Opzet scriptie - Utrecht University Repository

advertisement
Het beeld van Jezus volgens twee Indiase denkers:
Ram Mohan Roy en M. Thomas Thangaraj
Scriptie aangeboden aan: dr. F.L. Bakker, Departement Godgeleerdheid
Faculteit Geesteswetenschappen
door Michiel Aten
januari 2008
Scriptie voor de Master Theologie en Kerk, tracé Theologie en Geestelijke
Verzorging (werkstuk ter vervanging van het openbaar college) GG-MD106
Inhoudsopgave
pagina
1. Inleiding……………………………………………………………………………… 2
1.1 Overzicht van een aantal beeldvormen die in India gebruikt zijn……………………. 3
2. Ram Mohan Roy……………………………………………………………………. .4
2.1 “The precepts of Jesus”………………………………………………………………. 5
2.2 De discussie over The precepts of Jesus……………………………………………….5
2.3 Uiteenzetting van Roy’s beeld van Jezus………………………………………………6
3
M. Thomas Thangaraj………………………………………………………………..8
3.1 “The Crucified Guru”………………………………………………………………….9
3.1.1 De Shaiva Siddhanta en diens concept van goeroe…………………………………..9
3.1.2 De goeroe…………………………………………………………………………. ..10
3.1.3 Goeroe als term gebruikt door Indiase christenen…………………………………..11
3.1.4 De gekruisigde goeroe……………………………………………………………. ..12
3.1.5 Mogelijkheden en problemen bij het gebruik van de goeroe als concept…………..13
3.1.6 Een latere uitwerking van “The Crucified Guru”…………………………………...13
3.2 De houding van Thomas Thangaraj ten opzichte van andere religies………………..14
4
Vergelijking van de visies van Ram Mohan Roy en M. Thomas Thangaraj….. .15
4.1 Hindoeïstisch kader…………………………………………………………………..16
4.2 De nadruk op de goeroe voorstelling……………………………………………….. 16
4.3 Maatschappelijke relevantie……………………………………………………….…17
4.4 Contacten met de westerse wereld…………………………………………………...17
4.5 Thomas Thangaraj over Roy…………………………………………………………18
5
Conclusie……………………………………………………………………….……18
6
Bibliografie…………………………………………………………………………. 19
7
Bijlage…………………………………………………………………………….….20
1
Het beeld van Jezus volgens twee Indiase denkers: Ram Mohan Roy en M.
Thomas Thangaraj
May God render religion destructive of differences and dislike between man and man,
and conducive to the peace and union of mankind
R. M. Roy
1. Inleiding
Het belang van de niet-westerse theologie wordt allengs groter naarmate het zwaartepunt van
het christendom zich verplaatst naar de zuidelijke hemisfeer. Met name in Afrika en Azië
doen theologen van zich spreken en wordt er nieuw licht geworpen op de christelijke
theologie. Het christendom heeft hier een ontwikkeling doorgemaakt temidden van andere
godsdiensten als islam, boeddhisme en hindoeïsme. Het christendom werd en wordt door de
andere gevestigde religies met kritische ogen bekeken en bevraagd. In India is dit proces al
eeuwen aan de gang, zeer waarschijnlijk vanaf het moment dat de eerste christenen in India
aankwamen. Wij weten van Mogoelkeizer Akbar (1542-1605) dat hij interreligieuze
ontmoetingen organiseerde waaraan werd deelgenomen door moslims, hindoes, jains,
christenen en aanhangers van Zoroaster.
In de ontmoeting van het christendom met het hindoeïsme speelt met name ten aanzien van de
beeldvorming van Jezus een interessant fenomeen: hoe kun je als christen Jezus uitleggen aan
een hindoe? Is Jezus net zo’n incarnatie als er in het hindoeïsme ook tal van incarnaties
bestaan, is Jezus een belangrijk voorbeeld, enzovoorts. In het onderstaande wil ik ingaan op
de betekenis van Jezus als goeroe, dat wil zeggen als een leraar die onder bijzondere,
goddelijke, inspiratie staat.
De vraag die ik in deze scriptie wil uitwerken is: hoe is het beeld van Jezus bij de Indiërs en
dan met name bij de twee denkers Ram Mohan Roy (1771-1833) en M. Thomas Thangaraj
(geb. 1942)?
Ram Mohan Roy staat centraal omdat hij als eerste hindoe heeft meegedaan aan een
intellectueel theologisch debat met een christen waarvan wij een uitgebreid verslag hebben.
Het is maar de vraag of we Roy een theoloog mogen noemen, hindoes noemen zichzelf niet
zo gauw een theoloog, eerder filosoof of denker (“philosopher” of “thinker”). Daarom gebruik
ik in de titel het wordt “denker” en niet “theoloog”. Roy was in elk geval wel een man van
grote eruditie, uit zijn geschriften klinken welsprekendheid, een kritische instelling en
originaliteit.
M. Thomas Thangaraj heeft zeer recent de goeroe als uitgangspunt genomen in een
interculturele christologische studie: “The Crucified Guru, An Experiment in Cross-Cultural
Christology” (Nashville, 1994).
Behalve uit interesse en als bijdrage aan de interreligieuze ontmoeting, zie ik ook nog andere
belangen bij deze studie. Het hindoeïsme krijgt in Nederland en de westerse maatschappij
veel aandacht in allerlei vormen van New Age. In de ontmoeting met deze mensen is het goed
als een modern theoloog kennis heeft van de achtergronden van deze geloofsvormen en zo
mogelijk dezelfde taal kan spreken. Daarnaast vormen de, van oorsprong uit Suriname
afkomstige, hindoestanen met zo’n 95.000 man1 een niet onaanzienlijk onderdeel van de
Nederlandse maatschappij en het is goed als een theoloog met voldoende kennis spreekt in de
ontmoeting met hen.
1
F.L.Bakker, Hindoeïsme en Zending, speciaal in Nederland, pag. 29, in: Wereld en Zending, jg. 34, nr. 4, uitg.
Kok, Kampen
2
1.1 Overzicht van een aantal beeldvormen die in India gebruikt zijn
In de dialoog tussen christen en hindoe zijn er in de loop van de tijd allerlei vormen van
beeldspraak gebruikt waarbij Jezus op verschillende manieren op een voor een hindoe
begrijpelijke manier werd beschreven. In het onderstaande geef ik de visies van drie, vrij vaak
geciteerde, theologen en denkers weer: Roberto de Nobili omdat hij de eerste Europeaan was
die een Indiase terminologie gebruikte, Mahatma Gandhi omdat hij voor veel Westerlingen
een bekende hindoe is die de evangeliën regelmatig aanhaalde en Vengal Chakkarrai omdat
zijn concept heel nadrukkelijk de term “avatar” hanteert.
Roberto de Nobili (1577 - 1656) was een Italiaanse Jezuïet die leefde in Madurai in de
periode dat de Portugezen hun heerschappij rondom Goa aan het uitbreiden waren. Hij was de
eerste missionaris in India die een onderscheid maakte tussen cultuur en religie. Hij vond dat
de christelijke religie zich moest aanpassen aan de hindoeïstische cultuur en structuur om het
christendom voor India inheems te maken.2
Volgens Francis X. Clooney3 (jezuïet en theoloog in Boston, VS) was De Nobili van mening
dat de hindoes met hun eigen, Indiase, filosofische terminologie voldoende in staat waren om
de uitdrukking van de christelijke ideeën goed te verstaan. De Nobili bekritiseerde wel het
hindoeïstische godsbeeld en hij beschreef de avatars van Vishnu als verwrongen beelden van
goddelijke activiteit. Zo zei hij over Rama, de held uit het epos Ramayana, dat deze vele
zwakheden had en zonden beging, waardoor hij niet voldeed aan het beeld wat een mens van
God had. De incarnatie van de christelijke God daarentegen kon volgens De Nobili door
weldenkende en intelligente mensen worden herkend aan diens nobele daden, die ook God
zou ondernemen.4 Hij gebruikte voor Jezus naast de termen avatar en goeroe, ook sadguru, dit
is de goddelijke goeroe, een term die het hindoeïsme ook kende als aanduiding voor goeroes.5
Een avatar is een hindoeïstisch begrip gebruikt voor de incarnaties van de hindoegod Vishnu.
In het algemeen wordt over hem verteld dat hij negen maal als avatar op aarde is verschenen,
een tiende, laatste, keer zal geschieden als hij in de rol van Kalki de dharma (de wet of de
religie) op aarde zal herstellen. De bekendste avatar van Vishnu is Krishna wiens bevrijdende
daden en woorden met name gericht zijn op het doorbreken van de onwetendheid. Een avatar
is niet een incarnatie zoals die in het christendom wordt verstaan. De hindoe gelooft dat de
avatar een verschijning van God is op aarde, waarbij deze tijdelijk de gestalte van een
sterveling heeft aangenomen. Het is dus beter te spreken over een theofanie in het geval van
een avatar6. Het gebruik van de term avatar heeft in het gesprek met hindoes het gevaar in
zich dat Jezus door de hindoes wordt voorgesteld als een verschijning van God. Hij wordt dus
niet gezien als “volkomen mens”, zoals dat in de geloofsbelijdenissen van de meeste kerken is
opgenomen.7 Daarnaast is een avatar voor een hindoe niet uniek en finaal. Christenen
beschouwen de incarnatie van Jezus wel als uniek en finaal.
