FB hoofdstuk 7 : de chemische reactievergelijking

advertisement
FB
hoofdstuk 7 : de chemische reactievergelijking, reactiekinetiek
en chemisch evenwicht
FB 07-060
Wanneer koper verhit wordt met een overmaat zwavel, wordt er koper(I)sulfide
gevormd. In een experiment werd 1,50 g koper verhit met een overmaat zwavel. Er
werd 1,76 g Cu2S gevormd. Hoeveel kon er theoretisch gevormd worden? Hoeveel
bedraagt het rendement van de reactie?
Antwoord: m(Cu2S)theoretisch = 1,91 g; R = 92,2%
FB 07-065
Gegeven is volgend evenwicht:
Een
N2O4(g)
2NO2(g)
welbepaalde
hoeveelheid
N2O4
wordt
bij
een
temperatuur
van
300K
in
een
gesloten reactievat gebracht en heeft een initiële druk P. Bij evenwicht is de
druk met 20% gestegen.
De evenwichtsconstante voor deze reactie bij 300K is gelijk aan:
A. 0,80 x P
B. 0,40 x P
C. 0,20 x P
D. onmogelijk te berekenen
Antwoord: C
FB 07-088
Hoe maak je 250 ml van een HNO3 oplossing met een massaprocentueel gehalte aan
HNO3 gelijk aan 14,5% en een dichtheid, ρ = 1,07 g/ml uit een HNO3 oplossing met
een massaprocentueel gehalte van 25% en een dichtheid gelijk aan 1,16 g/ml?
Antwoord: 133 ml aanlengen tot 250 ml
FB 07-091
Welke massa CuSO4.5H2O moet men afwegen om 150 mL van een oplossing, die 1,00 g/L
CuSO4 bevat, te bereiden?
Antwoord: 0,23 g
FB 07-092
100 ml van een NH3 oplossing (ρ = 0,95 g/ml; m%(NH3) = 12,4%) wordt verdund tot
1,0 liter. Wat is de molariteit van de verdunde oplossing?
Antwoord: 0,69 mol/l
FB 07-095
Schrijf de uitdrukking van de evenwichtsconstante, Kc, voor de volgende reacties:
a) Hemoglobine(aq) + H2O(vl)
HemoglobineH+(aq) + OH-(aq)
b) C(vast) + H2O(gas)
c) Ca3(PO4)2(vast) 3Ca2+(aq) + 2PO43-(aq)
d) N2(gas) + 3H2(gas)
e) Tyrosine-OH(aq) + H2O(aq)
CO(gas) + H2(gas)
2NH3(gas)
Tyrosine-O-(aq) + H3O+(aq)
Antwoord: a) Kc = ([HemoglobineH+]e.[OH-]e)/[Hemoglobine]e; b) Kc = ([CO]e.[H2]e)/[H2O]e; c) Kc = [PO43]e2.[Ca2+]e3; d) Kc = [NH3]e2/([N2]e.[H2]e3);
e) Kc = ([Tyrosine-O-]e.[H3O+]e)/[Tyrosine-OH]e
oefeningen chemie – AJ 2012-2013
monitoraat biomedische wetenschappen
11
FB 07-099
Stel de volgende reactie:
A
+
B
C
en volgende experimentele gegevens i.v.m. de invloed van de concentraties [A] en
[B] op de reactiesnelheid, r.
[A]
[B]
R
x
y
v
x/2
y
v
2x
y
v
x
2y
2v
2x
2y
2v
Bepaal aan de hand van deze gegevens de uitdrukking van de snelheidsvergelijking.
Antwoord: r = k.[B]
FB 07-107
Beschouw de volgende reactie:
a NH2CONH2 + b KBrO + c KOH d N2 + e K2CO3 + f H2O + g KBr
de waarde van coëfficiënt b bedraagt:
A. 4
B. 3
C. 2
D. 1
Antwoord: B
FB 07-109
Hoeveel ml water moet ik aan een mengsel bestaande uit 20 g NaOH en 90 ml water
(dichtheid = 1,00 g/ml) toevoegen om de molfractie NaOH met 25% te doen dalen?
A. 22,5 ml
B. 27,0 ml
C. 30,0 ml
D. 33,3 ml
Antwoord: D
FB 07-110
Gegeven de volgende data voor de reactie A + B C.
experiment
[A] (mol/l)
[B] (mol/l)
reactiesnelheid, v (mol.l-1.s-1)
1
0,10
0,10
2,0 x 10-4
2
0,10
0,20
8,0 x 10-4
3
0,20
0,40
6,4 x 10-3
De eenheden van de snelheidsconstante, k, zijn:
A. l2.mol-2.s-1
B. l-2.mol2.s
C. l4.mol-4.s-1
D. l3.mol-3.s-1
Antwoord: A
oefeningen chemie – AJ 2012-2013
monitoraat biomedische wetenschappen
12
Download