2011/012 - GO! Pro - GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap

advertisement
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vakken:
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/
toegepaste natuurwetenschappen/
toegepaste biologie
Specifiek gedeelte
Studierichting:
Plant-, dier- en milieutechnieken
Studiegebied:
Land- en tuinbouw
Onderwijsvorm:
TSO
Graad:
tweede graad
Leerjaar:
eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2011/012
(vervangt 2009/015)
Nummer inspectie:
2011/330/1//D/H
(vervangt 2009 / 28 // 1 / R / SG / 1 / II / / V/11)
Pedagogische begeleidingsdienst
GO! Onderwijs van de
Vlaamse Gemeenschap
Emile Jacqmainlaan 20
1000 Brussel
3-6/3-6
lt./w
5-2/5-2
lt./w
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
1
INHOUD
Visie....................................................................................................................................... 2
Beginsituatie......................................................................................................................... 3
Algemene Doelstellingen ..................................................................................................... 4
Leerplandoelstellingen/leerinhouden/specifieke pedagogisch-didactische wenken ...... 5
Algemene pedagogisch-didactische wenken ................................................................... 23
Minimale materiële vereisten ............................................................................................. 29
Evaluatie ............................................................................................................................. 30
Bibliografie ......................................................................................................................... 32
Bijlagen ............................................................................................................................... 36
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
VISIE
De brede tweede graad, TSO Plant-, dier- en milieutechnieken, wil de leerlingen basiscompetenties
bijbrengen met betrekking tot alle aspecten van de groene wetenschappen en de natuur.
Er wordt hen de gelegenheid geboden te proeven van wetenschappelijk onderbouwde kennis over
planten, dieren milieu. De leerlingen leren tijdens diverse praktijkoefeningen deze verworven kennis
en vaardigheden toepassen.
Een dergelijke brede vorming heeft tot doel de leerlingen een totaalbeeld te schetsen van de groene
sector, doordat plant, dier en milieu geïntegreerd aan bod komen. Zo worden ze voorbereidt op een
meer gerichte en bewuste keuze voor een studierichting in de derde graad TSO.
De opleiding beoogt na het beëindigen van de derde graad zowel het verwerven van wetenschappelijke inzichten met het oog op doorstroming naar vervolgonderwijs als het zich eigen maken van de
basistechnieken, nodig voor tewerkstelling in de sector.
2
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
3
BEGINSITUATIE
De studierichting beoogt een positieve studiekeuze Er is geen specifieke voorkennis vereist. Alle leerlingen uit de A-stroom van de eerste graad kunnen probleemloos instromen in de tweede graad TSO
Plant-, dier- en milieutechnieken onafhankelijk van de gekozen basisoptie.
De opleiding richt zich op leerlingen die:

interesse vertonen voor natuur, plant en dier;

leren vanuit het concrete doen en denken;

sociaal vaardig zijn;

milieubewust zijn;

hun beroepskeuze nog breed willen openhouden;

hun definitieve studiekeuze nog willen uitstellen;

minder interesse hebben in een theoretische aanpak maar in de toegepaste vorm van vakken.
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
4
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
De leerlingen kennen:

vaktermen en technieken in verband met de clusters plant, dier en milieu;

de namen en specifieke kenmerken van planten en dieren;

onderlinge relaties tussen levende wezens;

wisselwerkingen tussen biotische en abiotische factoren.
De leerlingen kunnen:

met in acht name van de nodige veiligheidsvoorschriften en hygiënische normen:

eenvoudige gereedschappen en werktuigen hanteren;

producten en materialen hanteren;

zelfstandig werken met zin voor creativiteit;

het belang van een handeling aantonen en argumenteren;

de elementaire behoeftes inschatten van plant en dier en naar deze specifieke noden handelen;

in functie van de opdracht initiatief tonen en een juiste werkhouding aannemen;

in concrete situaties een concrete werkmethode voorstellen.
De leerlingen handelen:

sociaal verantwoord;

taakgericht;

gericht op kwalitatieve afwerking op basis van opgelegde of van eigen criteria;

met aandacht voor veiligheid;

met zorg voor het eigen materiaal en voor het materiaal van een ander;

ergonomisch verantwoord;

met respect voor dier, plant en milieu.
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
5
LEERPLANDOELSTELLINGEN/LEERINHOUDEN/SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
ALGEMEEN
Onderstaande kerncompetenties zijn competenties van vaardigheden, attitudes en kennis die geïntegreerd
gerealiseerd worden en waar elke cluster van het specifieke gedeelte tijd en aandacht zal aan besteden.
KERNCOMPETENTIE 1 - VOELING MET DE GROENE SECTOR EN DAAROP VOORBEREIDENDE OPLEIDINGEN
De leerlingen kunnen

de agrarische sector in verschillende deelsectoren indelen en benoemen;

de taken en de tewerkstellingsmogelijkheden binnen deze sectoren beschrijven;

op het einde van de tweede graad, binnen het studiegebied land- en tuinbouw, een doordachte
keuze naar hun vervolgstudie maken.
KERNCOMPETENTIE 2 - MARKTECONOMISCH DENKEN EN HANDELEN
De leerlingen kennen de kostprijsbepalende factoren van een product of dienst. Zij kunnen voor diverse producten en diensten bespreken welke de kostprijsbepalende factoren zijn.
Het is belangrijk dat leerlingen hun handelingen steeds kunnen plaatsen in het markteconomisch gebeuren.
Zij kennen het mechanisme van vraag en aanbod en kunnen van daaruit de afzetmogelijkheden van een
gegeven product of dienst weergeven.
Leerlingen moeten zich kunnen inleven in het koopgedrag van de consument en dit ook bespreken. Zij kunnen de invloed van trends op dit koopgedrag bespreken en voorspellen. Via het inzicht in het koopgedrag
van de consument kunnen leerlingen klantgericht handelen.
KERNCOMPETENTIE 7, 12, 18 - RESPECTVOL OMGAAN MET PLANT, DIER EN MILIEU
De ervaringswereld van de leerlingen wordt steeds optimaal benut bij het streven naar een respectvolle omgang met dieren, planten en het milieu.
Thema’s zoals:

zwerfvuil;

beschadiging aan planten;

betreding van gazon;

gevaarlijke situaties met dieren;

voorkomen van stress bij dieren;

omgaan met dode dieren;

dierenwelzijn;

lokaal natuurbeheer;

voedsel en globalisering;

transportproblematiek
kunnen aan bod komen tijdens de lessen of kunnen opgenomen worden in interdisciplinaire projecten op
schoolniveau. Hierbij kan men initiatieven van de overheid of van organisaties benutten.
Het is belangrijk dat de leerlingen in bepaalde situaties handelingen kunnen voorstellen en uitwerken ter
verbetering van de omgang met plant, dier en milieu. Dit vereist van de leerling in de eerste plaats voldoende
inlevingsvermogen in gegeven omstandigheden.
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
CLUSTER PLANT
KERNCOMPETENTIE 3 –VERWERVEN VAN PLANTENKENNIS.
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
1
2
3
de indeling van organismen aan de hand van typekenmerken weergeven.
de planten indelen in groepen.
de voornaamste kenmerken van iedere plantengroep opsommen.
de kenmerken van de belangrijkste plantenfamilies aan de hand van
typevoorbeelden weergeven.
specifieke, uitwendige kenmerken van plantenorganen herkennen en
benoemen.
LEERINHOUDEN
Plantenrijk:

zaadplanten: naaktzadigen, bedektzadige, eenzaadlobbige, tweezaadlobbigen

meercellige sporenplanten

wieren

mossen

vaatplanten: wolfsklauwen, paardenstaarten, varens
Morfologie:

blad

stengel

wortel

bloem

vrucht

zaad, sporen
aan de hand van morfologische kenmerken planten determineren
Determinatie van typeplanten
de typeplanten die besproken worden, herkennen en benoemen rekening houdend met de gangbare nomenclatuurregels;

wilde planten: houtachtige en kruidachtige

cultuurgewassen: indeling volgens de teelten
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

De leerlingen zoeken prentmateriaal en afbeeldingen van de geziene gewassen.

Het is aan te raden om observaties van cultuurgewassen uit te voeren.

Gebruik maken van cd-roms, foto’s, websites.

Regelmatig herhalen en inoefenen.
6
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN

Als oefening kunnen de leerlingen een herbarium aanleggen met respect voor de natuur.

Aanbevolen lestijden: 45 à 60 lestijden binnen de graad.
7
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 4 – DE LEVENSPROCESSEN VAN PLANTEN VERKLAREN AAN DE HAND VAN ANATOMISCHE EN FYSIOLOGISCHE KENMERKEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
4
onderdelen van een microscoop benoemen.
LEERINHOUDEN
Microscopie: cellen en weefsels
een microscopisch preparaat van plantendelen maken.
een preparaat onder de microscoop bekijken en de delen benoemen.
5
inwendige bouw van plantendelen van monocotylen en dicotylen vergelijken.
Anatomie van de zaadplanten (monocotylen, dicotylen)
de functie van de inwendige organen van monocotylen en dicotylen
verwoorden.
6
de groei van de plant verklaren aan de hand van de assimilatie en dissimilatie.
Fotosynthese
Ademhaling
Groei
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Microscopie beperken tot de functionele delen van de plant, zoals: vaatbundels, huidmondjes, bladgroenkorrels.

