Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten Van Lanschot Bankiers Antwerpen, november 2015 Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 2 Inhoudsopgave 1.Inleiding3 2.Liquiditeiten4 2.1Termijnrekeningen 2.2 Index garantie contracten (IGC) 4 5 3.Obligaties5 3.1 Obligaties al naargelang de emittent 3.2 Obligaties volgens type 7 11 4.Aandelen13 5. Instellingen voor collectieve belegging of ICB’s 15 5.1 ICB’s naargelang hun rechtsvorm 5.2 ICB’s naar uitkeringsbeleid 5.3Distributieaandelen 5.4 ICB naar beleggingsstrategie 17 18 18 18 6. Afgeleide financiële instrumenten21 6.1Opties 6.2Warrants 6.3Futures 6.4Turbo’s 22 23 24 25 7. Alternatieve investeringen26 7.1Hedgefunds 7.2 Private equity 7.3 Asset allocatie strategieën 7.4 Absolute return 26 28 28 29 8.Levensverzekeringen29 8.1 Tak 23 8.2 Tak 21: verzekeringsbons 29 29 9.Vastgoed30 9.1Vastgoedbevek 9.2 Vastgoedbevaks of bevaki 9.3Vastgoedcertificaten 30 30 31 10.Grondstoffen 32 11.OTC-contracten 32 Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 3 1.Inleiding Bij het kiezen van beleggingen moet u goed afwegen welke financiële instrumenten het beste passen bij uw kennis en ervaring, uw beleggingsdoelstellingen en uitgangspunten en uw financiële situatie. Koop geen producten die u niet begrijpt. U moet zich realiseren dat de ideale belegging – hoog rendement zonder enig risico – niet bestaat. Aan alle vormen van beleggen zijn risico’s verbonden. De risico’s van beleggingen zijn afhankelijk van de aard van de belegging. De kans bestaat dat het rendement dat u verwacht hoger of lager uitkomt. Er zijn beleggingen waarbij u de hele inleg kunt verliezen of waaraan u zelfs schulden kunt overhouden. Meestal geldt dat een belegging met een hoger verwacht rendement grotere risico’s met zich meebrengt. Vooral het schrijven van ongedekte opties, termijncontracten (en opties op termijncontracten) kan zeer risicovol zijn. U dient alleen in deze risicovolle beleggingen te handelen, als u het (eventuele) verlies kunt en wilt dragen en u zich terdege bewust bent van de risico’s in verhouding tot het geïnvesteerde bedrag. Bij het beleggen in buitenlandse financiële instrumenten kan de overheidspolitiek in het desbetreffende land gevolgen hebben voor de waarde van de belegging. Daarnaast dient bij het beleggen in financiële instrumenten buiten het eurogebied rekening te worden gehouden met het valutarisico. Dus hoe hoger de kans op een hoog rendement, hoe groter ook de kans op aanzienlijke verliezen. Ga niet af op resultaten uit het verleden. Ze bieden geen garantie voor de toekomst. Hieronder zetten wij de eigenschappen onder elkaar van de financiële instrumenten waarin Van Lanschot voor de cliënt handelt. Dit document kan echter niet (alle eigenschappen van) alle financiële instrumenten beschrijven. Van Lanschot wijst er met nadruk op dat er zich afwijkingen kunnen voordoen ten opzichte van de beschreven eigenschappen of dat er bijzondere vormen van financiële instrumenten uitgegeven kunnen worden. Voor een nadere toelichting bij deze financiële instrumenten kunt u contact opnemen met uw private banker. Alle financiële instrumenten worden ingedeeld bij risicodragende of risicomijdende waarden op basis van elementen zoals bijvoorbeeld terugbetalingsbedrag op eventuele vervaldag, het te verwachten rendement of het type instrument. Bij elk financieel instrument geven wij aan wat de risico’s zijn. Van Lanschot onderscheidt de volgende voornaamste risico’s: Insolventierisico Het insolventierisico van de debiteur duidt aan dat de emittent van de roerende waarde zijn verbintenissen misschien niet meer kan nakomen. De kwaliteit van de emittent is erg belangrijk, want hij is verantwoordelijk voor de terugbetaling van het aanvangskapitaal. Een degelijke inschatting van dat risico is uiterst belangrijk. Hoe slechter de financiële en economische toestand van de emittent, hoe groter het risico dat hij niet of maar gedeeltelijk terugbetaalt. Uiteraard zal de intrest die een dergelijke emittent biedt, hoger liggen dan die aangeboden door een schuldenaar met een betere