Achtergrond van vitamine A, nachtblindheid en meer Hippocrates (460 – 327 B.C.) wist het al: ‘rauwe ossenlever, liefst zo groot mogelijk, geweekt in honing (waarschijnlijk voor de smaak) één á twee keer per dag’. Dat was toen al het remedie tegen nachtblindheid. Wat deze Griekse wijsgeer waarschijnlijk niet wist is dat de oorzaak hiervan een onverzadigde alcohol met maar liefst 20 koolstofatomen is. Het product accumuleert in de lever (voor 90% bij varkens, maar ook in melk en eidooier) en speelt een belangrijke rol speelt in de fysiologie van het oog. Later zou dit stofje retinol (Retina = zien) genoemd gaan worden, beter bekend als vitamine A. Vitamine A is de algemene naam van componenten met retinol activiteit en wordt uitgedrukt in internationale eenheden (IE) per kg eindvoer: 1 IE vitamine A = 0,3 μg retinol en 1 mg retinol = 3333 IE vitamine A. Ratten De remedie van Hippocrates was niet een magisch wondermiddel wat het daglicht niet kon verdragen. Om dit zwart op wit te willen zien werd een onderzoek bij ratten uitgevoerd. De dieren kregen een vitamine A deficiënt voer waardoor na vier weken de levervoorraad aan vitamine A uitgeput raakte. Een week later kwamen deze dieren pas echt in de rats. De groei begon af te nemen en ze werden vervolgens nachtblind. Er ontstonden ook afwijkingen aan het hoornvlies wat uiteindelijk zelfs begon te zweren. Deze vitamine A deficiëntie resulteerde uiteindelijk in sterfte van de ratten. Wortels… Dat konijnen geen bril nodig hebben is geen fabeltje. In plantaardige producten zoals wortels komt namelijk veel vitamine A voor in de vorm van β-caroteen welke in dieren omgezet kan worden naar vitamine A (figuur 1). In theorie bevat 1 molecuul β-caroteen twee moleculen vitamine A. Hoewel bij varkens is de efficiëntie van deze omzetting erg laag. Een enkele mg β-caroteen is equivalent aan niet meer dan 500 IE vitamine A. Vitamine A komt vooral voor in dierlijke producten waar met name de lever, melk en eieren in het oog springen. De commerciële vorm bestaat uit retinylacetaat en kan op laboratoriumniveau gesynthetiseerd worden. Vitamine A en β-caroteen hebben overlappende functies hoewel specifieke effecten kunnen worden toegeschreven aan βcaroteen. Figuur 1. Van wortels naar β-caroteen naar vitamine A. Vitamine A metabolisme Vitamine A is een vet oplosbare vitamine en wordt dus op een andere wijze gemetaboliseerd door het dier dan de wateroplosbare vitaminen (figuur 2). Vitamine A wordt als retinylester opgenomen via het voer. Daarna moet het allereerst worden gehydroliseerd door alvleesklierenzymen. De ontstane vrije alcohol wordt uiteindelijk geabsorbeerd door de darmcellen. Daarin wordt het opnieuw veresterd en vervolgens verpakt in chylomicronen (vetbolletjes). Via het lymfe- en bloedvatenstelsel wordt het naar de lever getransporteerd en daar als een retinylester opgeslagen. Vanuit de lever wordt retinol gebonden aan een transporteiwit (RBP), weer in de bloedbaan gebracht waarna het getransporteerd kan worden naar de andere lichaamsorganen. De aanmaak van RBP wordt gereguleerd door oestrogenen en het retinol niveau in de lever en bepaalt uiteindelijk de retinol waarde op bloedniveau. Figuur 2. Vereenvoudigde weergave van het vitamine A metabolisme. Vitamine A en het ongeboren big Het transport van retinol naar de embryo’s wordt mogelijk gemaakt door het RBP wat gemaakt wordt in het baarmoederslijmvlies. RBP wordt opgenomen door de placenta en het embryonaal weefsel. Gecontroleerd door het progesteronniveau, wordt het daarna afgegeven aan het foetale bloed. Een sterke toename in de synthese van het RBP wordt gevonden voor dag 30 van de dracht. In deze periode, waar de embryonale sterfte het grootst is, heeft retinol dan mogelijk haar beschermende werking op de embryo’s. De onderzoekers vonden daarom