EMERITIFORUM KU LEUVEN p.a. “Eygen Heerd” Minderbroedersstraat 5 B-3000 Leuven KU LEUVEN Forumgesprek nr. 101 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Vrije meningsuiting en verantwoordelijkheid Sprekers: - em. prof. Leo Neels (General Director Itinera institute) - prof. Bart Pattyn (Centrum voor Ethiek, Sociale en Politieke Filosofie, KU Leuven) Inleider-moderator: em. prof. Lode Walgrave (Onderzoekseenheid Jeugdcriminologie, KU Leuven) Plaats: Lemairezaaal, Faculty Club, Groot Begijnhof Datum: donderdag 26 november 2015 _____ Ter beschikking gestelde documentatie: - Inleiding door de voorzitter - Tekst van de inleider-moderator (2 pp.) - Korte samenvatting van de interventie: ‘Misvattingen omtrent de geschiedenis en misvattingen omtrent het absoluut karakter van de persvrijheid’ (2 pp.), prof.Pattyn - PowerPointpresentatie ‘Misvattingen omtrent persvrijheid’ van prof.Pattyn (46 dia’s) - PowerPointpresentatie ‘Vrije meningsuiting en verantwoordelijkheid’ van em.prof.Neels (21 dia’s) - door prof.Neels aanbevolen lectuur: http://hudoc.echr.coe.int/eng#{"languageisocode":["ENG"],"article":["10"],"documentcollectionid2":["GRA NDCHAMBER","CHAMBER"],"itemid":["001-158279"]} (zie vooral de General Principles: §§ 87-91) http://dobelli.com/wp-content/uploads/2010/08/Avoid_News_Part1_TEXT.pdf http://feb.kuleuven.be/public/n11017//publications/Vandenbroucke_Frank_Opinie_DS_rol_journalist_2.5 .2015.pdf _____ Secretariaat : tel. 016/32 07 77 - Fax 016/32 37 38 e-mail : [email protected] BLAD NR. 2 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Volgens de voorzitter van het Emeritiforum kwam na Charlie Hebdo ook de vraag naar de betekenis en draagwijdte van persvrijheid / vrijheid van meningsuiting (Rechten van de Mens) naar voren, waarvan een onverkorte uitoefening alleen tot oorlog kan leiden… Het gaat inderdaad om een complex probleem want deze vrijheden doorbreken het individualisme en openen het perspectief op een veld van communicatie, wat verantwoordelijk gebruik ervan veronderstelt en dus basisvertrouwen. Hij stelt de inleider-moderator voor aan de hand van diens cv. De poëzie stelde in het thema van vandaag uiteraard ook belang. Twee mooie voorbeelden daarvan zijn Toon Tellegem met zijn ‘Wie zwijgt, en Nobelprijswinnares (1996) Wistawa Szymborska met haar ‘De vreugde van het schrijven’. Voor em. prof. L. Walgrave is de kernvraag of vrije uiting van een mening altijd en ongebreideld moet mogelijk zijn. We kunnen niet anders dan samenleven en ons dus behoorlijk gedragen en elkaar respecteren - dus geen fundamentalisme of racisme - en dat is afdwingbaar. Dit moet echter gecombineerd worden met vrije meningsuiting, dé pijler van de democratie, ook al kan zulks voor een aantal onaangenaam zijn. Maar gratuit kwetsen en beledigen polariseert, verengt het speelveld waarop discussie en overleg mogelijk zijn. Het is ook niet altijd wijs van het recht op vrije meningsuiting gebruik te maken en beledigen is moreel af te wijzen want anders zouden we in een sociale hel terecht komen. De vrijheid van meningsuiting is ook niet absoluut (zie o.m. rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens), het is een kwestie van sociale ethiek. Vrije meningsuiting moet kunnen rekenen op de verantwoordelijkheid van de burgers en confronteert met de onvermijdelijkheid van ethische keuzen. Het sociale verkeer mag niet geïnfecteerd worden met destructieve emoties. De inleider-moderator stelt de beide sprekers voor. Prof. B. Pattyn geeft toelichting bij het onderwerp aan de hand van zijn PowerPointpresentatie. Hij verwerpt vooraf een al te atomistische