§1.1 Waarom ontwikkelingssamenwerking? Met

advertisement
§1.1 Waarom ontwikkelingssamenwerking?
Met ontwikkelingssamenwerking wordt geprobeerd om de internationale verschillen tussen arm en
rijk te verkleinen en armoede te bestrijden. Sommige mensen kunnen niet eens in hun elementaire
levensbehoeften voorzien omdat ze maar 70 cent per dag hebben. Wij (onze Nederlandse overheid)
besteedt jaarlijks 0,8% van het bruto nationaal inkomen aan ontwikkelingssamenwerking en
ontwikkelingshulp (in 2007: €4,9 miljoen).
Wie zetten zich in voor ontwikkelingssamenwerking:
Motieven voor ontwikkelingssamenwerking:
-acteurs en popsterren
-overheden
-burgers
-particuliere organisaties
- solidariteit en betrokkenheid (belangrijkst)
- klimaat wordt daardoor wereldwijd aangetast
- immigratiestroom beheersbaar houden
- economisch belang, minder koopkracht bij armoede
Global village: de wereld is een dorp geworden. We weten overal snel wat er gebeurt door
massamedia, reizen en internet.
§1.2 De Millenium Ontwikkelingsdoelen
Multinationale organisaties (Verenigde Naties), landen en particuliere organisaties (Oxfam Novib)
houden zich al ruim 50 jaar bezig met ontwikkelingssamenwerking. Vooral binnen de VN zijn vaak
doelen gesteld, maar er kwam vaak weinig van terecht. Met de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties in september 2000 kwam daar verandering in.
Leiders van 189 landen tekenden de Millenium Verklaring, waarmee ze beloofden dat ze zich in
zouden zetten voor een wereld waar iedereen het recht heeft zich te ontwikkelen. Alle reeds gedane
beloftes werden bij elkaar gevoegd, duidelijk geformuleerd en voorzien van een einddatum. Dat zijn
nu de Millenium Ontwikkelingsdoelen, ook wel Milleniumdoelen.
Voor 2015 moeten de volgende acht doelen gehaald zijn:
1. Armoede terugdringen
Extreme armoede wil zeggen dat iemand minder dan 1 dollar per dag te besteden heeft. In 1990
waren dat een miljard mensen en in 2015 mogen er dat er nog maar 600 miljoen zijn. Met het
tegengaan van de honger is al wat vooruitgang geboekt door de FAO, maar we moeten niet te hard
juichen. Sub-Sahara Afrika (Afrika ten zuiden van de Sahara) en Zuid-Azië blijven nog ver achter.
2. Alle kinderen naar school
Onderwijs is een basisrecht, maar ruim 70 miljoen kinderen kunnen niet naar school en 1 op de 6
mensen is analfabeet. Met goed onderwijs kun je echter ook armoede bestrijden, omdat mensen dan
meer kans hebben op een baan. In 1990 ging 20% van kinderen in ontwikkelingslanden niet naar
school, en in 2004 was dat nog maar 12%. Meisjes gaan echter minder naar school dan jongens,
omdat ze ‘niks hoeven te leren’. Afrika gaat vooruit, maar nog steeds gaat 30% niet naar school.
3. Gelijkwaardigheid mannen en vrouwen
In de internationale mensenrechtenverdragen staat dat mannen en vrouwen dezelfde rechten
hebben. Toch worden vrouwen vaak gediscrimineerd en achtergesteld, zoals met het thuishouden
van meisjes van school. Dat moet veranderen. Ook moeten vrouwen zelf kunnen bepalen wanneer
1
en hoeveel kinderen ze willen, en hun eigendomsrechten moeten beter geregeld worden. Er moet
gelijke toegang op de arbeidsmarkt komen, meer vrouwen in de politiek, en ze moeten beter
beschermd worden tegen geweld. Vrouwen zijn 50,5% van de wereldbevolking en doen 66% van al
het werk, maar ze hebben maar 10% van het wereldinkomen. In Afrika zijn vrouwen
verantwoordelijk voor 80% van de voedselproductie. Politiek gezien is er al vooruitgang: in 1990 was
13% van de parlementariërs vrouwelijk, in 2007 was dat al 17%.