kwaliteit voor een gelijkaardig effect. Een rating geeft een idee van het insolventierisico. Liquiditeitsrisico Het kan gebeuren dat een belegger zijn geld (kapitaal + eventuele intrest) terug wil vóór de vervaldag van de belegging. Het liquiditeitsrisico geeft een idee van de moeilijkheden die een belegger ondervindt om zijn geld (vóór de vervaldag) terug te krijgen. De liquiditeit van een belegging hangt af van het aantal transacties op de markt waarop het product wordt verhandeld. De koersen variëren meer op een krappe markt. Een groot order kan de koers sterk doen schommelen. Hoe ruimer de markt, hoe geringer het liquiditeitsrisico. Ook de kosten bij uitstap uit een belegging en de tijd die nodig is om het geld terug te krijgen (betalingsrisico) beïnvloeden de liquiditeit. Wisselrisico Door te beleggen in vreemde munten, bestaat er een wissel- of muntrisico. Het wisselrisico geeft aan dat het rendement van de belegging daalt als gevolg van een ongunstige evolutie van die munt. Als de munt ongunstig evolueert, dan wordt het rendement uitgehold door de omzetting in euro. Bij een gunstige evolutie levert de belegging een normaal rendement op en een meerwaarde dankzij de gunstige wisselkoers. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 4 Renterisico Het renterisico is het risico verbonden aan een wijziging van de rentetarieven op de markt met een koersdaling van het effect als gevolg. Bij vastrentende beleggingen, zoals obligaties, uit het renterisico zich in een wijziging van de obligatiekoers als gevolg van een rentewijziging. Het leidt dus tot een waardevermeerdering of -verlies. Als het effect op de secundaire markt wordt verkocht vóór de vervaldatum op een ogenblik waarop de marktrente hoger is dan de nominale rente van de obligatie, moet de spaarder rekening houden met een waardeverlies. Als de marktrente lager is dan de nominale waarde, dan is er een waardevermeerdering. Voorbeeld: een obligatie op 10 jaar uitgegeven in 2001 met een rente van 5%, daalt in waarde als de marktrente 6% bedraagt in 2002. Valt die rente echter terug op 4%, dan stijgt de waarde. Voor beleggingen met een variabele rente, zoals aandelen, heeft een stijging van de rentetarieven meestal een negatieve invloed op aandelenkoersen. Volatiliteitsrisico Het volatiliteitsrisico duidt aan dat de koers van een belegging met een variabele opbrengst onderhevig kan zijn aan sterke of zwakke schommelingen. De belegger moet rekening houden met een waardeverlies als de koers daalt. En met een waardevermeerdering als de koers stijgt. Kapitaalrisico Het kapitaalrisico of terugbetalingsrisico duidt aan dat de belegger zijn aanvangsinbreng misschien niet volledig terugkrijgt op de vervaldatum of op het ogenblik waarop hij uit de belegging stapt. Als hij bijvoorbeeld in aandelen belegt, is er een aanzienlijk kapitaalrisico. Het belegde kapitaal schommelt afhankelijk van de financiële en economische situatie van de onderneming. Overige risico’s Specifieke risico’s voor een bepaalde soort van belegging. De risico’s die in deze brochure worden aangeduid zijn de risico’s die gelden in normale omstandigheden. Het is echter niet uitgesloten dat in bepaalde omstandigheden (een sectoriële dan wel globale economische crisis, politieke instabiliteit, grote rampen, etc.) bepaalde risico’s toch aanwezig blijken te zijn daar waar dit document vermeldt dat er geen waren of dat andere risico’s sterker zijn dan aangeduid in dit document. Met deze beschrijving geeft Van Lanschot geen advies over de te volgen strategie of te nemen beleggingsbeslissingen. Elke belegger heeft immers zijn eigen voorkeuren, risicotolerantie en rendementsverwachtingen. Voor een gepersonaliseerd advies verwijzen wij u naar uw private banker. 