Mahatma Gandhi (1869-1948), werd tijdens zijn leven door veel christenen beschouwd als
een ongedoopte christen of een diep christelijke hindoe. Zijn leven en zijn geweldloze strijd
voor de onafhankelijkheid van India werden in belangrijke mate geïnspireerd door de
evangeliën, maar hij was en bleef een hindoe. Zijn zoutmars waarin hij 300 kilometer
2
M.M. Thomas, The acknowlegded Christ of the Indian Renaissance, London, 1969, pag. 326
F.X. Clooney, Hindu God, Christian God, New York, 2001, pag. 4
4
Idem pag. 6
5
M. Brinkman, De niet-westerse Jezus, Jezus als bodhisattva, avatara, goeroe, profeet, voorouder en genezer,
Zoetermeer, 2007, pag. 211
6
idem pag. 203
7
De term “perfectus homo” is terug te vinden in de geloofsbelijdenis van Athanasius, het zogenaamde
quicunque, een geloofsbelijdenis uit de 7e eeuw die door de meeste kerken in het Westen aanvaard is.
3
3
demonstratief naar de kust trok met een grote schare van volgelingen in 1930 werd door veel
tijdgenoten vergeleken met de intocht van Jezus als vredesvorst in Jeruzalem. Mede door dit
optreden gingen veel hindoes een Bijbel kopen om het na te lezen!
Gandhi was sterk beïnvloed door de ideeën van de Russische schrijver L. Tolstoy (18281910), die in zijn boek “Het godsrijk is in je” (1894, Nederlandse uitgave: 1985) stelde dat
elke vorm van machtsuitoefening afgewezen dient te worden en daarom pleitte hij voor de
wet van liefde en vrijheid van geloof waarbij het christendom een nieuwe theorie van het
leven zou worden en niet alleen een mystieke religie blijft. Hij stelde de prediking van Jezus
en met name de Bergrede als de kern van deze nieuwe wet.
Voor Gandhi was Jezus een belangrijke inspirator voor de geweldloosheid. Het ahimsa-begrip
heeft hij vanuit de Bergrede verder uitgewerkt. De persoon van Jezus die met zijn hele leven
en lijdensweg de waarheid belichaamde maakte hem tot vorst van de satyagrahi’s (werkers
van de waarheid). En het beeld van Jezus aan het kruis heeft Gandhi altijd voor ogen gestaan
als een uitdrukking van Gods erbarmen met de allerminste mensen.8
Vengal Chakkarai (1880-1958) was als hindoe geboren in een hoge kaste in Madras. Als hij
23 jaar oud is, laat hij zich dopen in de Schotse Kerk en treedt vervolgens toe tot de Deense
Zending. In 1926 publiceert hij “Jesus the Avatar”, waarin hij hindoeïstische begrippen
gebruikt om de betekenis van Jezus Christus te beschrijven. Zo beschrijft hij de Bijbel als
shruti (letterlijke betekenis “het gehoorde”), wat in het algemeen gebruikt wordt voor de
geopenbaarde Vedische geschriften9. Jezus wordt door hem beschreven met name als avatar,
een goddelijke gestalte die uit barmhartigheid naar de wereld afdaalt en mensen verlossing
brengt. God wordt op aarde zichtbaar door deze avatar. Het begrip avatar dient wel te worden
aangepast; als Jezus als een avatar wordt voorgesteld, dan moet een avatar ook een meer
permanent karakter kunnen hebben dan gewoonlijk in het hindoeïsme het geval is. Chakkarai
had als student Jezus ervaren als de levende Christus. Jan-Peter Schouten (theoloog en
socioloog in Nederland) noemt dit in zijn boek “Jezus als goeroe” een typisch Indiase
benadering: “het gaat in het religieuze beleven in India immers uiteindelijk altijd om de
ervaring van het goddelijke in de diepte van het eigen bestaan”.
Chakkarai was niet de enige die de term avatar gebruikte voor Jezus, Pandipepedi Chenchiah
(jurist en theoloog, 1886-1959) deed dit bijvoorbeeld ook.10 Chakkarai wordt door meer
schrijvers aangehaald dan bijvoorbeeld Chenchiah, ook door Schouten en Thomas Thangaraj.
Chakkarai wordt door Schouten genoemd als één van de eersten die een werkelijk Indiaas
ontwerp van de christologie maakte, waarop door anderen zou worden voortgebouwd.11
2. Ram Mohan Roy (1771-1833)
Ram Mohan Roy wordt wel één van de meest fascinerende en complexe Bengalezen
genoemd, die in de 19e eeuw geleefd heeft. Zijn werk als een vertaler van de Westerse naar de
Indiase cultuur wordt geroemd door velen in India en tot vandaag de dag wordt hij “Vader
van het moderne India” genoemd .
Ram Mohan Roy werd geboren in 1771 in het dorpje Radhanagar, Hoogly District in
Bengalen, dat toentertijd onder Britse controle stond. Zijn familie behoorde volgens
8
J.P. Schouten Jezus als goeroe, het beeld van Jezus Christus onder hindoes en christenen in India, Budel, 2007,
pag. 122-145
9
Schouten, pag. 110-113
10
F. Wilfred en M.M. Thomas, Theologiegeschichte der Dritten Welt, Indien, München, 1992, pag. 94 en 104
11
Schouten, pag. 107-118
4
Farquhar12 tot de kulina’s, een groep die tot de brahmanen wordt gerekend. Zijn familie was
volgeling van Chaitanya, de Bengaalse leider van de Vishnu-vereerders, maar zijn moeder
kwam uit een Shakti-familie. Beide ouders waren diep religieus. Als twaalfjarige werd hij
naar Patna gestuurd, om er een moslim scholing te krijgen. Dat was in die tijd noodzakelijk
om een baan te kunnen krijgen in het moslimse (Mogoel) overheidsapparaat. Hier schijnt hij
speciaal door de soefi filosofie te zijn aangetrokken. De soefi’s werden door de orthodoxe
moslims beschouwd als nauwelijks beter dan ketters, maar volgens Roy had hun leer sterke
parallellen met de Vedische school van de hindoes. De rest van zijn leven citeerde hij
uitgebreid uit de geschriften van zijn geliefde soefi auteurs.
Later vestigde hij zich in Calcutta waar hij vijf jaar voor zijn dood de Brahmo Samaj
stichtte13. Roy overleed in 1833 in Bristol, Engeland, tijdens een bezoek aan dat land waar hij
was om een wettelijk verbod op de weduweverbranding (de zogenaamde sati) te bepleiten.
Roy was verantwoordelijk voor een intellectueel theologisch debat tussen een hindoe en een
christen. Hij was zelf geen traditioneel hindoe, hij was zich in 1820 aan het ontworstelen van
het traditionele hindoeïsme onder druk van het Westerse rationalisme en zijn sociale moraal.
2.1 “The Precepts of Jesus”
In 1820 publiceerde Roy het boek “The Precepts of Jesus, the Guide to Peace and
Happiness”. In het exemplaar dat mij ter beschikking staat, een uitgave uit 1834 (één jaar na
zijn dood), wordt in de inleiding uitgebreid ingegaan op de eruditie van Roy en diens
talenkennis. Toch blijkt bij nadere beschouwing dat Roy’s boek over Jezus een verzameling
van teksten is uit de vier evangeliën die hij letterlijk heeft overgenomen uit de King-JamesBijbel. Pas in de discussie met Marshman komt Roy met argumenten ontleend aan zijn kennis
van het Hebreeuws en het Grieks.
Wat hierbij wel opvalt is de keuze van de teksten. Er ligt een sterke nadruk op de
onderwijzende teksten van Jezus uit de periode dat hij rondtrok in Galilea, slechts enkele zijn
afkomstig uit de laatste periode in Jeruzalem (bijvoorbeeld de verhalen over de offerkist in de
tempel). Wat geheel ontbreekt in het boek is het lijdensverhaal, de kruisiging en de
opstanding. Ook de vooraankondigingen zoals die in de verschillende evangeliën te vinden
zijn ontbreken. Daarnaast is het ook nog opvallend dat Roy alle wonderverhalen weglaat,
maar wel noemt dat iemand anders in Jezus naam duivels uitbant (Mc. 9: 38-40 en Luc. 9: 4950).
Jezus komt in dit boek naar voren als een wijsheidsleraar, wiens onderricht sterk gericht is op
ethiek en (eigen) verantwoordelijkheid. Als je voor ogen houdt dat het boek geschreven is
voor hindoes, dan moet het voor hen, zeker in het begin van de 19e eeuw toen het
kastenstelsel nog strikter werd gehandhaafd dan vandaag de dag, choquerend zijn geweest dat
Jezus als voorbeeld werd gesteld en dat hij omgaat en aan tafel zat met mensen van allerlei
slag. Zoals de titel van het boek al aanduidt heeft God het leven bedoeld als weg van vrede en
geluk en Jezus laat zien hoe zij God kunnen ontmoeten.
2.2 De discussie over “The Precepts of Jesus”
Joshua Marshman, een zendeling van the Baptist Church in Bengal, de baptistenkerk in
Serampore,14 reageerde op de publicatie van dit boek in het tijdschrift “Friend of India”,
waarop Roy weer een nieuw geschrift schreef (“An Appeal to the Christian Public, in Defence
of The Precepts of Jesus”), Marshman reageerde hier weer op waarna Roy een nieuw geschrift
publiceerde (“Second Appeal to the Christian Public, in Defence of The Precepts of Jesus”),
Marshman schreef opnieuw een repliek in “The Friend of India” waarna Roy voor de laatste
12
J.N. Farquhar, Modern Religious Movements in India, New York, 1919, pag. 29
K. K. Klostermaier, A Survey of Hinduism, Albany, 1994, pag. 434
14
M.M. Thomas, pag. 325
13
5
keer reageerde met een laatste geschrift (“Final Appeal to the Christian Public, in Defence of
The Precepts of Jesus”) in 1823. De drie geschriften van Roy zijn later gebundeld samen met
“The Precepts of Jesus, the Guide to Peace and Happiness” onder de titel: “First, second and
final appeal tot the christian public, in reply to the observations of dr. Marshman of
Serampore”
Roy’s belangrijkste uitgangspunten in deze discussie waren:
a. een monotheïstisch geloof in de eenheid van God,
b. de overtuiging dat moraal de essentie is van waarachtige religie (gecombineerd met een
afkeer van beeldenverering) en
c. een rationalisme dat vereiste dat religie zich hield aan een geloof dat redelijk was, vrij van
bijgeloof, overbodige mysteries en wonderen.15
Voor Roy was er één God, die schepper, bewaarder en vernietiger is, die de Veda’s ook wel
Om, Tat of Sat noemen. Een moreel uitgangspunt dient onderdeel van de verering van God te
zijn.
