van
baanpolarisatie met een geleidelijk krimpend
krimpend middensegment op de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd blijft
van belang om in het oog te houden dat de grootste veranderingen binnen banen plaatsvindt. Secret
Secretaresses die voorheen vooral met typen, het aannemen van de telefoon en het verdelen van faxberichten
bezig waren, doen nu andere taken, zoals planning en projectmanagement. Dit onderstreept het belang
van permanente educatie.
Figuur 4.3 De werkgelegenheidsontwikkeling
sontwikkeling van Den Haag 1980 - 2012
Bron: Otto Raspe, Trends in de regionale economie, presentatie expertmeeting Platform31 en gemeente Den Haag,
19 november 2015.
Ook in Den Haag zijn het vooral de banen in het middensegment van de arbeidsmarkt die onder druk
staan. Na het verlies van banen voor laagopgeleiden door automatisering,, lijkt het er op dat in toenemende mate taken van middelbaar opgeleiden verdwijnen. Digitalisering
italisering heeft de afgelopen vijftien jaar
vooral de banen voor middelbaar opgeleiden – en dan vooral aan de onderkant daarvan – onder druk
gezet. Al blijkt dat in Nederland wel minder het geval te zijn dan in andere landen zoals de Verenigde
Staten. Banen
en in het middensegment van de arbeidsmarkt verdwijnen door de introductie van nieuwe
technologieën en technologische veranderingen die automatisering van voorheen niet automatiseerbare
taken mogelijk en goedkoper maken.
maken Door robotisering en de opmars van kunstmatige intelligentie is
het
et einde van deze ontwikkeling waarschijnlijk voorlopig nog niet in zicht. Deze ontwikkeling zet bijvoo
bijvoorbeeld de hoeveelheid banen voor accountants, boekhouders, makelaars, notarissen én juridische
dienstverleners onder druk.
En de transformatie kan nog ingrijpender worden. De eerste robots die zelf kwaliteitshamburgers ku
kunnen bakken zijn in ontwikkeling. Men vermoedt dat fastfoodrestaurants (in Amerika een toevluchtsoord
voor laaggeschoolde werknemers) hierdoor in de toekomst met de helft minder medewerkers toeku
toekunnen. Maar door automatisering en slimme software verwachten deskundigen vooral dat vele (midde
(middenklasse) banen verloren zullen gaan in de komende twee á drie decennia. Er zijn diverse voorspellingen
die aangeven dat bijna
na 50% van de banen in de toekomst zal verdwijnen. Ook veel universitair g
geschoolden zullen merken dat hun baan óók bedreigt wordt nu software, automatisering en analyserende
en voorspellende algoritmen in snel tempo kundiger worden. Een zorgelijke ontwikkeling
ontwikkeling omdat het
hoogst onzeker is welke nieuwe banen, in welke mate en in welk tempo gecreëerd gaan worden. Vo
Volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gaan wij toe naar een zandlopereconomie
met hoogopgeleide en laagopgeleide banen, en een belangrijke reductie van het aantal middenklasse
banen. De hoogleraar-econoom Eric Bartelsman vatte de recente publicaties van deskundigen samen
door te stellen dat binnen dertig jaar de helft van de bestaande banen overbodig is. En Deloitte zorgde
voor de krantenkop ”Robotisering kan (in Nederland) 2 tot 3 miljoen banen kosten”.
25
Figuur 4.4 Twintig procent minder banen in Europa in het middensegment van de arbeidsmarkt
Andere deskundigen zijn minder pessimistisch. De baanpolarisatie gaat niet vanzelfsprekend door. Vele
banen op middenniveau zijn een bundeling van specifieke beroepsvaardigheden met fundamentele
vaardigheden zoals geletterdheid, rekenvaardigheid, aanpassingsvermogen, probleemoplossend ve
vermogen en gezond verstand. Die banen zijn niet zo makkelijk op te knippen in taken op middenniveau
voor machines en taken op een lager niveau voor mensen zonder dat verlies aan kwaliteit optreedt.
26
Ook vereist menselijk
enselijk werk in een roboteconomie vaardigheden die een robot moeilijk
moeilijk kan ontwikkelen,
zoals creativiteit, problemen oplossen, verzinnen van nieuwe ideeën en producten, empathie, sociale
vaardigheden en sociale interactie. Tegelijkertijd worden niet-cognitieve
niet cognitieve vaardigheden zoals doorze
doorzettingsvermogen en veerkracht belangrijker.
bel
De gevolgen van robots en andere slimme machines voor het werk en de arbeidsmarkt zijn niet voo
voorspelbaar. Er zullen banen verdwijnen, er zullen banen veranderen en er zullen banen bijkomen. Daarbij
zal zeker sprake zijn van (groepen) mensen die niet mee kunnen komen, tijdelijk of permanent. De
mensen die hun baan verliezen zullen niet altijd degenen zijn die aan de slag kunnen in de nieuw on
ontstane functies. Er zal sprake zijn van mismatches. En een tweedeling op de arbeidsmarkt tussen deg
degenen die zich kunnen aanpassen en meekunnen met de nieuwe ontwikkelingen en gevraagde vaardi
vaardigheden en hen die dat niet kunnen (door gebrek aan capaciteiten voor de moderne samenleving, onvo
onvoldoende sociale vaardigheden, laaggeletterdheid). De groeiende tweedeling op
p de arbeidsmarkt vraagt
om een dubbelstrategie om zowel de kenniswerkers en innovatief talent aan te trekken (mede om het
trickle-down-effect
effect te benutten) als om een strategie gericht op het versterken van de kwaliteit van de
human resources, onderwijs, arbeidsmobiliteit
a
en inkomensbeleid.
4.6 Ondernemerschap cruciaal voor de transformatie
Om in te spelen op de structuurwijzigingen in de economie, op de verdergaande taakdifferentiatie, de
kansen die groene groei biedt, de toename van de persoonlijke dienstverlening
dienstverlening en de behoefte aan
nieuwe vormen van zorg in wijk en buurt is ondernemerschap van groot belang. Allerlei vormen van
nieuw sociaal ondernemerschap doet
doe zich voor onder allerlei begrippen: buurtzorg, buurtdiensten,
buurtbedrijven, wijkontwikkelbedrijven,
wijkontwikkelbedrijv
franchise-formules, wiki-economics,
economics, coöperaties, duurzame
energiedienstenbedrijven, trusts, stadslandbouw, buurtrestaurants, thuisafgehaald, huiskamerverkopen,
crowdfunding, lokale munteenheden, LETS en allerlei vormen van ruilhandel, ‘collaborative co
consumption’ en van ‘shared economy’ (o.a. swapstyle, spullendelen, mywheels, WeGo, huizenruil). Door de
toenemende welvaart (na de crisis), de kleiner wordende huishoudens, de verwachte groei van g
gemaksdiensten, wellness, leisure, restaurants, cafe’s, en de noodzaak om meer zelf te gaan zorgen voor
ondersteuning, (huishoudelijke)hulp en zorg is er ook sterke groei mogelijk voor persoonlijke dienstve
dienstverlening in de lokale economie. Terwijl Gunter Pauli in De Blauwe Economie vooral nieuwe ondernemers
en allerlei starters de tientallen business cases ziet ontwikkelen om tot een meer duurzame, circulaire
economie te komen. Het perspectief dat hij schetst aan de hand van allerlei concrete business cases is
dat in tien jaar tijd
ijd met honderd innovaties honderd miljoen nieuwe banen gecreëerd kunnen worden.
Sommige deskundigen zien zelfs, mede door de toekomstige mogelijkheden van 3D-printing,
3D printing, de klei
kleinschalige industrie en het ambacht weer terugkeren in de (binnen)steden.
(binnen)steden
27
Om op deze kansen in te spelen, zijn geen academici,
ac
hoger opgeleiden en creatieven nodig. Onde
Ondernemerszin, klantgerichtheid, sociale vaardigheden en motivatie zijn voor mensen met allerlei opleidi
opleidingen en achtergronden voldoende om de ondernemerskansen te benutten. Wel kunnen goedkope b
bedrijfsruimtes,, broedplaatsen, hotspots, experimenteerruimtes en locaties in de rafelranden van de stad
de ontwikkeling van starters, ZZP’ers en kleine bedrijven helpen bevorderen. Op deze wijze heeft de
groei en bloei van het transformerende ondernemerschap ruimtelijke consequenties.
Door lagere lasten en minder regels zet Den Haag al belangrijke stappen om het ondernemerschap te
bevorderen. Startende ondernemers betalen de eerste vijf jaar geen OZB, de bovengrondse precario is
met 50 procent verlaagd en men heeft circa
circa 50 legesfeiten geschrapt. De gemeente constateert dat met
lagere lasten het aantal faillissementen daalt en de investeringen toenemen. Om het MKB meer ruimte
te geven, wil het college in Den Haag verder gaan met het verlagen van lasten voor ondernemers. De
speerpunten zijn: voortzetting van de OZB-compensatieregeling
OZB compensatieregeling voor startende ondernemers, het a
afschaffen van de precariobelasting voor voorwerpen op en boven de gemeentegrond (m.n. terrassen en
uithangborden) en de introductie van de mogelijkheid van een
een belastingpauze voor kleine ondernemers
en ZZP’ers met een laag inkomen.
4.7 Ruimtelijke gevolgen
Het belang van een vitale, levendige en aantrekkelijke stad neemt steeds meer toe als een concurr
concurrerende vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en werknemers vanwege imago, clustervorming en nabi
nabijheid van voorzieningen. Toch blijft de onzekerheid ten aanzien van de ontwikkeling van de werkgel
werkgelegenheid zeer groot. Economische stagnatie of economische voorspoed is slecht te voorspellen. Een
aantal thema’s waar Den Haag mee aan de slag kan worden hieronder nader beschreven.
Den Haag heeft een onderscheidend profiel van vrede en recht,
recht en met de Internationale Zone een
unieke ruimtelijke configuratie waarin dit profiel heeft kunnen gedijen. Eerste stappen zijn gezet om dit
profiel uit te bouwen en regionaal te verbinden.
verbinden. In tegenstelling tot de campussen in Leiden, Delft en
Rotterdam ontwikkelt zich in Den Haag een meer stedelijke gemengde campus met de Haagse Hog
Hogeschool, Leiden University Campus – The Hague en een concentratie
tratie van studentenhuisvesting rondom
de Haagse binnenstad.
De transformatie op economisch terrein en het bevorderen van ondernemerschap vergt dat functi
functiemenging veel meer mogelijk wordt, dat de belemmeringen voor ondernemerschap in woonwijken ve
verminderd
erd wordt (alles mag, tenzij ….) en dat in de binnenstad een combinatie van werken, produceren,
wonen, bestuur, vermaak en handel wordt nagestreefd (en dat de focus minder eenzijdig op winkels
blijft liggen). Om functiemenging mogelijk maken zijn er verschillende
verschillende voorbeelden uit de praktijk zoals
het toestaan tot 50% van de woning te gebruiken voor bedrijfsactiviteiten aan huis, of om aan huis 25
2
m winkeloppervlakte te gebruiken. Ook kan op binnenstedelijke bedrijventerreinen functiemenging
worden gestimuleerd. En bestemmingsplannen kunnen een gemengde bestemming geven zodat er
makkelijk, flexibel en multifunctioneel gewisseld kan worden tussen functies. Het loslaten van dit soort
28
regels dient niet alleen om het ondernemerschap te bevorderen, maar kan
kan ook leiden tot een gevar
gevarieerder gebruik en beeld van de stad. Voor de stad als broedplaats van innovatieve ontwikkelingen,
creativiteit en startups is het van belang dat de stad ook letterlijk ruimte biedt voor betaalbare bedrijfs
bedrijfs-,
kantoor- en vergaderruimte,
ruimte, flexplekken, voor het huren van ateliers en studio’s, voor kleinschalige
bedrijvigheid en allerlei ontmoetingen.
ontmoetingen
Een urgentie die ook speelt zijn de leegstaande kantoren, leegstaande winkels (vooral in de aanloo
aanloopstraten en de wijken), leegstaand maatschappelijk
atschappelijk vastgoed et cetera, et cetera. Er moeten lastige
keuzes gemaakt worden over bijvoorbeeld de afbouw en transformatie van winkelgebieden en de versterking van leefbare, aantrekkelijke, toekomstbestendige binnensteden en winkelgebieden.
