4.4.Doorstroom Scheikunde H1 Planning • Vandaag: – Molecuulformules en structuurformules – Verhoudingsformules – Volledige en onvolledige verbranding – Reactievergelijkingen Hoofdstuk 1 Molecuulformules en structuurformules 1.1 Molecuulformule Coëfficiënt: Geeft het aantal moleculen aan 2 C2H6O 2 moleculen ethanol Index: Geeft het aantal atomen dat in het molecuul voorkomt aan Elementen • Fientje Cliedert Bruine Inkt Op Haar Neus – Fluor (F), – Chloor (Cl), – Broom (Br), – Jood (I), – Zuurstof (O), – Waterstof (H), – Stikstof (N) • Twee atomige elementen Structuurformule • Een structuurformule is een tekening van een molecuul. - Ruimtelijke structuur: hierbij kun je de hoeken en verbindingen goed zien. - Eenvoudiger is de structuurformule: deze zijn gemakkelijker te tekenen. Ethanol H-atomen worden voor het gemak vaak weggelaten. 1.2 Verhoudingsformule • Wordt gebruikt bij zouten • Ionrooster – Positieve en negatieve ionen wisselen elkaar af. – Welke horen bij elkaar? - Geen moleculen!!! - Ionen komen voor in een bepaalde verhouding Verhoudingsformule!!!! Keukenzout • Bestaat uit Na+ en Cl- ionen in een verhouding van 1:1 • Verhoudingsformule is dus NaCl • Hoe zit het met Mg en S ionen? • En met Mg en Cl ionen? Schema Valenties van metalen Metaal valentie Na, K, Ag (1) + Mg, Ba, Ca, Zn, Ni 2+ Al, Cr, Au 3+ Fe 2+ en 3+ Cu, Hg 1+ en 2+ Pb, Sn 2+ en 4+ Uitzondering: Waterstof (enige niet metaal) positieve valentie: H+ Valenties niet metalen Niet-metaal Valentie F, Cl, Br, I (1) - O, S 2- N, P 3- Kruisregel • Valentie van het ene ion wordt index van het andere ion en omgekeerd! • VB: – A3+: valentie ion A = 3+, dus index B = 3 – B2-: valentie ion B = 2+, dus index A= 2 – Formule is dan: A2B3 • Wanneer je formule kan vereenvoudigen moet je dat doen!! – A2B2 AB Verbrandingsreacties • Verbranding is een reactie met zuurstof – Als er voldoende zuurstof aanwezig is spreken we van volledige verbranding – Is er te weinig zuurstof, dan spreken we van onvolledige verbranding Volledige verbranding • Bij volledige verbranding van verbindingen met koolstof (C) komt koolstofdioxide (CO2) vrij. • Bij volledige verbranding van verbindingen met waterstof (H) komt water (H2O) vrij. • Bij volledige verbranding van verbindingen met zwavel (S) komt zwaveldioxide (SO2) vrij. Voorbeelden • 2C2H6 + 7O2 4CO2 + 6H2O • CS2 + 3O2 CO2 + 2SO2 • 2H2S + 3O2 2SO2 + 2H2O Onvolledige verbranding • Bij onvolledige verbranding van koolwaterstoffen komt vrij: – koolstof (C of roet) – Koolstofmono-oxide – allerlei andere verbindingen zoals CxHy. Reactievergelijkingen Chemische Reactie • Beginstof • Reactieproduct Reactievergelijking • Beginstof reactieproduct • Beginstof + beginstof reactieproduct • Beginstofreactieproduct + reactieproduct In woorden • Bij de verbranding van suiker in zuivere zuurstof komen alleen water en koolstofoxide gas vrij. • Hoe zou je dit opschrijven? Nog een paar... • Bij de ontleding van koperjodide poeder komt jood en koper vrij. • Voor de vorming van vast ijzersulfide moet je zwavel en ijzer in een mortier goed mengen. Fasen • Stoffen