in cellen DEEL 2 Stof- en energieomzettingen Thema 5 STOF-EN ENERGIEOMZETTINGEN BIJ AUTOTROFE ORGANISMEN 1 Autotrofe versus heterotrofe organismen 1.1 Autotrofe organismen 1.2 Heterotrofe organismen 1.1 Autotrofe organismen Autotrofe organismen: in staat om zelf energierijke ingewikkelde C-verbindingen op te bouwen vanuit CO2 Fotosynthese gebruikt lichtenergie (planten, algen en sommige bacteriën) Chemosynthese gebruikt chemische energiebron (sommige bacteriën) Energie voor de levensprocessen vrijgemaakt via celademhaling Planten zijn foto-autotroof Sommige bacteriën zijn chemo-autotroof 1.2 Heterotrofe organismen Heterotrofe organismen: via voedsel energierijke Cverbindingen opnemen. (Dieren, fungi, vele ééncelligen en bacteriën) Voedsel verteert tot voedingsstoffen Energieproductie gebeurt ook door celademhaling. Zwammen zijn heterotroof Vergelijking autotrofe en heterotrofe organismen 2 Fotosynthese 2.1 Voorwaarden voor fotosynthese 2.2 Globale reactievergelijking fotosynthese 2.1 Voorwaarden voor fotosynthese 2.1.1 Noodzaak van licht Experiment van Engelmann (1883) vooral fotosynthese bij blauw en rood licht Groene algen met spiraalvormige chloroplasten Zuurstofminnende bacteriën bij het rode en blauwe gebied Experiment: licht noodzakelijk voor fotosynthese • Aantonen via zetmeel (lugol). Inval zonlicht = zetmeelsynthese 2.1.2 Noodzaak van chlorofyl (bladgroen) Experiment: chlorofyl noodzakelijk voor fotosynthese • Aantonen via zetmeel (lugol). Aanwezigheid chlorofyl = zetmeelvorming Fotosynthese = bladgroenwerking Aanwezigheid chlorofyl = zetmeelvorming 2.1.3 Noodzaak van koolstofdioxide (CO2) Experiment: CO2 noodzakelijk voor fotosynthese Fotosynthese = koolstofdioxideassimilatie Afwezigheid CO2 = geen zetmeelvor ming 2.2 Globale reactievergelijking fotosynthese Schematische voorstelling van het fotosyntheseproces Fotosynthese: • energie van zonlicht • glucose (zetmeel) aanmaken vanuit CO2 en H2O • chlorofyl zet zonne-energie om in chemische energie • er wordt O2 gevormd De globale reactievergelijking van de fotosynthese: 6 CO2 + 12 H2O C6H12O6 + 6H2O + 6 O2 Of vereenvoudigd: 6 CO2 + 6 H2O C6H12O6 + 6 O2 3 Absorptie van licht door chlorofyl 3.1 Zonlicht als energievorm 3.2 De rol van chlorofyl 3.1 Zonlicht als energievorm Planten gebruiken zonlicht als energiebron Licht: • golfbeweging • fotonen Absorptie van licht door een blad 3.2 De rol van chlorofyl 3.2.1 Chlorofyl, een pigment in het inwendig membraan van de chloroplast Chloroplasten absorberen licht en zetten dit om in chemische energie. Chlorofylmoleculen zijn gelegen op de membranen van de thylakoïden en grana. Schematische weergave van chloroplast Spiraalvormige chloroplast in Spirogyra sp. Blaadje waterpest met tientallen chloroplasten 3.2.2 Absorptiespectra van fotosynthetisch actieve pigmenten Actieve pigmenten hebben een eigen absorptiespectrum Absorptiespectrum van verschillende pigmenten 3.2.3 Lichtabsorptie door chlorofylmoleculen Chlorfylmoleculen absorberen vooral rood en blauw licht energie om elektronen in aangeslagen (geëxciteerde) toestand te brengen 4 Verloop van het fotosyntheseproces 4.1 Lichtreacties van de fotosynthese 4.2 Donkerreacties van de fotosynthese 4.3 Overzicht van licht- en donkerreacties 4.1 Lichtreactie van de fotosynthese Lichtreactie bestaat uit: • Fotolyse watermoleculen • Fotofosforylatie, vorming ATP en NADPH + H+ Speciale reactiecentra (fotosysteem II en I) • Chlorofyl a: lichtenergie chemische energie • Chlorofyl b en andere pigmenten (antennechlorofyl) absorberen licht (‘lichtvangers’) en door resonantieenergieoverdracht geven ze de energie door aan fotosysteem I en II • fotosystemen zullen elektronen afstaan via een elektronentransportketen Resonantieoverdracht tussen antennechlorofyl en fotosysteem 4.1.1 Splitsing van H2O (fotolyse) Door lichtenergie zal water gesplitst worden Fotolyse H2O 2 H+ + 2 e- + ½ O2 of 2 H2O 4 H+ + 4 e - + O 2 2 H+ : zullen bij NADP-reductase zorgen voor vorming van NADPH+H+ 2 e- : zullen het elektronentekort opvullen van fotosysteem II O2 : afvalstof, verlaat het blad via de huidmondjes 4.1.2 Vorming van ATP (fotofosforylatie) Fotosysteem II wordt aangeslagen elektronen doorgegeven aan fotosysteem I Energie van de uitgestoten elektronen wordt gebruikt om via protonenpomp H+-ionen binnen de thylakoïden te pompen. Er ontstaat een protonengradiënt (meer H+-ionen in de thylakoïden) Via ATP-synthasecomplex worden de H+-ionen naar buiten getransporteerd, energie wordt gebruikt voor: ADP + Pi ATP (fosforylatie) Lichtreactie t.h.v. thylakoïde membraan Fotosysteem I wordt aangeslagen elektronen via elektronentransportketen doorgeven NADP-reductase maakt NADPH,H+ aan NADP+ + 2 e- + 2H+ Route elektronen: NADPH + H+ H2O fotosysteem II fotosysteem I NADP-reductase en dus NADPH + H+ Z-schema van de fotosynthese 4.2 Donkerreactie van de fotosynthese Donkerreactie gebeurt in het stroma. CO2, ATP en NADPH,H+ worden ingebouwd in de Calvincyclus. vorming van glucose C6H12O6 Calvincyclus 5.3 Overzicht van licht- en donkerreactie Verband tussen licht en donkerreactie 5 Factoren die de fotosynthese beïnvloeden 5.1 Lichtintensiteit 5.2 Temperatuur 5.3 CO2-gehalte Niet kennen