5 De duurzaamheidtransitie
rzaamheidtransitie
5.1 Inleiding
Duurzaam leven en handelen is noodzakelijk om de opwarming van de aarde binnen de perken te ho
houden en zo onomkeerbare veranderingen in het klimaat te voorkomen. Den Haag heeft de ambitie om in
2040 klimaatneutraal te zijn en klimaatadaptief.
kl
Het gaat niet meer om het ‘waarom’ maar veel meer om
het ‘hoe’ om deze doelstellingen in 2040 te halen.. Draagvlak, medewerking en creativiteit van de stad is
hierbij noodzakelijk. In de duurzaamheidtransitie zijn belangrijke onderdelen de stedelijke
stedelijke energietrans
energietransitie (par. 5.2), het realiseren en benutten van de kansen van groene groei (par. 5.3), de vergroening van
de stad (par. 5.4), het inspelen op de klimaatadaptatie en –mitigatie
mitigatie (par. 5.5) en het beter en slimmer
omgaan met afvalstoffen (par. 5.6). Uiteraard is het bevorderen van duurzame mobiliteit ook een b
belangrijk onderdeel van de duurzaamheidtransitie (zie volgend hoofdstuk). Het hoofdstuk wordt afgesl
afgesloten met een korte schets van de ruimtelijke gevolgen van de duurzaamheidtransitie (par. 5.7).
5.2 Stedelijke energietransitie noodzakelijk
Den Haag heeft een duidelijk pad ingezet om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Een belangrijk onderdeel
hiervan is het beperken van energie, het reduceren van de CO2-uitstoot
uitstoot en het opwekken van duurz
duurzame energie. Het bereik van deze doelstellingen wordt in belangrijke mate beïnvloed door het nationale
en internationale klimaatbeleid, de technologische ontwikkelingen, de economische ontwikkeling, de
toename van het aantal inwoners en het Haagse beleid. Err is een mix van beleidsmaatregelen nodig
om de energietransitie te bewerkstelligen: energiebesparing, warmtewarmte en koudenetten, warmte
warmte- en
koudeopslag, zeewaterwarmtecentrale, geothermie, biomassa, wind en zonne-energie.
energie. Met de nu b
bekende technieken kan in 2040 ongeveer tweederde van de Haagse elektriciteitsvoorziening worden
verduurzaamd. De belangrijkste duurzame elektriciteit komt vooral van wind op zee, lokaal verkregen
biomassa en zonnecellen. Daarmee wordt naar verwachting ongeveer een derde van de ele
elektriciteitsvraag gedekt. Nog eens een derde is duurzame energie die van buiten de stad komt en een derde
wordt gedekt uit niet-duurzame
duurzame elektriciteit. Volgens de Energievisie van de gemeente Den Haag is de
verduurzaming langs deze lijnen haalbaar. Tegelijkertijd
Tegelijkertijd gaat de transitie gepaard met een belangrijke
kwantitatieve opgave. Twintig maal meer energie uit wind op zee, één miljoen panelen op 50.000
Haagse daken en nog twee succesvolle geothermieboringen met een grotere capaciteit. Om de doe
doelstelling in 2040 te bereiken, zijn momenteel de meest urgente doelstellingen de energiebesparing in
gebouwen en de uitbreiding van de warmtenetten. Zonder vergaande energiebesparing is de potentie
van de duurzame energiebronnen te klein om aan de energiebehoefte te voldoen.
vold
Dit geldt vooral voor
warmte en in iets minder mate voor elektriciteit. Door de toename van het gebruik van zonnecellen, en
de teruglevering aan het net, is er een beperkte daling van het elektriciteitsgebruik
gebruik in de stad ondanks
de groei van het aantall inwoners. Op termijn zullen minder gebouwen aangesloten zijn op het gasnet.
Daarvoor in de plaats komt aansluiting op een warmtenet, een collectieve warmte-koude
warmte koude opslag en in
een klein aantal gevallen een eigen warmtebron. Daarbij is een belangrijke versnelling
nelling nodig in het
aansluiten van woningen en gebouwen op warmtenetten om het potentieel van biomassa, geothermie
en restwarme te benutten. Ook wordt er gewerkt aan de realisatie van een warmterotonde waarbij de
warmtebehoefte van de steden in de provincie
provinc Zuid-Holland
Holland gekoppeld wordt aan de restwarmte van de
industrie uit Rotterdam en de toekomstige geothermiebronnen in het Westland.
29
Als de gemeente Den Haag in
n de energietransitie slaagt dan loopt ze vooruit op de scenario’s van We
Welvaart en Leefomgeving.. De opmerkelijke verschillen met de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving
zijn dat in de WLO-scenario’s
scenario’s in 2040 de hernieuwbare energie nog maar 30 tot 40 procent van het
energiegebruik is, dat er een toename is van het aandeel elektriciteit in het energieverbruik
gieverbruik en dat er in
het WLO-scenario
scenario Hoog vooral sterk wordt ingezet op een versnelling van de technologische ontwikk
ontwikkeling, CO2-prijzen, CO2-opslag,
opslag, internationale beleidscoördinatie en een vergaand emissiehandelssy
emissiehandelssysteem. In de WLO-scenario’s
scenario’s wordt een
een belangrijke rol toegedicht aan de internationale beleidscoördin
beleidscoördinatie. Als deze niet tot stand komt dan zal een eigenstandig Nederlands of Haags beleid met verdergaa
verdergaande doelstellingen niet vol te houden zijn.
Figuur 5.1 Warmterotonde Zuid-Holland
Holland
30
In de stedelijke energietransitie zijn radicale technologische doorbraken niet uit te sluiten. Doorbraken in
duurzame energie bepalen in hoge mate de ontwikkelingen in mobiliteit en in gebouwen. Nieuwe n
nanomaterialen maken doorbraken mogelijk in energieopslag (grotere
rotere opslagcapaciteit en hogere oplaadsnelheid), waardoor zonne- en windenergie beter op grotere schaal zijn te benutten. Zonnecellen op
basis van nanomaterialen kunnen meer energie per vierkante meter gaan opleveren. Een andere mogelijkheid is ontwikkeling van energieleverende nanocoatings voor muren en daken, auto’s of wegen.
Doordat ze grote oppervlakken kunnen bestrijken, hoeft de efficiëntie niet hoog te zijn om toch een
renderende hoeveelheid energie te kunnen leveren. Dankzij deze en andere
e ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van isolatie en nieuwe 4D-geprinte,
geprinte, herprogrammeerbare bouwmaterialen, kunnen
gebouwen niet alleen energieneutraal worden, maar ook energie gaan leveren en zelfs zelfvoorzienend
worden.
De Raad voor de leefomgeving
ing en infrastructuur (Rli) schetst in zijn ‘Verkenning technologische innov
innovaties in de leefomgeving’ met een mogelijke exponentiële groei van zonne-energie een nog radicaler
perspectief. Dit mogelijke scenario wijkt af van het ontwikkelpad van de gemeente Den Haag om kl
klimaatneutraal te worden in 2040 en van de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving
Leefomgeving. In de WLOscenario’s wordt verondersteld dat de hernieuwbare energie (biomassa, biogas, wind, zon, aardwarmte,
warmte uit lucht) in 2050 niet meer dan 30 tot 40 procent van het primaire energieverbruik zal uitmaken.
De Rli schetst dat de toename in de wereldwijde energieproductie door zonnecellen en in de opslagc
opslagcapaciteit van elektrische energie, met name door de toepassing van nanotechnologie, in de toekomst ook
een exponentiële versnelling zou kunnen doormaken. Een dergelijke exponentiële versnelling kennen
wij als de wet van Moore (elke 1½ tot 2 jaar een verdubbeling van de rekenkracht van microprocess
microprocesso-
ren) en de Carlson Curve (het in kaart brengen van DNA verbetert
verbetert elke twee jaar met minimaal een
factor twee in kosten en prestaties). De geïnstalleerde zonnecelcapaciteit is wereldwijd toegenomen
van 23 gigawatt in 2009, naar 71 gigawatt in 2011 tot 139 gigawatt in 2013.
2013 Reeds een
en gemiddelde
jaarlijkse groei van bijna zestig procent. Dit dekt nu nog maar 1% van de energiebehoefte in de wereld
wereld.
Maar een technologische doorbraak die leidt tot een versnelling van meeropbrengsten en een exponentiële groei kan in acht verdubbelingsstappen er voor zorgen dat in twee decennia
d
zonne
zonne-energie in de
totale energiebehoefte kan voorzien (1%, 2%, 4%, 8%, 16%, 32%, 64%, 128%). Of een dergelijke e
exponentiële ontwikkeling gaat optreden, is hoogst onzeker. En bovendien is het de vraag of Den Haag
(en Nederland) gezien het klimaat en de weinige zonuren hier zeer sterk van kunnen profiteren.
5.3 Groene groei een wenkend perspectief
In 2030 woont tweederde van de wereldbevolking in grootstedelijke agglomeraties. Dit heeft samen met
de gestegen welvaart grote gevolgen voor de beschikbaarheid van grondstoffen. Het is mogelijk dat de
economisch groei geremd wordt door een machtsstrijd om schaarse grondstoffen, olie, zeldzame min
mineralen en schoon water.
Daarom zijn velen van mening dat er nieuwe manieren van produceren ontwikkeld moeten worden
worden, wil
de levensstandaard van de afgelopen decennia niet in gevaar komen. Ondernemers zien al dat een
veel efficiëntere wijze van produceren meer duurzame producten en rendement oplevert. ‘‘Meer doen
met minder’, ‘cradle to cradle’ en energie-efficiëntie vormen tevens een uitdagend perspectief waarvoor
mensen warm kunnen lopen. Dit nieuwe denkkader en dit nieuwe handelingsperspectief wordt aang
aangeduid met ‘groene groei’ en dat houdt concreet in dat de economie in omvang toeneemt zonder dat dit
nadelig
lig is voor klimaat, water, bodem, grondstoffen en biodiversiteit. Ieder
eder land, iedere regio, iedere
stad en elk bedrijf moet opletten, wat betreft ‘groene groei’, de boot niet te missen.
Ook het Rijk heeft het ‘groene groei’ concept omarmd door onder meer in haar beleid voor een duurz
duurzame economie vijf kansrijke economische sectoren aan te wijzen
zen met de beste mogelijkheden om zowel
groene groei als het Nederlands bedrijfsleven een impuls te geven, namelijk: grondstoffen en producti
productieketens, water- en landgebruik, voedsel,
voedsel mobiliteit en klimaat en energie.
Groene groei is voor veel bedrijven een must. Ondernemers betogen steeds vaker: “over
over tien jaar ben
je duurzaam of je bent er niet meer”.
meer Voor bedrijven is de keuze om maatregelen te nemen voor duu
duurzame productie
uctie zowel ideologisch als bedrijfsmatig te verantwoorden. Afnemers tolereren verspilling en
milieuschandalen niet langer en de sterk stijgende energiekosten en grondstofprijzen noodzaken bedri
bedrijven te investeren in innovaties die het mogelijk maken efficiënter
efficiënter te produceren. In toenemende mate
onderkennen ook burgers,, vaak in samenwerking met maatschappelijke organisaties en medeoverh
medeoverheden, het belang van duurzaamheid en komen met plannen om zelf energie te besparen of meer duu
duurzame elektriciteit op te wekken. Een tendens die in Den Haag ook zichtbaar is. Burgers gaan zelf aan
de slag om coöperatief zonnepanelen aan te schaffen en werken samen met het lokaal bedrijfsleven
aan praktische innovaties. Gunter Pauli ziet vooral nieuwe ondernemers en allerlei starters de tientallen
business cases ontwikkelen om tot een meer duurzame, circulaire economie te komen. Het perspectief
dat hij schetst aan de hand van allerlei concrete business cases is dat in tien jaar tijd met honderd inn
innovaties honderd miljoen nieuwe
e banen gecreëerd kunnen worden.
Voor Den Haag ligt er een belangrijke kans en mogelijkheid voor groene economische groei – en een
versterking van de economische structuur – door de bestaande woonomgeving aanzienlijk te verduu
verduurzamen. Zodat huiseigenaren en huurders een woning kunnen bewonen zonder energierekening. De
technieken en de kennis om dit te kunnen realiseren, zijn aanwezig, en de investeringen zijn niet exorb
exorbitant.