Stengeldoorsnede van een monocotyl en een dicotyl vergelijken.

De fotosynthese benaderen aan de hand van proefjes uitgevoerd in de klas.

Aanbevolen lestijden: 20 à 30 lestijden binnen de graad.
8
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
9
KERNCOMPETENTIE 5 – BASISKENNIS VERWERVEN IN DE LEVENSCYCLI VAN ZAADPLANTEN, SPORENPLANTEN EN ZWAMMEN A.D.H.V. TYPEVOORBEELDEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
7
aan de hand van één typevoorbeeld de natuurlijke levenscyclus van
sporenplanten, zaadplanten en zwammen beschrijven.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Zoveel mogelijk levensecht materiaal gebruiken.

Aanbevolen lestijden: 10 à 20 lestijden binnen de graad.
LEERINHOUDEN

Sporenplanten

Zaadplanten

Zwammen
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 6 – PLANTEN VERMEERDEREN, VOEDEN EN VERZORGEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
VERMEERDEREN VAN PLANTEN
8
de kenmerken van een goede zaadkwaliteit verwoorden.
de handelingen van een goede zaaiing in verband brengen met de
kiemfactoren.
verschillende zaaimethodes toepassen.
Generatieve vermeerdering
9
diverse vermeerderingsmethoden van wortelechte planten opsommen
en verwoorden en uitvoeren.
herkomst van het moedermateriaal verwoorden.
Vegetatieve vermeerdering van wortelechte planten
VOEDEN VAN PLANTEN
10
de noodzaak van plantenvoeding omschrijven.
de nodige voedingselementen opsommen.
het verschil tussen een voedingselement en een meststofsamenstelling
verklaren.
de meststoffen indelen naargelang hun aard, inhoud en gebruik.
meststoffen en bodemverbeteringsmiddelen toedienen.
Basisbegrippen zoals:

humus

chemische meststoffen

organische meststoffen

bodemverbeteringsmiddelen

groenbemesters …
VERZORGEN VAN PLANTEN
11
de teeltzorgen die aan cultuurgewassen moeten uitgevoerd worden,
opsommen, verwoorden en verklaren.
teeltzorgen aan cultuurgewassen uitvoeren en opvolgen.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Commercieel interessante en actuele cultuurgewassen kiezen.

Deze kerncompetentie kan vanuit een praktisch oogpunt bekeken worden.

Aanbevolen lestijden: 50 à 70 lestijden binnen de graad.
Teeltzorgen van vermeerdering tot oogst
10
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
11
CLUSTER DIER
KERNCOMPETENTIE 8 – VERWERVEN VAN DIERENKENNIS
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
DIERENSYSTEMATIEK
12
aan de hand van concrete voorbeelden de uiterlijke kenmerken van de
verschillende groepen omschrijven.
Indeling en classificeren van dieren:

zoogdieren

vogels

reptielen

amfibieën

vissen

geleedpotigen

rondwormen

ringwormen

weekdieren
SOORTEN EN RASSEN
13
enkele rassen van de meest courante soorten gezelschaps- en productiedieren herkennen, benoemen en indelen en enkele eigenschappen
ervan verwoorden.
Courante soorten en rassen van gezelschaps- en productiedieren (zie lijst in bijlage)
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

De volgorde van aanwending binnen de classificatie van dieren is vrij te bepalen door de leerkracht.

De groepen binnen de classificatie van dieren komen niet gelijkmatig aan bod.

Werk aan de hand van typevoorbeelden, minimum uit elke klasse één voorbeeld naar keuze van de leerkracht.

Voor de leerplandoelstelling soorten en rassen is het aan te raden te werken met levende dieren, cd-roms, dvd’s en videomateriaal.

Het gebruik van de nomenclatuurfiche gaat het bereiken van de doelstellingen vergemakkelijken.

Algemene informatie over dieren en een dierendatabase: http://www.dierentuin.net/

Lesmateriaal over beschermde diersoorten: http://staff.science.uva.nl/~dcslob/lesbrieven/jelle/HTMLgrof.html
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN

Om deze leerplandoelstelling te bereiken wordt het aangeraden samen te werken met rasverenigingen.

Om deze doelstelling te bereiken is het aan te raden te werken met levende dieren, cd-roms, dvd’s en videomateriaal.

Aanbevolen lestijden: 20 à 30 lestijden binnen de graad.
12
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 9 – DE LEVENSPROCESSEN VAN DIEREN VERKLAREN AAN DE HAND VAN ANATOMISCHE EN FYSIOLOGISCHE KENMERKEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
14
aan de hand van typevoorbeelden uit enkele klassen de anatomie van
de verschillende stelsels van de dieren beschrijven.
aan de hand van typevoorbeelden uit enkele klassen de fysiologie van
de verschillende stelsels van de dieren beschrijven.
aan de hand van typevoorbeelden uit enkele klassen de levensprocessen van dieren verklaren.
LEERINHOUDEN
Anatomie en fysiologie:

beweging

ademhaling

vertering en uitscheiding

voortplanting

hart- en bloedvaten
Klassen:

zoogdieren

vogels

reptielen

amfibieën

vissen

geleedpotigen

rondwormen

ringwormen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Vermits het ademhalings-, bloedvaten- en uro-genitaalstelsel bij de zoogdieren (de mens) reeds in de eerste graad behandeld werden, in het vak
natuurwetenschappen, is het aangewezen hierop aan te sluiten.

Het spierstelsel wordt niet in de eerste graad besproken.

De nadruk wordt vooral gelegd op de belangrijkste verschilpunten van deze stelsels bij de behandelde diersoorten.

Lesmateriaal over ademhaling onder water: http://staff.science.uva.nl/~dcslob/lesbrieven/joris/JorisWinsen.html

Het is aangeraden de verschillende onderwerpen te behandelen aan de hand van video’s, cd-roms en modellen in kunststof.

Het is belangrijk de samenhang van de anatomie en de fysiologie van de verschillende stelsels te benadrukken.

Bij elke gekozen typevoorbeeld dienen de 5 stelsels telkens behandeld te worden.

Aanbevolen lestijden: 20 à 30 lestijden binnen de graad.
13
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 10 – BASISKENNIS VERWERVEN IN DE LEVENSCYCLI VAN DIEREN AAN DE HAND VAN TYPEVOORBEELDEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
15
aan de hand van typevoorbeelden een aantal essentiële kenmerken
binnen verschillende klassen uit de voortplanting omschrijven en verklaren.
de ontwikkeling van het jonge dier tot het volwassen dier omschrijven.
de levensloop en ontwikkeling binnen verschillende klassen aan de
hand van typevoorbeelden bespreken.
LEERINHOUDEN
Indeling:

secundaire geslachtskenmerken

paring

dracht en embryonale ontwikkeling

geboorte
Klassen:

zoogdieren

vogels

reptielen

amfibieën

vissen

geleedpotigen

rondwormen

ringwormen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Een lessenreeks over groei, ontwikkeling en voortplanting: http://members.home.nl/gijben/

Indien de mogelijkheid zich in de praktijk niet voordoet om de geboorte en verzorging van een jong dier mee te maken is het aangewezen deze
onderwerpen met het nodige videomateriaal te bespreken.

Diverse diersoorten met een snelle ontwikkelingscyclus dienen aanwezig te zijn op de school.

Aanbevolen lestijden: 20 à 30 lestijden binnen de graad.
14
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
15
KERNCOMPETENTIE 11 – DIEREN VOEDEREN, HUISVESTEN, VERZORGEN EN VERMEERDEREN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
DIEREN VOEDEREN
16
17
18
de noodzaak van voederen verwoorden.
de voeder- en waterbehoefte van een dier inschatten door op zijn
leefomgeving te letten.
verschillende voedersoorten herkennen en op de juiste wijze toedienen.
Doel van het voederen van dieren:

levensonderhoud

productie

rantsoen
Voederbehoefte:

behoefte en gedrag

behoefte en leefomgeving

behoefte en productiestadium van een diersoort
Kenmerken van voeder:

voedersoorten

samenstelling
DIEREN HUISVESTEN
19
de noodzaak van adequate huisvesting verwoorden.
Factoren die noodzakelijk zijn om een adequaat dierenverblijf te
verwezenlijken
20
informatie over de natuurlijke omgeving gebruiken bij de huisvesting van Eisen die verschillende soorten dieren stellen aan hun verblijf:
dieren in gevangenschap.

specifieke eisen die zoogdieren stellen aan hun vereen dierenverblijf inrichten.
blijf

specifieke eisen die vogels stellen aan hun verblijf;

specifieke eisen die reptielen en amfibieën stellen aan
hun verblijf

specifieke eisen die vissen stellen aan hun verblijf
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
DAGELIJKSE VERZORGING
21
de dagelijkse verzorging uitvoeren.
de conditie van de gehuisveste dieren nagaan en rapporteren.
Dagelijkse verzorging en hygiëne van diverse diersoorten:

voedervoorziening

watervoorziening

controle gezondheid:


voederopname

urineren, ontlasten, en andere

waarnemen gedrag (bijv. afwijkend)
uitwendige controle (ogen, oren, huid, haar, verwondingen, ectoparasieten, en andere).
DIEREN VERMEERDEREN
22
de vermeerdering van een aantal dieren observeren, rapporteren en
indien mogelijk bewerkstelligen.
Vermeerderen van dieren
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

In de tweede graad wordt de nadruk gelegd op het verstrekken van commerciële, op maat gesneden voeders, terwijl het zelf samenstellen van
evenwichtige voeders in de derde graad aan bod komt.