4. Minder kindersterfte
Ruim 10 miljoen kinderen sterven voor hun 5e levensjaar. In arme landen zijn haalt 1 op de 12 zijn 5e
verjaardag niet, in rijke landen slechts 1 op 143. De kinderen in ontwikkelingslanden sterven aan
ziektes die voorkomen of genezen hadden kunnen worden (diarree, mazelen, malaria). In 1960 stierf
nog 1 op de 5 kinderen, in 1990 was dat nog maar 1 op 10. Door economische groei in bijvoorbeeld
Noord-Afrika gaat het goed, maar in sub-Sahara Afrika gaat het nog slecht. We gaan 2015 niet halen.
5. Minder moedersterfte
Vrouwen in sub-Sahara Afrika hebben de kans van 1 op 16 om in het kraambed te sterven, in rijke
landen is die kans 1 op 3800. Dat komt doordat er een slechte gezondheidszorg is en ze zijn vrouw.
We moeten hen voorlichting geven over voorbehoedsmiddelen en veilige abortus, zodat ze zelf
kunnen bepalen. Dit Milleniumdoel kan alleen in combinatie met nr. 3. In 1990 werd maar 43% van
de bevallingen deskundig beleid, nu is dat al 57%.
6. Terugdringen van aids, malaria en tbc
Zo’n 40 miljoen mensen wereldwijd hebben het hiv-virus. 25 miljoen daarvan wonen in sub-Sahara
Afrika en aids is daar ook de belangrijkste doodsoorzaak. Ook in voormalige Sovjetrepublieken en in
Oost-Azië stijgen de besmettingen snel. Ook malaria is een belangrijke doodsoorzaak, samen met
tuberculose. Voor aidsbestrijding is seksuele voorlichting nodig (condooms, naalden drugs,
medicijnen). Als veel leraren overlijden aan aids, neemt de kans op goed onderwijs natuurlijk ook af.
7. Beter leefmilieu, zoals drinkwater
Dit is opgesplitst:
1: duurzame ontwikkeling, waarbij men streeft naar minder ontbossing en
CO²-uitstoot.
2: het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater en sanitaire
voorzieningen moet in 2015 gehalveerd zijn ten opzichte van 1990.
3: leefomstandigheden van tenminste 100 miljoen sloppenwijken verbeterd
Door het verdwijnen van bossen hebben mensen bijvoorbeeld minder inkomsten; door gebrek aan
drinkwater moet je soms uren lopen; fabrieken die zich niet aan de regels houden vervuilen de
omgeving. Waarschijnlijk halen we dit doel niet helemaal voor 2015, maar het doel van schoon
drinkwater zal wel lukken.
8. Eerlijke handel en schuldverlichting
Dit is een doel wat rijke landen moeten verwezenlijken om andere doelen mogelijk te maken:
- er moet een internationaal handelssysteem komen
- er moet een oplossing komen voor de schuldpositie van arme landen
- mee helpen zorgen voor fatsoenlijk werk voor jongeren
- 0,7% van bnp aan ontwikkelingshulp besteden
Hier is de politieke wil van de rijke landen belangrijk. Arme boeren kunnen natuurlijk niet
concurreren met boeren hier, en daar moeten we iets op verzinnen. In 2004 kwam al 3/4e van de
export van ontwikkelingslanden belastingvrij binnen, en 8 jaar daarvoor was dat nog maar de helft.
Toch worden bepaalde goederen nog zwaar belast. Het gaat steeds beter, langzaam maar zeker.
2
§6.1 De Verenigde Naties
In 1945 werden de VN opgericht met 51 lidstaten, nu zijn dat er 192. Aan het hoofd staat de
secretaris-generaal, nu Ban Ki-Moon uit Zuid-Korea.
In december 1948 werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aangenomen, een
belangrijk moment in de beginfase. Het is geen juridisch verdrag maar een morele maatstaaf. Als
landen en overheden volgens de Algemene Vergadering deze rechten schenden, dan worden ze in
VN-resoluties veroordeeld en opgeroepen tot verbetering van hun gedrag. Dat kan niet dwingend.