31
5.4 Vergroening van de stad sluit aan op diverse trends
Onevenwichtige stedelijke groei
groe vergroot de druk op de voorzieningen en leefbaarheid in de stad. De
bouw van wegen, huizen en gebouwen kan de stad langzaam maar zeker veranderen in een synthese
van asfalt, beton, staal, kunststof en glas waarin voor groen en open ruimtes geen plaats me
meer is.
Luchtvervuiling, geluidsoverlast en opwarming kunnen van steden een ongezond leefmilieu maken.
Betaalbare, schone energiebronnen voor vervoer kunnen de uitstoot van broeikasgassen sterk vermi
verminderen en de luchtkwaliteit in de directe leefomgeving van de Hagenaars verbeteren. Maar ook in Den
Haag nemen naar verwachting de hitte-eilanden
hitte
in de
e stad de komende decennia toe. In vergelijking
met andere grote steden blijft Den Haag achter bij het beschikbaar stedelijk groen per inwoner. Dat
wordt gedeeltelijk
jk gecompenseerd door de ligging nabij de zee en de grote groengebieden in de stad.
verdere vergroening van de stad heeft alles te maken met hoogwaardige woonwoon en leefomgevingen,
met de ‘quality of living’ en ‘healthy aging’. En op dit terrein blijft Nederland achter bij landen als Duitsland en Denemarken. Volgens de scenario’s van Welvaart en Leefomgeving zal er in Nederland, en
vooral in de Randstad, een flinke vraag zijn naar recreatiegroen, uitbreiding van parken, miniparkjes,
het meer fiets- en voetgangersvriendelijk
gersvriendelijk inrichten van de openbare ruimte waardoor een gezonde
levensstijl wordt aangemoedigd. Het gezonder en groener maken van de stad vraagt om een groo
grootschalige beweging en om stappen die op kleine schaal het verschil maken.. Zo’n grootschalige b
beweging is het idee om in Den Haag het grootste stadslandbouwcomplex van Europa te realiseren in een
voormalig Philipsfabriek. Kleinschaliger kan men aansluiten bij initiatieven van burgers en bedrijven die
zelf het heft in handen
anden nemen (daktuinen, collectieve
ieve tuinen, adoptiegroen, pocket parks, stadslan
stadslandbouw,, verminderen van het verhard oppervlak in tuinen).
tuinen
32
Stadslandbouw is een brede koepelterm die zowel gaat
over het verbouwen van groente en het houden van
dieren in
n de stad, al dan niet op tijdelijke locaties, als
over het afzetten van producten uit het ommeland
omm
in de
stad.. Initiatieven van stadslandbouw kunnen dus uiteenuitee
lopen van plukfruit in parken en bij scholen, (tijdelijke)
tuinen op braakliggende grond en stadsinwoners die in
contact komen met boeren. Daarbij kan ‘vertical farming’
als trend voor de toekomst ook niet uitgesloten worden.
In
n economische zin is de betekenis van stadslandbouw
vooralsnog beperkt; het
et is eerder aanvullend dan vervangend. Wel kan stadslandbouw zorgen voor verkorverko
ting van transportstromen, lagere transportkosten en minder milieuvervuiling elders.. Maar stadslandbouw heeft vooral een belangrijke sociaal-culturele
sociaal
functie. Het biedt namelijk kansen om consumenten
te betrekken bij de productie van voedsel. Dat kan recreatief, maar
maar ook educatief, als werkgelegenheid
of als zelfstandig ondernemer. Samen tuinieren versterkt ook de sociale cohesie in multiculturele wi
wijken. Er ontstaan nieuwe ontmoetingsplekken en dit kan vanuit sociaal oogpunt relevant zijn voor de
toekomst van de stad.
Kortom de betekenis van stedelijk groen neemt alleen maar toe. Het is niet alleen aangenaam om naar
te kijken maar het zet aan tot beweging, het is goed voor het leefmilieu, het beperkt het hitte
hitte-eilandeffect en geeft ruimte aan water en voedsel. Voor het leefklimaat in Den Haag en de ‘quality of living’ is
het van belang om hieraan, ondanks de toenemende stedelijke druk,, voldoende aandacht te blijven
besteden en ruimte voor te reserveren.
reserveren
5.5 Inspelen en nog beter inspelen op klimaatadaptatie
k
Door
oor technologische ontwikkelingen, warmtenetten, zonne-energie
energie en schonere auto’s zal d
de luchtkwaliteit verbeteren. Wel zal door de vergrijzing het effect van luchtverontreiniging op de gezondheid blijven
toenemen. Ondanks dat de uitstoot van broeikasgassen
broeikasgassen afneemt, blijven de risico’s van klimaatvera
klimaatverandering bestaan. Daarbij is de verwachting dat een rijk, goed georganiseerd en klimatologisch gunstig
gelegen land als Nederland - dat bovendien beschikt over de noodzakelijke expertise – bij een geleidelijke klimaatverandering in staat is om tijdig voorbereidingen te treffen (adaptatie). Algemeen wordt
aangenomen dat Nederland (en Den Haag) voldoende tijd heeft om zich relatief probleemloos aan te
passen.
Als gevolg van klimaatverandering krijgt Nederland te maken
aken met grotere extremen in neerslag, ze
zeespiegelstijging, extremen in rivierafvoer en meer hete zomerse dagen. Dit kan leiden tot schade, ove
overstromingen en overlast. We moeten onze omgeving daarom aanpassen aan de gevolgen van klimaa
klimaatverandering. Om Den Haag
aag klimaatbestendig te maken en te houden,
houden zijn de afgelopen jaren verschi
verschillende maatregelen genomen en acties in gang gezet. Zo is met de Zandmotor en de versterkingen
Scheveningen en Delflandse kust de Haagse kust voorlopig op orde gebracht. Verder is d
duidelijk geworden dat het watersysteem voldoet, maar dat inspanningen noodzakelijk zijn om het systeem to
toekomstbestendig te houden. Bijvoorbeeld door water beter vast te houden. Het is noodzakelijk om bij de
ruimtelijk-economische
economische plannen voor Den Haag rekening
rekening te houden met adaptiemaatregelen. Adapt
Adaptatiemaatregelen die mogelijkerwijs verder moeten gaan dan men nu denkt. Immers in de WLO
WLO-scenario’s
blijft de gemiddelde maximale temperatuurstijging niet tot tweegraden beperkt. De planbureaus gaan er
0
in hun landelijke scenario’s van uit dat het mondiale klimaat met 2½ - 3 C opwarmt (scenario hoog) of
0
met 3½ - 4 C (scenario laag). Wordt wel uitgegaan van de tweegradendoelstelling dan blijkt uit de
tweegradenscenario’s Centraal en Decentraal van WLO dat belangrijke
ijke ingrepen en gedragsverand
gedragsveranderingen noodzakelijk zijn die deels in het geval van het tweegradenscenario Centraal (met uitzondering
van een grote inzet van de afvang en ondergrondse opslag van CO2) passen bij de Haagse Energiev
Energievisie.
Tot 2050 daalt de Nederlandse bodem, door de opwarming van de aarde stijgt de zeespiegel, en kl
klimaatverandering zorgt voor meer extreem weer met bijvoorbeeld overvloedige regenval. Den Haag
heeft op zich een goede uitgangspositie. Er is wel meer inzet nodig om bij nieuwbouw,
nieuwbouw, herstructurering
en vernieuwing van riolen,
iolen, wegen, leidingen, huizen en gebouwen klimaatbestendigheid
klimaatbestendigheid beter te vera
verankeren. En het gaat hier niet alleen om het voorkomen van overlast en het garanderen van de waterveiligheid maar ook om het behoud van cultureel
cultureel erfgoed. Het gaat daarom niet om het aanleggen van
noodverbanden bovenop de bestaande stad, maar om klimaatbestendig design. Adaptatie als principe
en niet als noodmaatregel of ‘add-on’.
‘add
Dat kan door meer ruimte te maken voor water,, rioolcapaciteit tte
vergroten, bufferzones te creëren, door de stad meer als ‘spons’ in te richten (regenwater
(regenwater vasthouden
waar het valt, bergen in waterpleinen en vertraagd afvoeren). Ook kleinschalige interventies die vee
veelvuldig toegepast worden, kunnen de kwetsbaarheid van Den Haag verkleinen en tegelijkertijd de lee
leefbaarheid van de stad vergroten. Bijvoorbeeld door bewoners te stimuleren om groene daken aan te
leggen en niet de hele tuin te verharden.
33
5.6 Circulaire economie, ‘urban mining’ en grondstoffenrotonde
Omdat grondstoffen schaarser en dus duurder worden, wordt het steeds aantrekkelijker
rekkelijker om naar he
hergebruik van producten of de daarin verwerkte grondstoffen en componenten te kijken. Dit is een van de
drijvende krachten achter de omslag naar een circulaire economie.
economie Een
en economie waarbij geen grondstoffen verloren gaan. Het terugwinnen van waarde uit afvalstromen wordt hierbij een steeds belangri
belangrijker opgave. Door de omslag naar een circulaire economie ontstaat een andere manier van omgaan met
stromen. Bij ‘urban mining’
ng’ wordt de stad gezien als toekomstig wingebied voor grondstoffen. Het gaat
om gesloten circuits (‘closed loops’) op lokaal niveau. Ook zijn er diverse initiatieven om tot grondsto
grondstoffenrotondes te komen. Afvalstoffen “rijden’ de rotonde op en worden verwerkt
verwerkt tot grondstoffen die de
rotonde weer verlaten. Al deze vormen om anders, intensiever en integraler afvalstoffen te verwerken
en te recyclen vragen letterlijk ruimte (locaties, installaties, leidingen).
Figuur 5.2 De transformatie naar een circulaire economie
34
Hoewel er op het terrein van afvalstromen verschillende initiatieven ontplooid worden, is op dit moment
niet duidelijk hoe kansrijk zij zijn voor de toekomst. Het prijsniveau van de grondstoffen ligt vaak nog
niet hoog genoeg om de soms hoge investeringen
investeringen in installaties of leidingen te laten renderen. In zijn
algemeenheid geldt dat afvalbedrijven het grote geld nog steeds verdienen met afval en niet met recycling. Doordat bovendien in Nederland in het verleden veel afvalverwerkingsinstallaties zzijn gebouwd, is
de prijs voor verwerking sterk gedaald. Afvalbedrijven halen afval uit het buitenland om de ovens te
vullen, maar dat is onvoldoende
nvoldoende om de prijs op het oude niveau te krijgen. Investeringen in recycling en
verwaarding van stromen liggen daardoor
daa
minder voor de hand.
5.7 Ruimtelijke gevolgen
De trends op het gebied van duurzaamheid (stedelijke energietransitie, klimaatadaptatie, waterpleinen,
vergroening, stadslandbouw) hebben duidelijke ruimtelijke consequenties. De ondergrondse (ene
(energie)infrastructuur,
tructuur, het tegengaan van hitte-eilanden
hitte
met meer groen en water, het autovrij maken van
bepaalde staten, bredere trottoirs en fietspaden, snelfietspaden, maatregelen om water langer vast te
houden, vergen ingrepen in de openbare ruimte. Ook ruimte voor stadslandbouw en collectief beheer
van openbaar groen kan de publieke ruimte van Den Haag verbeteren
ver
en verlevendigen.
levendigen. Wellicht zullen
we zelfs in de toekomst meer windmolens moeten accepteren om aan onze energiebehoefte te vo
voldoen.
In welke mate, met welk tempo en op welke wijze Den Haag op deze trends moet, wil en kan inspelen,
is moeilijker te beantwoorden. Verloopt de ontwikkeling en diffusie van zonne-energie
zonne energie exponentieel snel
in twee decennia of zal de duurzame energie nog lang bestaan uit een mix van vooral wind, biomassa,
zonne-energie,
energie, warmtenetten en geothermie? Is het mogelijk om te blijven investeren in een gasnet, én
een warmtenet én
n een verzwaard elektriciteitsnet? Is er voor stadslandbouw voldoende ruimte in stadsranden, volks- en daktuinen, leegstaande kantoren, braakliggende terreinen et cetera en welke rol sp
spelen regels hierbij? Daarbij zijn er ook een aantal tweede orde effecten die doordacht moeten worden. Zo
kan bijvoorbeeld het aantal en de duur van de verplaatsingen aanzienlijk toenemen
toenemen (en ruimte vragen)
als de energiekosten niet meer bepalend zijn voor vervoer en mobiliteit.