Het is belangrijk dat leerlingen rantsoenen kunnen bepalen die gericht zijn naar de noden van het dier.

Het is zeer belangrijk dat leerlingen op zicht voeders en mengelingen kunnen herkennen en benoemen.

Voor de wettelijke voorschriften i.v.m. het verblijf van dieren wordt gebruik gemaakt van de informatie die o.a. te vinden is in het Belgisch Staatsblad: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/welcome.pl

Desgewenst kan men beroep doen op organisaties die het dierenwelzijn beogen.

Vermits een school slechts een beperkt aanbod kan geven op gebied van huisvesting, is het aangewezen om de verwezenlijking van sommige
doelstellingen na te streven via bezoeken aan organisaties, bedrijven, evenementen uit de dierensector.

Om up to date te blijven van de laatste nieuwigheden binnen de sector is het aan te raden dat de school zich abonneert op verschillende vakbladen.

Onder adequate huisvesting kan men volgende delen verstaan: bodemmateriaal, zandbad, uitkijkpost, slaaphok, kooiverrijking.

Een nuttige website, met een volledige cursus dierenvoeding, met oefeningen en de oplossingen: http://allserv.rug.ac.be/gjans/lessen/
16
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN

De dagelijkse verzorging dient aangepast te zijn aan de noden van het dier: borstelen, wassen, kammen …

Een lessenreeks over groei, ontwikkeling en voortplanting: http://members.home.nl/gijben/1/11t.htm

Indien de mogelijkheid zich in de praktijk niet voordoet om de geboorte en verzorging van een jong dier mee te maken is het aangewezen deze
onderwerpen met het nodige videomateriaal te bespreken.

Diverse diersoorten met een snelle ontwikkelingscyclus dienen aanwezig te zijn op de school.

Aanbevolen lestijden: 20 à 30 lestijden binnen de graad.
17
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
CLUSTER MILIEU
18
KERNCOMPETENTIE 13 - INZICHT VERWERVEN IN DE VERSCHILLENDE ABIOTISCHE INVLOEDSFACTOREN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
23
24
op basis van waarnemingen verschillende abiotische invloedsfactoren
onderscheiden en rubriceren.
gegevens verzamelen met het oog op latere verwerking.
LEERINHOUDEN
Voorbeelden van abiotische elementen aanwezig in het ecosysteem:

bodem

licht

lucht

temperatuur

water
Meten en registeren van abiotische parameters in een natuurgebied nabij de school:

temperatuur

zuurstof

korrelgrootte;

pH

EC …
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Het is sterk aanbevolen de link met land- en tuinbouw te leggen.

Waarnemingen van verschillende abiotische invloedsfactoren kunnen betrekking hebben op de groei van land- en tuinbouwgewassen en op tijdsgebonden omstandigheden (seizoen).

Aanbevolen lestijden: 15 à 25 lestijden binnen de graad.
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 14 – INZICHT VERWERVEN IN DE BIOTISCHE INVLOEDSFACTOREN (VIRUSSEN, BACTERIËN EN SCHIMMELS)
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
25
op basis van waarnemingen verschillende biotische invloedsfactoren
onderscheiden en indelen in groepen.
Voorbeelden van biotische factoren: macrofauna, macroflora,
virussen, bacteriën en schimmels
Indeling naar producenten, consumenten en reducenten
26
gegevens verzamelen met het oog op latere verwerking.
Het gebruik van optische hulpmiddelen bv.: loep, verrekijker,
binoculair
Het gebruik van verschillende vangtechnieken bijv.: bodemvallen, schudden, net bij dieren
Het gebruik van determinatietabellen en veldgidsen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Overleg met het vak AV biologie is nodig.

ICT inschakelen bij de verwerking van verzamelde gegevens bv. digitale fotografie, rekenblad …

Gebruik maken van veldprotocols, fiches, streeplijsten, logboek en zoekkaarten.

Gebruik maken van bodem- en waterstalen.

Aanbevolen lestijden: 15 à 25 lestijden binnen de graad.
19
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
20
KERNCOMPETENTIE 15 – INTERACTIE TUSSEN DE BIOTISCHE EN ABIOTISCHE INVLOEDSFACTOREN IN DE ECOSYSTEMEN BESPREKEN
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
27
28
waarnemingen aanwenden om de basisterminologie i.v.m. ruimtelijke
eenheden initieel te verduidelijken.
bij de bespreking van de interactie tussen biotische en abiotische invloedsfactoren de verzamelde data doelgericht hanteren.
LEERINHOUDEN
Terminologie:

ecosysteem

levensgemeenschap

biotoop

habitat
Voorbeelden van relatie:

bodemstructuur en bodemfauna

waterkwaliteit en waterfauna

luchtkwaliteit en korstmossen

symbiose
29
verschillende invloedsfactoren in ecosystemen toelichten op basis van
waarnemingen in een biotoop naar keuze.
Voedselpiramide en voedselweb
30
de kringloop van een stof beschrijven.
Schematische voorstelling van de kringloop waar het verband
tussen de stoffen CO2, H2O, O2, mineralen en suikers in relatie
worden gebracht met de levensprocessen ademhaling, fotosynthese en mineralisatie
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Gebruik maken van karteringstechnieken.

ICT inschakelen bij de verwerking van verzamelde gegevens bijv. digitale fotografie, rekenblad …

Gegevens in een onderliggend verband verwerken of gebruiken.

De besluiten en/of relaties door middel van posters, computerpresentatie of andere middelen visualiseren.

Aanbevolen lestijden: 10 à 20 lestijden binnen de graad.
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 16 – BASISINZICHTEN VERWERVEN IN VERBAND MET DE INVLOED VAN BODEMKUNDIGE, KLIMATOLOGISCHE OMSTANDIGHEDEN EN
CHEMISCHE PROCESSEN OP HET ECOSYSTEEM
DECR. NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
31
32
33
aan de hand van een voorbeeld inzicht verwerven in de bodemvorming,
door hierbij zowel de elementen van een bodem als de bodemfactoren
te betrekken op een ecosysteem.
bij het inschatten van klimatologische omstandigheden zowel de elementen van weer als klimaat betrekken op een ecosysteem.
de invloeden van weer en klimaat op een ecosysteem inschatten.
aan de hand van pH en EC meting inzicht krijgen in de chemische bodemprocessen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Het microklimaat betrekken.

Voorbeelden van ecosystemen in de buurt van de school gebruiken.

De link met land- en tuinbouw kan in deze onderdelen gelegd worden.

Aanbevolen lestijden: 15 à 25 lestijden binnen de graad.
LEERINHOUDEN
Elementen en invloedsfactoren van een bodem, bijvoorbeeld:

minerale en organische bestanddelen

lucht

water

moedergesteente

invloed van de mens

klimaat
Bijvoorbeeld:

neerslagregime

temperatuurschommelingen

windkracht en –richting
Bijvoorbeeld:

pH bepaling

EC meting

Uitspoeling van mineralen
21
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie (1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
KERNCOMPETENTIE 17 – IN DE OMGANG MET DIER, PLANT EN MENS MET ZIN VOOR VERANTWOORDELIJKHEID HANDELEN
DECR.
NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
De leerlingen kunnen
34
met zin voor verantwoordelijkheid en hechting in de omgang met dier,
plant en mens de begrippen duurzaamheid, leefomgeving en culturele
diversiteit betrekken.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken

Dit toepassen kan bijvoorbeeld door middel van een interdisciplinair schoolproject.

Harmonisch groenbeheer toepassen, binnen en rond de school.

Initiatieven van de overheid benutten.

Aanbevolen lestijden: 10 à 20 lestijden binnen de graad.
LEERINHOUDEN
Duurzame ontwikkeling
Multiculturele samenleving
Harmonisch groenbeheer
22
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
1
TOELICHTING BIJ HET LEERPLAN
De klasgrootte mag de veiligheid niet in het gedrang brengen.
1.1
Opbouw van het leerplan
Dit leerplan bestaat uit 3 componenten. In het specifieke gedeelte van de studierichting
(8 lesuren/week) komen de componenten plant, dier en milieu proportioneel evenredig en gelijkwaardig aan bod.
1.2
Een beroeps- en competentiegericht leerplan
Dit leerplan is in de eerste plaats beroeps- en competentiegericht. Om de beoogde doelstellingen te
realiseren verdient het de aanbeveling om leerinhouden aan te brengen via de meest directe en realistische methodes (praktijklessen op school, werkplekleren, projectonderwijs, gevalstudies, terreinoefeningen, veldwerk …). Dit nodigt tevens uit tot vakoverschrijdend werken.
Dergelijke aanpak veronderstelt de betrokkenheid van een heel lerarenteam. Het zal duidelijk zijn dat
hier een belangrijke rol voor de vakgroepwerking is weggelegd. Via geregeld gestructureerd overleg
over leerlijnen, leerplanrealisatie en jaarplanvordering … verwerft de leerling op een evenwichtige
manier de beoogde competenties.
Aandachtspunten binnen de vakgroep kunnen zijn:

evaluatiebeleid en remediëring;

zelfreflectie en bijsturing;