2.Liquiditeiten 2.1Termijnrekeningen Een termijnrekening is een beleggingsinstrument op korte termijn, in euro of in een vreemde munt. De looptijd en het rentetarief zijn vooraf gekend. Het geld dat wordt belegd, is geblokkeerd tijdens de overeengekomen periode. Vaak is een minimumbedrag vereist. De rentevergoeding wordt bepaald op het ogenblik van de belegging en blijft gelden tot de vervaldag. Ze hangt af van de marktrente. De rente die de termijnrekening heeft opgebracht, wordt uitbetaald op de vervaldag of volgens een overeengekomen periodiciteit. Maar de rente kan ook bij het kapitaal op de termijnrekening worden gevoegd in geval van kapitalisatie. Voor termijnrekeningen van meer dan een jaar wordt de rente tussentijds en jaarlijks berekend. Risico’s verbonden aan termijnrekeningen Termijnrekeningen behoren tot de categorie risicomijdende waarden - liquiditeiten en zijn geen complexe producten. Insolventierisico Gering, want termijnrekeningen worden geopend bij kredietinstellingen die onder strenge controle van de FSMA staan. Kredietinstellingen zijn verplicht zich aan te sluiten bij het stelsel voor de bescherming van deposito’s en financiële instrumenten. Dit stelsel vergoedt beleggers bij faillissement van een kredietinstelling. Rekeninghouders die aan bepaalde voorwaarden voldoen, ontvangen maximaal 100.000 euro voor deposito’s in euro of in munten van landen die tot de Europese Economische Ruimte behoren. Zie www.beschermingsfonds.be. Liquiditeitsrisico In principe is een deposito op een termijnrekening niet-liquide, want er is geen terugbetaling mogelijk vóór de contractueel vastgestelde eindvervaldag. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 5 Wisselrisico Geen voor beleggingen in euro. Voor beleggingen in andere munten is er wel een risico. Risico op tariefverandering De rentevergoeding wordt bepaald op het ogenblik van de belegging en blijft vast gedurende de hele looptijd van de belegging. Grondslagen voor de waardering De saldi van termijnrekeningen worden gewaardeerd tegen de laatst gekende nominale waarde. 2.2 Index garantie contracten (IGC) Een index garantie contract, kortweg IGC genoemd, is een contract tussen Van Lanschot en een belegger. Het heeft een looptijd van 5 of 7 jaar. De rentevergoeding hangt af van de evolutie van de onderliggende waarde, meestal een index zoals de AEX, Euro Stoxx 50, S&P500, Nikkei 225 of een combinatie van indices. Een IGC met 100% kapitaalgarantie garandeert dat de belegger zijn geïnvesteerde kapitaal terugkrijgt op de eindvervaldag. Daarbovenop ontvangt hij een percentage van de stijging van de onderliggende waarde. Aan het einde van elke maand wordt een actuele marktwaarde van het IGC berekend. Als de belegger vóór de vervaldag wil uitstappen, betaalt hij kosten. De actuele waarde kan op dat ogenblik lager zijn dan de gegarandeerde waarde op de eindvervaldag. Risico’s van index garantie contracten IGC met 100% kapitaalgarantie behoren tot de categorie risicomijdende waarden en zijn complexe producten. Als de onderliggende waarde een aandelenindex is, worden ze ingedeeld bij de aandelen. Insolventierisico Gering, want Van Lanschot staat onder strenge controle van de FSMA. Het is verplicht aangesloten bij het stelsel voor de bescherming van deposito's en financiële instrumenten. Dit stelsel vergoedt beleggers bij faillissement. Elke rekeninghouder ontvangt maximum 100.000 euro voor deposito's in euro of een munt van een land dat tot de Europese Economische Ruimte behoort. Liquiditeitsrisico Een IGC kan in normale marktomstandigheden eenmaal per maand worden verkocht tegen de marktvoorwaarden, mits uitstapkosten worden betaald. Wisselrisico Hangt af van de munt waarin het IGC belegt en kapitaalbescherming biedt. Er is geen risico als het IGC alleen in euro belegt en uitgedrukt is in euro. Het risico is hoog als het IGC belegt in schommelende munten zonder dekking van de wisselrisico’s en als de kapitaalbescherming niet in euro is uitgedrukt. Renterisico Meestal heeft een stijging van de marktrente een negatieve invloed op de koers van de onderliggende effecten. Deze invloed daalt naarmate de vervaldag nadert. De kapitaalbescherming geldt alleen op de vervaldatum. Volatiliteitsrisico Afhankelijk van de looptijd, de rentestand en de algemene evolutie van de beurs waarin de index van het IGC belegt. Grondslagen voor de waardering IGC’s worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende actuele waarde. 