Waarschijnlijk kan er wel vanuit gegaan worden dat Den Haag zich niet goed leent voor grootschalige
biomassacentrales en dat de grondstoffenrotonde eerder in Rotterdam
Rotterdam zal komen dan in Den Haag
(Rotterdam als ‘circulaire hub’ van Europa). Verder dient nagedacht te worden of het stedelijk afval nog
centraal opgehaald en verwerkt moet worden in de toekomst. Als afval wordt beperkt, gerecycled, en
wordt hergebruikt alss grondstof voor nieuwe producten (up-cyclen)
(up cyclen) kan het huidige afvalverwerkingsy
afvalverwerkingsysteem opnieuw worden ingericht.
35
6 De technologische transitie
6.1 Inleiding
Een belangrijke transitie die alle andere transities mede beïnvloed is de technologische transitie. Daa
Daarbijij is een probleem dat de effecten van de doorbraaktechnologieën die vele terreinen van het maa
maatschappelijke leven gaan veranderen moeilijk zijn te voorspellen en dat er zeer wisselende optimistische
en pessimistische toekomstbeelden zijn (par. 6.2). Voor de toekomst van Den Haag zijn verder de tec
technologische mogelijkheden op het gebied van slimme, flexibele gebouwen (par. 6.3) en op het gebied
van mobiliteit van belang (par. 6.4). Het hoofdstuk wordt weer afgesloten met een schets van de ruimt
ruimtelijke gevolgen van de besproken technologische trends (par. 6.5).
6.2 Effecten doorbraaktechnologieën onvoorspelbaar
Het aanbrekende tweede machinetijdperk heeft drie kenmerken. Alles gaat sneller, alles kan gedigital
gedigitaliseerd worden en er ontstaan nieuwe onverwachte en onvoorspelbare
onvoorspelbare combinaties. Deze nieuwe fase
van digitalisering en automatisering breekt aan door snellere rekenkracht, verbeterde sensoren, big
data, en ‘uitvoer’-technologie
technologie waarmee van alles in de wereld tot stand gebracht kan worden (zoals 3D
3Dprinters en
n de ‘echte robots’). Er vindt een kruisbestuiving plaats tussen big data, cloud computing,
internetplatformen, robotica en kunstmatige intelligentie. Met de term ‘robots’ worden niet alleen fysieke
robots bedoeld, maar ook technologieën als softbots, kunstmatige
kunstmatige intelligentie, sensornetwerken en
36
data analyses.. Internet wordt daardoor als het ware uitgebreid met zintuigen (sensoren) en handen en
voeten (actuatoren), en dankzij machineleren en kunstmatige intelligentie wordt het internet ook ‘slim’.
Veel nieuwe
uwe toepassingen van robots zijn niet direct als zodanig herkenbaar. Want ook de routeplanner
in een auto, de poortjes op een NS-station
NS station die je binnenlaten en registreren, je iPhone en iPad en de
slimme thermostaat zijn voorbeelden van robotica.
De Wetenschappelijke
chappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) schetst in zijn recente rapport De robot
de baas grote mogelijkheden voor Nederland in het MKB en in totaal nieuwe toepassingen van mobiele
robots en drones. Voor deze sectoren hebben noch Silicon Valley, noch
noch Japan, Duitsland en Korea op
dit moment een voortrekkersrol. Juist voor deze nieuwe sectoren kan Nederland zich uitstekend posit
positioneren, want het vergt krachtige multidisciplinaire samenwerking (technisch, juridisch, commercieel)
waar de Nederlanders bekend om staan. Toch waarschuwt het WRR-rapport
rapport ook voor overoptimisme.
Soms gaan de ontwikkelingen veel minder hard omdat de technologische mogelijkheden vaak beperkter zijn dan wordt gedacht, er nog weinig wordt geïnvesteerd in robotica, de kosten voor het gebruik nog
te hoog zijn, mensen niet altijd de laatste technologische innovaties en snufjes willen en omdat de juridische kaders nog ontbreken. Zo wordt
wordt er veel verwacht van de Internet of Things. Maar nuttige en
bruikbare toepassingen vergen de nodige afstemming tussen sectoren en partijen. Geen enkele partij
heeft in zijn eentje alle kennis en middelen die nodig zijn voor een slim apparaat. Zo gaat he
het bijvoorbeeld bij een slimme koelkast om sensortechnologie, internettechnologie, een innovatieve gebruikersi
gebruikersinterface, levensmiddelen, bezorgingsprocessen voor verse producten, en witgoedwitgoed en koelkasttechnol
koelkasttechnologie.
Terwijl bijna alle landen, regio’s en steden
ste
inzetten op de zelfde zwaartepunten (ICT
(ICT, robotica, kunstmatige intelligentie, big data, cloud computing, Internet of Things, duurzame energie, life sciences
sciences, milieutechnologie, nanotechnologie,, biotechnologie, bio-based
bio based economie, circulaire economie e
en agrobusiness) blijven de effecten onvoorspelbaar.
onvoorspelbaar Ontegenzeggelijk zijn deze technologische ontwikkelingen
van belang omdat zij in de nabije of verre toekomst de producten en diensten in vele sectoren zullen
veranderen. Echter de effecten en de mate waarin
waarin Nederland en Den Haag hiervan kunnen profiteren,
zijn hoogst ongewis. De innovaties op deze terreinen in Nederland vormen slechts een fractie van de
mondiale innovaties die plaatsvinden en nog zullen plaatsvinden. Het valt niet te voorspellen of (nie
(nieuwe)) ondernemers in Nederland de vele onbekende kansen in voldoende mate zullen weten te benutten.
Producten en bedrijven komen en gaan steeds sneller, en een veelheid van onderling verbonden (kle
(kleine) bedrijven wordt steeds kenmerkender voor de economie. Nagenoeg
noeg geen enkel bedrijf zal lang een
dominante positie kunnen innemen in een specifieke markt, en innovaties kunnen uit de hele keten
komen. Kennis circuleert steeds sneller, en innovaties en groei komen niet alleen van het zelf gener
genereren van nieuwe kennis,, maar zullen - zeker in kleine open economieën als die van Nederland - in belangrijke mate leunen op het vermogen kennis te absorberen en te laten circuleren.. Verstandig beleid is
dan ook om niet te sterk in te zetten op bepaalde sectoren. Maar vooral om in te zetten op het tot stand
brengen van goede verbindingen, cross-overs,
cross overs, het stimuleren van gerelateerde vaardigheden, en het
bevorderen van de kenniscirculatie.
Figuur 5.1 Versnelling technologische ontwikkeling
37
Bron: Deloitte, 2013
De effecten zijn ook onvoorspelbaar omdat er zeer uiteenlopende standpunten zijn tussen de technologieoptimisten en technologiepessimisten. Tot de technologiepessimisten kan Peter Thiel - medeoprichter van PayPal en investeerder in Facebook – gerekend worden. Hij scheef mett anderen in 2011 een
manifest waarin hij blijk gaf van zijn pessimisme. “We wilden vliegende auto’s, maar in plaats daarvan
kregen wij de 140 tekens van Twitter”.
Twitter . Een voorbeeld van optimisme zijn degenen die schetsen welke
duizelingwekkende mogelijkheden de exponentiële groei mogelijk maakt die zich soms in de technologieontwikkeling voordoet. “Indien de
d wet van Gordon Moore van Intel uit 1965 (elke 1½
½ à 2 jaar een
verdubbeling van de rekenkracht van microprocessoren; een voorspelling die vooralsnog min of meer is
uitgekomen) toegepast wordt op straalvliegtuigen dan zou je nu op een theelepel brandstof naar Jupiter
kunnen vliegen”.. Daarbij lijkt de
de snelheid waarmee consumenten innovaties omarmen, voortdurend
groter te worden.. De acceptatie van het stoomschip
stoomschip vergde meer dan een eeuw, het internet verande
veranderde de wereld in slechts een decennium, Apple en Facebook realiseerden een revolutie in minder dan
vijf jaar. De tijd die nodig is om een innovatie wereldwijd uit te rollen, lijkt iedere vijftig jaar te halveren.
6.3 Slimmere gebouwen
Met nieuwe materialen, interactieve OLED-wanden
OLED
(organic light emitting diode),
), robotica, modulaire
bouweenheden en virtual, augmented en ambient reality kunnen ruimtes worden aangepast aan individuele behoeften en voorkeuren. Deze technologie maakt het makkelijker om gebouwen en woningen te
delen, waardoor het aantal ruimtes dat nodig is voor verschillende functies kan verminderen. Een ruimte
kan dan achtereenvolgens dienen als gymzaal, theater of ontmoetingsruimte al naargelang de behoefte
van dat moment. Nieuwe materialen en bouwelementen in combinatie met 4D-printers
printers en bouwrobots
maken het mogelijk om sneller dan nu een gebouw neer te zetten, aan te passen of weer af te breken
en de bouwmaterialen te recyclen. Daardoor kan de bouw
bou en renovatie van woningen en kantoren
flexibeler worden.
Als het eenvoudiger wordt om ruimtes naar behoefte te transformeren, is een verdere verdichting van
steden mogelijk.. Er komt niet zozeer meer ruimte, maar er komen wel meer opties voor wisselend gebruik van ruimte. Daarnaast kan wisselend gebruik van ruimtes en gebouwen gevolgen hebben voor
vervoersstromen en de bijbehorende infrastructuur.
Niet alleen gebruiksvoorwerpen maar ook onze leefomgeving en infrastructuur zullen steeds meer intel38
ligentie bevatten.
evatten. Huizen worden slimmer door domotica die interactief met de bewoners het leefmilieu,
de communicatie, het vermaak, de beveiliging en het energieverbruik regelen. Een stap verder is dat
het domoticasysteem robots aanstuurt die verzorgingstaken op zich
ch nemen, zoals het inkopen en bereiden van maaltijden en die ervoor zorgen dat we voldoende bewegen. Dankzij dit soort technologieën
kunnen meer mensen langer zelfstandig wonen.
wonen
6.4 Zelfrijdende auto’s, knooppunten en binnenstedelijke
bi nenstedelijke mobil
mobiliteit
Er bestaan zeer
eer wisselende beelden over de mogelijke opmars van elektrische auto’s. In het scenario
Hoog van Welvaart en Leefomgeving (WLO) wordt voor 2050 verondersteld
ve ondersteld dat slechts 20 procent van
de autokilometers elektrisch zullen zijn. En dit scenario van de planbureaus is nog het meest optimi
optimistisch. Daar staat tegenover dat volgens De Economist tot voor kort de accu voor een elektrische auto
400 tot 500 dollar per kilowattuur kostte en daarmee was de accu verantwoordelijk voor zo’n 30% van
de kosten van een elektrische
ische auto. Maar de kosten dalen gestaag. In oktober kondigde General Motors
aan dat de accu in de nieuwe Chevy Bolt elektrische auto, die in 2016 op de markt komt, naar verwac
verwachting ongeveer $ 145 per kilowattuur zal gaan kosten. Daarmee komt een grootschalig
grootschalig aanbod van ele
elektrische auto’s in het verschiet. De auto-industrie
auto industrie gaat er van uit dat als de kosten van een accu kunnen
dalen tot ongeveer $ 100 per kilowattuur de elektrische auto zonder subsidie met alle benzine
benzine- en diesel
aangedreven auto’s kan concurreren.
urreren. Mondiaal vindt een massieve R&DR&D en productontwikkelingsi
productontwikkelingsinspanning plaats om dit doel op niet te lange termijn te realiseren. Dus het is verre van uitgesloten da
dat in
de niet te verre toekomst een relatief snelle marktintroductie van elektrische auto’s kan plaatsvinden.
Een andere belangrijke trend is de ontwikontwi
keling van zelfrijdende auto’s.. Dit kan onze
maatschappij en de stad ingrijpend veranvera
deren. Of dat gebeurt hangt af van wat de
auto daadwerkelijk zelf kan en wat de conco
sument wil. Worden auto’s een tweede luxe
huiskamer of blijft een bestuurder noodzanoodz
kelijk (hoe ‘automatisch’ wordt de zelfrijdenzelfrijde
de auto)? Ook de deeleconomie is van
invloed. Als veel mensen zelfrijdende
dende voervoe
tuigen en ritten gaan delen, verandert dit
het verkeer- en vervoersysteem radicaal
(van autobezit naar autoritten). De scenascen
riostudie van het Kennisinstituut voor MobiliMobil
teitsbeleid (KiM) Chauffeurs
feurs aan het stuur?
maakt duidelijk dat de toekomst wat dat
betreft hoogst onzeker is. De zelfrijdende
auto kan de doorstroming, de veiligheid en
de omvang van de emissies veranderen.