kunnen uit verschillende fasen bestaan: – Vast (s) – Vloeibaar (l) – Gas (g) – Opgelost in water (aq) Nu met molecuulformules • Bij de vorming van ijzersulfide heb je telkens 1 atoom ijzer (Fe) en 1 atoom zwavel (S) nodig • Fe (s) + S (s) FeS (s) Regels! • Voor de pijl moeten even veel atomen per stof aanwezig zijn als na de pijl!!! • Tijdens een chemische reactie verdwijnen of ontstaan geen atomen. • De atomen worden alleen anders gerangschikt Reactievergelijkingen Beginstoffen reactie reactieproducten • CH4 + 2 O2 CO2 + 2 H2O Voorbeeld • Bij de reactie van natrium met zwavel ontstaat natriumsulfide (Na2S) • Na (s) + S (s) Na2S (s) • Niet kloppend!!! Kloppend maken Na (s) + S (s) Na2S (s) voor de pijl Na = 1 S=1 na de pijl Na = 2 S=1 2 Na (s) + S (s) Na2S (s) Het getal 2 wordt coëfficient genoemd Nu zelf • Water ontleedt in waterstof (gas) en zuurstof (gas) • • • • • • • • • • De verbranding van suiker. De ontleding van koperjodide. Het vormen van vast ijzersulfide. Verbranding van methaan. Bij de reactie van natrium met zwavel ontstaat natriumsulfide. De ontleding van water. De verbranding van Magnesiumsulfide. De vorming van koper(II)chloride. De ontleding van aluminiumsulfide. De vorming van Ijzer(III)oxide. Huiswerk • Hoofdstuk 1 – Meerkeuze vragen 1 t/m 16 – open vragen (1 t/m 11) Doorstroom Scheikunde 4.4 Kelly van Helden Planning • Vragen nakijken • Chemisch rekenen H2 Meerkeuze vragen hoofdstuk 1 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. D D A D B C D D 9. B 10. B 11. B 12. B 13. A 14. C 15. B 16. D Open vragen hoofdstuk 1 1. a) b) c) d) 2:3 3+ en 2Al 3+ en Al Een aluminiumion heeft de lading 3+. Een aluminiumatoom is neutraal. Er moeten dus 3 E opgenomen worden. Vraag 2 a) b) c) d) 1:1 1+ In beide gevallen door 8 ionen Cesiumchloride is een zout. Het is opgebouwd uit positieve en negatieve ionen. Tussen deze ionen bestaan sterke ionbindingen Vraag 3 a) b) c) d) e) K+ FNa+ Br Cu2+ (Cl-)2 Mg2+ S2Al3+ (F-)3 Kaliumfluoride Natriumbromide Koper(II)chloride Magnesiumsulfide aluminiumtrifluoride Vraag 4 a. Ag+ en ClNa+ en Br Ca2+ en S2b. 1:1 en 1:2 c. Ionbindingen d. ionenrooster Vraag 5 Vraag 6 Vraag 7 Vraag 8 t/m 11 8.a. HCl b. NH3 9. Cu2O 10. (ClO-) 11. Zwaveltrioxide Stoffen die je moet kennen!!! • • • • • • Koolstofdioxide CO2 Koolstofmonoxide CO Water H2O Ammoniak NH3 Suiker C6H12O6 Methaan CH4 Atoommodel van Rutherford • Atoommodel Atoomkern opgebouwd uit protonen en neutronen, met daar omheen een elektronenwolk Atoomnummer en massagetal • Atoomnummer geeft aan hoeveel protonen en elektronen in een atoom zitten • Massagetal geeft de som van protonen en neutronen aan – Vb: K atoommassa: 19 – K massagetal: 39 – Aantal protonen en elektronen= 19 – Aantal neutronen= 39-19= 20 Massa van een atoom • De massa van een proton is ontzettend klein • Grootheid: atoommassa • Eenheid: u (atomaire massa eenheid) deeltjessoort Massa (u) Proton 1,0 Neutron 1,0 Elektron 0,00055 Atoom • Een atoom bestaat uit: – Protonen – Neutronen – Elektronen • Deze bepalen de massa van een atoom deeltjessoort Massa (u) Proton 1,0 