Een ander verhaal is de VN Veiligheidsraad (15 leden, 5 met vetorecht), die wel dwingend kan zijn.
Deze is verantwoordelijk voor het handhaven van internationale vrede en veiligheid. Als zij akkoord
gaan met een resolutie kan er een VN-troepenmacht worden ingezet (militairen grijpen in) of een
VN-vredesmacht (gebeurt vaker, zorgen voor stabiliteit en vrede en belangrijk voor de ontwikkeling
van een land).
VN: mondiale organisatie van overheden, samenwerkend op het gebied van internationaal recht,
veiligheid in de wereld, ontwikkeling van de wereldeconomie en sociaal-maatschappelijke
ontwikkelingen. Men houdt zich dus bezig met 4 hoofdterreinen:
-vrede en veiligheid
- mensenrechten
- milieu
- economische ontwikkeling
De VN heeft, om zijn doelen te halen, afspraken gemaakt. Zo moeten de rijkste landen in 2015
minimaal 0,7% van hun bnp besteden aan ontwikkelingshulp.
UNDP: United Nations Development Programme, ontwikkelingsprogramma van de VN om
economische ontwikkeling in arme landen te stimuleren. Het budget is 5 miljard en daarom is het
een grote multilaterale verschaffer van geld (d.w.z: een internationale organisatie die wereldwijd
ontwikkelingshulp verstrekt).
Er zijn meer hulporganisaties van de VN, ieder met eigen budget:
FAO – Food and Agricultural Organisation – streeft naar voedselveiligheid en voedselzekerheid, men
bestrijdt honger en verbetert de landbouw.
WHO – World Health Organisation – coördineert gezondheidszorg in alle landen en probeert
gezondheid van de wereldbevolking te verbeteren.
ILO – International Labour Organisation – stimuleert werkgelegenheid en verbeterd
arbeidsomstandigheden.
UNESCO – United Nations Educational Scientific and Cultural Organisation – wil het niveau van
onderwijs en wetenschap verbeteren en culturele identiteit van volkeren versterken.
UNICEF – United Nations Children’s Emergency Fund – komt op voor rechten van het kind,
stimuleert gezondheidszorg, voeding, onderwijs, water en bescherming.
UNEP – United Nations Environment Programme – gaat milieuvernietiging en –vervuiling tegen.
3
UNHCR – United Nations High Commisioner for Refugees – is een vluchtelingenorganisatie. Neemt
een speciale positie in. Is geen onderdeel van een hoofddoel, maar wel belangrijk tijdens armoede.
Werkt bij noodhulp, zoals in vluchtelingenkampen.
Soms is de besluitvorming binnen de VN moeizaam. Dat komt door:
- verschillende ideeën en belangen. Arme en rijke landen kunnen zo moeilijker
overeenstemming bereiken.
- beperkte mogelijkheden om besluiten dwingend op te leggen. Maar 5 leden hebben
vetorecht, er worden vanuit daar weinig resoluties uitgevoerd.
- complexe problemen. als het om armoede gaat, gaat het meestal ook om oorlog,
milieuproblemen en schending van mensenrechten. Alles moet op elkaar afgestemd worden.
- versnipperde hulp. De VN verdelen hun taken onder organisaties en suborganisaties met
eigen project en budget, dus het is moeilijk om alles op elkaar af te stemmen.
- bureaucratie. Na het nemen van een beslissing duurt het lang voor die echt wordt uitgevoerd
omdat de VN zo’n grote organisatie is. Ambtenaren werken op afstand, veel papierwerk.
- geldproblemen. De inkomsten van de VN bestaan uit contributies of toezeggingen van
aangesloten landen. Als landen niet op tijd betalen, ontstaat er geldgebrek.
§6.2 De Wereldbank en IMF
De Wereldbank en het IMF (Internationaal Monetair Fonds) werden opgericht na de WOII om de
economie te herstellen en daarmee het land door middel van leningen en giften. Nu ligt de nadruk
van deze organisaties op het integreren van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie.
