IBO-natuur: Reactie van de provinciale Landschappen Kernboodschappen 1. Het rapport IBO-natuur constateert terecht dat de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) een uitstekend concept is voor het behoud en het herstel van de biodiversiteit in Nederland. 2. Het rapport IBO-natuur constateert terecht dat een kwalitatief hoogwaardige natuur (oftewel een hoge biodiversiteit) van groot belang is voor een gezonde maatschappij. 3. De provinciale Landschappen onderschrijven de stelling dat natuur en landschap zowel intrinsieke als utilitaire waarden herbergen: natuur en landschap voor de mensen. 4. Het IBO sorteert voor op een koerswijziging ten aanzien van de EHS; die leidt over heel Nederland gezien tot minder natuur, minder biodiversiteit en kapitaalvernietiging. 5. Financiële problemen liggen ten grondslag aan de keuzes verwoord door IBO en de brief van de minister aan de Kamer; niet het probleem van de aftakelende natuur en teruglopende biodiversiteit, maar het financieringstekort is leidend geworden. 6. Nederland geeft per jaar ongeveer 0,2% van het bruto-binnenlands product (bbp) uit aan natuur en landschap. Dat is veel te weinig gezien het grote maatschappelijke belang. Achtergrond Onlangs stuurde minister Verburg van LNV het eindrapport van de werkgroep IBO-natuur naar de Kamer. Doel van dit Interdepartementale Beleidsonderzoek was “te onderzoeken hoe de biodiversiteit zo doeltreffend en efficiënt mogelijk kan worden zeker gesteld”. Het verlies aan biodiversiteit is wereldwijd en in Nederland één van de belangrijkste vraagstukken. Het IBO stelt vast dat het natuurbeleid met het concept van de EHS als ruggengraat van de natuur wèrkt. Tegelijkertijd constateert het IBO dat de oorspronkelijke ambities niet (meer) te betalen zijn. En gaat men op zoek naar oplossingsrichtingen. Het rapport vormt de weerslag van een gedegen analyse van het Planbureau voor de Leefomgeving. De provinciale Landschappen kunnen het IBO-natuur op een aantal punten dan ook zeker onderschrijven. Heel belangrijk: het IBO breekt een lans voor de EHS als concept om de natuur op lange termijn (duurzaam) te beschermen. Het belang van biodiversiteit voor de samenleving wordt erkend, en daarmee het belang van goed gebufferde systemen, de economische en maatschappelijke betekenis van natuur, en de multifunctionele betekenis van natuur voor de samenleving. Ook plaatst het IBO terecht kanttekeningen bij de inzetbaarheid van agrarisch natuurbeheer, en wordt gepleit voor actieve inzet van het onteigeningsinstrument. Prima. Toch is de algehele indruk er één van compromissen, en van vermenging van financiële motieven met inhoudelijke argumenten. Het probleem was en is de achteruitgang van de biodiversiteit; vraag is of het IBO daartoe oplossingen biedt. Enkele opmerkelijkheden: 1 1. “Robuustheid” is het toverwoord. Het lijkt alsof de discussie over de EHS-realisatie wordt gesmoord door maar vooral te bevestigen dat het robuust moet zijn. Zonder te definiëren wat dat dan zou impliceren. Naar onze mening zou uit het rapport klip-enklaar moeten blijken dat we moeten streven naar natuur in grote, met elkaar verbonden eenheden. En dat mag je dan robuust noemen. Het IBO constateert, terecht, dat de vormgeving van de EHS beter kan. Maar komt dan met de verrassende conclusie dat het ook met minder kan. Dat lijkt tegenstrijdig. 2. In het rapport is sprake van 2 opties voor de toekomstige vormgeving van de EHS, respectievelijk “Deltanatuur” en “ Hoog&Droog” genoemd. Dat is merkwaardig. Want waarom 2 opties? Zeker is het legitiem en waardevol om, halverwege de rit, nog eens goed te bezien waar we staan, hoe het gaat, en hoe de wereld om ons heen verandert. Dat zal, nee, dat moet leiden tot bijstellen, in de zin van optimaliseren van de EHS. Natuurlijk is het dan logisch dat ook (!) gekeken wordt naar de mogelijke gevolgen van klimaatverandering, en dat bij de realisatie van de EHS meer dan aanvankelijk gekeken wordt hoe met dynamische natuur daar op ingespeeld kan worden. Maar dat moet niet leiden tot het verwaarlozen van “andere” natuur in Nederland. Het IBO is doordesemd met het willen anticiperen op klimaatveranderingen. Daar waar tot voor kort de legitimiteit van de EHS bestond uit de intrinsieke en utilitaire waarden van natuur, is klimaatverandering een aanvullende reden om zorgvuldig met natuur en landschap om te gaan. Dat is begrijpelijk en terecht. Maar er dreigt daarmee ook een blikvernauwing, in de zin van het boven alles willen stellen van het belang van Deltanatuur. Het IBO laat zich lezen als een voorsortering op Delta-natuur. 