opvatting van de ‘publieke opinie’ en benadrukt haar belang voor de samenleving. In een eerste gedeelte (dia’s 1- 35) gaat hij in op enkele misvattingen omtrent de historische ontwikkeling van de persvrijheid. In tegenstelling met wat vaak wordt gesuggereerd stelden tal van verlichtingsfilosofen zich terughoudend op t.a.v. die persvrijheid (Locke, Hume, Rousseau, Voltaire). De meest fervente verdedigers van de persvrijheid waren populistische politici en revolutionaire journalisten die gebruik makend van commotie met hun publicaties politieke steun zochten voor hun machtsaanspraken of voor revolutionaire ideeën (bijvoorbeeld John Wilkes, Mirabeau, Camille Desmoulins, Marat e.a.). 2 BLAD NR. 3 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Volgens de spreker is persvrijheid in het leven geroepen om een publieke opinie te garanderen op basis van een objectieve perceptie van wat er in een samenleving omgaat. Elke poging om te verhinderen dat men waarheidsgetrouwe inzichten en vaststellingen van algemeen belang publiek maakt, is uit den boze. Prof. Pattyn overloopt hoe daar historisch feitelijk mee werd omgegaan, in Engeland en Frankrijk, en onder welke omstandigheden of met welke motieven (kerkelijke censuur, de omslachtigheid van de procedure, het nadeel voor de business, …) beperkingen werden toegepast. Langs de publieke opinie probeerde men bijvoorbeeld ook politieke macht uit te oefenen, de magistraten in de pas te doen lopen, met fanatieke publicaties tumult te creëren zoals Wilkes en Marat, … Dit alles gebeurde via kranten en soms ironische columns, maar o.a. ook via - ook hoogstaande - essays. Als conclusie kan men in aanmerking nemen dat de Verlichting niet een grote verdediger was van de absolute vrijheid, en er de gevaren van kende. In een tweede gedeelte (dia’s 36-46) onderzoekt de spreker de aard en de structurele functie van de publieke opinie, de doelstelling van de persvrijheid. De functie van het perspectief op gebeurtenissen en initiatieven dat spontaan ontstaat wanneer mensen samenwerken, wordt onderschat: we zijn geen geïsoleerde individuen of consumenten. Een persoon is dus niet een ‘disengaded first-person-singular self ', een ‘center of monologial consciousness’, waarbij abstractie gemaakt wordt van het feit dat mensen de relevantie en de emotionele waarde van hun passies, observaties en gedragingen inschatten vanuit een gedeelde betrokkenheid (dia 38). Betekenis wordt gegeven vanuit het participeren in verstandhouding met anderen. De media lichten ons in over wat ons samen beroert. Wat samen belangrijk wordt gevonden, het gemeenschappelijke gezichtspunt, maakt coördinatie mogelijk en door te communiceren wordt een wij-perspectief geopend. Bijpraten dus om te kunnen participeren. Als het om grote groepen gaat, dan zijn daar massamedia voor nodig. De kwaliteit van die publieke opinie moet goed zijn (niet ‘right vs. wrong’), de media zijn publiek verantwoordelijk (‘joint intentionality’). Dit standpunt wordt dieper ontwikkeld in het tweede gedeelte van zijn bovengenoemde nota ‘Korte samenvatting…’. Er wordt in dit verband ook gewezen op het werk van Michael Tomasello, Amerikaans ontwikkelingspsycholoog (°1950), en George Herbert Mead, ook Amerikaan en een grondlegger van de sociale psychologie (1863-1931) . Em. prof. Leo Neels werkt eveneens met zijn bovengenoemde PowerPointpresentatie. Hij stelt dat de kracht van de persvrijheid / vrije meningsuiting in dit land mooi aangetoond wordt door art. 1 van de Grondwet, volgens hetwelk België een federale staat is. In vergelijking met de oude unitaire staat van 1831 is dat een wezenlijk