Vaste planten - Wico Planten

advertisement
Vaste planten ‘1’
Vaste planten
Vaste planten
Eerste cijfer:
Algemene groeiplaats
Tweede cijfer:
Specifieke eisen
Derde cijfer:
Standplaatsadvies
1. Bosplant:
Handhaaft zich ook in een tuin met
bomen en struiken en geeft de
voorkeur aan humusrijke grond.
1. Voor een licht beschaduwde plaats met een voedzame bodem waarin weinig
boomwortels voorkomen. Bijvoorbeeld in de slagschaduw van gebouwen of muren.
2. Voor een beschutte schaduwplaats met een koele bodem, af en toe zon en niet
te dicht bij bomen of struiken.
3. Voor een plaats met volle schaduw tussen of bij bomen of struiken.
2. Bosrandplant:
Geeft de voorkeur aan een min of
meer open ruimte met hier en daar
een boom of struik.
1. Voor een plaats overwegend in de zon voor of bij bomen of struiken.
2. Voor een plaats overwegend in de lichte schaduw tussen of bij bomen en
struiken.
3. Plant voor een open ruimte:
Geeft de voorkeur aan een open
plaats zonder bomen of struiken
met een min of meer voedselrijke
bodem.
1. Voor een plek waar het ‘s zomers zonnig en warm is, soms ook bruikbaar in
stapelmuren en tussen stenen.
2. Voor een warme, zonnige plek en heeft het effect van een borderplant, waarmee
die ook goed te combineren is.
3. Voor een zonnige plek.
4. Rotstuinplant:
Komt van oorsprong uit
berggebieden, bruikbaar als
bodembedekker in stapelmuurtjes
en tussen stenen. Met een min of
meer voedselrijke bodem.
1. Groeit doorgaans snel en vormt meestal een kussen, voor een zonnige plaats.
2. Geeft meestal geen problemen, heeft een goed kleureffect, voor een zonnige
plaats.
3. Voor een warme zonnige plaats, in principe kalkhoudend.
4. Voor een zonnige plaats, ook vermengd met stenen, zoals op berghellingen.
5. Groeit doorgaans snel, ook geschikt voor een lichte schaduw plaats.
6. Voor een lichte schaduw plaats, zoals in de schaduw van stenen.
7. Voor een zonnige plaats en een met stenen vermengde grond.
1. Voor een zonnige plaats.
2. Voor en plaats met een beetje schaduw.
3. Voor een zonnige plaats, ‘s winters droog.
4. Voor een plaats met een beetje schaduw, ‘s winters droog.
1. Waar minder licht komt en de bodem doorgaans droog is.
2. Ook te gebruiken als borderplant op een niet te zonnige plaats, waar de grond licht
vochtig is.
3. Met een vochthoudende grond, te gebruiken als overgang naar de rotstuin en op
halfzonnige plaatsen.
4. Waar het warm en goed licht is en de bodem doorgaans droog.
5. Met een vochthoudende grond.
6. Ook in combinatie met bosrandplanten op een vochthoudende grond.
1. Met een overwegend kalkhoudende grond die meestal droog is.
2. Ook voor een arme grond waarin veel boomwortels voorkomen en die overwegend droog
is.
3. Met een voedselrijke doorlatende grond die droog tot licht vochtig is.
4. Met een voedselrijke doorgaans koele tot vochtige grond.
1. Een typische steppeplant voor een grond die redelijk droog kan worden.
2. Half- en dwergstruik als accentvormer voor een grond die redelijk droog kan worden.
3. In groepen aan te planten bol- of knolgewas voor een grond die redelijk droog kan worden.
4. Min of meer snelgroeiende zilvergrijze of grijsgroene plant voor een grond die redelijk
droog kan worden.
5. Niet woekerende overwegend grijs of zilvergrijze plant voor een grond die niet te droog is.
6. Ook in combinatie met ‘rotsplanten’ te gebruiken voor een grond die niet te droog is.
7. Soort dat in de winter bescherming nodig heeft tegen regen en sneeuw, ‘s zomers niet te
droog.