Wereldbank: vermindert armoede, verbeterd levensstandaard door middel van duurzame
economische groei. Biedt leningen, giften en technische ondersteuning aan arme landen. Aan de
hand van de armoedebestrijdingplannen bepalen donoren waar ze met hun financiële middelen
bijspringen.
IMF: verzekeren van stabiliteit van het internationaal monetair systeem (= het systeem van
wisselkoersen en internationale betalingen dat landen de mogelijkheid biedt om goederen en
diensten van elkaar te kopen). Financiële stabiliteit is belangrijk om een duurzame economische
groei en een hoge levensstandaard te creëren. Dit is eigenlijk geen echte ontwikkelingsorganisatie
zoals de Wereldbank wel is, maar veel landen krijgen wel met het IMF te maken als ze schulden
hebben. Het IMF kan ook leningen verstrekken, net als de Wereldbank, maar men eist dan
economische hervormingen (belastingverhoging, privatiseren bedrijven).
Er is ook kritiek op deze twee organisaties:
1. Beiden leggen teveel nadruk op de mondiale liberale openmarkteconomie. Het doel is dat
westerse bedrijven investeren in arme landen, maar die landen hebben hierdoor te weinig ruimte om
hun eigen economie te beschermen tegen machtige bedrijven en rijke landen. Ook zeggen deze
organisaties de subsidies in arme landen te verlagen, waardoor armen het extra moeilijk krijgen.
2. Beide organisaties zeiden als medicijn tegen ontwikkelingslanden om grondstoffen en mijnbouwproducten meer te exporteren. Door het grote aanbod werden de prijzen van grondstoffen laag en
moesten de landen steeds meer exporteren om hun inkomsten op peil te houden.
4
3. Beide organisaties houden teveel rekening met de financiële en politieke belangen van de VS. Dit
land betaalt de hoogste contributie en heeft daarom het meest bestuur. Ze hebben strenge
economische eisen, maar minder eisen voor mensenrechten, milieuwetgeving en arbeidssituaties.
Het IMF en de Wereldbank hadden zoveel leningen openstaan voor ontwikkelingslanden, dat die
landen dat niet meer konden aflossen. Alle inkomsten uit export gingen ook meteen naar beide
organisaties terug. Daarom besloten de G8 (8 belangrijkste industriestaten) in 2005 dat de schulden
van de armste landen kwijtgescholden werden. Daartegenover stond dat de G8 en andere donoren
de Wereldbank zullen compenseren. Het IMF betaalt de kwijtschelding zelf.
§6.3 De Europese Unie
Na de Wereldbank is de EU de grootste donor van ontwikkelingsgelden. Doelen:
- duurzame economische en sociale ontwikkeling, met name in de armste landen
- integratie van ontwikkelingslanden in de wereldeconomie
- armoedebestrijding
- waarborgen van democratie, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden
De ontwikkelingssamenwerking van de EU is gebaseerd op verschillende uitgangspunten:
1. EOF – Europees Ontwikkelingsfonds – handel tussen EU-landen en voormalige Europese
koloniën (Afrika, Cariben, Stille Oceaan) stimuleren en beschermen. Het verdrag van Cotonou is een
voorkeursbehandeling voor 78 ontwikkelingslanden die nu onder gunstige voorwaarden hun
producten kunnen verkopen op de EU-markt. Op deze manier is de EU ook verzekerd van
grondstoffen.
2. Instrument voor Ontwikkeling – steun voor ontwikkelingslanden op het gebied van onderwijs,
gezondheidszorg, milieu en voeldselzekerheid.
3. New Neighbourhood Policy – uitgaven die men aan nieuwe democratieën geeft voor
humanitaire hulp, stabiliteit en mensenrechten.
Er is ook kritiek op de EU:
1. bureaucratische regels, teveel administratieve rompslomp. Hulp komt niet op gang als de
bureaucratische formaliteiten niet op orde zijn.
2. landbouwbeleid van de EU, dat beschermt de landbouw van de eigen lidstaten. Dat is in strijd met
het doel om de handel met de voormalige koloniën te liberaliseren. Via het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid subsidieert de EU boeren in onze lidstaten, waardoor boeren in arme landen hun
producten in Europa niet meer zo makkelijk kunnen verkopen.
5
Download