Het rationalisme blijkt, volgens Roy in zijn latere werk, ook zijn grenzen te hebben. De mens
kan de natuur en eigenschappen van God niet kennen, waarschijnlijk ook niet de aard van zijn
ziel. Elke speculatieve doctrine van een religie moet terzijde worden gelegd als men aankomt
bij de idee van het bestaan van God. Het is beter om zich te richten op het ontdekken van een
moraal, die ons zal verzoenen met de menselijke natuur en ons bestaan zal verbeteren ten
gunste van onszelf en de mensheid. Roy was zeer kritisch ten aanzien van de Bijbel en zag in
een aantal passages menselijke vervormingen.
Als hindoe protesteerde Roy, onder invloed van de ethiek van Jezus en het Westerse
liberalisme, tegen de amorele en polytheïstische tendensen van het traditionele hindoeïsme.
Hij scheidde de leringen van Jezus van diens leven, dood en wederopstanding, en beschreef ze
als voldoende om ons te verzoenen met de menselijke natuur en om de mensheid te
verbeteren. Kennis van de morele wet was in zichzelf sterk genoeg om de mens met God te
verzoenen en hem een moreel leven te doen leiden. Roy kon Jezus zien als Messias en als
eerstgeborene, maar niet als incarnatie van God. Ook de verzoening door Zijn kruisdood werd
door Roy verworpen. Een argument dat hij hiervoor gebruikte is dat de profeten uit het Oude
Testament er verschillende keren de nadruk op legden dat God liever gerechtigheid en
liefdadigheid heeft dan offers. Ook de drie-eenheid was voor Roy niet acceptabel, hij zag hier
een te groot verschil in met de leer van de apostelen.
2.3 Uiteenzetting van Roy’s beeld van Jezus
Het boek “The Precepts of Jesus, the Guide to Peace and Happiness” geeft slechts een
compilatie van die teksten uit het evangeliën, die Roy van belang vond voor zijn tijdgenoten,
zonder dat hij argumenteerde waarop deze keuze gebaseerd was. In zijn verdediging tegen
Marshman ging Roy echter uitgebreid in op allerlei Bijbelteksten die Marshman gebruikte in
zijn betoog om zijn eigen mening te onderbouwen.
Om het beeld dat Roy had van Jezus beter te kunnen begrijpen, is het dus noodzakelijk om
diens “First, second and final appeal tot the christian public, in reply to the observations of
dr. Marshman of Serampore” te bestuderen.
In het eerste geschrift (eerst genoemd: “An Appeal to the Christian Public, in Defence of The
Precepts of Jesus” later: “The First Appeal to the Christian Public etc.”) ging Roy in op de
verschillende manieren waarop de Bijbelteksten geïnterpreteerd moeten worden. Een mijns
inziens belangrijk argument wat hij hier gebruikte is dat de leringen van Jezus volledig en
15
idem pag. 2
6
gewetensvol zijn vastgelegd in de geschriften, ondanks het feit dat de evangelist Johannes
schreef dat het onmogelijk was om alles op te schrijven (Joh. 21:25).
Voor Roy was het belangrijkste dat Jezus heeft onderwezen samengevat in de teksten als Luc.
8: 21 (“Mijn moeder en mijn broers zijn degenen die naar het woord van God luisteren en
ernaar handelen.”) en Joh. 15:10 (“je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt,
zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf.”) De
geboden waar de mens zich aan moet houden zijn de doctrines onderwezen in bijvoorbeeld de
Bergrede (Mat. 5-7) die volgens Roy elke plicht van de mens en alles wat nodig is voor
redding bevat.16
Alle dogma’s die door het Christendom worden aangehangen schrikken moslims en hindoes
maar af, vond Roy, dat was ook een reden waarom hij het boekje “Precepts of Jesus, the
Guide to Peace and Happiness” geschreven had. Blijkbaar verwachtte Roy niet veel succes
van de zendelingen in Serampore; hij schreef daarom ook dat hun gebrek aan succes niet lag
aan hun dogmatische argumentaties.17
Roy besloot zijn eerste “First Appeal to the Christian Public, etc.” met de vergelijking van de
godsbeelden in de Vedische geschriften en de Bijbel. Hij zegt hierover onder meer: “Niemand
die in staat is om verstandig te redeneren kan zich voor één moment voorstellen dat deze of
andere beschrijvingen van God zijn bedoeld om letterlijke begrippen uit te drukken over het
onvindbare en onbegrijpelijke Wezen.”18
Over Jezus’ wonderen wil Roy niet uitweiden. In elke religie zijn er wonderen, vaak groter
dan de wonderen van Jezus: Mohammed bijvoorbeeld splitste de maan in twee delen19 en
Agastya dronk de oceaan leeg, nadat die hem had beledigd.20
In zijn “Second appeal to the Christian Public etc.” ging Roy in zijn discussie uitgebreid in op
allerlei Bijbelse argumenten die door Marshman blijkbaar waren gebruikt. Roy gebruikte deze
Bijbelse argumenten juist om aan te tonen dat Jezus ondergeschikt was aan God. Zo schreef
hij over Luc. 4: 18-19 (in relatie met Jes. 61: 1-2) dat Jezus zich hier volledig ondergeschikt
stelde aan de almachtige God en zich (in andere Evangeliepassages) zich liever vergeleek met
David of een andere profeet.21
De termen “Zoon” en “Eniggeboren” worden steeds toegepast op Jezus in het Nieuwe
Testament, dit spoort niet met God als schepper of eerste oorzaak. We mogen volgens Roy
Jezus dus niet zien als (onderdeel van) God. Ook de twee-naturenleer wijst Roy af: de
aanhangers van de drie-eenheidleer zien allerlei inconsistenties in de Bijbel, en pogen die te
verzoenen met elkaar door de twee-naturenleer. Dit is zijns inziens inconsistent: er bestaat een
incongruentie tussen de natuur van God en die van de mens, zowel in de openbaring als
volgens gezond verstand.
Zijn “Second appeal to the Christian Public etc.” sloot Roy af met de woorden: “Als het
christendom een doctrine aanneemt waarin God wordt voorgesteld als bestaande uit drie
personen, (...) geen hindoe, volgens mijn bescheiden overtuiging, die op zoek is naar
waarheid, zal gewetensvol hieraan de voorkeur geven boven het hindoeïsme; want hoe absurd
en verwerpelijk het moderne hindoeïsme in sommige opzichten ook is, het stelt de goddelijke
natuur voor als één, hoewel bestaande uit vele personen, die in staat zijn om verschillende
vormen aan te nemen voor het uitvoeren van verschillende taken.”22 Volgens Roy dient het
christendom volledig vrij te zijn van polytheïsme.
16
R. M. Roy, An Appeal to the christian public, London 1834, pag. 110
idem pag. 113
18
idem pag. 125
19
idem pag. 220
20
J.C. Ghose, The English Works of Raja Rammohun Roy, 4 Vols., New Delhi, 1982, pag. 484
21
Roy, Second appeal to the Christian Public., pag. 263
22
idem pag. 304-306, eigen vertaling
17
7
In de “Final appeal to the Christian Public etc.” wordt de discussie met Marhsman verder
uiteengezet. Dit geschrift is net zo omvangrijk geworden als de “The Precepts of Jesus, the
Guide to Peace and Happiness” en de “First appeal to the Christian Public etc.” en “Second
appeal to the Christian public etc.” alle drie tezamen.
Ook in dit werk is veel (Bijbel)onderzoek gedaan door Roy. Over Jezus bleef hij bij zijn
standpunt dat deze geen goddelijke natuur heeft. Jezus wordt wel de zoon van God genoemd
in het Nieuwe Testament, maar deze termen worden ook op David en Salomo toegepast.23
In het laatste hoofdstuk bevestigde Roy wel dat hij Jezus Christus zag als “van God” (naar 1
Joh. 4:2), hij wilde dan ook zeker niet een antichrist worden genoemd24. Maar hij voegde daar
wel aan toe dat ook de apostelen “van God” zijn, net zoals ook de premier in het Engels wordt
genoemd als te zijn benoemd “van de koning”. En zoals de premier daarmee nog niet de
koning is, zo is Christus daarmee nog niet God. Hij vervolgde nog met de opmerking dat het
vergoddelijken van Christus een belediging van God is, en dus een antichristelijke doctrine.
Zijn “Final Appeal to the Christian Public etc.” besloot Roy met te bedanken voor het aanbod
om de trinitarische leer aan te nemen. Hij had lang genoeg zich verzet tegen de verschillende
vormen van polytheïsme in het hindoeïsme om iets gelijksoortig aan te nemen in het
trinitarische christendom.
We kunnen zeggen dat het Jezusbeeld dat Roy had, was dat van een onderwijzende prediker
die met goddelijke inspiratie opriep tot een betere levensstijl. Het is zeer wel mogelijk dat
Roy het beeld van de Indiase goeroe in gedachten had toen hij over Jezus sprak. Roy was
uiteindelijk ongeveer 40 jaar oud, toen hij de “Precepts of Jesus, the Guide to Peace and
Happiness” schreef en pas daarna kwam de uiteindelijke uitwerking van zijn Jezusbeeld in de
discussie met Marshman tot ontwikkeling. Het ging Roy in de eerste plaats om de prediking
van Jezus en niet over het geloof ín Jezus.