3.Obligaties Algemeen beschouwd is een obligatie een schulderkenning door de emittent, zoals een overheidsinstelling, een onderneming, een internationale instelling of een kredietinstelling. De obligatie geldt als bewijs voor een deelneming in een lening waarvoor de eigenaar van de obligatie intrest krijgt. Het principe van een obligatie is eenvoudig: een intresttarief dat recht geeft op de uitbetaling van een periodieke coupon, een leentermijn, een aankoopprijs en een terugbetalingsprijs op vervaldag. Obligatiemarkten Een obligatie wordt altijd uitgegeven op de primaire markt. Dit is de markt voor de uitgifte van nieuwe effecten. Beleggers kunnen alleen tijdens de uitgifteperiode inschrijven op een nieuw uitgegeven obligatie. Die periode wordt vastgesteld door de emittent en kan worden ingekort of verlengd al naargelang het succes van de obligatie. Na de uitgifteperiode kunnen beleggers obligaties kopen op de secundaire markt. De prijzen variëren dagelijks. Als de rentetarieven stijgen, dan dalen de koersen. Vroegere emissies tegen lagere intresttarieven boeten immers in aan aantrekkingskracht ten opzichte van de nieuwe emissies met een hogere intrest. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 6 Kwaliteit van de emittent - rating Doorgaans is het voor een particuliere belegger niet mogelijk zelf een kijk te hebben op de solventie van de emittent. Gespecialiseerde bureaus zoals Standard & Poor’s, Fitch en Moody’s geven obligaties een rating. Deze rating geeft een idee over de kwaliteit van de schuldenaar en van de uitgifte van obligaties. Hoe beter de rating, hoe kleiner het debiteurrisico. We spreken over ‘investment grade’ als de obligatie een hoge kwaliteit en dus goede rating heeft. ‘Non investment grade’ obligaties hebben een lagere kwaliteit en rating en dus een hoger debiteurrisico. Na de uitgifteperiode blijven de ratingbureaus de evolutie van de debiteur van nabij volgen. Soms verlagen of verhogen ze een rating. Een rating is immers een momentopname. Het debiteurrisico of kredietrisico is een factor die het uiteindelijke rendement van een obligatielening mee bepaalt. Uitgifteprijs - terugbetalingsprijs De uitgifteprijs van een obligatie is niet noodzakelijk gelijk aan de nominale waarde. De prijs kan worden aangepast om hem beter te doen aansluiten bij de marktvoorwaarden. Obligaties kunnen worden uitgegeven: – A pari: uitgifteprijs = nominale waarde. De inschrijver betaalt 100% van de nominale waarde; –Beneden pari: de uitgifteprijs ligt onder de nominale waarde. Het verschil tussen beide is de uitgiftepremie die het rendement voor de belegger verhoogt; – Boven pari: de belegger betaalt voor de obligatie meer dan de nominale waarde. Meestal wordt op de vervaldag 100% van de nominale waarde terugbetaald. Maar de emittent kan ook besluiten meer terug te betalen. Grondslagen voor de waardering Beursgenoteerde obligaties worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. Niet-beursgenoteerde leningen worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende actuele waarde op de laatste dag van de rapportageperiode. Looptijd De looptijd wordt vastgesteld bij de uitgifte van de obligatie. Zo kent de belegger de einddatum waarop zijn kapitaal wordt terugbetaald. In de uitgiftevoorwaarden kan een vervroegde terugbetaling voorzien worden. De terugbetalingsdatum is dan niet gelijk aan de vervaldag. Anderzijds kunnen obligaties worden uitgegeven met een zeer lange looptijd of zonder bepaling van de looptijd. Deze obligaties worden ook wel ‘eeuwigdurende obligaties’ of ‘perpetuals’ genoemd omdat de terugbetaling in de verre toekomst ligt of zelfs niet zeker is. Doorgaans bieden perpetuals een hogere rente. Muntontwaarding bij obligaties Bij de terugbetaling op de eindvervaldag kan de reële waarde van de hoofdsom gedaald zijn door inflatie. Hoe hoger de inflatie en hoe langer de looptijd, hoe groter de muntontwaarding. Als de nominale intrest hoger is dan de gemiddelde inflatie tijdens de looptijd van de obligatie, dan kan de muntontwaarding ongedaan worden gemaakt. Voorbeelden