Als de auto overal zelfstandig kan rijden en
mensen blijven hechten aan privébezit – en
het huidige gedrag om de auto voor de deur
te willen parkeren, blijft gehandhaafd - dan
staan de straten vol met dit soort auto’s van
verschillende merken. Als de technologie zo
ver doorzet, is het ook denkbaar dat menme
sen voor iedere rit een auto laten voorrijden. Deelauto’s die per rit aangepast
ngepast worden aan de persoonli
persoonlijke voorkeuren van de gebruiker. Deze deelauto’s kunnen in het bezit zijn van grote bedrijven, die hun
voertuigen parkeren aan de rand van de stad. Dat zal het straatbeeld aanzienlijk veranderen.
De ruimte voor zelfrijdende auto
uto is echter niet vanzelfsprekend omdat bestaande (infra)structuren hie
hiervoor ingrijpend moeten veranderen. Het moet radicaal anders, maar of wij in Nederland of in Den Haag
deze stap gaan zetten, is hoogst onzeker. Wat wel voorspelt kan worden,
worden is dat in de mobiliteit de ffysieke en virtuele omgeving steeds meer met elkaar versmelten. Het mobiliteitssysteem van de toekomst
wordt bijna volledig gestuurd door zelflerende algoritmes die reageren op verschillende datastromen,
die een actueel beeld (realtime monitoring)
monitoring) geven van de verkeerssituatie. Daardoor kunnen files en
ongevallen worden geminimaliseerd, zelfs in gemengde verkeersstromen die bestaan uit autonome
vrachtwagens, bijna-autonome
autonome voertuigen en door mensen gestuurde voertuigen. De rol van de data
datainfrastructuur
nfrastructuur wordt daardoor minstens zo bepalend als die van de weginfrastructuur. Beide gaan op in
één
n enkele mobiliteitsinfrastructuur. Een zelfde versmelting vindt ook plaats tussen privé
privé-vervoer en
openbaar vervoer. De zelfrijdende auto is ook te typeren
type
als on-demand
demand openbaar vervoer met een
flexibele route. Wat Den Haag moet proberen te voorkomen is – dat ondanks alle onzekerheden - de
bestaande ruimtelijke infrastructuur de ontwikkelmogelijkheden van de zelfrijdende, deeltijdauto en de
versmelting van
an infrastructuren en modaliteiten belemmert. Deze transitie is dermate veelbelovend voor
de economische toekomst, de ‘quality of living’ en de leefbaarheid van en in Den Haag dat er idealiter
ruimte is voor alle innovaties en experimenten die nodig zijn om
om de wenselijke toekomst te ontdekken.
39
Bij het toekomstbestendig
oekomstbestendig maken van de fysieke en digitale infrastructuur moet voor de personenmobiliteit ingespeeld worden op innovatieve, intelligente concepten die combinatiemogelijkheden en maa
maatwerk mogelijk maken. Het is aannemelijk dat ingezet wordt op verdere doorontwikkeling van een hoog
frequent OV-netwerk
netwerk van topkwaliteit met multimodale knooppunten met fietsen en auto's. Goede ve
verbindingen binnen stedelijke regio’s vergroten het banenbereik
banenbereik en vergroten daarmee ook de arbeid
arbeidsmarktkansen voor (minder mobiele) lager opgeleiden.
In het binnenstedelijk goederentransport bieden vernieuwende logistieke concepten kansen die zowel
economisch als qua leefbaarheid voordeel opleveren. Dit biedt mogelijkheden
mogelijkheden tot maatwerk in same
samenspraak met het bedrijfsleven (Green Deal Zero Emission Stadslogistiek), maar tegelijkertijd dreigt zo
zonder rijksregie een lappendeken aan uiteenlopende eisen, zoals met van elkaar verschillende milieuz
milieuzones of venstertijden, te ontstaan.
ntstaan.
6.5 Ruimtelijke gevolgen
De versnelling in de technologische ontwikkeling,
ontwikkeling, de innovaties op het snijvlak van kennisgebieden en
sectoren, en de NBIC-doorbraaktechnologieën
doorbraaktechnologieën (nanotechnologie,
(nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie
en cognitieve wetenschappen) die de komende decennia gelijktijdig of snel achter elkaar opkomen
opkomen,
zullen onze leefomgeving ingrijpend beïnvloeden.. Deze technologieën en de toepassing van deze tec
technologieën zijn ook van
n groot belang voor de verdere economische groei en maatschappelijke ontwikk
ontwikkeling. Voor de toekomst mag verwacht worden dat de technologische ontwikkeling het gebruik van ope
openbare ruimtes en gebouwen verandert. Ruimtes, gebouwen en weggedeelten kunnen makk
makkelijker voor
wisselende functies worden gebruikt. Gebouwen en ruimtes kunnen straks sneller worden gebouwd en
40
getransformeerd. Doorbraken in energietechnologie zullen doorwerken in de ruimtelijke inrichting. Door
internet en door apparaten met verschillende
verschillende sensoren en processoren (Internet of Things) krijgen
gebouwen een zekere intelligentie. Een effect hiervan is dat met behulp van een ‘slimme omgeving’
mensen langer zelfstandig blijven wonen.
De toenemende technische complexiteit gaat gepaard met de toenemende
toenemende sociale complexiteit van
onze samenleving. Er zijn steeds grotere verschillen in de manier waarop mensen omgaan met b
beleidsmaatregelen of beschikbare technologieën. Zo blijven ontwikkelingen in hightech (3D
(3D-printen) en
low tech (voedsel uit je eigen
n moestuin) beide bestaan en leiden ze in wisselwerking tot nieuwe mog
mogelijkheden. In het algemeen geldt, dat allerlei voorheen gescheiden ontwikkelingen elkaar beïnvloeden,
zowel elkaar versterkend of tegenwerkend, en dat causaliteit daardoor steeds minder lineair is. Dat
maakt processen moeilijker voorspelbaar. Het is lastig om vele stappen vooruit te kijken naar de mog
mogelijke effecten van technologische ontwikkelingen, als die zowel elkaar beïnvloeden, als van invloed zijn
op sociale ontwikkelingen en visa versa.. Het enige dat zeker is, is dat er onverwachte positieve en
negatieve effecten zullen optreden.
optreden
Het probleem is dat de versnelling, de versmelting, de gelijktijdigheid van de technologische ontwikk
ontwikkelingen en de wisselwerking tussen technologische en
en sociale ontwikkelingen het moeilijk maken om
omvang en de reikwijdte van de ruimtelijke consequenties te bepalen. Wel lijkt een veilige inzet richting
de toekomst de uitrol van het LoRa-netwerk
LoRa netwerk in Den Haag (voor de Internet of Things) en de focus op
cybersecurity in Den Haag.
Den Haag is vanwege de ligging aan zee minder goed bereikbaar voor auto en OV in vergelijking met
andere grote steden. Weliswaar is er in de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het verbeteren van het
(regionaal) OV, het fietsnetwerk
fietsnetwerk en in bijvoorbeeld Rotterdamse Baan. Toch blijven files rond spitstijden
bestaan en is de bereikbaarheid van de kust van Den Haag moeizaam. Niet alleen is dit nadelig voor de
bereikbaarheid van de economische kerngebieden van de stad, het levert ook milieuproblemen
milieuproblemen op en
gebrek aan ruimte voor meer milieuvriendelijke en gezonde vormen van mobiliteit zoals lopen en fie
fietsen. Voor Den Haag is het zaak om de trends en ontwikkelingen ten aanzien van mobiliteit in te zetten
om de bereikbaarheid te verbeteren en de kwaliteit van het dagelijks leven in de stad te versterken.
Daarbij is het verstandig om in te zetten op het optimaliseren
optimaliseren van de ketenmobiliteit en het intensiveren
van de ontwikkelingen rondom multimodale knooppunten (TOD).
(TOD). Dit is geen directe oploss
oplossing voor de
slechte bereikbaarheid van de kust maar wel voor de bereikbaarheid aan de oostkant van de stad. De
nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de mobiliteit (elektrische auto’s, zelfrijdende auto’s, deelauto’s,
bereikbaarheid als service) kan een kanteling
kan
betekenen voor de plek die de auto inneemt in de stad
stad.
Nu al is er sprake van een afname van gemiddelde autobezit per inwoner in Den Haag. In absolute
aantallen leidt dat nog niet door een daling van het aantal auto’s omdat de bevolking groeit. Wel is er
een duidelijke verschuiving gaande
gaan in de modal split. Het aandeel OV en langzaam verkeer neemt toe.
Het is de verwachting dat deze ontwikkeling verder toeneemt bij een intensivering van het ruimteg
ruimtegebruik. De auto wordt steeds minder aantrekkelijk als
al vervoermiddel binnen de stad. De leefbaarheid en
luchtkwaliteit kan verbeteren, err is minder behoefte aan parkeerplekken, het bestaande wegenweg kan
efficiënter benut worden en er zullen minder verkeersongelukken zijn. Er ontstaat meer ruimte voor
langzaam
am verkeer, fietsen en lopen en de trottoirs kunnen breder worden. Ook het aanpassen van
binnenstedelijke distributiepatronen en goederenvervoer kan voordelen bieden vanuit milieu
milieu-, duurzaamheids- en leefbaarheidsperspectief
Technologische innovaties vinden buiten de invloedsfeer van het gemeentebestuur plaats maar hebben
wel effect op het gebruik en inrichting van de stad van morgen. Steden hebben de keuze om mee te
gaan met de technologische ontwikkelingen of daar actief mee aan de slag te gaan. Den Haag werkt
met de Roadmap Smart City waarbij het aan de hand van livinglabs aan het economisch profiel van
Den Haag werkt. In de ICT-ontwikkelingen
ontwikkelingen en digitale platformen lopen positieve
positieve en negatieve effecten
door elkaar heen. Retail en aanloopstraten staan
staan o.a. door internetshoppen onder druk, kantoorlocatie
door het nieuwe werken maar ouderen kunnen langer thuis blijven wonen, startups kunnen ontstaan op
een zolderkamer en de extra kamer wordt verhuurd via AirBnB. Een open, betrouwbaar en betaalbaar
breedbandnetwerk – vertakt tot in de haarvaten van de stad - is de basis voor de stad van de toekomst.
Bedrijven kunnen daarop hun bedrijfsprocessen aansluiten, voorzieningen als veiligheid, verlichting,
energie,
gie, afval en mobiliteit beheert, en de stromen in de stad worden inzichtelijk. Ook biedt ICT de
mogelijkheid om nieuwe planningstools te hanteren. En om meer inzicht te krijgen in wat er daadwerk
daadwerkelijk gebeurd in de stad, en het beter betrekken van de creativiteit en kennis van burgers en bedrijven via
‘urban decision theatres’ of ‘challanges
challanges’ en ‘fact-based-policy making’.
41
7 Opgaven en dilemma’s
7.1 Inleiding
e
De wereld is in transitie. Net zoals Den Haag ingrijpende transformaties heeft doorgemaakt in de 19
ste
(industriële revolutie)) en de 20
eeuw (mobiliteitsrevolutie).
evolutie). Het inspelen op de transities in het verl
verle-
den is deels succesvol geweest, maar er kunnen ook lessen geleerd worden dat te langzaam is gere
gereageerd op ingrijpende omgevingsveranderingen. In ieder geval lijkt één ding zeker: de veranderingen en
transities
sities zullen sneller gaan dan in het verleden en foute keuzes zullen ingrijpender de stad op achte
achterstand zetten. Dit plaatst de stad voor belangrijke inhoudelijke opgaven en dilemma’s.
21ste eeuw:
digitale
revolutie
19e eeuw:
industriële
revolutie
20ste eeuw:
mobiliteitsrevolutie
42
In paragraaf 7.2 worden de belangrijke ruimtelijke gevolgen samengevat
samengevat van de demografische, ec
economische, technologische transities en duurzaamheidtransitie. In de voorafgaande hoofdstukken zijn de
transities, trends en ruimtelijke gevolgen met meer detail aan de orde gekomen. Vervolgens worden als
een advies van Platform31
rm31 in paragraaf 7.3 de maatschappelijke opgaven en in paragraaf 7.4 de d
dilemma’s voor Den Haag en de ruimtelijk-economische
ruimtelijk
toekomstvisie kort beschreven.
hreven.