In een andere discussie, met de arts dr. R. Tytler, stelde Roy nog een ander punt centraal:
Jezus was een mede-Aziaat. Dit moet voor de Europeanen in India op zijn minst nogal
ongemakkelijk zijn geweest: een heiden claimt Jezus, die door de Engelsen lange tijd
beschouwd was als één van hen. Roy was hierin zeker zijn tijd vooruit. Waar we het vandaag
vanzelfsprekend vinden dat Jezus in een lokaal perspectief wordt neergezet, was dat in het
begin van de 19e eeuw niet het geval, al was Roy wat al te gemakkelijk met zijn identificatie
tussen Israël en India.25 (Zelf heb ik met behulp van een computerprogrammaatje de afstanden
nagemeten en wat ik al vermoedde, klopte ook: de werkelijke geografische afstand tussen
Londen en Jeruzalem is veel kleiner dan die tussen Calcutta en Jeruzalem.)
3. M. Thomas Thangaraj (geb. 1942)
M. Thomas Thangaraj26 is 1942 geboren in een klein dorpje, Nazareth, in het zuiden van
Tamil Nadu, India. 27
Zijn voorouders waren hindoes die toetraden tot de presbyteriaanse kerk. Deze overgang van
geloof gebeurde in die tijd vaak in grote groepen tegelijkertijd onder invloed van Westerse
zendelingen.
23
Roy, Final appeal to the Christian Public, pag. 282-283
idem pag. 303
25
Schouten, pag. 34
26
Volgens een vermelding in de catalogus van de Leidse Universiteitsbibliotheek is de eerste letter M in zijn
naam een afkorting van de voornaam Melchizedec. Dit is later bevestigd in een correspondentie met deze auteur,
zie de bijlage.
27
www.emory.edu/EMORY_REPORT/erarchive/2004/August/er%20….. d.d. 5nov07 (website van de Emory
university, Atlanta GA, VS: “Emory Report, Indian Autumn, August 2, 2004”) vermeldt dat hij in september
2007 65 jaar oud is geworden, dus is hij geboren in september 1942
24
8
Tijdens zijn studie theologie (in Bangalore) legde hij grote nadruk op de betekenis van
Christus, door wie hij zich aangesproken en aangespoord voelde. Als hij later voorganger
wordt in de Church of South India (CSI)28 en leraar theologie (in Madurai) specialiseert hij
zich op het onderzoek naar het zondeloos zijn van Jezus en het uitleggen van de menselijke en
goddelijke kant van Jezus Christus. Sinds 1988 is hij “associate professor” aan de Candler
School of Theology, Emory University, Atlanta, VS. In zijn poging om de “spirit christology”
van de Engelse theoloog Norman Hook29 over te brengen op zijn studenten in Madurai blijkt
het voor hem lastig te zijn om vanuit het Engels deze theologie te vertalen naar het Tamil. Zo
komt hij in gesprek met de shaiva’s en ontdekt het concept van de goeroe als paradigma voor
de betekenis van Christus. In 1994 verschijnt van zijn hand “The Crucified Guru, an
experiment in Cross-Cultural Christology” bij Abingdon Press, waarin hij zijn denkbeelden
over Jezus in de Indiase samenleving ontvouwt. 30
3.1 “The Crucified Guru”
De schrijver ziet zich voor het probleem gesteld dat in de ontmoeting met andere religies, de
traditionele zienswijze voor interreligieuze ontmoeting, vanuit de christelijke zijde, niet langer
voldoet door gebruik te maken van een exclusieve, inclusieve of pluralistische zienswijze. De
claim dat Christus voor iedereen de unieke en definitieve genade is, is niet zonder meer
absoluut. Dit geldt zowel voor de christenen in Azië, alsook voor de christenen in het Westen,
die zich de laatste decennia geconfronteerd zien met grote groepen immigranten, die een
andere religieuze traditie aanhangen.31
Thomas Thangaraj gaat in zijn voorstel tot een Indiase christologie uit van het concept van de
goeroe. Hij gebruikt hiervoor nadrukkelijk het goeroe-concept zoals dit bestaat in de Shaiva
Siddhanta (een stroming binnen het hindoeïsme, met name in de deelstaat Tamil Nadu, die de
godheid Shiva als grootste godheid beschouwt).
3.1.1 De Shaiva Siddhanta en diens concept van goeroe
De Shaiva Siddhanta filosofie is een filosofisch systeem dat één van de belangrijkste
stromingen van het hindoeïsme in India vertegenwoordigt. Het is een zeer belangrijke
stroming voor de Zuidindiase (dus Dravidische) hindoes en heeft zijn thuisbasis in de
deelstaat Tamil Nadu. Bij mijn bezoeken aan deze deelstaat was het mijn ervaring dat deze
deelstaat door veel India-kenners als “het meest Indiase deel” van het land beschouwd wordt:
de Ariërs hebben hier weinig invloed gehad, noch de latere moslimse invallers, noch de
Engelsen. Als één van de Dravidische volkeren hebben de Tamils zich vaak nadrukkelijk als
zodanig geprofileerd. De Dravidische cultuur heeft hier ook duidelijk zijn stempel gehouden
op allerlei vormen van de cultuur: zo zijn de taal, architectuur en voedsel zeer verschillend
van de noordelijker (Arische talen sprekende) deelstaten.
De theologische categorieën die Thomas Thangaraj vanuit de Shaiva Siddhanta herhaalde
malen naar voren brengt zijn: God, ziel en verbonden zijn. In het Sanskriet luiden de
benamingen respectievelijk: pati, pashu en pasham; oorspronkelijk: de heer, het vee en de
boei. Thomas Thangaraj wijkt hier af van de gebruikelijke vertaling waarbij pashu als rund
28
De CSI is een episcopale kerk die ontstond in 1947 door het samengaan van anglicanen, methodisten,
congregationalisten, presbyterianen en gereformeerden in de zuidelijke deelstaten van India. Zie ook:
www.csichurch.com: “Church of South India International Resource Center”
29
Engels theoloog en auteur van o.m.: Christ in the Twentieth Century: A spirit Christology. Lutterworth 1968
en: The Eucharist In The New Testament, London, 1964
30
M. Thomas Thangaraj, The Crucified Guru, An Experiment in Cross-Cultural Christology, Nashville, 1994,
pag. 134-136
31
idem, pag. 32
9
wordt vertaald, zoals bijvoorbeeld K.Klostermaier wel doet, deze geeft wel de vermelding bij
de uitleg over pashu dat het binnen de Shaiva Siddhanta “onbevrijde mensen” betekent32.
De ziel wordt in de Shaiva Siddhanta beschouwt als eeuwig en niet-materieel, de ziel maakt
verschillende stadia door, de ziel is heer en meester over het lichaam. Er is echter een
constante relatie met God. Maar de ziel bevindt zich wel in een netelige positie: de ziel blijft
in slavernij.
De slavernij van de ziel die wordt aangeduid met pasham, (wat letterlijk betekent: val, koord,
boei etc.) is de reden volgens de shaiva’s waarom de ziel zich (nog) niet bevindt in zaligheid
en harmonie met Shiva. Deze slavernij bestaat uit drie zogenaamde malas (onzuiverheden):
egocentrisme, karma en maya (= Tamil: materie, welke de ziel verblindt voor diens
transcendentale karakter en zijn relatie tot God).
De Shaiva Siddhanta, zoals de naam ook al doet vermoeden, beschouwt de godheid Shiva (of
ook wel geschreven als Śiva) als het Opperwezen boven wie er geen andere realiteit is. Voor
hen is Shiva de schepper van de kosmos, die alles doordringt en die vormen kan aannemen die
toegankelijk zijn voor de schepselen, zonder daarbij zijn transcendente karakter te verliezen.
Van het allergrootste belang in het concept van God binnen de Shaiva Siddhanta is de
goddelijke genade, gekenmerkt door liefde (anpu) en onvoorwaardelijke gave (arul). Gods
genade is er om de zielen te helpen zich te bevrijden van hun slavernij, genade is dus altijd
bevrijdende genade.33
Binnen de Shaiva Siddhanta is het heil dus geen statisch gebeuren maar een doorlopend
proces. De ziel is echter niet in staat zichzelf te redden op eigen kracht, alleen Shiva kan de
ziel redden. Zielen zijn verschillend door de intensiteit van hun slavernij. Het is belangrijk
voor ogen te houden dat men binnen de Shaiva Siddhanta steeds spreekt over het redden van
de ziel en niet over de redding van de mens of welk schepsel dan ook.
3.1.2 De goeroe
Goeroe is een van oorsprong Sanskriet woord dat in vrijwel alle Indiase talen, ook het Tamil,
ongewijzigd is overgenomen. Thomas Thangaraj onderscheidt drie kenmerken bij de goeroe:
hij verdrijft onwetendheid, hij is heilig en krachtig én hij is geroepen door God.
Het concept van de goeroe, zoals die door de meeste religieuze tradities van India wordt
gebezigd, heeft de volgende kenmerken. De goeroe is een mens, man of vrouw. De goeroe
staat altijd in een relatie met God; hij of zij vertegenwoordigt God, of God wordt beschouwd
te handelen door middel van de goeroe. De betekenis van de goeroe is dus altijd theologisch.
Een goeroe wordt ook altijd gezien in het licht van heil of redding, dus soteriologisch. De
goeroe is een mens die een hoger niveau van heil heeft bereikt en die anderen helpt om de
ultieme bevrijding te bereiken.34 Hierboven noemde ik al Roberto de Nobili die voor Jezus de
term sadguru gebruikte, Thomas Thangaraj staat dus wat dit betreft al in een traditie.
Binnen de Shaiva Siddhanta heeft de goeroe een aantal kenmerken, waarbij Thomas
Thangaraj zich baseert op diverse bronnen: de hymnen, de filosofie en de verhalen.