van courante obligaties –Gewone obligaties hebben een vaste looptijd en een vast intresttarief. De eigenaars van gewone obligaties hebben geen bijzonder voorrecht. Als de emittent failliet gaat, worden ze na alle bevoorrechte schuldeisers terugbetaald. –Eigenaars van bevoorrechte obligaties worden eerst terugbetaald als de emittent failliet gaat. Bepaalde activa van de schuldenaar staan borg voor de uitbetaling van het kapitaal en de intrest. –Eigenaars van achtergestelde obligaties worden bij faillissement van de emittent pas na alle overige eigenaars (bevoorrechte en gewone schuldeisers) van obligaties terugbetaald. –Bij obligaties met nulcoupon wordt de intrest niet jaarlijks uitgekeerd, maar gekapitaliseerd tot aan de vervaldag. Er is dus geen coupon. De obligaties worden uitgegeven beneden pari. De uitgifteprijs ligt immers veel lager dan de terugbetalingsprijs, want hij is gelijk aan de geactualiseerde nominale waarde op de uitgiftedatum en de vastgestelde intrest. –Bij geïndexeerde obligaties is het rendement gekoppeld aan de evolutie van een of andere index, bv. aan de goudprijs, aan een beursindex, aan een aandelenkoers of wisselkoers. –Bij obligaties met zwevende rentevoet staat het niveau van de coupon niet vast, maar wordt het periodiek herzien. – Converteerbare obligaties kunnen in aandelen worden omgezet. –Obligaties met warrant zijn gekoppeld aan een aandeel. De warrant geeft recht op de aankoop van het onderliggende aandeel tegen een vooraf bepaalde prijs. – Reverse convertibles worden terugbetaald in contant geld of in aandelen naar keuze van de emittent. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 7 3.1 Obligaties al naargelang de emittent Kasbons Een kasbon is een door een kredietinstelling uitgegeven obligatie. Het is een schuldbekentenis waarbij de ontlener verklaart dat ze een bepaalde som heeft gekregen van de uitlener, de belegger die de kasbon koopt. De ontlener verbindt zich ertoe de uitlener het ontleende bedrag samen met een vooraf bepaalde intrest terug te betalen. Meestal hebben kasbons een looptijd van één tot vijf jaar Kasbons worden a pari uitgegeven, tegen 100% van de nominale waarde. Er bestaan verscheidene soorten kasbons: – Een gewone kasbon heeft een vooraf vastgestelde onveranderlijke jaarlijkse rente. –Een kasbon met progressieve rente heeft een rentepercentage dat stijgt met de tijd. Doorgaans kan de houder van zo’n kasbon zijn kapitaal terugkrijgen bij de eerste couponuitbetaling. De geleidelijke stijging van het rentepercentage is een aansporing om de kasbon te behouden tot op de vervaldag. –Een kapitalisatiebon keert de jaarlijkse rente niet uit, maar kapitaliseert ze tegen het basistarief van de kasbon. Zo’n kasbon bestaat alleen uit een mantel. Op de vervaldag krijgt de houder van de kasbon zijn aanvangsinbreng samen met de volledige gekapitaliseerde intrest terug. –Bij een kasbon met facultatieve kapitalisatie of een groeibon kiest de houder zelf tussen kapitalisatie of uitbetaling van de intrest. Gezien die keuzemogelijkheid wordt de intrest gekapitaliseerd tegen een rentepercentage dat lager ligt dan het normale rendement van een kasbon. Bij een kasbon met driemaandelijkse uitbetaling wordt de intrest om de drie maanden betaald. Dit is een interessante formule voor beleggers die regelmatige inkomsten wensen. Risico’s verbonden aan kasbons Kasbons behoren tot de categorie obligaties en zijn geen complexe producten. Heeft de emittent de ‘Investment grade’ status, dan is de kasbon een risicomijdend product. In het andere geval is de kasbon risicodragend. Insolventierisico Gering, want kasbons worden uitgegeven door kredietinstellingen die onder strenge controle van de FSMA staan. Kredietinstellingen zijn verplicht zich aan te sluiten bij het stelsel voor de bescherming van deposito’s en financiële instrumenten. Dit stelsel vergoedt beleggers bij faillissement van een kredietinstelling. Elke rekeninghouder ontvangt maximum 100.000 euro voor effecten in euro of in munten van landen die tot de Europese Economische Ruimte behoren. Liquiditeitsrisico Relatief liquide