verschil, dat we op vreedzame wijze bereikten, omdat we de unieke vaardigheid hadden om op redelijke wijze van mening te kunnen verschillen. Mondiaal beschikt evenwel slechts 14 % van de wereldbevolking over een redelijke persvrijheid en we gaan er op achteruit: die vrijheid wordt dus een schaars goed en een goede situatie is nog een ver ideaal. In België 3 BLAD NR. 4 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, blijkt nog 53 % van de respondenten vertrouwen te hebben in journalisten (2014) en volgens de trustbarometer krijgen de media een vergelijkbare score (51%, eveneens in 2014). Media - met de er aan gekoppelde verantwoordelijkheid - zijn systemische bedrijven: er moet een samenhang van democratie en rechtsstaat voor zijn, waarvan zij de biomarker zijn, ‘the public watchdog of democracy’. Deze democratische rechtsstaat werkt niet zonder geëngageerde burgers, bijgevolg niet met louter consumenten van voordelen. George Orwell (‘Nineteen eighty-four’ - 1949) en eerder Aldous Huxley (‘Brave New World’ - 1932) tonen ons werelden waar dit niet het geval is en waarin we alleen maar de technologie zouden gaan gebruiken die op ons afkomt! We hebben de systemische bedrijven die media zijn in onze samenleving heel hard nodig: er is een gigantische toename van goede journalistiek, maar ook een geweldige toename van… brol, prul en pret. Hoofd én hart zijn evenwel alle twee nodig voor de samen-leving. De fundamentele vrijheid vanaf 1831 vervat in art.19 van de Grondwet was nochtans nooit absoluut, en ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van 1950 wijst in art.10 op plichten en verantwoordelijkheden. De meningsuiting is dus fundamenteel; zo blijkt ondermeer uit de omstandigheid dat zij ook geldt voor informatie of ideeën die shockeren, storend zijn of beledigen. De eigenaardigheid van deze definitie - die vaste rechtspraak is - is dat belediging ook nog steeds een misdrijf is in de strafrechtelijke zin. De ruime vrijheid van de ene rust dus ook op een zeker incasseringsvermogen van de andere . Maar er zijn toch ook grenzen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit strafbaar racisme, en ook de burgerlijke aansprakelijkheid kan grenzen stellen aan uitingen, met begrippen als foutief en onrechtmatig. In een democratische rechtsstaat heeft immers elke menselijke persoon ook haar of zijn persoonlijkheidsrechten, en dus zal er vaak een afweging zijn tussen iemands uitingsvrijheid en de persoonlijkheidsrechten van anderen. Maar we zijn slap inzake rechtsbescherming van reputatieschade: de rechtsbescherming disfunctioneert hier. Er is een kaduke rechtsbescherming en daarvan worden een aantal voorbeelden gegeven. Die tendenzen zijn nog versterkt in het digitale tijdperk. We zijn al vrij lankmoedig met preventief optreden ten aanzien van mediavrijheden, omdat men puur naar rechtsbescherming achteraf kijkt. Maar in digitale tijden zijn de nadelen daarvan nog uitvergroot. Immers, daarin gebeurt sharing van ideeën voortdurend en snel. Welnu, in sociale media gaat de snelheid van het delen van nieuwtjes voor op kwaliteit van informatie. Het nieuwe adagium luidt dan ‘good is good enough’. Men vindt vooral informatie krijgen ‘in real time’ belangrijk, men kiest teveel voor snelheid: geen probleem immers als foutieve informatie even nadien al rechtgezet wordt… Verantwoordelijkheid voor fouten wordt niet gevalideerd in de sociale media. De klassieke journalistieke promesse is dat journalisten informatie nazien en valideren, en dan pas publiceren: the art of verification. Dat ze wel eens een fout maken, is eigenlijk niet zo erg, journalisten