De hymnen werden en worden van oudsher overgeleverd in de Tirumurai, de heilige
geschriften voor de Shaiva Siddhanta. De goeroe wordt hierin omschreven als een
noodzakelijke gids om bevrijding te bereiken, de goeroe functioneert als God voor de
volgeling en de goeroe helpt de leerling in het proces van de redding.35
In de filosofische geschriften van de Shaiva Siddhanta komt naar voren dat slechts Shiva
zielen kan redden en dat zielen hun heil alleen kunnen herkennen en toe-eigenen door een
menselijk wezen. Daarom dient God als een goeroe tot de mens te komen. In het shaivisme
32
Klostermaier, pag. 267 en 604
M. Thomas Thangaraj, The Crucified Guru, pag. 40-42
34
idem, pag. 47-48
35
idem, pag. 50
33
10
wordt het idee van de avatar verworpen, met name vanwege het feit dat degene die afdaalt om
mens te worden, geboren wordt, opgroeit en sterft. Dit proces hoort toe aan de materiële en
fenomenologische wereld. Shiva kan en wil niet door zo’n proces gaan, want hij is vormloos
en onveranderlijk. De goeroe is zowel een leraar als iemand die een ander inwijdt. Belangrijk
voor een goeroe is diens spirituele volwassenheid. Maar een goeroe is nooit God noch een
avatar van een god, de volgeling herkent in de goeroe diens goddelijke aanwezigheid. Door de
goeroe heen functioneert God. Dit betekent dat wat de goeroe doet voor zijn volgelingen veel
belangrijker is, dan wat of wie de goeroe is.36
In de verhalen van de Shaiva Siddhanta worden verschillende rollen beschreven van goeroes.
In al deze verhalen verschijnt Shiva regelmatig in allerlei vormen, vervult een taak en
verdwijnt weer, maar lang niet altijd als een goeroe; Shiva’s rol is ook minder genuanceerd
dan in de filosofische geschriften.
De volgende kenmerken zijn eigen aan de Shaiva Siddhanta:
- het concept van de goeroe wordt gezien in tegenstelling met die van de avatar. Shiva kan
niet wordt geboren en dus is de goeroe geen avatar.
- de rechtvaardigheid en genade van God staan niet tegenover elkaar in de persoon van de
goeroe. Dit is anders bij de vaishnava’s waar Vishnu de belichaming is van de
rechtvaardigheid en de goeroe die van de genade.
- in Tamil shaivisme bestaat er geen speciale successie van goeroes.
- in de rol en functie van de goeroe ligt de nadruk op het goddelijke initiatief. Het is Shiva
die komt als de goeroe en de ziel bevrijdt van zijn smetten.
De goeroe in de Shaiva Siddhanta werkt op drie niveaus. Ten eerste: in het hart van de
gelovige, dus spiritueel. Ten tweede: Shiva verschijnt af en toe als een goeroe, zoals we de
verhalen in de geschriften kunnen vinden. Ten derde: de goeroe als menselijk wezen die een
zekere staat van volwassenheid in diens spirituele reis heeft bereikt, en die functioneert als
Shiva voor de gelovige.37
3.1.3 Goeroe als term gebruikt door Indiase christenen
Het concept goeroe is één van de belangrijkste modellen voor het verstaan van de persoon en
het werk van Christus in India, vanaf het allereerste begin dat westerlingen als Roberto de
Nobili het Christendom in India predikten. Het werd en wordt gebruikt in gezangen, missieen zendingslectuur, het theologisch debat, moderne literatuur en de beeldende kunst.
In het algemeen constateert Thomas Thangaraj dat het gebruik van de term “goeroe” een
uitgangspunt is voor verdere bespreking en het als zodanig vaak niet voldoet. De meeste
Indiase theologen gebruiken naast het goeroeconcept ook het beeld van de avatar,
waarschijnlijk omdat de meeste theologen menen dat een goeroe eenvoudigweg een soort
leraar is. Thomas Thangaraj meent echter dat het concept van de goeroe dat voortkomt uit de
Shaiva Siddhanta nooit voldoende is uitgewerkt. Wellicht is de verbinding met de mythologie
van de shaiva’s hier debet aan, maar het kan ook zijn dat het filosofisch systeem van de
Shaiva Siddhanta simpelweg nooit serieus is onderzocht voor dit doel. 38
Het idee om Jezus als goeroe te bestempelen is ook vaak verworpen met de gedachte dat er
geen recht aan de persoon wordt gedaan. De zendelingen en missionarissen gebruikten de
hindoe concepten om een statisch beeld van de eeuwige waarheden over Jezus, zoals die uit
de geloofsbelijdenissen van de kerk, te vertalen in de lokale talen. Thomas Thangaraj wil met
zijn concept laten zien dat zowel hindoe als christen worden beïnvloed door het creatieve
gebruik van de goeroe in de ontmoeting. De bedoeling hiervan is wegen te vinden om de
36
idem, pag. 51-56
idem pag. 57-58
38
idem pag. 86-87
37
11
betekenis van Jezus Christus in en door het religieuze gedachtegoed van India vorm te
geven.39
3.1.4 De gekruisigde goeroe
In de uitwerking van het beeld van Jezus als gekruisigde goeroe beperkt Thomas Thangaraj
zich tot de reflectieve en systematische tradities van het Tamil Shaivisme en de historische
gegevens over Jezus.40
Als men Jezus beschrijft als goeroe is het belangrijk te beseffen dat er slechts sprake is van
een leraar als hij een leerling (sisya) heeft. Opvallend is hier dat de evangeliën een belangrijke
nadruk leggen op de leerlingen van Jezus en hun relatie met hem. Er is sprake van nabijheid,
liefde en wederzijdse afhankelijkheid. De leraar-leerling relatie betekent ook dat er sprake is
van een opdracht, roeping of taak: de leerlingen krijgen op hun beurt de taak om ook te
preken.
Jezus is voor de discipelen aanvankelijk een mens, door wie zij Gods aanwezigheid ervaren,
dit is zoals de goeroe in de Shaiva Siddhanta.
Jezus’ onderwijs heeft een publiek karakter, hij onderwijst met autoriteit en zijn onderwijs
wordt ondersteund door zijn eigen daden.
De inhoud van zijn onderwijs vertoont een overeenkomst met die van de Shaiva Siddhanta,
volgens welke het onderwijs zich dient bezig te houden met God, ziel en slavernij. Jezus
onderwijst dat het Rijk van God nabij is en dat God een totale gehoorzaamheid van de mensen
eist. Ook worden zij opgeroepen berouw te hebben, naar elkaar om te zien en elkaar lief te
hebben: een verandering van de mens die verwijst naar de ziel. De slavernij bestaat eruit dat
de mens weigert om zichzelf te zijn, zij weigeren om zich onder God te stellen en met anderen
te zijn41. Dit vertoont ook een parallel met de Shaiva Siddhanta: de goeroe verandert de levens
van zijn leerlingen door zijn leer en handelen.
In Shaiva Siddhanta bestaan ook rituelen die de relatie tussen goeroe en leerling
ondersteunen, het karakter is echter verschillend. Bovendien werden de rituelen van Jezus pas
van grote betekenis na zijn dood.
Door zijn kruisdood en wederopstanding wordt de betekenis van Jezus als goeroe een totaal
andere dan voor zijn dood. Na zijn dood is zijn geestelijke aanwezigheid belangrijker dan zijn
lichamelijke. Ook zijn dood kwam na zijn wederopstanding in een ander licht te staan. Als
goeroe aan het kruis wordt hij niet langer als iemand die de weg wijst naar een bevrijd
bestaan, maar hij wordt zelf “de weg, de waarheid en het leven”: het koningschap van God
wordt op deze manier ook zichtbaar door de goeroe Jezus.
Door alle gebeurtenissen wordt Jezus een goeroe met een universele betekenis, hij is niet
langer slechts de rondtrekkende leraar uit Galilea, hij heeft betekenis voor alle eeuwen en
volkeren. Deze betekenis is de visie van de leerlingen, een visie die ontstaan is in hun goeroeleerling relatie. 42
Het beeld van Jezus als goeroe dat Thomas Thangaraj schildert, betreft dus een goeroe die
gekruisigd en weer opgestaan is, hij is dus goeroe voor zowel zijn leerlingen van destijds als
voor de hedendaagse mens. Iedere volgeling van Jezus ziet zichzelf onder de heerschappij van
God, loyaal aan deze goeroe en onderdeel van een gemeenschap van rechtvaardigheid en
vrede.
Het beeld van Jezus verschilt op een aantal punten van het beeld van de goeroe in de Shaiva
Siddhanta. Een belangrijk punt is dat het onderwijs van Jezus een publiek karakter had, dat
vreemd is aan het leraarschap van de goeroe. Ook zijn ze verstoken van autoritaire
39
idem pag. 88
idem pag. 89-91
41
idem pag. 98
42
idem pag. 99-104
40
12
bijbedoelingen. Hoewel het idee van de heerschappij van God alle drie categorieën (God, ziel
en verbonden zijn) omvatten, zijn deze verschillend qua inhoud met de uitleg hiervan door de
Shaiva Siddhanta. Een christelijke volgeling geeft uitdrukking door deelname aan de
sacramenten van doop en eucharistie, welke beiden een duidelijk gemeenschappelijk karakter
hebben terwijl het leerlingschap binnen de Shaiva Siddhanta altijd een één op één relatie is
tussen goeroe en volgeling. Uiteraard zijn de kruisiging en de wederopstanding typisch
christelijk en vreemd aan het goeroe-concept in het shaivisme (en hindoeïsme).
3.1.5 Mogelijkheden en problemen bij het gebruik van de goeroe als concept
Een christologie kan niet worden geconstrueerd met een metafysisch systeem dat de
belangrijkste kenmerken van Jezus niet ondersteunt. De vraag moet dus gesteld worden of
Shaiva Siddhanta in staat is om de christologie zoals Thomas Thangaraj die voorstelt recht te
doen.