beleggingsinstrumenten. Als een belegger vroeger dan voorzien wil beschikken over het geld dat op een kasbon staat, kan hij een koper zoeken, of aan zijn bank vragen dat ze de kasbon terugneemt. Ze komen dan een terugkoopprijs overeen. Wisselrisico Geen, want een kasbon is altijd in euro. Risico op tariefverandering Geen, aangezien het rentetarief wordt bepaald op het ogenblik van de belegging en vast blijft gedurende de hele looptijd van de belegging. Lineaire obligaties (OLO’s) OLO’s vormen het hoofdinstrument van de Belgische federale overheidsschuld. Het letterwoord staat voor ‘Obligation Linéaire - Lineaire Obligatie’. OLO’s zijn obligaties op middellange, lange of erg lange termijn (tot 30 jaar) in euro. Ze worden uitgegeven door de Belgische schatkist, vooral via een aanbesteding. Een OLO is opgedeeld in schijven. Elke schijf biedt een bepaald rentetarief. De transacties op de primaire markt worden vereffend via het clearingsysteem van de Nationale Bank van België. Een groep van primary en recognized dealers1 staat borg voor de plaatsing van de OLO’s en voor de liquiditeit van de markt. Alleen deze groep mag aan de aanbesteding deelnemen. De aanbesteding gaat over de prijs die de inschrijvers aanbieden. Het minimumbedrag van een offerte bedraagt 1.000.000 euro en moet worden uitgedrukt via een veelvoud van 100.000 euro. De schatkist beslist over een minimumprijs. Alle offertes die tegen een hogere prijs dan die minimumprijs worden ingediend, worden integraal toegekend. 1 D e primary en recognized dealers zijn kredietinstellingen en beursvennootschappen die door de administratie van de thesaurie zijn erkend. De groep van primary dealers voor schatkistpapier is opgericht met een drievoudig doel: de plaatsing van OLO’s en schatkistcertificaten op de primaire markt bevorderen, zorgen voor hun liquiditeit op de primaire markt en de Belgische staatsschuld promoten. De specifieke taak van de recognized dealers voor schatkistpapier bestaat erin de plaatsing van schatkistpapier te bevorderen op bepaalde markten of in bepaalde marktsegmenten. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 8 Alle ingezetenen en niet-ingezetenen, ongeacht hun juridisch statuut, kunnen OLO’s aankopen op de secundaire markt. Het gaat om een product dat essentieel bestemd is voor professionele beleggers, maar de markt van de OLO’s staat ook open voor particulieren via een gespecialiseerde makelaar. Risico’s verbonden aan OLO’s OLO’s behoren tot de categorie risicomijdende waarden - obligaties en zijn geen complexe producten. Insolventierisico Gering, in de OESO-landen wordt de staat beschouwd als de beste debiteur (soeverein risico). Liquiditeitsrisico Gering, gezien de grote bedrijvigheid op de secundaire markt en de rol die de market makers spelen. Wisselrisico Geen want OLO’s zijn uitgedrukt in euro. Risico op tariefverandering Als de belegger verkoopt op de secundaire markt op een ogenblik waarop de marktrente hoger is dan de nominale rente voor zijn obligaties, dan heeft hij een waardevermindering. De koers van de obligatie daalt tot op een niveau waarop het rendement (de intrest in vergelijking met de koers) gelijk is aan het rendement van een nieuwe emissie op de primaire markt. In het tegenover-gestelde geval (marktrente lager dan de nominale rente) realiseert de spaarder een meerwaarde. Staatsbons Een staatsbon is een vastrentend effect in euro met een jaarlijkse coupon. Ze zijn bestemd voor niet-professionele beleggers. De staatsbon heeft veel gemeen met een kasbon. Tijdens de intekenperiode kan een particulier staatsbons kopen op de primaire markt. Daarna kan hij ze dagelijks verhandelen op Euronext Brussel. Tot nu toe zijn er 3 soorten staatsbons uitgegeven: –De staatsbon op 5 jaar, die tot 7 jaar kan worden verlengd. Na 5 jaar kan een belegger zijn geld recupereren of zijn staatsbon met dezelfde intrest verlengen voor 2 jaar. –De 3-5-7 staatsbon met herzienbare en gewaarborgde minimumrentevoet. Zo’n staatsbon brengt een bepaalde intrest op tijdens de eerste 3 jaar. Daarna kan een belegger de staatsbon tweemaal verlengen