Neutron 1,0 Elektron 0,00055 Vuistregel • Bij optellen en aftrekken met decimalen kijk je naar het aantal decimalen van je som • In de uitkomst staan net zo veel decimalen als in je beginwaarde met het kleinst aantal decimalen • 1,0 + 1,0 + 0,00055 = 2,0 voorbeeld deeltjessoort Massa (u) Proton 1,0 Neutron 1,0 Elektron 0,00055 Atoom Aantal protonen Aantal neutronen Aantal elektronen Massa atoom H 1 0 1 1,0u + 0,00055u = 1,0 u O 8 8 8 8,0u + 8,0u + 0,0044u = 16,0 u C 6 8 6 6,0u + 8,0u + 0,0033u= 14,0 u • De massa van een proton is gelijk aan de massa van een neutron 1,0u • De massa van een elektron is hiermee vergeleken heel erg klein • Hierdoor is de massa van een elektron verwaarloosbaar Massa van een atoom • De massa van een atoom is dus de som van je protonen en neutronen. Isotopen • Isotopen zijn elementen met hetzelfde atoomnummer maar met een verschillend massagetal • Aantal neutronen bij een atoom verschillen • Bijv waterstof: – “Gewoon” waterstof 1 proton geen neutronen – “Zwaar” waterstof 1 proton 1 neutron – Tritium 1 proton 2 neutronen Chloor Lichtere soort komt 3x zovaak voor Het gemiddelde massagetal wordt dan: Massagetal: (3*35+1*37)/4 = 35,5 Dit is de atoommassa!!! Relatieve atoommassa • Gemiddelde massa van de isotopen • Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen maar met een verschillend aantal neutronen • Grootheid relatieve atoommassa: Ar 2.3 Molecuulmassa • Massa van alle atomen uit een molecuul samen • Mr • Voorbeeld: H2O H= 1,008 O= 16,00 2* 1,008 + 16,00= 18,02 2.4 Massa van ionen • Een ion ontstaat doordat een atoom elektronen kwijt raakt of opneemt • Massa van elektronen mag je verwaarlozen • Dus de massa van een ion is gelijk aan de massa van een atoom Huiswerk • Hoofdstuk 2 – meerkeuze vragen: 1 t/m 13 – Open vragen: 1 t/m 7 Week 3 Doorstroom scheikunde Kelly van Helden Planning • Huiswerk nakijken • Theorie • Huiswerk maken Huiswerk nakijken 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. B D D D B A B C 9. B 10. B 11. C 12. C 13. D Open vragen 1. 2. 3. Atoomnummer is 35, massagetal is 80u 4. 5. 6. 7. 2.7 De hoeveelheid van een stof De massa van een hoeveelheid stof reken je om in volume met behulp van de dichtheid van de stof. Daarvoor gebruik je een verhoudingstabel en kruisproducten. significantie • Bij delen en vermenigvuldigen rond je af op het laagst aantal significante cijfers van de getallen in de som: • 1,234 * 0,0045 * 123 • Aantal significante cijfers: • 4 2 3 • Dus afronden op 2 significante cijfers! Hoeveelheid stof in mol • Hoeveelheid stof (n) in mol • Mol is een maat voor een bepaalde hoeveelheid moleculen namelijk: – 6,02 * 1023 • In 1 mol suiker zitten dus net zo veel moleculen als in 1 mol water • Alleen het gewicht is verschillend!!! Samenvatting • De molaire massa (M) van een stof is in getalwaarde gelijk aan de molecuulmassa of atoommassa van de stof • De molaire massa is in gram (g) • De molecuulmassa of atoommassa is in u Hoe bereken je dat? • Water: H2O • H weegt 1,008u • O weegt 16,00u • Dus 1 molecuul water weegt: • 2*1,008 + 16,00 = 18,02 u • Dus is 1 