7.2 Ruimtelijke gevolgen
Het is strategisch van belang voor Den Haag om zelfstandig én in samenwerking met de regiogemee
regiogemeenten aantrekkelijk te blijven voor de huidige en toekomstige inwoners en werknemers. Het belang van
een vitale, levendige en aantrekkelijke stad neemt ook steeds meer toe als een concurrerende vest
vestigingsvoorwaarde voor bedrijven en werknemers
werknemers vanwege imago, clustervorming en nabijheid van voo
voorzieningen. De verschillen tussen de steden en regio’s nemen toe en de mensen zullen in een bepaalde
levensfase kijken welke woon-- en leefomgeving voor hen het meest aantrekkelijk is. Zij kiezen met ee
een
veelheid van motieven de meest aantrekkelijke woonwoon en leefomgeving en kijken welke banen van daar
uit bereikbaar zijn. Hieruit vloeit een belangrijke kwantitatieve én kwalitatieve ruimtelijke opgave voort.
Gezien de belangrijke wijzigingen in de bevolkingsbevolki
en huishoudsamenstelling in de komende twee tot
drie decennia (vergrijzing, huishoudverkleining, sterke toename eenpersoonshuishoudens, gevarieerde
en dynamische levenslopen) is de opgave vooral kwalitatief. Mede gezien de vele mismatches (te we
weinig nieuwbouw in de crisis, te veel dure eengezinswoningen op het zand, te veel goedkope portiekw
portiekwoningen in kwetsbare wijken, te weinig woningen (vrije huur en koop) voor het middensegment van de
woningmarkt) en het feit dat de bestaande woningvoorraad uiterst langzaam en traag aangepast wordt
aan de wijzigende woonbehoeften. De kwalitatieve opgave is om met voldoende tempo rood, groen en
blauw steeds beter met elkaar te verbinden en tot een grotere variëteit aan woningen, woontypen,
woonvormen en leefmilieus te
e komen (woonwerk mogelijkheden, studio’s, klein en goedkoop kunnen
wonen, thematisch samenwonen, duurzame woningen voor jongeren en starters met een gemee
gemeenschappelijke binnenruimte, nul-nota
nota woningen, kangoeroewoningen, wooncoöperaties, flexibel indee
indeelbare
e woningen, tijdelijke woonruimtes, complexen waarin wonen, zorgvoorzieningen en faciliteiten bij
elkaar komen, ‘multi-single’
single’ woningen et cetera, et cetera). Tot 2040 is de
e kwantitatieve opgave voor
Den Haag om 37.000 tot 50.000
0.000 woningen te realiseren. Er zijn grote verschillen in de mate waarin in
de diverse Haagse wijken en buurten, en woonwoon en leefmilieus, in de tijd op deze kwantitatieve en kwal
kwalitatieve opgaven ingespeeld kan worden. Dit vergt dat men met een grote mate van detailkennis ada
adaptief en kleinschalig – met allerlei partners - de stad weet te verbeteren.
De transformatie op economisch terrein en het bevorderen van ondernemerschap vergt dat functi
functiemenging veel meer mogelijk wordt, dat de belemmeringen voor ondernemerschap in woonwijken ve
verminderd wordt (alles mag, tenzij ….) en dat in de binnenstad een combinatie van werken, produceren,
wonen, bestuur, vermaak en handel wordt nagestreefd. Om de stad een broedplaats te laten zijn van
innovatieve ontwikkelingen, creativiteit en startups is hett van belang dat de stad ook letterlijk ruimte
biedt voor betaalbare bedrijfs-,, kantoorkantoor en vergaderruimte, flexplekken, voor het huren van ateliers en
studio’s, voor kleinschalige bedrijvigheid en allerlei ontmoetingen. Den Haag heeft wat dat betreft zeke
zeker
nog niet de maximale flexibiliteit bereikt. Daarbij hoeft er geen bijzondere aandacht uit te gaan naar de
inrichting van nieuwe bedrijfsterreinen. Voor de bedrijfsterreinen, kantoorgebouwen, leegstaande wi
winkels en maatschappelijk vastgoed is de opgave veelal
veelal het herontwikkelen en transformeren van de
bestaande terreinen en het bestaande vastgoed. Er blijft echter voldoende ruimte nodig voor grootsch
grootschalige en of milieuhinderlijke bedrijven die niet passen in een omgeving met gemengde woon
woon- en werkfuncties. De uitdaging is zeker ook om in de regio tot een goed verbonden daily urban systeem te kkomen, om de arbeidsmarkten meer als één geheel te laten functioneren en om de complementariteit en
relatieve specialisatie ten opzichte van de omringende stedelijke regio’s
regio’s (Leiden, Zoetermeer, Delft,
Rotterdam, Westland) te versterken.
De trends op het gebied van duurzaamheid (stedelijke energietransitie, klimaatadaptatie, waterpleinen,
vergroening, stadslandbouw) hebben duidelijke ruimtelijke consequenties. In welke mate, met welk
tempo en op welke wijze Den Haag op deze trends moet, wil en kan inspelen, is moeilijker te bean
beantwoorden. Verloopt de ontwikkeling en diffusie van zonne-energie
zonne energie exponentieel snel in twee decennia of
zal de duurzame energie nog lang bestaan uit
uit een mix van vooral wind, biomassa, zonne
zonne-energie,
warmtenetten en geothermie? Is het mogelijk om te blijven investeren in een gasnet, én een warmtenet
én een verzwaard elektriciteitsnet? Is er voor stadslandbouw voldoende ruimte in de stadsranden
stadsranden,
volks- en daktuinen, leegstaande kantoren, braakliggende terreinen et cetera en welke rol spelen regels
hierbij?
De versnelling in de technologische ontwikkeling,
ontwikkeling, de innovaties op het snijvlak van kennisgebieden en
sectoren, en de NBIC-doorbraaktechnologieën
doorbraaktechnologieën (nanotechnologie,
(nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie
en cognitieve wetenschappen) die de komende decennia gelijktijdig of snel achter elkaar opkomen
opkomen,
zullen de stedelijke leefomgeving ingrijpend beïnvloeden.. Voor de toekomst mag verwacht worden dat
de technologische
chnologische ontwikkeling het gebruik van openbare ruimtes en gebouwen verandert. Ruimtes,
gebouwen en weggedeelten kunnen makkelijker voor wisselende functies worden gebruikt. Gebouwen
en ruimtes kunnen straks sneller worden gebouwd en getransformeerd. Doorbraken
Doorbraken in energietechn
energietechnologie zullen doorwerken in de ruimtelijke inrichting. Door internet en door apparaten met verschillende
sensoren en processoren (Internet of Things) krijgen gebouwen een zekere intelligentie. Door slimme
elektronica in de leefomgeving
ing kunnen mensen langer zelfstandig blijven wonen.
43
De versnelling, de versmelting, de gelijktijdigheid van de technologische ontwikkelingen en de wisse
wisselwerking tussen technologische en sociale ontwikkelingen maken het moeilijk om de omvang en de
reikwijdte
te van de ruimtelijke consequenties van de technologische transities te bepalen. Zo wordt h
het
mobiliteitssysteem van de toekomst bijna volledig gestuurd door zelflerende algoritmes die reageren op
verschillende datastromen, die een actueel beeld (realtime monitoring) geven van de verkeerssituatie.
Daardoor kunnen files en ongevallen worden geminimaliseerd, zelfs in gemengde verkeersstromen die
bestaan uit autonome vrachtwagens, bijna-autonome
bijna autonome voertuigen en door mensen gestuurde voertuigen.
De rol van de data-infrastructuur
infrastructuur wordt daardoor minstens zo bepalend als die van de weginfrastru
weginfrastructuur; beide gaan op in één
n enkele mobiliteitsinfrastructuur. Een zelfde versmelting vindt ook plaats tu
tussen privé-vervoer
vervoer en openbaar vervoer. Wat Den Haag daarbij moet proberen
proberen te voorkomen is – dat
ondanks alle onzekerheden - de bestaande ruimtelijke infrastructuur de ontwikkelmogelijkheden van de
zelfrijdende, deeltijdauto en de versmelting van infrastructuren en modaliteiten belemmert. Deze trans
transitie is dermate veelbelovend voor de economische toekomst, de ‘quality of living’ en de leefbaarheid van
en in Den Haag dat het wenselijk is om ruimte te bieden aan alle innovaties en experimenten die nodig
zijn om de wenselijke toekomst te ontdekken.
7.3 Opgaven
Binnen de transities en
n trends zijn diverse opgaven te benoemen.
‘Being a city’ belangrijker dan ‘Making a city’
Mensen maken niet alleen de stad, maar zijn nog veel meer dé stad. Daarbij is een belangrijke overw
overweging dat 90 procent van de stad over vijfentwintig jaar niet ingrijpend veranderd zal zijn. Door de (huidi44
ge en toekomstige) bewoners, gebruikers, werknemers, ondernemers als vertrekpunt te nemen, zal de
toekomstige stad vooral “gemaakt” worden. Daarbij gaat
ga het niet alleen om de hardware (de fysieke en
kwantitatieve opgaven), maar vooral ook om
o de software (gebruik, functies, beleving) en de orgware
(organisatie, instrumentarium) van de stad voor de komende vijfentwintig jaar. Voor de toekomst is
‘stedelijke
jke vernieuwing op uitnodiging’, ‘de spontane stad’ en ‘het beheren van de stad als een hotelm
hotelmanager’ belangrijker dan grootschalige gebiedsontwikkeling.
gebiedsontwikkeling Toch blijven om strategische kwaliteiten van
Den Haag in bepaalde gebieden voor de toekomst te behouden,
behouden, daarnaast grote ingrepen en publieke
investeringen nodig. Investeringen in infrastructuur (de Rotterdamse Baan en de modernisering van
Den Haag CS komen niet tot stand vanuit particulier initiatief), in iconen, investeringen als aanjager van
wenselijke ontwikkelingen en investeringen om onderscheidende kwaliteiten aan het vestigingsklimaat
toe te voegen. Om tot goede keuzes te komen, is het daarbij van belangrijk om een duidelijk idee te
hebben welke karakteristieken en kwaliteiten van Den Haag men, in welke
welke gebied, voor de toekomst
behouden moeten blijven.
De toekomst van de stad wordt vooral bepaald door een inclusieve sociale agenda
Uit diverse internationale studies komt naar voren dat economisch sterke regio’s en steden krachtig zijn
door hun sociale
e kapitaal, hun sterke sociale verbanden en hun sociale cohesie. Het draait om sociale
veerkracht en zaken met elkaar opop en aanpakken en het delen in en met de stad. Dit betekent dat je de
stad op laag schaalniveau moet zien te organiseren in allerlei wisselende en verschillende verbanden
en rollen (vrijwilligers,
illigers, burgers, ondernemers en overheid).
overheid De ruimtelijke agenda moet vooral bestaan
uit het - met een duidelijke
e visie en met kennis over het DNA van wijken en buurten - ruimte geven aan
burgers en maatschappelijke initiatieven. De rol van de overheid blijft daarbij het bewaken en borgen
van de publieke belangen (het
het voorkomen van uitsluiting, het organiseren van solidariteit, het slechten
van toetredingsbarrières,, het verminderen van externe
externe effecten) en het bij elkaar brengen van partijen.
Vaak zijn de verantwoordelijkheden zo versnipperd (bijvoorbeeld in de thuiszorg concurrerende thui
thuiszorgorganisaties, gemeenten, verzekeraars) dat investeringen om bijvoorbeeld van de mogelijkheden
van robotica, domotica, digitale platforms, en slimme algoritmes gebruik te maken, uitblijven. De ove
overheid kan in dergelijke situaties partijen bij elkaar brengen.
Daarbij is het geenszins gezegd dat alle sociale groepen in Den Haag in even grote mate deelgen
deelgenoot
kunnen zijn van de toekomst van Den Haag en daar ook de vruchten van zullen plukken. Door het b
beperkte ‘trickle down’ effect in Nederland zorgen meer kenniswerkers, creatieven, hoogopgeleiden in
Den Haag niet automatisch voor voldoende werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Er
is ook aandacht nodig voor de onderkant van de arbeidsmarkt met een people based strategie, vergr
vergroten van vaardigheden, permanent leren en aanpassen,
aanpassen en een betere werking van de regionale a
arbeidsmarkt.