zijn ook maar mensen. Mensen maken fouten, journalisten toch ook?! 4 BLAD NR. 5 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Maar de klassieke journalisten moeten fouten ruimhartig rechtzetten, men noemt dat the art of rectification. Zowel inzake verification als inzake rectification kunnen redacties dat nog veel beter doen. Em. prof. Neels wijst in dit kader op het onderzoek van Lord Justice Leveson (2012) in het Verenigd Koninkrijk, naar de cultuur, de praktijken en de ethiek van de Britse pers, naar aanleiding van de telefoonhacking door de tabloid ‘News of the World’. Het was de 7de maal sedert de vijftiger jaren dat de Britse overheid een dergelijk onderzoek bevolen heeft. Lord Leveson stelde toch belangrijke hervormingen voor, maar de Britten deden er weinig of niets mee. Voor verdere toelichting bij zijn tussenkomst refereert hij aan zijn jongste werk ‘Fabriek Journalistiek’ (2014) en met name aan het eerste gedeelte daarvan. _____ V. Op de getoonde kaart over de toestand van de persvrijheid in de wereld (World Press Freedom Map, Reporters without Borders) werd Groot-Brittannië maar in het geel (= ‘satisfactory situation’) aangeduid. Hoe komt dat? A. Daar kunnen verschillende omstandigheden de oorzaak van zijn, bijvoorbeeld het opnemen van cijfers inzake het vervolgen van personen die gelekt hebben en daarvoor juridisch werden aangepakt. In het UK spelen daarin ook de gegevens van het oppakken van journalisten, die bij demonstraties camera’s op de politie gericht hadden… Maar algemeen gesteld wordt die map toch wel als gezagsvol aanvaard. V. - Is het niet verontrustend dat de rechtspraak zo weinig optreedt? - Is er niet een heel groot individualisme en vereconomisering in de journalistiek? Er is de indruk dat het ‘gedeelde perspectief van de gemeenschap’ doorkruist wordt door atomistische en economistische individualisering. Of is de individualisering zelf een gedeelde mentaliteit?? Beantwoordt de mentaliteit van de journalisten soms daaraan? A. - De magistraten hebben veel verantwoordelijkheid, maar de omstandigheden waarin de rechterlijke macht moet functioneren zijn slecht. Het wetgevende kader wat betreft de media is bovendien kaduuk. België was een modelstaat inzake rechten en vrijheden, maar thans is er dikwijls een gebrek aan regels waardoor de magistraten maar hun plan moeten trekken… De legistiek zelf is dikwijls ronduit schabouwelijk. - Gemeenschappelijk perspectief vs. individualisering, of is dit laatste ook een product van percipiëren en dus terecht? De twitteraar heeft immers een individualistisch karakter. We worden geacht zo te zijn dat we ons niets van sociale druk aantrekken. Er is een gebrek aan discours voor feitelijke groepsdynamische mechanismen, het discours gebruikt het individualistische paradigma. Cfr. de film ‘Life of Brian’ (1979) met de quote ‘You’re all indviduals’… 5 BLAD NR. 6 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Tijdens de koude oorlog stond het vrije Westen tegenover het Oosten zonder persvrijheid. In het exOostblok is er nu nauwelijks of geen persvrijheid. De repliek daarop is dat het Westen illusies van persvrijheid geeft (met persgroepen, kapitalistische belangengroepen, publiciteit, …) en ze stellen dat zij de vrijheden moesten moraliseren, er zijn immers goede (voor maatschappelijk goed gebruik) en slechte vrijheden. Hoe gaat men daar mee om? Hebben wij onze vrijheden verkocht? A. Het geloof in kritisch denken is ontstaan in de Verlichting en we durven dat te weinig zeggen. Dat moet in het kader van de democratie geplaatst worden. We moeten denken in termen van evidenties: democratie