schuifwrijving

advertisement
Kist (massa 20 kg) staat op de grond.
Kist (massa 20 kg) staat op de grond.
De zwaartekracht op de kist is 200N.
Kist (massa 20 kg) staat op de grond.
De zwaartekracht op de kist is 200N.
De kist staat stil, en blijft stil staan; de krachten
op de kist heffen elkaar op.
Er werkt dus een normaalkracht van 200 N.
Er wordt niet tegen de kist geduwd; er werkt
geen horizontale spierkracht naar rechts.
Omdat ook de horizontale krachten elkaar
opheffen, werkt er ook geen wrijvingskracht.
Nu wordt er met 100 N naar rechts tegen de kist
geduwd.
Nu wordt er met 100 N naar rechts tegen de kist
geduwd.
Stel: de kist komt hierdoor (nog) niet in beweging.
Nu wordt er met 100 N naar rechts tegen de kist
geduwd.
Stel: de kist komt hierdoor niet in beweging.
De (horizontale) krachten heffen elkaar dus op; er
werkt een wrijvingskracht van 100 N naar links.
Nu wordt er met 200 N tegen de kist geduwd.
Nu wordt er met 200 N tegen de kist geduwd.
Stel: de kist komt hierdoor nog niet in beweging.
Omdat de kist nog niet in beweging komt, heffen
de krachten elkaar op.
De wrijvingskracht is dus 200 N geworden.
Door de spierkracht verder te vergroten, zal de kist
op zeker moment “op het punt staan om te
beginnen met bewegen”.
Stel de kist dreigt te beginnen met bewegen als de
spierkracht 350 N is.
De kist beweegt dus “net wel, net niet”.
De krachten heffen elkaar nog op:
de wrijvingskracht is 350 N.
De kist beweegt dus “net wel, net niet”, als de
wrijvingskracht 350 N is.
Deze 350 N is daarom de grootste wrijvingskracht
van deze kist op deze grond.
Als de kracht naar rechts groter dan 350 N wordt,
zal de kist beginnen met bewegen.
Als de spierkracht 400 N wordt, heffen de
krachten elkaar niet langer op.
De wrijvingskracht kan immers niet groter worden
dan 350 N.
De kist begint met bewegen; er is een versnelling.
De kist begint met bewegen; er is een versnelling.
Er werkt namelijk een resulterende kracht naar
rechts:
Fres = Fspier – Fwrijving = 400 – 350 = 50 N.
De kist begint met bewegen; er is een versnelling.
Er werkt namelijk een resulterende kracht naar
rechts:
Fres = Fspier – Fwrijving = 400 – 350 = 50 N.
Het resultaat van de touwtrekwedstrijd tussen
spierkracht en wrijvingskracht is 50 N naar rechts.
De kist begint met bewegen; er is een versnelling.
Er geldt:
Fres 50
a

 2,5 m 2
s
m
20
•
•
Als het voorwerp geen neiging heeft om te bewegen,
is de schuifwrijving nul.
Als het voorwerp niet beweegt, kan er best schuifwrijving
werken.
Zolang het voorwerp niet beweegt, heffen de krachten elkaar
op. De schuifwrijving “past zich aan”:
0  Fwrijving  Fmaximale wrijving
•
•
Er is altijd een maximale schuifwrijving. De maximale
schuifwrijving hangt af van:
1. Het gewicht van het voorwerp
2. De ruwheid van het contactoppervlak.
Als het voorwerp beweegt, werkt de maximale
wrijvingskracht.
Download