Ruimte geven
Niet alleen de stedelijke opgaven zijn veranderd en blijven dat doen vanwege de grote mate van onz
onzekerheid van de toekomstige transities. Daarbij is het noodzakelijk
noodzak
om de ruimtelijke ordening of het
ruimtelijke domein op andere wijze te organiseren en van
van nieuw instrumentarium te voorzien. Bij het
betrekken van de burgers, ondernemers, maatschappelijke organisaties bij de toekomst van de stad,
hoort het geven van ruimte, een meer adaptieve planning, meer
meer eigen verantwoordelijkheid
verantwoordelijkheid, meer zelforganisatie, experimenteren,
xperimenteren, evalueren en praktijkleren. Dit is onder andere mogelijk door open data
beschikbaar te stellen, nieuwe toetreders mogelijk te maken, nieuw ondernemerschap te bevorderen
bevorderen,
‘collaborative consumption’,, deeleconomie en het ‘right to challenge’. Door als bestuurders en beleid
beleidsmakers in de haarvaten van de Haagse samenleving aanwezig te zijn, weet en snap je wat er gebeurt,
waar de dynamiek en vernieuwing zit en waar zich spanningsvelden en dilemma’s voordoen die eve
eventueel tot actie nopen.
Het redresseren
resseren van de scherpe kantjes van segregatie
s
Er is sprake van toenemende segregatie en toenemende scheiding tussen groepen. Dat speelt sociaal
sociaalcultureel (soort zoekt soort), economisch en inkomenstechnisch. Den Haag is van de G4
G4-steden het
sterkst gesegregeerd en het is verre van uitgesloten dat zonder aanvullend beleid de sociaal
sociaaleconomische en sociaal-culturele
culturele scheidslijnen nog verder gaan toenemen. De segregatie komt deels
door het verdringingseffect op de woningmarkt.
woningm
Hogere inkomens kiezen voor de stad en kunnen duu
duurdere woning betalen waardoor lagere inkomens moeten uitwijken naar de goedkopere woningen in de
regio. De demografische druk op de stad heeft tot gevolg dat prijzen gaan stijgen. Momenteel is er nog
voldoende
oldoende betaalbare ruimte (woningen en bedrijfsruimte) in en om het centrum van de stad. Hoe zo
zorgen we ervoor dat er ook in de toekomst voldoende betaalbare (woon en werk)ruimte is, zodat de twe
tweedeling niet verder toeneemt en het centrum van Den Haag niet uitgroeit tot een elitair district? Ook trekken bepaalde
epaalde locaties mensen met bepaalde kenmerken en daardoor ontstaan in toenemende mate
verschillen tussen de wijken in Den Haag. De segregatie wordt vooral een probleem als sommige wi
wijken een stapeling van problemen kennen die de leefbaarheid en de fysieke kwaliteit van de gebouwen
en de buitenruimte negatief beïnvloeden. Het is niet eenvoudig om deze trend te redresseren
redresseren.
Het realiseren van voldoende bereikbare banen
De banengroei in Den Haag blijft achter bij die van bijvoorbeeld Amsterdam,, Utrecht en Groningen.
Kennelijk weten andere steden zich sneller aan te passen aan veranderende economische omstandi
omstandigheden. Voor Den Haag en de inwoners is een opgave om voldoende veerkrachtig, weerbaar, adaptief
en flexibel te worden en te zijn. Daarbij hoeven de banen niet perse in Den Haag gerealiseerd te wo
worden. Belangrijker is dat de inwoners ook voldoende banen buiten de stad kunnen bereiken.
Vooral inzet op complementaire diversificatie binnen het daily urban system
syst
De geringe groei van de werkgelegenheid in Den Haag los je niet op met fysiek beleid maar door slim je
agglomeratiekracht en netwerkkracht te organiseren. Dit is vooral een regionale opgave in en voor het
daily urban system van Den Haag. Daarbij gaat het
het vooral om complementaire specialisatie en divers
diversi-
45
ficatie. De opgave
pgave is enerzijds het ontwikkelen van sterke economische clusters rond OV
OV-knopen, door
intensief ruimtegebruik, functiemenging en hoogwaardige openbare ruimte. Anderzijds is de opgave om
functiemenging
ctiemenging en flexibiliteit in centrum-stedelijke
centrum
wijken te stimuleren en het ontwikkelen van een
warmtenetwerk voor duurzame energie. Hiermee verlaagt Den Haag de CO2 uitstoot en krijgt het met
goedkope en duurzame energie een belangrijke vestigingsfactor.. Verder zijn de huidige specialisaties
van Den Haag (internationale stad van recht en vrede, cybersecurity, cultuur, toerisme, ligging aan zee,
internationale congressen) misschien een voldoende unieke specialisatie en profilering in de eigen
regio. Méér massa en dichtheid (of het beter lenen van massa en functies van elkaar) zijn onvoldoende
om grotere agglomeratie- en netwerkvoordelen te realiseren. Het gaat veel meer om de kwaliteit van
het human capital,, vaardigheden en gerelateerde vaardigheden en activiteiten
activiteiten tussen mensen, bedri
bedrijven en taken. Het gaat om skill-gerelateerde
skill gerelateerde vaardigheden, gerelateerde variëteit en kennisspillovers in
de stedelijke regio.
Het realiseren van voldoende aantrekkelijke woonwoon en leefmilieus in stad én regio
Om een aantrekkelijke
elijke stad te zijn voor nieuwkomers en blijvers is bouwen voor doorstroming in de stad
en regio noodzakelijk. Daarbij is de opgave het vergroenen van de stad,, het beter benutten van het
bestaande groen in de stad en het verbinden van de stad met het ommeland. Ook zijn meer aantrekk
aantrekkelijke hoog- en centrum stedelijke woonmilieus,
woonmilieus, groen stedelijke woonmilieus, hoogwaardige openbare
ruimtes en een grote variatie aan woonvormen en woontypes nodig.
nodig
Scherpere keuzes nodig
Door de verwachte bescheiden economische
economische groei in de komende vijfentwintig jaar en de beperkte
publieke investeringsruimte is het zaak om tot scherpere keuzes te komen. De grote opgaven en de
mindere middelen vergen scherpere keuzes, betere prioriteiten en het hoger aan de wind zeilen omda
omdat
46
foute keuzes grotere gevolgen hebben. Met een structureel lager economische groei en een geringe
toename van de gemeentelijke inkomsten kunnen foute keuzes minder makkelijk gerepareerd worden.
7.4 Dilemma’s
Bij het realiseren van de opgaven doet zich een vijftal dilemma’s voor.
Groei volledig of in beperkte mate accommoderen
Het volledig accommoderen van de verwachte bevolkingsbevolkings en huishoudgroei binnen de stadsgrenzen
legt een groot beslag op de ruimte. Om de
de groei van 37.000 tot 50.000 woningen te realiseren, is 220
tot 400 hectare ruimte nodig. Het accomoderen van deze groei binnen de gemeentelijke grenzen biedt
kansen zoals het intensiveren rondom stationslocaties maar stelt de stad ook voor moeilijke keuz
keuzes.
Blijft de stad bereikbaar en leefbaar
eefbaar doordat
doordat elk huishouden vooralsnog minimaal één auto voor de deur
wil hebben staan. Blijft het evenwicht tussen gebouwde en onbebouwde ruimte in de stad in balans.
Den Haag scoort nu al laag in het beschikbaar stedelijk
stedelijk groen per inwoners. En kunnen binnenstedelijk
woon- en werkmilieus evenwichtig ontwikkeld worden of treedt
treed er verdringing op van noodzakelijke
‘rommelzones’
ommelzones’ voor kleine bedrijfjes,
bedrijfjes, startups en creatieven ten faveure van de gewenste woningbouw?
Grote en kleine bedrijven met milieuhinder komen onder groeiende druk te staan om het bedrijfsproces
zodanig aan te passen dat zij binnen de stad kunnen functioneren of zich verplaatsen naar de stad
stadsrand of de regio.
In welke mate wil en kan de regio Den Haag helpen
h
om zijn toekomst te realiseren?
Den Haag staat voor een belangrijke opgave om te voorzien in de grote toekomstige behoefte aan
centrumstedelijke en stedelijke woonmilieus. Toch zal Den Haag naar verwachting binnen de gemee
gemeentegrenzen niet volledig kunnen
nen voorzien in de vraag. Het is wenselijk dat Den Haag met de regio goede
afspraken maakt over het aantal, het type en het tempo waarmee de woningen in de regio óók teg
tege-
moet komen de leef- en woonmilieus waaraan Den Haag “behoefte” heeft.
heeft Of de kwaliteit van de regionale samenwerking dit mogelijk maakt, is zeer de vraag.
Werkgelegenheidsgroei
oei in de stad of brede regio.
Er is een tendens dat vanwege de ‘matching’, ‘sharing’ en ‘learning’ de werkgelegenheid zich conce
concentreert in de grote steden, waaronder Den
Den Haag. Den Haag Centrum kent dan ook al een hoge conce
concentratie van arbeidsplaatsen (63.000 werknemers). Toch ontwikkelt de
de werkgelegenheid in Den Haag zich
verre van gunstig zeker in vergelijkend perspectief met andere Nederlandse steden. Enerzijds geeft dat
aanleiding om in het beleid proberen in te zetten op nieuwe clusters, nieuwe economische activiteiten,
nieuwe specialisaties,
saties, de next economy en 25.000 nieuwe banen. Anderzijds kan deels ook ingezet
worden op het versterken van de vaardigheden van de eigen beroepsbevolking en een betere werking
van de regionale arbeidsmarkt met Amsterdam, Schiphol, Leiden, Westland, Delft en Rotterdam. Dan
hoeven de banen niet perse evenredig mee te groeien met de bevolkingstoename in Den Haag
Haag.
Segregatie onvermijdelijk of redresseerbaar
Er is sprake van toenemende segregatie en toenemende scheiding tussen groepen in Den Haag
Haag. Dat
speelt sociaal-cultureel, economisch,
economisch inkomenstechnisch en op de woningmarkt. Als Den Haag aa
aantrekkelijk wil zijn voor hoogopgeleiden, creatieven en kenniswerkers – en juist voor deze groepen de
aantrekkelijke woon- en leefmilieus gaat realiseren – dan kan de segregatie
egatie zelfs verder toenemen. In
welke mate beschouwt men deze segregatie een onvermijdelijk onderdeel van de toekomst van Den
Haag of wil men de segregatie redresseren?
Investeringen in welke publieke netwerken
Vooral met betrekking tot de warmtenetten staat
staat de stad in de nabije toekomt voor de keuze in welke
netwerken men het beste kan investeren.
invest
De aansluiting op de warmteronde met de niet
niet-duurzame
restwarmte uit Rijnmond is een lastig besluit. Welke
W elke alternatieven worden mogelijkerwijs geblokkeerd
door hierbij aan te sluiten? Het ligt verder niet voor de hand om én een gasnet, én een warmtenet én
een verzwaard elektriciteitsnet voor de (elektrische) warmtevraag te realiseren. Door het toevoegen van
een digitaal netwerk kan dit multicommodity-grid
multicommodity
slimmer worden. Als de stad geen keuzes maakt, zzal
de markt alleen de rendabele investeringen
investerin
voor zijn rekening nemen. De kans
ans bestaat dat niet het hele
netwerk ‘slim’ wordt en dat delen van de stad buiten de boot vallen.
47
Geraadpleegde literatuur
Jessie Bakens,
s, Henri L.F. de Groot, Peter Mulder en Cees-Jan
Cees
Pen, Soort zoekt soort. Clustering en
sociaal-economische
economische schiedslijnen in Nederland, Platform31/Vrije Universiteit Amsterdam, Den Haag,
2014.
Eric Bartelsman, ‘‘Binnen
‘Binnen dertig jaar is de helft van de nu bestaande banen overbodig’, in: Het Financieele Dagblad,, 18 januari 2014.
Saskia Buitelaar, “Meer laadpalen: meer elektrische auto’s”, in: Nieuwsbrief Binnenlands Bestuur, 8
december 2015.
Edwin Buitelaar, Nederland
nd in 2040:
20
gebiedsontwikkeling in onzekere tijden,, Amsterdam School of Real
Estate, 2012-02,
02, maart 2012.
Centraal Planbureau, Groene groei: een wenkend perspectief?, CPB Policy Brief 2011/12, Den Haag,
2011.
Centraal Planbureau en Planbureau voor de Leefomgeving,
Leef
De economie van de stad
stad, CPB-PBL Notitie, 4 maart 2015.
Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Nederland in 2030 en 2050
0: twee referentiescenario’s, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015.