Binnen de context zijn er de verschillen in opvattingen over de ziel: voor een hindoe is het de
ziel die via een cyclus van geboorten en levens in staat is zich door een proces van bevrijding
heen de godheid te bereiken. Bevrijding heeft voor de christen de nadruk op bevrijding van de
aardse onderdrukking. Er schuilt dus een gevaar in, om Jezus een goeroe te noemen tegenover
de hindoe, aangezien de laatste geneigd zal zijn de boodschap op een puur spirituele manier te
verstaan.
Een ander probleem is het probleem van de bestaande maatschappijstructuren: hiërarchie en
kaste worden door het hindoeïsme en ook door de Shaiva Siddhanta gebruikt en
gesanctioneerd.
Thomas Thangaraj betoogt dat het grote voordeel van een goeroe-christologie is ten opzichte
van de avatar-christologie, dat bij de eerste het gevaar van het zogenaamde docetisme niet zal
opdoemen. De goeroe is namelijk altijd een historische persoon, de avatar is een afdaling van
de god in een tijdelijke aardse verschijning.43 Er is daardoor ook meteen weer een nieuw
probleem voor dit concept: een goeroe is niet uniek en wordt Jezus dan dus al te gauw één
van de vele goeroes? Thomas Thangaraj denkt van niet: voor de christen is Jezus Christus
beslissend en richtinggevend, in de dialoog met andersgelovigen ontdekt de christen de
rijkdom en diepte van zijn paradigma. Overigens is een avatar ook niet uniek: Vishnoe zou
negen keer als avatar zijn opgetreden.
De betekenis van Jezus als leraar is op verschillende plaatsen al in het Nieuwe Testament
terug te vinden. In de geloofsbelijdenissen is later de nadruk komen liggen op de logos
christologie, toch is de leraar een steeds terugkerende term die bij Jezus wordt gebruikt.
3.1.6 Een latere uitwerking van “The Crucified Guru”
Toen ik Thomas Thangaraj mailde met een tweetal vragen, was één daarvan: bent u er anders
over gaan denken in de loop van de afgelopen 14 jaar? Zijn antwoord was vrij eenvoudig (zie
bijlage); in “The Word made Flesh”44 had hij zijn huidige standpunt uitgewerkt. Bij nadere
bestudering ontdekte ik geen grote verschillen, behoudens wat accentverschuivingen. Wat mij
in dit artikel wel opviel, was dat hij over zijn eigen concept zeer bescheiden blijft. Temidden
van alle christologieën die er in de loop van de afgelopen 20 eeuwen zijn geweest, kent hij de
“goeroe-christologie” een bescheiden plaats toe. Deze is niet in staat om de betekenis van
Christus uitputtend te beschrijven, “de leer van de incarnatie kan niet zomaar worden
vervangen door de leer van de goeroe”. In tegenstelling tot zijn boek “The Crucified Guru” is
hij nu van mening dat de avatar-voorstellingen van Jezus de voorstellingen van Jezus als
43
idem pag. 122
M.Thomas Thangaraj, The Word made Flesh: the Crucified Guru, in: M.A. Oduyoye and H.M. Vroom, One
Gospel Many Cultures, Amsterdam 2003, pag. 107-127
44
13
goeroe complementeren. Zeker in de context van de Tamils is dat belangrijk, daar deze
voorstellingen in het hindoeïsme elkaar ook complementeren.45
3.2 De houding van Thomas Thangaraj ten opzichte van andere religies
Een punt dat in het boek “The Crucified Guru” niet uitgebreid aan de orde komt, maar
wellicht in dit kader nadere aandacht verdient is de positie die de schrijver inneemt in de
interreligieuze ontmoeting. In 1997 heeft hij hierover een boek gepubliceerd: “Relating to
People of Other Religions, What Every Christian Needs to Know”46
In dit boek zet hij uiteen dat de moderne mens door de toegenomen globalisering (door
politiek, economie, telecommunicatie etc.) geconfronteerd wordt met medemensen van
allerlei religieuze tradities. In de Bijbel ziet hij een veelvoud en variëteit die aan de christen
vandaag de dag het inzicht geeft dat God en Zijn schepping een verscheidenheid ten toon
spreidt. “De reis vanaf het boek Genesis tot aan de Openbaring toont ons duidelijk een God
aan, die de wereld schept in al zijn veelvoud, variëteit en verscheidenheid, die geniet van deze
pluraliteit. Dit is een God die niet verzadigd wordt door een enkelvoudige uitdrukking van
geloof en gehoorzaamheid, maar liever mensen van alle volkeren uitnodigt om te komen bij
het feest en variëteit en verschil te vieren.”47 Het gevolg hiervan is dat Thomas Thangaraj ook
een verklaring voor de drie-eenheid van God hierin ziet: een God die houdt van pluraliteit, is
meer dan een rekenkundige één. “God is één in drie en drie in één. God begrijpen als een
Triniteit is onze manier van bevestigen van Gods bevestiging van pluraliteit.”48
Een puur exclusief standpunt (“wij weten het, zij weten het niet”) wordt bekritiseerd met de
volgende argumenten: in andere religies is oprecht geloof en oprechte toewijding, iedere
religie heeft een ontstaansgeschiedenis, dus waarom zou één religie de enige bezitter van de
waarheid zijn, en in de moderne wereld is het eenvoudigweg onmogelijk de deur gesloten te
houden voor andere religies en hun inzichten.49
Een sceptisch standpunt (“misschien weten wij het, misschien weten zij het, wie zal het
zeggen?”) wordt eveneens afgewezen. Wij hebben een geloof en vertrouwen op God, Jezus
Christus en de Heilige Geest. Dit maakt dat wij onze eigen positie onder ogen moeten zien.50
Het postmoderne standpunt (“wat wij hebben is goed voor ons; wat zij hebben is goed voor
hen”) heeft verschillende beperkingen. Ten eerste is een religie niet altijd zo goed voor zijn
eigen mensen (bijvoorbeeld de onderdrukking van zwarten door christenen, het kastensysteem
bij hindoes). Ook is met deze visie niet goed verklaarbaar waarom mensen zich bekeren tot
een andere religie, zij doen dit immers vaak uit onvrede over de eigen religie. Daarnaast is het
in de huidige wereld niet zo eenvoudig om elkaar nog te ontlopen: steeds vaker leven mensen
met verschillende religies vandaag de dag naast en door elkaar.51
Het inclusieve standpunt (“wij kennen in alle volheid, zij kennen een deel”) heeft ook zijn
beperkingen: in andere religies bestaan er zowel vragen als antwoorden, men vindt er een
spiritualiteit die voor de volgelingen volledig voldoet. Het standpunt dat een andere religie als
preparatio evangelica dient te worden beschouwd, is problematisch voor de religies die later
ontstonden dan het christendom, zoals islam, sikhisme, en het baha’i-geloof.52
Een positie die Thomas Thangaraj aantrekkelijk vindt is de positie: “wij kennen en weten wat
we kennen; zij kennen en weten niet wat ze kennen”. Wij kunnen mensen van andere religies
45
idem pag. 118
M.Thomas Thangaraj, Relating to People of Other Religions, What every Christian needs to know, Nashville,
1997
47
idem pag. 28-29, eigen vertaling
48
idem pag. 29, eigen vertaling
49
idem pag. 39-40
50
idem pag. 50
51
idem pag. 60-64
52
idem pag. 68-74
46
14
in zekere zin christenen noemen, zonder dat zij dit zelf zo zien. Hij refereert hier aan de term
“anonieme christenen” van Karl Rahner.53 Deze term kan binnen de eigen, christelijke,
context wel werken maar is daarbuiten problematisch. Een volgeling van een andere religie
wenst niet altijd naar christelijke maatstaven te worden gemeten.
Uiteindelijk pleit Thomas Thangaraj voor een positie van oprechte dialoog: “wij en zij samen
behoren meer te weten”. Hij huldigt het standpunt van de Indiase theoloog Stanley Samartha,
dat de basis voor een interreligieuze dialoog gebaseerd moet worden op een engagement aan
het eigen geloof en openheid voor de inzichten van anderen. Werkelijke dialoog dient te
leiden tot verrijking en nieuwe dimensies in de waarheid. Hij staaft deze positie aan de hand
van bijbelse voorbeelden zoals het optreden van Paulus in het boek Handelingen.
4. Vergelijking van de visies van Ram Mohan Roy en M. Thomas
Thangaraj
Er zijn zeer grote verschillen tussen de twee denkers:
Roy leefde ronde 1800, was hindoe en brahmaan, leefde in de Gangesvlakte (Varanasi, Patna,
Calcutta), hij werd opgeleid in een omgeving die sterk door de islam was beïnvloed en hij
ging (pas) rond zijn 40e de Bijbel voor het eerst lezen en bestuderen. Dit kan grotendeels het
perspectief bepaald hebben waarmee hij tegen het christendom aankeek. Blijkbaar heeft hij
vanuit een visie die gericht was op de hervorming van het hindoeïsme zich op het christendom
georiënteerd, hij is hindoe gebleven ondanks zijn uitgebreide studie van het christendom. Het
christendom leerde hij kennen als de religie van de Britse en Europese koloniale heersers, dit
kan zowel aantrekkelijk als onaantrekkelijk voor hem zijn geweest.
Thomas Thangaraj leeft nu, dus zo’n 2 eeuwen na Roy. Hij is afkomstig uit een christelijk
milieu in Tamil Nadu, van relatief eenvoudige komaf (gezien zijn achtergrond zullen zijn
hindoe voorouders van lage kaste of outcasts zijn geweest). Hij groeide op in de christelijke
minderheid van zijn streek temidden van een hindoeïstische meerderheid. Hij werkt als
christelijk theoloog momenteel in de VS. In zijn publicaties heeft de islam geen grote stem
gekregen, hij is duidelijk gericht op de dialoog tussen christenen en hindoes.