3. Alleen kiezen voor de optie Delta-natuur is onverstandig: a) Uit oogpunt van functionaliteit: ook de hoger gelegen gronden zijn van groot belang bij het pareren van mogelijke gevolgen van klimaatverandering, denk aan het bergend vermogen van de zandgronden. De definitie van “delta” zoals gehanteerd in het rapport gaat voorbij aan het belang van de hoger gelegen delen van Nederland (de pleistocene gebieden). b) Uit oogpunt van natuurkwaliteit: het zou betekenen dat er in andere delen van Nederland niet langer wordt geïnvesteerd in de natuur; c) Uit oogpunt van de burger: dienen niet alle burgers van Nederland dicht bij huis toegang te hebben tot kwalitatief hoogwaardige natuur? Dat geldt overigens ook voor de direct met natuur verbonden cultuurhistorie en landschap. Financiële argumenten lijken mede ten grondslag te liggen aan de optie Delta-natuur. Immers, die omvat grote oppervlakten water, die je niet hoeft te verwerven en die goedkoop te beheren zijn, zoals Noordzee, Waddenzee, rivieren en IJsselmeer. Dat is een gevaarlijke gedachte, die bovendien geen recht doet aan de kwaliteit van en de noodzaak van investeren in Delta-natuur. 4. Merkwaardig is de vermeende inwisselbaarheid kwaliteit-kwantiteit. Enerzijds stelt het IBO dat biodiversiteit het best te behouden is in grootschalige, goedgebufferde natuurgebieden en dat “robuuste” natuur de beste tegenkoppeling op de klimaatsverandering biedt. Desondanks pleit men voor het verminderen van verwerving, voor maximale flexibiliteit t.a.v. andere maatschappelijke doelen, en voor het in de ban doen van “statische” natuur. Er wordt zelfs gesproken over functieafwaardering en verkoop van EHS gronden. Hier dreigt de discussie over natuurkwaliteit te verzanden in praten over geld en in kapitaalvernietiging. Dat zouden we, met elkaar, niet moeten willen. 5. Het IBO rapport ontbeert een reflectie op het belang van de rol van de sturende overheid. De overheid die wel een EHS heeft vastgesteld maar daar de afgelopen jaren onvoldoende middelen, instrumentarium en ruimtelijke bescherming aan heeft gekoppeld. Voeg daar versnippering van ruimte, een nog steeds hoge milieubelasting, het verheffen van middel (agrarisch/particulier natuurbeheer) tot doel, en het omzichtig 2 omgaan met onteigening aan toe, dan moge duidelijk zijn waarom de EHS-realisatie zoveel vertraging heeft opgelopen, en thans onbetaalbaar geacht wordt. Er zijn, zoals hierboven gemeld, gelukkig ook veel zaken in het IBO-rapport waar we ons wèl in kunnen vinden. Zo delen wij de mening van het Planbureau dat het GLB grote kansen biedt voor het landschap, en daarmee voor de natuur. Zolang tenminste uitgangspunt is dat voor landschappelijke diensten betaald gaat worden, niet voor bepaalde groepen stakeholders: zorg voor het landschap gaat ons allen aan en behoort niet tot het primaat van de boer. Ook zien we absoluut voordeel in het onderkennen van de utilitaire waarde van natuur en landschap. Zij het niet overal samen en tegelijk. Maar het benadrukken van de maatschappelijke waarden van natuur en landschap is zinvol om de burger duidelijk te maken waarom investeren in natuur en landschap cruciaal zijn voor een gezonde maatschappij. Maar wat we zeker niet moeten doen: onder het mom van kwaliteitsverbetering, de kwantiteit van de EHS opofferen. Daarmee doen we immers juist afbreuk aan de doeltreffendheid van de EHS! De provinciale Landschappen blijven zich sterk maken voor robuuste natuur, i.e. voor natuur in grote, met elkaar verbonden eenheden. Omwille van een grote en kansrijke biodiversiteit, een hoogwaardige natuur en een mooi landschap: en dat ten bate van een gezonde maatschappij. De EHS, in haar oorspronkelijke concept en bijgestuurd op basis van huidige inzichten, vormt daarvoor een bij uitstek geschikt instrument. Ten slotte: Daar waar het IBO met een beetje goede wil gelezen kan worden als “afname biodiversiteit is het op te lossen probleem”, ademt de brief van de minster dat “afname van de financiële mogelijkheden het op te lossen probleem is”. Een verontrustende situatie: het belang van onze natuur en leefomgeving afhankelijk maken van beschikbare middelen zal er toe leiden dat we als maatschappij daarvoor op termijn de rekening gepresenteerd krijgen. De her-ijking van de EHS is acceptabel in de zin van het naar achter schuiven van de tijdshorizon. Maar zonder de doelen los te laten. En eerlijk te zijn in de afwegingen. De inspanningen moeten gericht blijven op het realiseren van grootschalige goed gebufferde en goed verbonden natuurgebieden. Daar hoort ook een adequaat milieubeleid bij. Nederland geeft per jaar ongeveer 0,2% van het bruto-binnenlands product (bbp) uit aan natuur en landschap. Als we met zijn allen natuur en landschap dan toch zo belangrijk vinden, moeten we daar ook substantiëler in willen investeren. Namens de twaalf provinciale Landschappen, Hank Bartelink, Directeur samenwerkingsverband De12Landschappen Dd 26 maart 2010 3