Centraal Planbureau/Planbureau
Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Demografie, Toekomstverkenning
Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015.
48
Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Macro-economie, Toekomstverkenning
Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015.
Centraal
raal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Regionale ontwikkelingen en versted
verstedelijking, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015.
Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Mobiliteit, Toekomstverkenning We
Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015.
Centraal Planbureau/Planbureau voor de Leefomgeving, Cahier Klimaat en energie, Toekomstverkenning Welvaart en Leefomgeving, Den Haag, 2015.
Denktank Agenda Stad, Sterke stedelijke netwerken. Een langetermijnperspectief voor verbonden st
steden, Den Haag, april 2015.
Koos van Dijken, Ruud Dorenbos en Tineke Lupi, Steden in onzekere en turbulente tijden. Trends,
ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en verder, Platform31, Den Haag, 2013.
Ruud Dorenbos,
os, Wim Hafkamp, Joost van Hoorn (red.), “De economische stad”, in: Wim Hafkamp c.s.,
De stad kennen, de stad maken, Platform31 Kennis voor krachtige steden, Den Haag, 2015.
The Economist, Material difference; new materials for manufacturing, Technology Quarterly, December
th
5 , 2015.
R. van Est en L. Kool (red.), Werken aan een robotsamenleving. Visies en inzichten uit de wetenschap
over de relatie technologie en werkgelegenheid, Rathenau Institituut, Den Haag, 2015.
European
ropean Union Regional Policy, Citiess of tomorrow; Challenges, visions, ways forward, Brussel, 2010.
Gemeente Den Haag, Agenda RvdS – analyse trends & ontwikkelingen, Afdeling Stedenbouw & Plan
Planologie, 7 mei 2015.
Gemeente Den Haag, Bevolkingsgroei en woningbehoefte, Projectgroep Agenda Ruim
Ruimte voor de stad,
11 juni 2015.
Gemeente Den Haag, Bevolkingsprognose Den Haag 2015,
2015 Onderzoeksrapport
DSO/Programmamanagement, Strategie en Onderzoek, juni 2015.
Gemeente Den Haag, Haagse transities in een historisch perspectief, Afdeling S&P, juli 2015.
Gemeente Den Haag, Agenda RvdS – ruimtebehoefte 2025/2040; inzicht in de toekomstige ruimteb
ruimtebehoefte van verschillende functies, Afdeling Stedenbouw & Planologie, 26 augustus 2015.
Gemeente Den Haag, Technologie en de Stad; transitieopgave 2040, Verkenning in het kader van
Agenda Ruimte voor de Stad, Den Haag 2040, concept september 2040.
Gemeente Den Haag, Belastingplan 2015-2018;
2015
Lage lasten en minder regels.
Gemeente Den Haag, Energievisie Den Haag 2040,
2040 14 december 2010, RIS180173a.
Gemeente Den Haag, Klimaatplan
limaatplan Den Haag, april 2011, RIS180173h.
Gemeente Den Haag, Klimaatplan Den Haag, Bijlage 2 Analyse klimaatproblematiek Den Haag
Haag, april
2011, RIS180175b.
Gemeente Den Haag, Voortgangsnotitie Energievisie Den Haag 2040,
2040, DSB/2014.888 RIS 279785
279785, 22
december 2014.
Gemeente Den Haag/Nicis Institute, Verslag Wonenmiddag 15 februari 2010, Den Haag, 2010.
Maarten Hajer, De Energieke Samenleving,
Samenleving, Planbureau voor de Leefomgeving, Signalenrapport, Den
Haag/Bilthoven, 2011.
Henri de Groot, Gerard Marlet, Coen Teulings
Te
en Wouter Vermeulen, Stad en land,, Centraal Planb
Planbureau/Atlas
/Atlas Nederlandse Gemeenten,
Gemeenten Den Haag, 2010.
Wim Hafkamp, Jos Koffijberg, Ton Rutjens, Geert Teisman, De stad kennen, de stad maken, Platform31 Kennis voor krachtige steden, Den Haag, 2015.
Mattijs van ’t Hoff, Van ‘Stad maken’ naar ‘Stad zijn’,
zijn’, presentatie expertmeeting Platform31 en gemee
gemeente Den Haag, 19 november 2015.
G.J. Hoogstra, R.J.G.M. Florax en J. van Dijk, Do ‘jobs follow people’ or ‘people follow jobs’? A metath
analysis of Carlino-Mills studies,, paper prepared for the 45 European Congress of the European R
Regional Science Association, Amsterdam, August 23-27,
23
2005.
Institute for Sustainable Development and International Relations (IDDRI) and Sustainable Develo
Development Solutions Network
rk (SDSN), Pathways to deep decarbonisation 2015 report – executive summary
summary,
Deep Decarbonization Pathways Project, s.l., 2015.
Leonie Jansen en Joost van Hoorn, De stad en regio vooruit. Uitdagingen voor wethouders en teams
Economische Zaken, Platform31, Den Haag, 2014.
Mig de Jong en Jan Anne Annema, De geschiedenis van de toekomst. Verkeer- en vervoerscenario’s
geanalyseerd, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM), Den Haag, 2010.
Jeannine Julen, “Ze wonen het liefst in een aflevering van ‘Friends’,
‘Friends’ in: Trouw,, 27 december 2014, blz.
38.
Eppo König, “Robotisering kan 2 tot 3 miljoen banen kosten”, in: NRC Handelsblad, 1 oktober 2014.
Jeroen Koot, ‘Utrecht zet auto in als ‘energiecentrale’, in: Het Financieele Dagblad,, 27 november 2015.
Rob Kotte en Maarten Hoorn, “Smart small living”, in: S+RO thema Jaar van de ruimte,, jrg. 96, nr. 5,
december 2015, blz. 54 - 57.
49
Huis Kurstjens, Jan Willem Maas en Thomas Steffens, NL 2030; contouren van een nieuw Nederlandse
verdienmodel, Boston Consulting Group, Amsterdam, 2012.
Tineke Lupi, Frank Wassenberg, Cees-Jan
Cees
Pen, Randstad 2040 is nu! Sterke steden, sterke Randstad,
sterk Nederland, Nicis Institute, Den Haag, 2010.
Gerard Marlet, De aantrekkelijke stad. Moderne locatietheorieën en de aantrekkingsk
aantrekkingskracht van Nederlandse steden,, Utrecht, 2009.
Evert Meijers, Koen Hollander en Marloes Hoogerbrugge, A Strategic Knowledge and Research Age
Agenda on Polycentric Metropolitan Areas, European Metropolitan network Institute, Den Haag, 2012
2012.
Ministerie van Binnenlandse
nlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Steden van morgen, keuzes van vandaag.
Over de toekomst van de stad en stedelijk beleid, Den Haag, 2006.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Nederland concurrerend,
bereikbaar,
aar, leefbaar en veilig, Den Haag, 2012.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Chauffeur aan het stuur? Zelfrijdende voertuigen en het verkeer
verkeeren vervoersysteem van de toekomst, Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM), Den Haag, 2015.
OECD, National Place-based
based Policies in the Netherlands, Parijs, 2010.
OECD, OECD Territorial Reviews: Netherlands 2014,
2014 Parijs, 2014.
Frank van Oort et.al., De concurrentiepositie van Nederlandse steden. Van agglomeratiekracht naar
netwerkkracht, Platform31, Den Haag, 2015.
F. van Oort, E. Meijers, M. Burger, M. Thissen en M. Hoogebrugge, “Van agglomeratie
agglomeratie- naar netwerkkracht”, in: Economisch Statistische Berichten,
Berichten 12 februari 2015, nr. 4703, blz. 70 – 73.
50
Erik Pasveer, “Stedelijke agenda”, in: S+RO thema Jaar van de ruimte,, jrg. 96, nr. 5, december 2015,
blz. 45.
Gunter Pauli, Blauwe economie; 10 jaar, 100 innovaties, 100 miljoen banen, Amsterdam, 2012.
Planbureau voor de Leefomgeving, Kiezen én delen. Strategieën voor een betere afstemming tu
tussen
verstedelijking en infrastructuur, Den Haag, 2014.
Planbureau voor de Leefomgeving en Urhahn Urban Design, Vormgeven aan de spontane stad: b
belemmeringen en kansen voor organische stedelijke herontwikkeling, Den Haag/Amsterdam, 2012.
Roderik Ponds en
n Otto Raspe, Agglomeratievoordelen en de REOS,, Position paper, Atlas voor G
Gemeenten, Utrecht, 2015.
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), Verkenning technologische innovaties in de leefo
leefomgeving, Den Haag, 2015.
Raad voor de leefomgeving en infrastructuur
in
(Rli), De toekomst van de stad. De kracht van nieuwe
verbindingen, Den Haag, maart 2014.
Otto Raspe, Trends in de regionale economie, presentatie expertmeeting Platform31 en gemeente Den
Haag, 19 november 2015.
Otto Raspe en Frank van Dongen, Werken aan de internationale concurrentiekracht van de Nederlan
Nederlandse regio’s, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 2013.
Rijksoverheid, Rapport Agenda Duurzaamheid; een groene groeistrategie voor Nederland, 3 oktober
2012.
Hanneke Schreuders en Frank Wassenberg, Zo flexibel als een huis. Oplossingsrichtingen voor meer
dynamiek op de woningmarkt, Platform31, Den Haag, juli 2015.
Hans-Hugo
Hugo Smit en Frank Wassenberg, “De gebouwde stad”, in: Wim Hafkamp c.s., De stad kennen,
de stad maken, Platform31 Kennis voor krachtige steden, Den Haag, 2015.
Sociaal-Economische Raad, De SER-agenda
SER
voor de Stad,, Advies 15/05, augustus 2015.
Frans Soeterbroek, “Een lichte kijk op de sturing van de stad”, in: Rli, Essays Toekomst van de stad,
Den Haag, 2012, blz. 87 – 95.
Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening (S+RO), Thema agglomeratiekracht,, nr. 1, 2015.
Hans Stegeman, Danijela Piljoc,, Anke Struijs en Enrico Versteegh, In2030. Vier vergezichten, Rabobank Nederland, Utrecht, 2011.
Wendy Tan, Hans Kostern en Marloes Hoogerbrugge (red.), Knooppuntontwikkeling in Nederland.
(Hoe) moeten we Transit-Oriented
Oriented Development implementeren, Platform31, Den Haag, 2013.
P. Tordoir, A. Poorthuis, P Renooy, De veranderende geografie van Nederland; de opgaven op mesoniveau, Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir en Regioplan, Amsterdam, 2015.
Edwin van Uum en Henk Meurs, Inrichten en bereikbaarheid: effecten, strategie, governance. Verke
Verkenning van de effecten van ‘inrichten’ op bereikbaarheid en handreikingen voor integratie van ‘inrichten’ in
het bereikbaarheidsbeleid, Het Noordzuiden/MuConsult, Amsterdam, 2015.
Jeroen van der Velden, Olof van de Wal, Frank Wassenberg (red.), Essay Stedelijke vernieuwing op
uitnodiging, KEI kenniscentrum stedelijke vernieuwing en
en Nicis Institute, Rotterdam/Den Haag, 2012.
W. Vermeulen en J. van Ommeren, Housing supply and the interaction of regional population and e
employment,, Centraal Planbureau, CPB Discussion
Disc
Paper 65, Den Haag, 2006.
Anne-Jo
Jo Visser, ‘Tijdelijke huisvesting helpt allen’, in: De Volkskrant, 15 oktober 2015.
VROM-raad, Wonen in ruimte en tijd. Een zoektocht naar sociaal-culturele
sociaal culturele trends in het wonen, Advies
072, Den Haag, juni 2009.
Olof van de Wal, Steden van waarde, perspectief
pe
voor stedelijke vernieuwing, Platform31, Den Haag,
2015.
Frank Wassenberg, Denken over de toekomst van wijken. Inspiratiepapers Woonwijken van de To
Toekomst, Habiforum, Gouda 2004.
Robert Went, Monique Kremer & Andrë Knottnerus (red.), De robot de baas. De toekomst van werk in
het tweede machinetijdperk, WRR, Amsterdam, 2015.
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Naar een lerende economie. Investeren in
het verdienvermogen van Nederland, Den Haag, 2013.
Remko Ybema en Pieter Boot, Nationale Energieverkenning 2014, presentatie ECN, den Haag, 7 okt
oktober 2014.
51
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
www.platform31.nl
twitter: @platform31
Download