Er zijn ook een aantal opvallende overeenkomsten:
1. beiden proberen het beeld van Jezus in rapport te brengen met het hindoeïsme (geen van
beiden heeft een inclusief of exclusief uitgangspunt), beiden hebben een groot respect
voor de andere religie, beiden hebben grote kritiek op de andere religie. Beiden spreken
over het christendom door gebruik te maken van hindoe-concepten. Roy gebruikte zijn
kennis en invloed om het hindoeïsme te moderniseren (o.m. afschaffing van de sati, de
weduweverbranding). Thomas Thangaraj gebruikt zijn invloed wellicht op een
bescheidener schaal, maar is actief als docent theologie en lid van een commissie van de
Wereldraad van Kerken.
2. beiden leggen de nadruk op Jezus als goeroe, in plaats van gebruik te maken van een
avatar-voorstelling, bij Roy meer op de achtergrond dan bij Thomas Thangaraj. Echter, bij
Roy wordt Jezus een leraar die dichtbij de (Aziatische) mensen staat, bij Thangaraj wordt
Jezus door zijn kruisdood, opstanding, hemelvaart enz. weer in een nieuw daglicht gesteld
3. nadruk op de maatschappelijke betrokkenheid: Roy heeft zich ingezet voor met name
afschaffing van de sati-praktijk en de oprichting van de Brahmo Samaj, Thomas
Thangaraj ziet orthopraxis als een belangrijk onderdeel van het christelijk geloof, hij
verwerpt nadrukkelijk elke onderdrukking.
53
idem pag. 80
15
4. beiden zijn goed bekend met de westerse wereld: Roy werkte voor de Britten, Thomas
Thangaraj in de VS; beiden zijn ook voor westerlingen herkenbaar en publiceerden in het
Engels.
4.1 Hindoeïstisch kader
Roy heeft door zijn contacten met de Britten en zijn interesse in de christelijke godsdienst
zich verdiept in de Bijbel. Hij vond dat er veel inconsistenties waren in de leer zoals de kerk
die verkondigde. Met name de leer over Jezus als God en bemiddelaar, de verlossing en de
drie-eenheid, bekritiseerde hij sterk. Hij was en bleef een hindoe, hoewel hij afwijzend stond
tegenover het polytheïstische karakter en het kastensysteem. Zeker voor een hindoe was zijn
geloofsbeleving sterk rationalistisch van aard. Ook de Brahmo Samaj (de door hem opgerichte
beweging) werd na zijn dood hervormd door zijn opvolgers, omdat men het rationalisme van
Roy te droog vond en men terugverlangde naar de Bhakti-mystiek, de yoga en het aanroepen
van de goddelijke namen.54
Thomas Thangaraj heeft door zijn contacten met studenten in Madurai ontdekt dat in de Tamil
taal en cultuur het lastig kan zijn om christelijk begrippen uit te leggen. Door het gebruik van
hindoe-concepten uit de lokale cultuur is hij gekomen tot zijn “gekruisigde goeroe”.
Zowel Roy als Thomas Thangaraj komen zo tot hun manier om Jezus in een hindoeïstisch
kader te plaatsen, waarmee ze elk op hun eigen wijze proberen om recht te doen aan zowel de
hindoeïstische als de christelijke traditie. Roy beperkt zich tot de Bijbelbronnen over Jezus die
naar zijn mening authentiek zijn: hij laat de wonderverhalen en de gebeurtenissen rond
kruisdood, opstanding, hemelvaart en Pinksteren buiten beschouwing. Hij blijft kritisch en
rationalistisch, hij is er vast van overtuigd dat hij aan een strikte monotheïstische
godsverstelling dient vast te houden. Men zou hierin de invloed van de islam niet bij voorbaat
moeten uitsluiten: zoals voor de moslims Mohammed de grootste profeet is, zo lijkt het of
Roy Jezus ziet als de belangrijkste boodschapper van God.
Thomas Thangaraj beperkt zich tot één hindoeïstische traditie (later noemt hij het een
“subcontext”): de Shaiva Siddhanta en gebruikt diens methode om tot een nieuw verstaan van
het christendom in de Zuidindiase context te kunnen komen. Hij stelt nadrukkelijk de Bijbelse
bronnen voor als grondslag van het christendom en hij tornt niet echt aan de
geloofsbelijdenissen. Wel geeft hij aan dat we het vooral hebben over de ervaringen van de
leerlingen van Jezus, die ervoeren dat er een opstanding, hemelvaart en uitstorting van de
Heilige Geest was geweest. Deze ervaring is echter een essentieel onderdeel van het
christendom.
Beide mannen hebben ook kritiek op de religie van de ander: Roy vindt dat het trinitarische
christendom een vorm van polytheïsme is en de inconsistenties in de Bijbel worden volgens
hem weggemasseerd met de hulp van ingewikkelde dogma’s. Het beeld van Jezus dat veel
christenen van hem hebben, heeft maar weinig te maken met de historische Jezus, aldus Roy.
Thomas Thangaraj heeft met name kritiek op het kastensysteem, zoals het ook door de Shaiva
Siddhanta wordt verdedigd en in stand gehouden.
4.2 De nadruk op de goeroe voorstelling
Voor zowel Roy als Thomas Thangaraj geldt dat zij de avatar-voorstelling, zoals veel
theologen in India die wel hebben gebruikt, liever niet gebruiken.
Roy heeft nooit geprobeerd om Jezus in een hindoe voorstelling te krijgen, zijn “Precepts of
Jesus” is een compilatie van evangelieteksten en in zijn geschriften ter verdediging ervan
doet hij nergens een poging om de vertaalslag te maken naar de hindoeïstische begrippen.
Jezus is bij Roy een wijsheidsleraar met goddelijke inspiratie, Roy is bereid om hem een zeer
54
M.M. Thomas, pag. 29 en 56
16
belangrijk profeet te vinden, een wijzer naar de weg van vrede en geluk. De leer die Jezus ons
voorhoudt is bedoeld om hier en nu een vredig en gelukkig bestaan te krijgen. We kunnen op
grond van de geschriften alleen maar gissen of Roy bij het schrijven over Jezus als
wijsheidsleraar het concept van de goeroe in zijn achterhoofd had. Dat zou ook kunnen
verklaren waarom Roy de nadruk legt op het wegnemen van onwetendheid. Het lijkt wel heel
aannemelijk dat dit zo geweest is, al heb ik sterk de indruk dat Roy, met zijn islamitische
opleiding, ook een parallel met Mohammed voor ogen had kunnen staan.
Thomas Thangaraj heeft een ander beeld van Jezus, en hij gebruikt de goeroe als concept
voor de dialoog met de hindoes, maar ook als mogelijkheid tot verdieping voor christenen.
Zoals hij later ook zal schrijven in zijn boek “Relating to People of Other Religions, What
every Christian needs to know” is het voor hem heel belangrijk om in de ontmoeting met
mensen van andere religies de inzichten over de eigen religie te verdiepen.
Zijn concept stamt uit de tijd dat hij docent was aan een theologische opleiding in India, maar
is ook bruikbaar voor de niet-Indiase christen: “Werkelijke dialoog dient te leiden tot
verrijking en nieuwe dimensies in de waarheid.”55 Ook in het voorwoord van “The Crucified
Guru” schrijft G.D. Kaufman, hoogleraar in Harvard, dat het belang van de goeroechristologie van Thomas Thangaraj zeker zo groot is voor de Westerse theologie als voor de
Indiase.
Een benadering van Jezus door hem te vergelijken met een avatar zou voor Roy
onbespreekbaar zijn geweest. Hij vond dat het traditionele christendom Jezus een veel te hoge
status gaf door de theologie van de drie-eenheid, dus Jezus te beschouwen als een avatar zou
niet gepast hebben binnen zijn denkbeelden. Thomas Thangaraj komt later in zijn werk wel
terug op het gebruik van de avatar-term voor Jezus, hij vindt dat de term wel toegepast kan
worden, al heeft hij het zelf niet gedaan in zijn boek “The Crucified Guru”.
4.3 Maatschappelijke relevantie
Naast de discussie met Marshman was Roy ook nog volop bezig met hervormingen binnen
het hindoeïsme: hij probeerde een wettelijk verbod op de weduweverbranding (de sati) te
krijgen, dat er uiteindelijk ook gekomen is. Hij was de oprichter van de Brahmo Samaj. In de
Brahmo Samaj werden vieringen georganiseerd waarin iedereen welkom was ondanks kaste
of sekse en waarbij er teksten uit de Upanishaden werden voorgelezen in het Bengaals (en dus
niet zoals toen gebruikelijk was in het voor de meesten onverstaanbare Sanskriet). Hij
doorbrak taboes rond de kastenvoorschriften door blanken bij zich thuis uit te nodigen voor
een maaltijd en door zijn reis over zee naar Engeland.
Thomas Thangaraj spreekt in zijn boek “The Crucified Guru” over het belang van de
orthopraxis (doet de praxis of de manier van het leven in de praktijk recht aan de inhoud van
het geloof?). Hij stelt hier dat het een criterium is waarop een theologie of christologie op
dient te worden getoetst, bijvoorbeeld op het terrein van vrede en rechtvaardigheid. Naar zijn
mening mag een christologie niet leiden tot racisme of dweperij, toch is hij zich ook bewust
van de betrekkelijkheid van deze kritiek: iedere theoloog staat nu eenmaal in een sociale en
politieke context waarin diens christologie betekenis krijgt.56 Op verschillende plaatsen in het
boek bekritiseert hij de Shaiva Siddhanta omdat deze het kastensysteem sanctioneert.