bevorderen samen met de individuele ontplooiing van elk individu. Zie hierover ‘The Idea of Justice’ van Indiaas Nobelprijswinnaar economie (1998), Amartya Sen: men moet vaststellen dat geen hongersnood voorkomt in landen met min of meer vrije verkiezingen en mensen en waar er een goede rechterlijke macht is… In opgepoetste democratieën is er nog een rem. Voor journalisten zijn ook alle godsdiensten gelijk, wat van belang is zijn de ‘evidence based’ waarden. Commerciële druk zorgt er voor dat niet alles kan gebracht worden, in Rusland is er controle door de politie, en er is het effect van de terreur…, maar op zulke toestanden moeten we niet regulerend reageren, er moet wel een discours ontstaan over de verantwoordelijkheid van de media en de ontwikkeling van een soort schaamtecultuur. Er is inderdaad een verschil tussen goede en zwakke journalistiek. Wat dus wel moet gereguleerd worden is waar het beroep voor staat, fraude (zoals die in de wetenschap ) maakt het metier zelf kapot. De bestaande regels van rechtsbescherming moeten worden toegepast. Bedrijven mogen ook de journalistiek niet in een spiraal naar beneden duwen, er is de redactionele onafhankelijkheid (van de patroons of crowdfunding). De journalisten mogen geen bange, defensieve beroepsgroep worden. Ze moeten in publieke debatten zitten waarin het over hen gaat. Er is ruimte voor goede journalistiek! V. Begrippen als vrijheid, verantwoordelijkheid, democratie, … functioneren in deze context niet helemaal. Is de vierde macht de echte macht of zijn er nog andere? Creëren we geen virtuele realiteit? A. De samenleving is complex. Er is het begrip actief burgerschap - we zijn niet alleen consumenten, en de vrij recente ontwikkelingen in dat verband. In 1830 waren er 40.000 kiesgerechtigden in België; nu heeft de EU de vrede gegarandeerd en dit heeft ons toegelaten progressie te maken. Journalisten zien het dikwijls individualistisch, maar wat ze brengen moet nuttig zijn in een breder algemeen kader. Volwassen burgerschap in nodig en we zullen een aantal zaken moeten gaan heruitvinden. De jongeren blijken daar trouwens veel vatbaarder voor te zijn. Loyaliteiten en respect bestaan en in de maatschappij functioneert veel spontaan en intuïtief . ‘Men denkt alleen aan zichzelf’ is niet juist; het is empirisch vastgesteld dat in vele groepen voor gedeelde 6 BLAD NR. 7 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, goederen inzicht kan gevonden worden, voor gemeenschappelijke belangen met vuistregels. Er moet wel voldoende feedback zijn en de rol van de massamedia is daarin belangrijk: die moeten wijzen op wat goed gaat. De mensen zijn op elkaar betrokken! Sensatie wordt nu kunstmatig opgefokt en dat verziekt de maatschappij. V. In de discussie ontbreekt de opkomst van het internet en de sociale media. Zij vullen een gat op. Regeringen die met instabiliteit geconfronteerd worden koppelen het internet af, wat op het belang er van wijst... De man in de straat tracht er hiaten in de samenleving mee te corrigeren. A. Niet alles is negatief: kijk naar de rol van de sociale media in het Syrische conflict. Sociale media spelen ook een grote rol in het onderwijs, zij zijn een formidabel distributie-element (zegt ook de Unesco). Het meeste wordt evenwel niet gevalideerd, en is vals. Constructieve journalistiek met duiding is een andere denkpiste. Debatten worden niet beter als iedereen vrij is te spreken. Als er geen gestructureerde aanpak is, loopt het mis. En in de sociale media zijn in dit verband geen procedures of tussenschotten… Slotvraag: krijgt de samenleving de pers die ze verdient… ? 7