horizontale en verticale afspraken;

cursusmateriaal;

gebruik van informatie en communicatietechnologie (ICT);

extra-murosactiviteiten en werkplekleren;

organisatie van de werkomgeving in functie van veiligheid, hygiëne en welzijn;

materiële behoeften.
De eigenheid van het TSO-opleidingsniveau veronderstelt dat de praktijkoefeningen vanuit een theoretische achtergrond onderbouwd worden.
Het is belangrijk dat de leerlingen inzichtelijk leren werken met de basistechnieken van planten- en
dierenverzorging in natuurlijk en in gecultiveerd milieu. Aan de hand van de verworven kennis en
vaardigheden rond deze materie zijn ze in staat een bewuste keuze te maken voor een specialisatie in
de derde graad.
De leerlingen zullen niet overladen worden met encyclopedische kennis die gemakkelijk via naslagwerken en ICT op te zoeken is, en die bovendien zeer snel aan veranderingen onderhevig is. Het is
belangrijker om te weten waarom en hoe een handeling moet worden uitgevoerd en wat de mogelijke
gevolgen ervan zijn.
Vertrekkende vanuit praktijkgerichte, realistische situaties worden de technieken theoretisch ondersteund en wetenschappelijk onderbouwd.
De leerlingen moeten hun handelingen kunnen plaatsen binnen een breder maatschappelijk en economisch gebeuren. De samenleving hecht meer en meer belang aan voedselveiligheid, ecologie,
ecologisch verantwoorde productie en diervriendelijke omstandigheden. Dit past volledig in een vakoverschrijdende benadering met de nadruk op milieueducatie en burgerzin.
Het belang van de automatisering en de informatisering loopt als een rode draad doorheen de verschillende clusters
De leerlingen moeten beseffen dat een job binnen deze sector een veeleisende en veelomvattende
taak is waarbij plant en dier mee het werkritme bepaalt.
23
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
1.3
Geïntegreerd leerplan
Het leerplan stelt de integratie van technische vakken (TV) en praktijk (PV) voorop. Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang te brengen tussen praktijk en theorie. Een eerste stap om op dit vlak goede resultaten te bereiken is vertrekken vanuit een geïntegreerd leerplan.
Een geïntegreerd leerplan houdt in dat er in de opbouw geen strikte onderverdeling is van vakken. Dit
impliceert dat er geen afzonderlijk leerplanonderdeel voor theorie of praktijk uitgeschreven wordt. De
lesgever zal de leerplandoelstellingen en leerinhouden dusdanig aanbieden dat de praktijk en de theorie als één harmonieus geheel ervaren worden.
Het onderscheid tussen PV en TV is louter omwille van administratieve redenen behouden.
Om de geest van de geïntegreerde aanpak niet in het gedrang te brengen, is het wenselijk om de
leerinhouden niet te versnipperen over meer lesgevers dan echt nodig. Immers, door versnippering
gaat de samenhang verloren en ontstaan tal van overlappingen.
1.4
Jaarplan
Het leerplan bevat de leerplandoelstellingen per graad. Dit betekent dat de vakwerkgroepen
heel duidelijke afspraken moeten maken over de doelstellingen die dienen gerealiseerd te
worden in het eerste jaar van de graad en in het tweede jaar van de graad. Deze
doelstellingen worden dan opgenomen in een jaarplan.
Leerinhouden
Het uitwerken van leerinhouden zal het voorwerp uitmaken van vakgroepwerking. Hierbij
vertrekt de vakwerkgroep vanuit de doelstellingen die uitgeschreven werden in het leerplan. Er
wordt op gelet dat er ruimte is voor ‘eigen inbreng’ van de leraar. De leerinhouden zullen
verdeeld worden onder de leerkrachten in functie van de bekwaamheidsbewijzen, de
specialisatie, de vooropgestelde onderwerpen en uitwerking. Die verdeling zal per schooljaar
en per leraar opgenomen worden in het jaarplan en ter beschikking worden gesteld van de
inspectie. Elke individuele leraar zal dan op basis van het jaarplan en in overleg met de
vakwerkgroep een jaarvorderingsplan maken.
Zelfcontrole
Het jaarvorderingsplan helpt de leraar bij zelfcontrole en reflectie op de realisatie van het
leerplan. Dit gebeurt in verticale en horizontale afstemming met vakcollega's. Een leraar kan
steeds nagaan welke doelstellingen reeds gerealiseerd werden en welke niet en welke de
reden hiervoor is. Op het ogenblik dat de reden hiervoor duidelijk is, kan de leraar en/of de
vakwerkgroep bijsturen.
2
HET OPEN LEERCENTRUM EN DE ICT-INTEGRATIE
Het gebruik van het open leercentrum (OLC) en de ICT-integratie past in de totale visie van de school
op leren en op het werken aan de leervaardigheden van de leerlingen. De inzet en het gebruik van
ICT en van het OLC zijn geen doel op zich maar een middel om het onderwijsleerproces te ondersteunen.
Door de snelle evolutie van de informatietechnologie volgen nieuwe ontwikkelingen in de maatschappij elkaar in hoog tempo op. Kennis en inzichten worden voortdurend verruimd. Er komt een enorme
hoeveelheid informatie op ons af. De school zal de leerlingen moeten leren hier zinvol en veilig mee
om te gaan.
Zelfstandig kunnen werken, in staat zijn eigen initiatieven te ontplooien en over het vermogen beschikken om nieuwe ideeën en oplossingen in samenwerking met anderen te ontwikkelen, zijn essentieel. Voor het onderwijs betekent dit een ingrijpende verschuiving: minder aandacht voor de passieve
kennisoverdracht en meer aandacht voor de actieve kennisconstructie binnen de unieke ontwikkeling
van elke leerling. Die benadering nodigt leraren en leerlingen uit om voortdurend met elkaar in dialoog
te treden, omdat je de ander nodig hebt om te kunnen leren. Het traditionele beeld van onderwijs zal
24
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
steeds meer verdwijnen en veranderen in een dynamische leeromgeving waar leerlingen in eigen
tempo en in wisselende groepen onderwijs zullen volgen. Dergelijke leerprocessen worden bevorderd
door gebruik te maken van het OLC en van ICT-integratie als onderdeel van deze rijke gedifferentieerde leeromgeving.
Het open leercentrum als krachtige leeromgeving
Een open leercentrum (OLC) is een ruimte waar leerlingen, individueel of in groep, zelfstandig, op hun
eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren, werken en oefenen.
Om een krachtige leeromgeving te zijn, is een open leercentrum

uitgerust met voldoende didactische hulpmiddelen,

ter beschikking van leerlingen op lesmomenten en daarbuiten,

uitgerust in functie van leeractiviteiten met pedagogische ondersteuning.
In ideale omstandigheden zou de ganse school een open leercentrum kunnen zijn. In werkelijkheid
kan in een school echter niet op elke plaats en op elk moment een dergelijke leeromgeving gewaarborgd worden. Daarom kiezen scholen ervoor om een aparte ruimte als OLC in te richten om zo de
leemtes in te vullen.
Voor de meeste leeractiviteiten volstaat een klaslokaal of informaticalokaal. Wanneer is het echter
nuttig om over een OLC te beschikken?

Bij een gedifferentieerde aanpak waarbij verschillende leerlingen bezig zijn met verschillende
leeractiviteiten, kan het klaslokaal op vlak van zowel ruimte als middelen niet meer als enige
leeromgeving voldoen. Dit is zeker het geval bij begeleid zelfstandig leren, vakoverschrijdend leren, projectmatig werken ... Vermits leerlingen bij deze leeractiviteiten een zekere
vrijheid krijgen in het plannen, organiseren en realiseren van het leren, is de beschikbaarheid van extra ruimte en middelen soms noodzakelijk.

Het leren van leerlingen beperkt zich niet tot de eigenlijke lestijden. Voor sommige opdrachten moeten zij beschikken over aangepaste leermiddelen buiten de eigenlijke lestijden. Niet
iedereen heeft daar thuis de mogelijkheden voor. In functie van gelijke onderwijskansen, lijkt
het zinvol dat een school ook momenten buiten de lessen voorziet waarop leerlingen van
een OLC gebruik kunnen maken.
Om hieraan te voldoen, beschikt een OLC minimaal over volgende materiële mogelijkheden:

ruim lokaal met een uitnodigende inrichting die een flexibele opstelling toelaat (bijv. eilandjes
om in groep te werken);