4.4 Contacten met de westerse wereld
Bij beiden hebben de contacten met de westerse wereld invloed gehad op hun beeld van
Jezus. Roy ging de Bijbel lezen, leerde later zelfs ook Grieks en Hebreeuws voor een beter
verstaan de grondteksten. Thomas Thangaraj was aanvankelijk beïnvloed door de westerse
theologie en leerde juist in het onderwijs en zijn contacten met hindoe theologen hoe de
55
56
S.J. Samartha in: M. Thomas Thangaraj, Relating to People of Other Religions, pag. 93
M. Thomas Thangaraj, The Crucified Guru, pag. 144-146
17
hindoeïstische visie een nieuw licht kan werpen op het van oorsprong door westerse theologen
bepaalde beeld van Jezus Christus.
De publicaties van beide mannen waren in eerste instantie bedoeld voor een Indiaas publiek.
Roy wilde zijn geloofsgenoten onderwijzen over de wijsheden van Jezus in zijn “Precepts of
Jesus”, de latere discussie is bedoeld als argumentatie tegenover een christelijk en grotendeels
westers publiek. Thomas Thangaraj ontwikkelde aanvankelijk zijn concept voor zijn Indiase
studenten en pas na de publicatie blijkt er vanuit de Westerse wereld veel belangstelling te
bestaan.
4.5 Thomas Thangaraj over Roy
In zijn boek The Crucified Guru bespreekt Thomas Thangaraj kort het goeroe-concept van
Roy.57 Over het beeld van Jezus bij Roy zegt Thomas Thangaraj dat de titels “verlosser” en
“bemiddelaar” door Roy werden gebruikt voor Jezus, maar dat deze kwalificaties op geen
enkele manier refereren naar de goddelijkheid van Christus. Roy’s benadering was een puur
functionele benadering tot de vraag van de christologie, wiens eerste taak zou zijn om een
gids te zijn tot vrede en geluk. Roy’s idee van een goddelijke leraar, hoewel het lijkt op het
concept van de goeroe, ontbeerde de persoonlijke toewijding tot de goeroe, zoals dit een
integraal onderdeel is van het concept bij de Shaiva Siddhanta. Roy gaf voorrang aan de
voorschriften boven de leermeester. Thomas Thangaraj vult aan dat Roy een liberale humanist
was die wantrouwig stond tegenover de bhakti traditie van het hindoeïsme en dat dat een
reden is waarom hij de voorschriften van Jezus beperkte tot de synoptische evangeliën. Roy
zou volgens Thomas Thangaraj dus eerder het Westerse idee van een leraar voor ogen staan
dat een goeroe met diens hindoeïstische religieuze ondergrond.
5. Conclusie
Beide schrijvers laten Jezus zien als een leraar en beiden gebruiken impliciet en expliciet
hindoe termen om hem te beschrijven.Thomas Thangaraj gebruikt heel nadrukkelijk het voor
Indiërs bekende concept van de goeroe, daarbij aansluitend op de belevingswereld en ideeën
van zijn landgenoten. Roy gaf zijn replieken aan Marshman de titel “Appeal to the Christian
Public” waarin hij dus al aangaf dat hij een christelijk publiek voor ogen had. Het is maar de
vraag of hij hierbij vooral dacht aan zijn Indiase landgenoten, wat wel het geval was in zijn
eerdere boek “The Precepts of Jesus, the Guide to Peace and Happiness”, het lijkt
waarschijnlijker dat zijn polemiek tegen de Westerse zendelingen en missionarissen was
gericht.
Voor beide schrijvers geldt wel dat ze het leraarschap van Jezus vooropstellen, maar er is ook
een verschil in het belang van de leerling. Thomas Thangaraj ziet de relatie leraar-leerling als
het belangrijkste in het leraarschap van Jezus. Door de kruisdood en opstanding krijgt Jezus
een universele betekenis op een meer spirituele manier. Bij Roy gaat het vooral om de
voorschriften die de leraar Jezus geeft die door zijn discipelen zijn doorgegeven. Roy laat
goed zien dat het onderwijs van Jezus ook van belang kan zijn voor een hindoe, ook als men
de wonderverhalen, het geheel van kruis, opstanding en verzoening én de latere uitspraken in
de geloofsbelijdenissen buiten beschouwing laat. Hij stond daarin niet alleen, ook vandaag de
dag zijn er christelijke theologen die op soms spraakmakende wijze uitspraken doen over de
triniteit of de verzoening die afwijken van de door de kerken ontwikkelde leerstellingen. Roy
had natuurlijk wel een punt dat deze zaken niet expliciet genoemd worden in evangeliën.Het
is dan ook goed voor een christelijk theoloog te onderkennen dat (ook) een hindoe hier wijst
op een punt van belang. Overigens geeft Roy aan dat de evangeliën betrouwbaar zijn, maar
57
idem pag. 70-71
18
alles wat daarna kwam niet, ook de brieven van Paulus waren wat hem betreft van minder
belang.
Tijdens het zoeken naar materiaal voor deze scriptie kwam ik een citaat tegen dat het belang
van de interreligieuze dialoog tussen hindoes en christenen sterk relativeert. “Het is echter wel
opvallend, dat in de afgelopen kwart eeuw de stem van de hindoes in de dialoog verstomd is.
(…) ‘Dialogue is mostly a christian thing’ zegt de indiase jezuïet Ignatius Puthiadam” 58
Toch is het naar mijn mening goed dat steeds opnieuw westerse en niet-westerse christelijke
theologen zich intensief bezig houden met het hindoeïsme. Het hindoeïsme is rijk aan beelden
en ideeën waar een christen steeds opnieuw van kan leren: ten eigen gunste, ten gunste van
zijn geloofsgenoten en ten gunste van de wereldvrede.
6. Bibliografie
De boeken die ik geraadpleegd heb voor de denkbeelden van Ram Mohan Roy en M. Thomas
Thangaraj:
- Rammohun Roy, The Precepts of Jesus, the Guide to Peace and Happiness, extracted
from the Books of the New Testament, ascribed to the Four Evangelists. To which are
added, The First, Second and Final Appeal to the Christian Public in reply to the
Observations of Dr Marshman of Serampore, John Mardon, London, 1834 (the second
London edition)
- M. Thomas Thangaraj, The Crucified Guru, An experiment in Cross-Cultural
Christology, Abingdon Press, Nashville, 1994
- M.Thomas Thangaraj, Relating to People of Other Religions, What every Christian needs
to know, Abingdon Press, Nashville, 1997
- M.Thomas Thangaraj, The Word made Flesh: the Crucified Guru, in M.A. Oduyoye and
H.M. Vroom, One Gospel Many Cultures, Rhodopi, Amsterdam 2003
Overige geraadpleegde literatuur:
- F.L.Bakker, Hindoeïsme en Zending, speciaal in Nederland, in: Wereld en Zending, jg.
34, nr. 4, Uitgeverij Kok, Kampen
- M. Brinkman, De niet-westerse Jezus, Jezus als bodhisattva, avatara, goeroe, profeet,
voorouder en genezer, Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2007
- F.X. Clooney, Hindu God, Christian God, Oxford University Press, New York, 2001
- J.N. Farquhar, Modern Religious Movements in India, Macmillan, New York, 1919
- J.C. Ghose, The English Works of Raja Rammohun Roy, 4 Vols., Cosmo Publications,
New Delhi, 1982,
- K.K. Klostermaier, A Survey of Hinduism, State of New York University Press, Albany
NY, 1994
- J.P. Schouten, Jezus als goeroe, het beeld van Jezus Christus onder hindoes en
christenen in India, Uitgeverij Damon, Budel 2007
- M.M. Thomas, The acknowledged Christ of the Indian Renaissance, SCM Press Ltd,
London 1969
- F. Wilfred en M.M. Thomas, Theologiegeschichte der Dritten Welt,Indien, Kaiser,
München, 1992
58
Schouten, pag. 240
19
7. Bijlage
mail verstuurd op 7 december 2007:
Dear mister Thangaraj,
As a masters student of the theological faculty at Utrecht, the Netherlands, I am finishing my
study with a thesis on Indian Christology. This autumn I read your book "The Crucified
Guru" and I was deeply impressed in the way you managed to form a concept which is
comprehensible for both Hindu and Christian.
As for my thesis I have the following questions for you which I hope you will be so kind to
answer:
- Do you stil agree with your book or have you somhow changed your opinion in the 13 years
since you wrote it?
- Is it possible to let me know what the first letter "M" in your name stands for? In my country
it is a habit to give the full name for the person your are discussing. I found in a library that
your full name is Melchizedec Thomas Thangaraj, is that right?
Thank you very much for taking the time to read my mail.
May God bless you and all those who are around you.
Michiel Aten
antwoord ontvangen op 14 december 2007:
Dear Michiel Aten,
Thanks for your email. It reached me on the day I was leaving for India to enjoy my
Christmas break back home. That is why I could not respond to you right away. Now that I
am in my home in India, let me address your query.
1. The best way to get at what I have since thought after the publication of Crucified Guru in
1994 is to read my essay in ONE GOSPEL
- MANY CULTURES: Case Studies and Reflections on Cross-Cultural Theology, edited by
Hendrik Vroom and Mercy Oduyoye, Amsterdam, 2003. It is titled, "The Word made Flesh:
Crucified Guru, Indian Perspective."
2. You are correct about the "M" in my name. It is only used as an initial since it is my father's
name. We do not have surnames in my part of Tamilnadu and therefore both Thomas and
Thangaraj are my names. My father (M. A. Melchizedec) who was a minister of the Church of
South India was at the time of my birth working in a parish: St. Thomas's Church at
Srivilliputhur and so the name Thomas. Both my grandmothers have "thanga" (meaning:
golden) in their names and therefore I got the second name Thangaraj (Golden King). I am
differentiated from any other Thomas Thangaraj with the use of "M.", i.e. Thomas thangaraj
son of Melchizedec. So the best way to refer to me is simply M. Thomas Thangaraj and NOT
Melchizedec Thomas Thangaraj.
Let me wish you all the best in your research and writing. I would love to know what you say
about my christology in your dissertation when it is all done.
God bless.
Thomas.
Dr. M. Thomas Thangaraj
20
Download