"Voor ons is het iedere keer een verrassing wat we gaan maken" Het is verkiezingsavond. Op een terrein omzoomd door garageboxen in de Antwerpse Van Diepenbeeckstraat, staan kleurrijke tafels opgesteld waaraan steeds meer volk komt aanschuiven. Voedselcollectief De Beek claimt hier al vier jaar iedere zondag de openbare ruimte. Hier wordt gekookt, gegeten gespeeld en ontmoet. Vanavond wordt er een buffet geserveerd. Er is een wonderlijk heerlijke soep van verse look en tijm, er is daslookpesto (“dat vind je in iedere berm”), aardappelsalade, linzensalade met selder, ingemaakte rode biet, kruidige falafelballetjes, allerlei bladgroenten en polenta met tomaatjes. Even wordt er overwogen om de verkiezingsuitslagen te volgen op een laptop, maar veel bijval krijgt dat voorstel niet. Er wordt een frisse witte Chardonnay geschonken, en het buffet is geopend. “Het is te gek hoeveel eten er wordt weggegooid”, vertelt Eefke, één van de twaalf kernleden van het collectief. “Een tomaat met een bluts bijvoorbeeld is geen perfecte tomaat, dus die koopt niemand en gaat rechtsreeks de afvalcontainer in. Dat is niet alleen onredelijk, maar ronduit absurd. We zijn met z’n allen vervreemd geraakt van wat er op ons bord ligt. We hebben er geen idee van waar pakweg de melk uit de supermarkt vandaan komt: ja, van een koe, maar in welke omstandigheden leeft die koe, wat eet zo’n beest, welke medicijnen krijgt ze, wat wordt er aan de melk toegevoegd?" Weggeconcurreerd “Dat complexe systeem van grootschalige voedselbevoorrading leidt niet alleen tot minder kwalitatieve voeding. Het is ook ontzettend belastend voor het ecosysteem. Voor 1 calorie supermarktvoeding zijn 9 tot 10 calorieën fossiele brandstof nodig. Dat is 27 keer meer dan in 1940 hé. En dan hebben we het nog niet gehad over sociale gevolgen van die grootschalige voedselproductie: lokale boeren die weggeconcurreerd worden door goedkope import is daar maar één voorbeeld van." “Wij willen nadenken en doen nadenken over hoe het anders kan, dat doen we op onze eigen, kleinschalige manier: door samen te koken met wat we zelf oogsten, krijgen of vinden, groenten en fruit in te maken voor de winter en lezingen en workshops te geven.” Precies in die kleinschaligheid ligt de kracht van het voedselcollectief. De ingrediënten waar De Beek mee werkt, hebben geen kilometers afgelegd, maar komt rechtstreeks van het veld van de bioboer – meestal van CSA-boerderij Plukrijp in Schriek, van moestuinen uit de buurt of van overschotten van de markt. Brood krijgen ze van wat overschiet bij Het Dagelijks Brood. “Het gebeurt maar héél zelden dat we iets moeten bijkopen”, vertelt Valentine, een van de twaalf. “We gebruiken wat voorhanden is, voor ons is het dus ook iedere keer een verrassing wat we gaan maken.” Bij De Beek zijn ze verontwaardigd over wat de voedingsindustrie ons door de strot wil rammen, zoveel is duidelijk, maar in de praktijk uit zich dat vooral in gemoedelijkheid en gezelligheid. Genieten Aan de lange schraagtafels schuift een publiek van divers pluimage aan, variërend van veertig tot zestig man. Sommigen komen hier iedere zondag, anderen slechts af en toe. Een mailtje vooraf volstaat. Anna en Theo zijn hier pas voor de tweede keer. “Via-via hoorden we van dit initiatief, we zijn nochtans niet uit de buurt, maar we komen hier graag om nieuwe mensen te leren kennen en omdat we wel geïnteresseerd zijn in wat de mensen hier te vertellen hebben. Hoe we met minder kunnen toekomen en daar toch van kunnen genieten.” “We zijn geen restaurant”, vertelt Valentine, “we koken maar één keer per week omdat we naast de Beek allemaal onze eigen job hebben. Maar naast dat oogsten en koken organiseren we wel workshops en lezingen. Over verantwoorde voeding, over vergeten en niet-vergeten recepten en conserveringstechnieken, over lekker eten maken zonder het ecosysteem te veel te belasten.” De keuken is een gezellig allegaartje van gekregen en gevonden spullen, maar alles is voorhanden en ziet er uiterst professioneel uit. “Deze mooie ruimte was vroeger het atelier van kunstenaar Benjamin Verdonck”, vertelt Steve, nog iemand van de ‘kerngroep’. “Nu huren wij het verder, en dat kost ons iedere maand 600 euro. Het is onze enige kost, en tot nog toe is het ons gelukt te overleven met de vrije bijdragen van onze zondagse eters.” “We denken erover subsidies aan te vragen”, vertelt Valentine, “maar dat is niet zo’n eenvoudige beslissing. Enerzijds houden we er niet van om geld te vragen en vinden we het belangrijk om onafhankelijk te blijven. Anderzijds zou het wel een signaal aan de overheid zijn: wij bestaan, hier zijn een heleboel mensen mee bezig, dit is belangrijk. We zijn er nog niet uit wat het beste zou zijn.” Dessert Intussen is het dessert gearriveerd: watermeloensorbet met vliersiroop en sesam. “Ah, dat zal nog van onze vlierworkshop gisteren zijn’, zegt Martien. “Weet je wat grappig is? Mensen denken soms dat we experten zijn in alles wat met voeding te maken heeft, maar wij proberen en experimenteren ook maar gewoon. Gisteren hadden we een workshop over vlierbloesem en ik denk dat wij evenveel geleerd heb van de deelnemers als zij van ons. Vlier is dan ook zo’n veelzijdige plant. We hebben er zelfs brandwondenzalf van gemaakt.” En dan: de afwas, dat hoort er ook bij. Maar samen is die zo gedaan. www.dewereldmorgen.be Joyce de Badts