ICT: computers met internetverbinding, printmogelijkheid, oortjes, microfoons …

digitaal leerplatform waar alle leerlingen toegang toe hebben;

materiaal waarvan de vakgroepen beslissen dat het moet aanwezig zijn om de leerlingen
zelfstandig te laten werken/leren (software, papieren dragers …) en dat bewaard wordt in
een openkastsysteem;

kranten en tijdschriften (digitaal of op papier).
In het ideale geval is er nog een bijkomende ruimte beschikbaar (liefst ook met ICT-mogelijkheden)
die zowel kan gebruikt worden als ‘stille’ ruimte of juist omgekeerd om bijvoorbeeld leerlingen presentaties te laten oefenen (de grote ruimte is in dat geval de stille ruimte) of voor groepswerk (discussiemogelijkheid).
Op organisatorisch vlak is het van belang dat met het volgende rekening wordt gehouden:

het OLC wordt bij voorkeur gebruikt voor werkvormen en activiteiten die niet in het vaklokaal
kunnen gerealiseerd worden;

het is belangrijk dat bij een leeractiviteit begeleiding voorzien wordt. Deze begeleiding kan
zowel gebeuren door de actieve aanwezigheid van een leraar als ook ‘van op afstand’ door
middel van gerichte opdrachten, stappenplannen, studietips …;

het OLC is toegankelijk buiten de lesuren (bijv. tijdens de middagpauze, een bepaalde periode voor en/of na de lesuren).
25
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
Voor het welslagen is het aan te bevelen dat een OLC-beheerder aangesteld wordt. Deze beheerder
zorgt o.a. voor inchecken, bewaren van orde, beheer van het materiaal en praktische organisatie en
wordt bijgestaan door een ICT-coördinator voor de technische aspecten.
Door het specifieke karakter van het OLC is deze ruimte bij uitstek geschikt voor de realisatie van de
ICT-integratie binnen de vakken maar deze integratie mag zich niet enkel tot het OLC beperken.
ICT-integratie als middel voor kwaliteitsverbetering
Onder ICT-integratie verstaan we het gebruik van informatie- en communicatietechnologie ter ondersteuning van het leren.
ICT-integratie kan op volgende manieren gebeuren:

Zelfstandig oefenen in een leeromgeving
Nadat leerlingen nieuwe leerinhouden verworven hebben, is het van belang dat ze voldoende mogelijkheden krijgen om te oefenen bijvoorbeeld d.m.v. specifieke pakketten. De
meerwaarde van deze vorm van ICT-integratie kan bestaan uit: variatie in oefenvormen, differentiatie op het vlak van tempo en niveau, geïndividualiseerde feedback, mogelijkheden tot
zelfevaluatie.

Zelfstandig leren in een leeromgeving
Een mogelijke toepassing is nieuwe leerinhouden verwerven en verwerken, waarbij de leerkracht optreedt als coach van het leerproces (bijvoorbeeld in het open leercentrum). Een
elektronische leeromgeving (ELO) biedt hiertoe een krachtige ondersteuning.

Creatief vormgeven
Leerlingen worden uitgedaagd om creatief om te gaan met beelden, woorden en geluid. De
leerlingen kunnen gebruik maken van de mogelijkheden die o.a. allerlei tekst-, beeld- en tekenprogramma’s bieden.

Opzoeken, verwerken en bewaren van informatie
Voor het opzoeken van informatie kunnen leerlingen gebruik maken van o.a. cd-roms, een
ELO en het internet.
Verwerken van informatie houdt in dat de leerlingen kritisch uitmaken wat interessant is in
het kader van hun opdracht en deze informatie gebruiken om hun opdracht uit te voeren.
De leerlingen kunnen de relevante informatie ordenen, weergeven en bewaren in een aangepaste vorm.

Voorstellen van informatie aan anderen
Leerlingen kunnen informatie aan anderen meedelen of tonen met behulp van ICT-ondersteuning met tekst, beeld en/of geluid onder de vorm van bijvoorbeeld een presentatie, een
website, een folder …

Veilig, verantwoord en doelmatig communiceren
Communiceren van informatie betekent dat leerlingen informatie kunnen opvragen of verstrekken aan derden. Dit kan via e-mail, internetfora, ELO, chat, blog …

Adequaat kiezen, reflecteren en bijsturen
De leerlingen ontwikkelen competenties om bij elk probleem verantwoorde keuzes te maken
uit een scala van programma’s, applicaties of instrumenten, al dan niet elektronisch. Daarom
is het belangrijk dat zij ontdekken dat er meerdere valabele middelen zijn om hun opdracht
uit te voeren. Door te reflecteren over de gebruikte middelen en door de bekomen resultaten
te vergelijken, maken de leerlingen kennis met de verschillende eigenschappen en voor- en
nadelen van de aangewende middelen (programma’s, applicaties …). Op basis hiervan kunnen ze hun keuzes bijsturen.
26
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
3
VOET
Wat en waarom?
1
Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelen die, in tegenstelling tot de vakgebonden
eindtermen, niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar door meerdere vakken en/of vakoverschrijdende onderwijsprojecten worden nagestreefd.
De VOET geven scholen de opdracht om jongeren te vormen tot de actieve burgers van morgen!
Zij moeten jongeren in staat stellen om die sleutelcompetenties te verwerven die een zinvolle bijdrage
leveren aan het uitbouwen van een persoonlijk leven en aan de opbouw van de samenleving.
Het ordeningskader van de VOET bestaat uit een samenhangend geheel dat deels globaal en deels
per graad geformuleerd wordt.
Globaal:

een gemeenschappelijke stam met 27 sleutelvaardigheden
Deze gemeenschappelijke stam is een opsomming van vrij algemeen geformuleerde eindtermen, los van elke context. Ze zijn toepasbaar in alle opvoedings- en onderwijsactiviteiten
van de school. Ze kunnen, afhankelijk van de keuze van de school, in samenhang met alle
andere vakgebonden of vakoverschrijdende eindtermen worden toegepast;

zeven maatschappelijk relevante toepassingsgebieden of contexten:

lichamelijke gezondheid en veiligheid,

mentale gezondheid,

sociorelationele ontwikkeling,

omgeving en duurzame ontwikkeling,

politiek-juridische samenleving,

socio-economische samenleving,

Per graad:
socioculturele samenleving.

leren leren,

ICT in de eerste graad,

technisch-technologische vorming in de tweede en derde graad ASO.
Een zaak van het hele team
De VOET vormen een belangrijk onderdeel van de basisvorming van de leerlingen in het secundair
onderwijs. Om een brede en harmonische basisvorming te waarborgen moeten de eindtermen van de
gemeenschappelijke stam, contexten, leren leren, ICT en technisch-technologische vorming in hun
samenhang behandeld worden. Het is de taak van het team om - vanuit een visie en een planning vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen te combineren tot zinvolle gehelen voor de leerlingen.
Door de globale formulering krijgen scholen meer autonomie bij het werken aan de vakoverschrijdende eindtermen, waardoor de school meer mogelijkheden krijgt om het eigen pedagogisch project
vorm te geven.
Het team zal keuzes en afspraken moeten maken over de VOET.
De globale formulering over de graden heen betekent niet dat alle eindtermen in alle graden moeten
aan bod komen, dit zou een onbedoelde verzwaring van de inspanningsverplichting tot gevolg hebben. Bij het maken van de keuzes wordt verwacht dat elke graad in elke school een redelijke inspanning doet ten opzichte van het geheel van de VOET, rekening houdend met wat in de andere graden
aan bod komt.
1
In de eerste graad B-stroom spreekt men over vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen (VOOD).
Aangezien zowel VOET als VOOD na te streven zijn, beperken we ons in de tekst tot de term
VOET, waarbij we zowel naar het begrip vakoverschrijdende eindtermen als vakoverschrijdende
ontwikkelingsdoelen verwijzen.
27
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
Doordat de VOET niet louter graadgebonden zijn, krijgt de school/scholengemeenschap de mogelijkheid om een leerlijn over de graden heen uit te werken.
28
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN2
Moderne multimedia dienen beschikbaar te zijn (dvd, pc met internet, beamer …).
Het klaslokaal dient genoeg didactisch materiaal te bevatten om een leerstimulerende omgeving te
creëren; een vaklokaal en laboratorium is aan te raden.
Het is aan te raden dat volgend materiaal voldoende voorhanden is:

klein materiaal zoals: spaden, hakken, harken, borstels, hofkoorden, rieken, messen, reinigingsmateriaal en –producten, klein materieel en materiaal voor het bouwen en onderhouden van dierenverblijven …

dierenverzorgingsmaterialen en –producten voor: huid-, klauw-, vacht-, en andere lichaamsverzorging als ook een EHBO-koffer voor dieren;

transportmateriaal zoals: kruiwagens, karren, tractoren …

teeltmateriaal zoals: afdekmateriaal, steunmateriaal, irrigatiemateriaal, kweekruimtes voor
dieren …

oogstmateriaal zoals: plukemmers en –ladders, inpakmateriaal, weegschalen, was- en
spoelmateriaal …

machines zoals: grondbewerkingsmachines, zaai- en plantmachines, oppotmachine, sorteermachine, bos- en grasmaaiers, bladblazers, motorzagen …

voedersoorten en doseermateriaal;

laboratoriummateriaal voor het uitvoeren van demonstraties, proeven en observaties.
De school dient over de nodige professionele infrastructuur te beschikken zoals:

serres;

percelen;

koelcellen;

loodsen;

dierenverblijven als terraria, aquaria, volières, zoogdierenverblijven …

opslag- en verwerkingsmogelijkheden voor zowel dierlijk als plantaardig afvalmateriaal.
De school dient over de nodige diersoorten, die de verschillende diergroepen vertegenwoordigen, te
beschikken.
De leerlingen worden verondersteld te beschikken over aangepaste praktijkkledij zoals: overall of
werkpak, laarzen en veiligheidsschoenen, regenkledij.
2
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing:
-
Codex
ARAB
AREI
Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.:
-
de uitrusting en inrichting van de lokalen;
de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat:
-
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn;
alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen;
de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
29
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
EVALUATIE
1
DOELSTELLINGEN
De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij er in geslaagd is
om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces.
De evaluatie moet aan de leerkracht de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken.
Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument
waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces.
In het kader van het schoolreglement en het schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten.
2
EIGENSCHAPPEN VAN EEN GOEDE EVALUATIE
Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het
leerproces wilde bereiken, bereikt zijn.
De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt
zijn.

Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit
betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen.

Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve
meetmethoden.

Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd.
Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar
ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en
leermiddelen kiezen.
Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en/of leerinhouden bij te sturen.
Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door
de inspectie.
Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen
het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op
veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten.
3
PERMANENTE EVALUATIE
Mondelinge beurten en korte toetsen hebben vooral als doel na te gaan of de leerlingen de genoemde
doelstellingen in voldoende mate hebben bereikt. Leerlingen met achterstand zullen bijkomende opdrachten en taken krijgen om zo snel mogelijk bij te benen. Het is een belangrijke taak voor de leraar
om de leerlingen individueel te begeleiden, en om de oorzaken van de achterstand te achterhalen en,
mits aangepaste remediëring, deze leerlingen te helpen.
‘Leren leren’ krijgt zo een meer concrete betekenis. Via bepaalde technieken zoals beheersingsleren,
geprogrammeerde instructie, hulp van medeleerlingen en eventueel van externe deskundigen (CLB)
zullen deze leerlingen geholpen worden.
Voor leerlingen die in de betreffende studierichting niet op hun plaats zitten, zal middels afspraken met
collega’s, directie en/of CLB, op de begeleidende klassenraad zo snel mogelijk een oplossing gezocht
worden. De hoofdbedoeling moet blijven, om zo veel als mogelijk leerlingen mee over de meet te krijgen.
Het rapportcijfer van het dagelijks werk is gesteund op een zo breed mogelijke permanente evaluatie
van de afgelopen periode.
30
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
Hiervoor kan de leraar beschikken over:








4
notities over het leergedrag van de leerling in de klas;
klasgesprekken;
mondelinge overhoringen;
korte schriftelijke toetsen;
herhalingstoetsen (grotere leerstofgedeelten);
huis- en klastaken;
kwalitatieve beoordeling aangaande praktische oefeningen, laboratoriumwerk;
notities over de mate van het beheersen van de vaardigheden.
AANBEVELINGEN IN VERBAND MET EXAMENS, VOOR ZOVER DEZE DOOR DE SCHOOL
WORDEN INGERICHT
Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar
een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces.
Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortkomen.
Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces.
Via een grote variatie in vraagvormen (open en halfopen, invulvragen, juist-onjuist vragen, sorteervragen, rangschikkingvragen en meerkeuzevragen) zullen vooral de minimumdoelstellingen getoetst
worden. Uitsluitend theorievragen moeten vermeden worden.
De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden
voor het vak met een minimum van twee lestijden.
De examens worden afgenomen in aanwezigheid van de vakleraar. Hij deelt de leerlingen, bij aanvang van de proef, mee dat bijkomende vragen ter verduidelijking kunnen gesteld worden. Elke bijkomende toelichting wordt hardop gegeven, zodat alle leerlingen op een gelijke wijze worden behandeld.
Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de
verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een
niet-absolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of
met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open
vragen en taken.
Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht,
op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien.
Voor de examens worden met de leerlingen duidelijke afspraken gemaakt over het verloop ervan. De
leerkracht zorgt ervoor dat minimum 75 % van de examenvragen het bereiken van de minimumdoelstellingen toetst.
5
ALGEMENE RICHTLIJNEN I.V.M. VRAAGFORMULERING
De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd.
Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over:


6
een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt;
de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces;
CORRECTIE
Objectieve correctienormen zijn vanzelfsprekend een noodzaak. Wanneer een antwoord verschillende
elementen inhoudt, is het aangewezen per essentieel element een puntenverdeling te maken.
De leraar die aan zelfevaluatie wil doen, zal in tabelvorm een overzicht van de behaalde resultaten per
leerling en per vraag opstellen. Daarop aansluitend wordt dan verwacht dat de leraar zijn besluiten
trekt in verband met de gebruikte onderwijsmethode. Tevens is dit een uitstekend hulpmiddel om gefundeerde remediërende maatregelen t.o.v. de leerlingen te treffen.
31
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
BIBLIOGRAFIE
De onderstaande bronnen zijn in hoofdzaak bedoeld als achtergrondinformatie voor de leerkracht. Bij
gebruik in de klas dient de leraar er over te waken dat de informatie op het niveau van de leerlingen
wordt aangeboden.
1
DIER
1.1
HANDBOEKEN EN REFERENTIEWERKEN
ADRIAN, C., Tirion, Landschildpadden, ISBN 90 5210 144 2
BERTELS, G., e.a., "Zoönosen - Ziekten en besmettingen die van dieren op mensen kunnen overgaan", gratis brochure, Provinciale Landbouwdienst, Herkenrodestraat 20, 3600 Genk
BIRR, U., Compleet handboek katten, 189 pagina's, Centrale Uitgeverij, 2003, ISBN: 904470107X
BOGAART, N.C.R., Paardenvoeding, verzorging, huisvesting, Lisse
BOSSIER, BRAT en CLAEYS, Moderne Dierkunde, Uitgeverij Van In
BRUINS, E. Terrarium Encyclopedie, uitgeverij Rebo Productions, ISBN 90 366 1176 8
BURNIE, D., Dieren, 624 pagina's, ANWB Media B.V., 2002, ISBN: 9018015644
BURTON M., e.a., Winkler Prins Encyclopedie van het dierenrijk, Amsterdam, 6 dln.
CHOUKAIR, K., Fretten, 65 pagina's, Tirion Natuur, ISBN: 9052103720
DAVIES, R. & DAVIES, V., Reptielen en amfibieën, 208 pagina's, Tirion Natuur, ISBN: 905210316X
DE CLEENE, M., Giftige plantengids, uitg. Tirion, 2000
DELIN, H. e.a., Thieme, Vogelatlas, ISBN 90 0390 073 6.
HALLEBEEK, A., 100 vragen over paard en voeding, 119 pagina's, Bosch & Keuning.
HOFMANN, H., Zoogdierengids in kleur, Thieme, Baarn NL.
KASSELMANN, C., Handboek aquariumplanten, 472 pagina's, Tirion Natuur, ISBN: 9052102805
NAAKTGEBOREN, C., Geiten en dwerggeiten als gezelschapsdier, CirCum Publishing, 2001 ISBN:
9052661391
NAAKTGEBOREN, C., De ezel als gezelschapsdier, CirCum Publishing, 2001, ISBN: 9052661618
NELISSEN, M., Introductie tot de gedragsbiologie, Garant, Leuven, 1997
PETERSON, R., Peterson vogelgids, Tirion, Baarn, Nederland
SCHLIEWEN, U., Het moderne aquarium, Tirion Natuur, 2001, ISBN: 905210137X
TAYLOR, B., Slangen, 64 pagina's, Lantaarn B.V., ISBN: 9054260165
VAN DER MOLEN, R., Elementaire kynologische kennis, druk 7, 416 pagina's, Zuid Boekproducties,
ISBN: 9062488536
VERHOEF-VERHALLEN, E., geïllustreerde encyclopedieën, Rebo Productions.
1.2
CD-ROM’S
Animal Planet, Discovery Channel Multimedia, Valkesier (Fauna - 1100 diersoorten, flora en allerlei
ecosystemen)
De natuur, Media Club, Roeselare (Ref. 4726), (Interactieve encyclopedie over dieren, planten en hun
omgeving)
Encarta Encyclopedie, Winkler Prins Editie, Microsoft
Insecten van Europa, Natuur & Techniek, Amsterdam
Material Safety Data Sheets, ruim 5000 (gratis) veiligheidskaarten, met printersturing, VEL, Leuven
Voeren van gezelschapsdieren, Ontwikkelcentrum
World Book - Multimedia Encyclopedia, IBM, Mediamix, (Naslagwerk met link naar Internet),
32
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
1.3
TIJDSCHRIFTEN
Avicultura Voor kleindierenliefhebbers in Nederland en België met uitgebreide rasbeschrijvingen in
kleur, tientallen fokkersadvertenties in elk nummer en allerhande artikelen: http://www.avicultura.net
Onze Hond Maandelijkse uitgave voor de hondenliefhebber: http://www.bcm.nl/onzehond
De Vogelwereld: uitgegeven door de AOB (algemeen ornithologische bond)
De Witte Spreeuwen: uitgegeven door de KBOF (Koninklijke Belgische Ornithologische Federatie)
1.4
NUTTIGE ADRESSEN
Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer, www.mina.be Koning Albert II-laan 20, 1000
Brussel
ANDI BEL (Belgische Beroepsfederatie van handelaars in vogels, gezelschapsdieren en toebehoren
VZW), Veerstraat 55 9031 Drongen (Gent)
Antigifcentrum (Tel. 070-245 245), www.poisoncentre.be/ p/a Militair Hospitaal Koningin Astrid, Bruynstraat 1, 1120 Brussel
Departement voor Dierenvoeding en Veehouderij, www.clo.fgov.be/dvv Scheldeweg 68, 9090 MelleGontrode
European Schoolnet Office, www.eun.org Plejadenlaan 11, 1200 Brussel
Federaal Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, www.meta.fgov.be Belliardstraat 51, 1040 Brussel
Federatie van de Voedingsindustrie, www.fevia.be Kortenberglaan 172, 1000 Brussel
Focus Research, www.belspo.be/focus/foc1_n.htm Triomflaan 63, 1160 Brussel
Instituut voor Natuurbehoud, www.instnat.be Kliniekstraat 25, 1070 Brussel
Instituut voor Praktische Bibliografie (IPB) Jezusstraat 16, 2000 Antwerpen
Instituut voor Tropische Geneeskunde, www.itg.be Nationalestraat 155, 2000 Antwerpen
IPC Plant en Dier, Wesselseweg 32, NL-3770 AB Barneveld
Jeugd, Cultuur en Wetenschap, www.jeugdwerknet.be/jcw Toekomststraat 9, 1800 Vilvoorde
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, www.kbinirsnb.be Vautierstraat 29, 1040
Brussel
Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, www.zooantwerpen.be Koningin Astridplein 26, 2018 Antwerpen
Marien Ecologisch Centrum, http://user.online.be/~mec-voc/noframes01.html Langestraat 99, 8400
Oostende
Museum voor Dierkunde, http://allserv.rug.ac.be/~dvscheld/ K.L. Ledeganckstraat 35, 9000 Gent
Nederlands Instituut voor Biologie, www.nibi.nl Nicolaas Beetsstraat 222, 3503 RP Utrecht
Nutriënten België, www.nubel.com Esplanadegebouw, lokaal 11.04, 1010 Brussel
Nutrition Information Center, www.nicevzw.be Treurenberg 16, 1000 Brussel
Openbare Vlaamse Afvalstoffen-Maatschappij, www.ovam.be K. De Deckerstraat 22-26, 2800 Mechelen
Ontwikkelcentrum, Educatieve uitgaven en dienstverlening, Willy Brandtlaan 81 Postbus 4516710 BL
Ede, Nederland, www.ontwikkelcentrum.nl
Provinciaal Instituut voor Hygiëne, www.provant.be/pih Kronenburgstraat 45, 2000 Antwerpen
Teleac/NOT SchoolTV, www.teleacnot.nl Uitgeverij EPO, Lange Pastoorstraat 25-27, 2600 Berchem
Vakgroep Dierenvoeding, Dierlijke Genetica, Vee-Uitbating en Ethologie,
http://allserv.rug.ac.be/~gjans/ Universiteit Gent, Heidestraat 19, 9820 Merelbeke
Vereniging voor het Onderwijs in de Biologie, de Milieuleer en de Gezondheidseducatie (VOB vzw)
http://www.vob-on
Vlaamse Milieumaatschappij, www.vmm.be Van de Maelestraat 96, 9320 Erembodegem (Aalst)
Vlindertuin, www.knokke-heist.be/vlindert.htm Bronlaan 14, 8400 Knokke-Heist
Wereld-Natuur-Fonds, www.wwf.be Waterloosteenweg 608, 1050 Brussel
33
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
2
PLANT
2.1
HANDBOEKEN EN REFERENTIEWERKEN
DE LANGHE e.a., Flora van België, het Groot-Hertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden, Uitg. Nationale Plantentuin.
HEIMANS, HEINSIUS en THYSSE, De geïllustreerde flora van Nederland, Uitg. Versluys.
HEUKELS e.a., Flora van Nederland, Uitg. Wolters.
BOON, C., Leven en groei van plant en dier; Belgische boerenbond, Leuven 1995.
CHRISTOPHER, B., Atrium tuinplanten encyclopedie, Atrium, 1996.
DE SAULLES, D., Deltas groot moestuinboek, Zuidnederlandse NV, Aartselaar 1996.
GROENBOEKERIJ; Tuinieren stap voor stap; Zomer en Keuning uitgevers Ede Antwerpen.
ROORDA, N. en VAN EYSINGA, Dr. Ir. J. Pl; De voedingselementen, Proefstation voor tuinbouw onder glas te Naaldwijk, Nederland.
Vlaco’s Praktijkgids Compost Kan. De Deckerstraat 22-26 2800 Mechelen
Biologische landbouw, Ministerie van Middenstand en Landbouw.
Preventie in Land- en Tuinbouw, preventagri.
Hoe bemest ik mijn tuin, Bodemkundige Dienst van België, de Croylaan 48, 3001 Heverlee.
Bomen herkennen aan hun blad of aan hun knoppen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Leefmilieu en Infrastructuur
Code van goede landbouwpraktijken; (Bestrijdingsmiddelen, vollegrondsgroenten en fruitteelt) Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Land- en Tuinbouwvorming Leuvenseplein 4, 1000 Brussel
2.2
TIJDSCHRIFTEN
Vakblad van de Bloemisterij
Bloemen en Planten
Hobbytuin
Proeftuinnieuws
Groenten en Fruit
De Boomkwekerij
Verbondsnieuws
Tuin en Landschap
Fruitteelt (B)
Fruitteelt (NL)
Belgische Fruitrevue
Loonwerk
Groei en Bloei
Fleur
De boer en tuinder; Belgische Boerenbond
2.3
NUTTIGE WEBSITES
http://hotpot.klascement.net/
http://www.bioplek.org/
http://www.vob-ond.be/FOCA.html
http://botany.csdl.tamu.edu/FLORA/201Manhart/Homepage.html
http://www.mobot.org/MOBOT/Research/APweb/welcome.html
http://botit.botany.wisc.edu/
http://www.biologie.uni-hamburg.de/b-online/
http://wilde-planten.nl/
34
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
http://www.macmerik.nl/indexflora.html
http://www.koentimmers.be/determinatie/
http://www.botany.hawaii.edu/faculty/carr/nfpfamilies.htm
http://www.emc.maricopa.edu/faculty/farabee/BIOBK/BioBookflowersII.html
http://botweb.uwsp.edu/Anatomy/
http://zygote.swarthmore.edu/phyto1.html
http://www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb/?page=guide&lang=nl
http://www.fotoherbarium.nl/paddestoelen.php
http://www.vilt.be
www.pcainfo.be
http://www.west-vlaanderen.be/upload/pcbt/index.html
3
MILIEU
3.1
HANDBOEKEN EN REFERENTIEWERKEN
AMINAL, ANB, Zoekkaarten.
ANB, Volledige cursus bosbouwbekwaamheid.
ANB, Volledige cursus harmonisch park en groenbeheer.