ook een hoge correlatie tussen de retinol niveaus in baarmoedervloeistoffen en de lengte van de embryo’s. Vitamine A speelt ook een wezenlijke rol in de reproductie van zeugen. De vitamine A waarde op bloedniveau kan niet verhoogd worden door extreem hoge niveaus in het voer vanwege het bufferend effect van de lever. Coffey (1993) injecteerde daarom zeugen op de dag van het spenen met 200 mg β-caroteen of 50.000 IE vitamine A. De behandelingen zorgden ervoor dat ten opzichte van de controle meer biggen het levenslicht zagen en ook het aantal doodgeboren verminderde bij de oudere worp zeugen. Vitamine A speelt dus een belangrijke rol in de reproductieresultaten en vitaliteit van respectievelijk zeugen en biggen. De schellen van de ogen Uiteindelijk vielen bij veel wetenschappers ook over andere functies de schellen van de ogen. Naast de rol in reproductie en foetale ontwikkeling wordt een rol voor vitamine A gezien in de ontwikkeling en bescherming van de huid en epitheelweefsel. Vitamine A wordt vervolgens ook gelinkt aan corticosteroïden productie in de bijnieren. Deze corticosteroïden hebben een belangrijke functie bij het reguleren van de activiteit van het immuunsysteem. Studies lieten daarom ook een lager antilichaam- en witte bloedcellenniveaus zien in response op een onvoldoende vitamine A aanbod. Vitamine A wordt ook geassocieerd met vleeskwaliteit zoals intramusculair vet en specifieke vetzuren. Dit komt mogelijke door de controlerende rol van deze vitamine in het differentiatieproces van vetcellen. Een studie bij rundvee laat een negatieve correlatie zien tussen het vitamine A gehalte en intramusculair vet. Oxidatie en aangepaste normen Vitamine A in de vorm van Retinylacetaat is zeer gevoelig voor oxidatie. Twilmij werkt daarom met een variant die in het oog springt: een gecoate variant zoals in figuur 3 is weergegeven. Twilmij heeft naast deze vorm ook een pensbestendige- en wateroplosbare variant als bron in huis. De afdeling Kwaliteit van Twilmij houdt zich bezig met het onderzoek naar hoe deze vitamine zich gedraagt in uw premix. Recovery 1 maand 3 maanden 35 °C 25 °C 92% 91% Figuur 3. Vitamine A en haar stabiliteit (uitgevoerd door leverancier). Vanaf 26 november 2015 moet de wettelijke norm voor vitamine A aangepast zijn. Voor zeugen betekent dit een maximum van 12.000 IE, biggen en vleesvarkens (<17 weken) 16.000 IE en oudere vleesvarkens 6.500 IE per kg eindvoer. Voor melkvervangers geldt een maximum van 25.000 IE en overige categorieën geen. Twilmij heeft de adviesnormen hierop zodanig aangepast dat deze wettelijke normen niet worden overschreden. Interactie vet oplosbare vitaminen Voor de opname van oplosbare vitamine is een bepaalde hoeveelheid vet in het voer nodig. Studies met vet oplosbare vitamines tonen aan dat bij hogere vetniveaus in het voer de absorptie toeneemt. Ook de interactie met vet oplosbare vitaminen onderling speelt een rol. Dit is mogelijk ook een verklaring waarom het competitieve antagonisme van vitamine E absorptie werd waargenomen bij hoge vitamine A niveaus in de studies van Lauridsen (2001), Eischer (1997) en Abawi (1989). Jonge biggen zijn hierin gevoeliger dan oudere dieren. Hoskinson (1992) vond een duidelijke interactie met de vitamine E absorptie wanneer niveaus hoger dan 13.000 IE vitamine A per kg voer werden gebruikt. Hoppe (1992) zag geen effect bij oudere dieren wanneer niveaus hoger dan 20.000 IE per kg voer werden gebruikt. Tot slot Tekorten aan vitamine A kunnen leiden tot nachtblindheid, onvruchtbaarheid en de geboorte van minder vitale nakomelingen. Dit gaat gepaard met verminderde eetlust en groeivertraging. We moeten het daarom goed voor ogen houden: vitamine A is en blijft een onmisbaar component. De juiste vitamine, op het juiste niveau met een goede stabiliteit is nodig.