mol H2O = 18,02 g Omrekenen van gram naar mol • 1 mol water is 18,02 g • Hoeveel mol is dan 25,9 gram water mol H2O 1,000 gram H2O 18,02 1,000 * 25,9 18,02 x 25,9 = 1,44 mol Omrekenen van mol naar gram • Hoeveel gram water komt overeen met 2,6 mol water? mol H2O 1,000 gram H2O 18,02 18,02 * 2,6 1,000 2,6 y = 47 gram 2.5 De samenstelling van een verbinding in massaprocenten • Een percentage is een getal dat het aantal delen per 100 aangeeft • We gaan nu berekenen hoeveel een deel van een stof in % is. Berekenen • H2O = 2*1,008 + 16,00 = 18,02 u • De massa van de atoomsoort H in een H2O molecuul is dan: • 2 * 1,008 = 2,016u • De massa van de atoonsoort O in een H2O molecuul is dan: • 1* 16,00 = 16,00u • In 18,02 u zit dus 2,016 u H en 16,00 u O • In 18,02 u zit dus 2,016 u H en 16,00 u O • We willen weten hoeveel u H in 100,0 u H2O zit Massa H2O (u) 18,02 100 Massa H (u) x 2,016 • X= 2,016* 100 = 11,19u 18,02 • Dus 11,19 % H in 100u H2O Huiswerk • Maak opdracht 14 t/m 20 van de meerkeuze vragen • En opdracht 8 t/m 14 van de open vragen Week 4 Doorstroom scheikunde Kelly van Helden Planning • Huiswerk nakijken • Theorie • Huiswerk maken Huiswerk nakijken 14. D 15. C 16. A 17. C 18. C 19. B 20. C 8. 9. a. C4H10 is in totaal (4*12,01+10*1,008) 58 het gedeelte koolstof is 48 dus 48/58*100 = 82,8% b. 27,3% c. 40% d. 52,2% a. 39,3% b. 59% c. 43,4 % d. 57,5% 10. 11. 12. 13. 14. In 1 liter zit 10 gram zout. In 0,05 liter zit dus 0,5 gram zout 2.6 massaberekeningen bij reacties • Reactievergelijking • Er zijn 2 chemische wetten waarmee rekening gehouden moet worden – Er gaat geen massa verloren. De samenstelling zal wel veranderen. Het totale aantal atomen en dus ook de totale massa blijven gelijk – Als stoffen in een bepaalde verhouding met elkaar reageren is dit altijd zo Stappen • Stap 1 – De reactievergelijking opstellen • Stap 2 – De massa’s berekenen ( in gram of u) • Stap 3 – De verhouding bepalen Stappen voorbeeld • Stap 1 – De reactievergelijking opstellen – C + O2 CO2 • Stap 2 – De massa’s berekenen ( in gram of u) – 12,01 + 32,00 44,01 • Stap 3 – De verhouding bepalen – C:O = 12 : 32 = 3 : 8 Berekenen hoeveel nodig • Men verbrand 4 gram methaan hoeveel koolstofdioxide ontstaat er dan? • Stap 1: – CH4 + 2 O2 CO2 + 2 H2O • Stap 2: – 16,04 + 64,00 44,01 + 36,04 • Stap 3: – 16,04 + 64,00 44,01 + 36,04 – 4 + x y + z • Stap 3: – 16,04 + 64,00 44,01 + 36,04 – 4 + x y + z X = 4*64,00/16,04 = 15,96 gram O2 Y = 4*44,01/16,04 = 10,98 gram CO2 Z = 4*36,04/16,04 = 8,99 gram H2O Overmaat • Men laat 6 gram C reageren met 21 gram O2 • Stap 1: – C + O2 CO2 • Stap 2: – 12,01 + 32,00 44,01 Je hebt 6 gram dus: –6+xy – x = 6 * 32,00/12,01 = 15,99 gram O2 – Je hebt 21 g. O2 – dus 21-15,99= 5,01g overmaat O2 2.8 molvolume • Bij gassen hebben we het over molvolume • Hierbij moet de temperatuur en druk steeds bekend zijn • Bijvoorbeeld: – 1 liter N2 heeft een massa van 1,25 g – 1,25g N2 = 1,25g /28u = 0,04464 mol N2 – 1 liter = 0,04464 mol – 1 mol is dan 1/0,04464 = 22,4 L Huiswerk • Meerkeuze vragen: 21 t/m 30 • Open vragen: 15 t/m 22 en opdracht 25