BOER, Ecologisch groenbeheer in de praktijk, 2001.
DE SMEDT, P., COLPAERT, R., SCHOUKENS, H. en WAUTERS, F., Speciale beschermingszones in
Vlaanderen: Juridische aspecten en richtlijnen voor de praktijk.
DECLEER, K., Europees beschermde natuur in Vlaanderen en het Belgische deel van de Noordzee:
Habitattypen en Dier- en plantensoorten, 2007
DIERICKX, H., De mooiste natuurplekjes van België, 2004.
HERMY, M., ANB, Groenbeheer, een verhaal met toekomst, 2008
HERMY, M., DE BLUST, G., Punten en lijnen in het landschap, 1997.
HERMY, M., DE BLUST, G. en SLOOTMAEKERS, M., Natuurbeheer.
INBO, Natuurrapport Vlaanderen, 2008 en volgende.
INSKIPP, C., Afval en recycling - Een beter milieu, 2006.
JOHNSON, O., MORE, D., ANWB Bomengids van Europa.
KOSTER, A., Ecologisch groenbeheer, 2001
MORGAN, S; Afval, recycling en hergebruik, 2007.
ROORDA, N., Basisboek duurzame ontwikkeling, 2005
TIRION, Natuurgidsen, Thiem en Elsevier
ZANDERIK, R., RINGNALDA, H., Grazers in grote en kleine natuurgebieden.
ZWAENEPOEL, A., Werk aan de berm!: Handboek botanisch bermbeheer.
3.2
NUTTIGE WEBSITES EN VERENIGINGEN
www.natuurpunt.be
www.bosengroen.be
www.ecopedia.be
www.vbv.be
www.inbo.be
www.soortenbank.nl
http://www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb/
3.3
TIJDSCHRIFTEN
Natuur.blad / Natuur.oriolus / Natuur.focus
Eos
Groencontact
Machines voor tuin en landschap
35
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
BIJLAGEN
Hierna volgen indicatieve lijsten met planten en dieren. Deze lijsten worden louter als hulpmiddel voor
de leraar toegevoegd. Het is zeker niet de bedoeling al deze planten en dieren systematisch te behandelen maar ze kunnen als hulp gezien worden bij het aanbrengen van voorbeelden.
BIJLAGE 1: INSECTEN, MIJTEN, SPINTEN EN DIEREN VAN BELANG VOOR DE CLUSTER PLANT
INSECTEN – MIJTEN – SPINTEN
bladluis; witte vlieg; thrips; rupsen; spint en mijten; dop- en schildluizen; wolluis; aardrupsen; emelten;
ritnaalden; engerlingen; gegroefde lapsnuitkever (taxuskever); perenbladvlo; wantsen; groentevliegen;
bloesemsnuitkever; fruitmot (appelmade).
AALTJES
bladaaltjes; stengelaaltjes; wortelaaltjes; wortelknobbelaaltjes; cystenvormende aaltjes; vrijlevende
aaltjes.
WEEKDIEREN
naaktslakken; huisjesslakken.
VOGELS
nuttige vogels:
insecteneters:
mezen: koolmees; pimpelmees
zangers: tuinfluiter; zwartkop; fitis; tjiftjaf
lijsters: grote lijster; zanglijster; merel
zwaluwen: boerenzwaluw; huiszwaluw
vliegenvangers: bonte vliegenvanger; grauwe vliegenvanger
kwikstaarten: witte kwikstaart; gele kwikstaart
spechten: grote bonte specht; groene specht
overigen: heggenmus; winterkoning; boomkruiper; roek; boomklever; gierzwaluw; steenuil;
boomvalk; spreeuw; huismus; ringmus; kievit; roodborst; zwarte roodstaart
knaagdiereters:
dagroofvogels: torenvlak; buizerd
nachtroofvogels: bosuil; kerkuil; ransuil
vogelvangers of vogelverjager:
dagroofvogels: slechtvalk; boomvalk; sperwer; havik
schadelijke vogels:
vernielen van vruchten: merel; spreeuw; houtduif
knoppenpakkerij: houtduif; huismus
omwoelen van het zaaibed: huismus, kraai, kauw
bejagen en verstoren van insectenetende vogels: zwarte kraai; ekster; Vlaamse gaai.
ZOOGDIEREN
orde van de roofdieren:
vos; wezel; bunzing; hermelijn; steenmarter; fret; bunzing; boommarter; otter; das
orde van de knaagdieren:
muisachtigen: ware muizen; bruine rat; zwarte rat; bosmuis; huismuis
woelmuizen: woelrat; veldmuis; muskusrat;
36
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
orde van de haasachtigen:
haasachtigen: haas; konijn
orde van de insecteneters:
mol; spitsmuizen; egel;
BIJLAGE 2: PLANTEN BELANGRIJK VOOR DE CLUSTER DIER
LANDBOUWGEWASSEN:
aardappel; blauwmaanzaad; gerst; harde tarwe; haver; koolraap; maïs; rode klaver; rogge; suikerbiet;
tarwe; tuinboon, veldboon; voederbiet; voederwikke; zonnebloem; witte klaver;
SIERGEWASSEN
jeneverbes; kalanchoe; ficus (waringin); pyracantha; vijg (siergewas anders dan Ficus benjamina l.);
wilg; altheastruik
FRUITSOORTEN
aardbei; appel; braam; druif; hazelaar; kastanje; peer; pruim; walnoot
GROENTEN
Andijvie; broccoli; Chinese kool; erwt; knolselderij; komkommer, augurk; koolraap; koolrabi; peterselie;
sla; snijbiet; spinazie; spruitkool; tomaat; tuinboon, veldboon; veldsla; witlof; winterpostelein; wortel
GIFTIGE PLANTEN
taxus; buxus; hulst; klimop; gouden regen; blauwe regen; vingerhoedskruid; kerstroos; narcis; st-jacobskruiskruid; boterbloem; liguster; avocado; lupine; brem; rhododendron; acacia
BIJLAGE 3: INDICATIEVE LIJST VAN DIERSOORTEN EN RASSEN
KLEINE ZOOGDIEREN
Muizen: kleurmuizen, veeltepelmuizen
Ratten: verschillende kleurslagen (huskyrat, Japanse rat), dumborat
Gerbils: Syrische gerbil
Cavia's: gladharige; Tessel; gekruinde cavia's (Engels, Amerikaans); borstelharige cavia's
Hamsters: Syrische hamsters, Russische dwerghamsters
Konijnen: dwergkonijnen (kleurdwerg, pooltjes), middenslag (hangoortjes, Hollanders, Alaska), grote
rassen (Rijnlander, Japanner, Franse en Engelse hangoor, Vlaamse reus, Franse vlinder), Belgisch
haaskonijn
Chinchilla
Fret: Nieuw–Zeelandse fret
GROTE ZOOGDIEREN
Hond: gezelschapshonden (bvb mopshond); herdershonden (bvb bearded collie, Duitse herder);
jachthonden (bvb golden en labrador retriever, Duitse brak); sledehonden (bvb samojeed); teckels
(bvb teckel); terriërs (bvb airedale terrier, cairn terrier, Parson Jack Russell); waakhonden (bvb dobermann, rottweiler, Duitse dog); windhonden (bvb Afghaan, Ierse wolfshond).
Kat: Britse korthaar, siamees, Perzische kat, main coon, Kartuizer
Schaap: Texelaar, Suffolk, Blue du Maine, Hampshire down, Belgisch melkschaap
Geit: saanen geit, de Anglo-Nubische geit, de Thuringer, de dwerggeit
Varken: Vietnamees en lndonesisch hangbuikvarken, Belgisch negatief
37
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
Pony/paard: werkpaarden (Belgisch, Ardenner, Fries, Haflinger); rijpaarden (BWP, Hannoveraan,
Arabisch volbloed, Lipizzaner); Pony (Shetlander, IJslandse …)
Ezels : Grand Noir du Berry, Poitou, de Provencaalse ezel
Rund: Charolais, Limousin, Jersey, Belgisch wit-blauw, Salers, Oost-Vlaams roodbont, Lakenvelder,
Holstein-Friesian
VOGELS
Volièrevogels:
Zangkanaries(Spaanse timbrado, Harzer, waterslager)
Postuurvogels (Belgische bult, gloster, lizard, Norwich, raza Espanol)
Exoten (zebravink, Japanse meeuwtjes, bandvinken, zilveroornachtegaal, edelzanger, gouldamadine)
Kleurkanaries
Kromsnaveligen (halsbandparkiet, grasparkiet, agaporniden, papegaaiachtigen)
Kwartels (Chinese dwergkwartel, Europese kwartel, Californische kuifkwartel)
Inheemse vogels (vink, keep, mus, goudvink)
Neerhofvogels
Kippen: groothoenders (Mechelse koekoek, brahma, marans, Cochin, Brakel, vechters, araucana);
krielen (Japanse shabo, cochin, Antwerpse baardkriel, Mechelse baardkriel, Sebright).
Duiven: kroppers (Gentse kropper); vormduiven (pauwstaart); vliegduiven (postduif)
Parkvogels
Kalkoenen (Ronquière kalkoen, bronskleurige Amerikaanse kalkoen)
Pauwen (blauwe pauw, Java-pauw)
Fazanten (goudfazant, Lady amhertsfazant, koningsfazant, oorfazant, bosfazant)
Kwartels en patrijzen
Parelhoenders
Watervogels
Ganzen (knobbelgans, maangans, Toulouse-Gans, grauwe gans)
Eenden (mandarijneend, carolinaeend, zomertaling, wintertaling, loopeend, Hollandse kwaker, wilde
eend), zwanen (witte zwaan, zwarte zwaan)
REPTIELEN
Slangen
Gifslang (adder, cobra, ratelslang)
Wurgslang (python, korenslang)
Hagedissen
Skinken
Gekko (daggekko en nachtgekko)
Leguanen (groene leguaan)
Kameleons
Baardagaam
Schildpadden
Landschildpad (Griekse)
Moerasschildpad (roodwangschildpad, bijtschildpad)
38
TSO – 2e graad – Specifiek gedeelte Plant-, dier- en milieutechnieken
PV Praktijk landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 5-2 lestijden/week)
TV Landbouw/tuinbouw/toegepaste natuurwetenschappen/toegepaste biologie
(1e en 2e leerjaar: 3-6 lestijden/week)
AMFIBIEËN
Kikkers: pijlgifkikker, groene kikker
Padden: Buffo marinus
Salamanders: vuursalamander, axolotl
VISSEN
Warmwatervissen
scalara, neon, guppi, discus
Koudwatervissen
Karperachtigen (Koi, goudvis, winde, zeelt, voorn)
Roofvissen
Zonnebaars, snoek, baars
GELEEDPOTIGEN
Spinnen
Insecten
BIJLAGE 4: OVERZICHT VAN DE KERNCOMPETENTIES TWEEDE GRAAD
ALGEMEEN
1. Voeling hebben met de groene sector en daarop voorbereidende opleidingen
2. Markteconomisch denken en handelen
PLANT
1. Verwerven van plantenkennis
2. De levensprocessen van planten verklaren a.d.h.v. anatomische en fysiologische kenmerken
3. Basiskennis verwerven in de levenscycli van zaadplanten, sporenplanten en zwammen
a.d.h.v. typevoorbeelden
4. Planten vermeerderen, voeden en verzorgen
5. Respectvol omgaan met planten
DIER
1.
2.
3.
4.
5.
Verwerven van dierenkennis
De levensprocessen van dieren verklaren a.d.h.v. anatomische en fysiologische kenmerken
Basiskennis verwerven in de levenscycli van dieren a.d.h.v. typevoorbeelden
Dieren voederen, huisvesten, verzorgen en vermeerderen
Respectvol omgaan met dieren
MILIEU
1.
2.
3.
4.
Inzicht verwerven in de verschillende abiotische invloedsfactoren
Inzicht verwerven in de biotische invloedsfactoren (virussen, bacteriën en schimmels)
Interactie tussen de biotische en de abiotische invloedsfactoren in de ecosystemen bespreken
Basisinzichten verwerven i.v.m. de invloed van bodemkundige, klimatologische omstandigheden en chemische processen op het ecosysteem
5. In de omgang met dier, plant en mens met zin voor verantwoordelijkheid handelen
6. Respectvol omgaan met het milieu
39
Download