1. In kleine groepjes of als eenling liefst licht vochtig.
2. Hoofdzakelijk in groepen liefst licht vochtig.
3. Kortlevend liefst licht vochtig, tijdig verjongen.
4. In kleine groepjes of als eenling, kunnen ook redelijk droog.
5. Hoofdzakelijk in groepen, kunnen ook redelijk droog.
6. Kortlevend kan ook redelijk droog, tijdig verjongen.
5. Alpine plant:
Voor de ‘echte rotstuin’, met een
min of meer voedselrijke bodem, is
kieskeurig qua verzorging,
standplaats en grondsoort.
6. Borderplant:
Heeft een opvallende bloeiwijze
met een goed kleureffect of is mooi
van vorm, voor een luchtige goed
bemeste bodem.
7. Oeverplant:
Voor aan de sloot- of vijverkant en
in het moeras als overgang naar
de waterplanten.
8. Waterplant:
Voor in de vijver of in de sloot.
1. Is een basisplant, waaronder ook sommige siergrassen, voor een zonnige plaats.
2. Als aanvulling op de basisplanten, voor een zonnige plaats.
3. Is een basisplant, waaronder ook sommige siergrassen, in de halfschaduw.
4. Als aanvulling op de basisplanten, in de halfschaduw.
9. Solitairplant:
Imposant, moeilijk te combineren,
kan gezichtsbepalend zijn in de
tuinaanleg.
1. Voor een warme zonnige plaats.
2. Ook voor in de lichte schaduw.
2
© Wico Planten Maarssen
1. Verdraagt lichte schaduw.
2. Staat het liefst in de zon.
1. In de grond wortelend en het blad boven water.
2. In de grond wortelend en het blad onder water.
3. Drijft in het water.
1. Kalkhoudend, liefst een licht vochtige grond.
2. Kalkvrij, liefst een licht vochtige grond.
3. Kalkhoudend split door de grond, liefst licht vochtig.
4. Kalkvrij split door de grond, liefst licht vochtig.
5. Kalkhoudend, kan redelijk droogte verdragen.
6. Kalkvrij, kan redelijk droogte verdragen.
7. Kalkhoudend split door de grond, kan redelijk droogte verdragen.
8. Kalkvrij split door de grond, kan redelijk droogte verdragen.
1. Een korte tijd droogte verdragend. Let op: kan door te nat staan in de winter wegvallen.
2. Van oorsprong een weideplant voor een koele, zo nu en dan vochtige grond. Ook in
combinatie met bosrandplanten.
3. Kortlevende soort, voor een zo nu en dan vochtige grond, regelmatig verjongen
noodzakelijk.
1. Voor min of meer vochtige plaatsen, gedeeltelijk ook bruikbaar als borderplant.
2. Voor blijvend vochtige plaatsen, verdraagt af en toe onderlopen van de grond.
3. Voor in het moeras, dus echt vochtig, kan tot 10 cm onder water staan.
1. Met een waterdiepte van 10-20 cm.
2. Met een waterdiepte van 20-40 cm.
3. Met een waterdiepte van 40-60 cm.
4. Met een waterdiepte van 60-150cm.
1. Kan erg woekeren, voor een zo nu en dan vochtige grond.
2. Is mooi van vorm inclusief de grote siergrassen, voor een zo nu en dan vochtige grond.
3. Kortlevend, voor een zo nu en dan vochtige grond, tijdig verjongen.
4. Kan erg woekeren, voor een grond die droog kan worden.
5. Is mooi van vorm inclusief de grote siergrassen, voor een grond die droog kan worden.
6. Kortlevend, voor een grond die droog kan worden tijdig verjongen.
Vaste
planten
Vierde cijfer:
Overige
eigenschappen
1.
Bodembedekker,
weinig
verdraagzaam
met andere
soorten, let op
combinatie.
2.
Bodembedekker,
ook voor een
aanleg met veel
soorten.
3. Woekerend
soort, heeft
worteluitlopers.
4.Weinig of niet
woekerend, goed
te combineren.
1
5. Robuuste,
statige plant, ook
als solitair te
gebruiken.
6. Kan zich sterk
uitzaaien.
7. Kortlevende
soort, tijdig
uitzaaien of
verjongen.
8. Geeft een
goede snijbloem.
9. Stelt meer
eisen qua
verzorging,
vraagt meestal
winterbescherming.
Download