voor 2 jaar. Tijdens het 4de en 5de jaar belooft de Staat een minimum rentevoet die hoger ligt dan tijdens de eerste 3 jaar en een nog hogere rentevoet tijdens het 6de en 7de jaar. Als de rentetarieven na 3 en 5 jaar echter erg hoog liggen, betaalt de Staat meer uit dan de gewaarborgde minimumrentevoet (d.w.z. een rentevoet die dicht bij de marktrente ligt). – De staatsbon op 8 jaar. Risico’s verbonden aan staatsbons Staatsbons behoren tot de categorie risicomijdende waarden - obligaties en zijn geen complexe producten. Insolventierisico Gering, in de meeste OESO-landen wordt de staat als de beste debiteur beschouwd (soeverein risico). Liquiditeitsrisico Een staatsbon is gemakkelijk verhandelbaar. Via de beurs kan het vlot vóór de vervaldag worden doorverkocht onder de juiste voorwaarden. Wisselrisico Geen, aangezien een staatsbon altijd in euro is uitgedrukt. Risico op tariefverandering Geen, want de intrest wordt bepaald op het ogenblik van de belegging en blijft vast tijdens de looptijd. Renterisico In geval van verkoop op de secundaire markt kan de marktrente hoger zijn dan de nominale rente van de staatsbon. De spaarder moet dan rekening houden met een waardevermindering. Bedrijfsobligaties (Corporate bonds) Een bedrijfsobligatie of corporate bond is een schuldtitel als bewijs van deelneming in een lange termijn lening uitgegeven door een privébedrijf. De obligatie geeft recht op een intrest die op de nominale waarde wordt berekend en betaalbaar is op vaste vervaldagen. De intrest en de vervaldag van de coupon worden vastgesteld bij de uitgifte. Obligaties zijn terugbetaalbaar op vaste data, via aankoop op de beurs door de onderneming die ze heeft uitgegeven of via loting als dit voorzien is. Bij uitgifte kan de belegger bedrijfsobligaties kopen op de primaire markt. Daarna kan hij ze verhandelen op de secundaire markt. Risico’s verbonden aan bedrijfsobligaties Bedrijfsobligaties behoren tot de categorie obligaties en kunnen eventueel complexe producten zijn. Heeft de emittent de ‘Investment grade’ status, dan is de bedrijfsobligatie een risicomijdend product. In het andere geval is de bedrijfsobligatie risicodragend. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 9 Insolventierisico Hangt af van de kwaliteit van de onderneming die de obligaties uitgeeft. Die kwaliteit wordt beoordeeld door onder meer ratingbureaus. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Liquiditeitsrisico Hangt af van het bestaan en de werking van een secundaire markt voor het effect. Leningen van goede debiteurs of met een aanzienlijk uitgiftevolume hebben een grotere liquiditeit dan leningen van debiteurs met een slechtere reputatie of leningen met een kleiner uitgiftebedrag. Wisselrisico Geen voor obligaties in euro. Kan aanzienlijk zijn voor obligaties in vreemde munten. Renterisico Als in geval van verkoop op de secundaire markt de marktrente hoger is dan de nominale intrest van de obligatie, moet de spaarder rekening houden met een waardevermindering. De koers van de obligatie zal immers dalen tot op een punt waarop het rendement (de verhouding tussen intrest en koers) gelijk is aan het rendement van een nieuw uitgegeven obligatie (doorgaans a pari) op de primaire markt. In het tegenovergestelde geval (marktrente lager dan de nominale intrest), is er voor de spaarder een waardevermeerdering. Overige risico’s Obligaties kunnen worden gecombineerd met een terugkoopoptie (call optie), die aan de emittent de mogelijkheid biedt de lening vervroegd terug te betalen tegen een bepaalde koers en op een bepaalde datum. Perpetuele obligaties Een bijzondere vorm van bedrijfsobligaties zijn zgn. perpetuele obligaties of perpetuals, dit zijn leningen zonder vaste looptijd. De emittent heeft geen verplichting om het geleende geld na een bepaalde tijd af te lossen. Vandaar dat ze ook wel eeuwigdurende obligaties genoemd worden. Het prospectus voorziet vaak wel dat de uitgever van de lening zelf kan besluiten de lening eerder af te lossen. Obligaties met een vervaldag in de zeer verre toekomst worden over het algemeen als perpetuals beschouwd. Risico’s verbonden aan perpetuele obligaties Perpetuele obligaties behoren tot de categorie obligaties en kunnen eventueel complexe producten zijn. Heeft de emittent de ‘Investment grade’ status, dan is de perpetuele obligatie een risicomijdend product. In het andere geval is de perpetuele obligatie risicodragend. Insolventierisico Hangt af van de kwaliteit van de onderneming die de obligaties uitgeeft. Die kwaliteit wordt beoordeeld door onder meer ratingbureaus. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Perpetuals zijn vaak achtergestelde obligaties. Als de uitgever van de obligatie failliet zou gaan, dan worden de houders van achtergestelde obligaties pas na de gewone obligatiehouders terugbetaald. De kans is dus kleiner dat ze hun geld terugkrijgen. Liquiditeitsrisico Hangt af van het bestaan en de werking van een secundaire markt voor het effect. Leningen van goede debiteurs of met een aanzienlijk uitgiftevolume hebben een grotere liquiditeit dan leningen van debiteurs met een slechtere reputatie of leningen met een kleiner uitgiftebedrag. Wisselrisico Geen voor obligaties in euro. Kan aanzienlijk zijn voor obligaties in vreemde munten. Renterisico Het risico bij perpetuals is hoger dan bij gewone obligaties. Dit hogere risico wordt vooral veroorzaakt door de rentegevoeligheid. Als de marktrente hoger ligt dan de rentecoupon van de obligatie, dan wordt de bestaande obligatie minder interessant. Hierdoor daalt de koers. Bij niet-perpetuele obligaties neemt dit effect echter af naarmate de obligatie haar vervaldag nadert. De obligatie wordt dan immers aan 100% terugbetaald. Aangezien ze geen vervaldag hebben, heeft dit effect bij perpetuals geen positieve impact zodat renteschommelingen een zeer grote impact kunnen hebben op hun waarde. Ook een wijziging in de vereiste risicopremie (spread) kan door het perpetuele karakter een grote impact hebben op de waarde van de obligatie. Overige risico’s Om beleggers te compenseren voor de grotere risico’s verbonden aan een perpetual, krijgen ze een hogere coupon. Maar het prospectus kan ook voorzien dat coupons overgeslagen of uitgesteld kunnen worden. Perpetuals zijn dus enkel geschikt voor beleggers met een hoger risicoprofiel. Euro-obligaties Euro-obligaties worden in verscheidene landen tegelijk uitgegeven in euro of een vreemde munt. Bij de uitgifte kan een belegger euro-obligaties aankopen op de primaire markt. Daarna kan hij ze verhandelen op de secundaire markt. Officieel genoteerde euro-obligaties kunnen dagelijks worden verhandeld. In andere gevallen worden ze op een officieuze markt zonder notering verhandeld. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 10 Bij de keuze van euro-obligaties moet een belegger rekening houden met diverse elementen zoals de uitgiftemunt (wisselrisico), de kwaliteit van de vennootschap die de lening uitgeeft (de emittent), het rendement en de mogelijkheid van vervroegde terugbetaling. Voor uitgiftes van euro-obligaties gelden niet dezelfde strenge informatieverplichtingen als voor uitgiftes bestemd voor de Belgische markt. Enkele bijzondere catergorieën euro-obligaties –Bij euro-obligaties met wisseloptie wordt gedurende de volledige looptijd van de lening een wisselpariteit vastgesteld, meestal tussen twee munten. De emittent mag de munt kiezen bij de uitgifte en doorgaans ook bij de terugbetaling op basis van de bij uitgifte vastgestelde wisselpariteit. – Converteerbare euro-obligaties kunnen onder bepaalde voorwaarden in aandelen worden omgezet. –Bij euro-obligaties met warrant heeft de obligatiehouder het recht één of meer aandelen te kopen tegen een vastgestelde prijs en tegen contante betaling, zonder afstand te doen van de obligatie. Bond-warrants bieden de mogelijkheid obligaties te kopen. –Euro-obligaties met vlottende koers (FRN - Floating Rate Notes) zijn obligaties waarvan de intrest regelmatig opnieuw wordt bepaald voor de volgende periode, bv. om de zes maanden. –Euro-obligaties met nulcoupon leveren geen jaarlijkse intrest op, maar kapitaliseren de intrest tot op de vervaldag. De uitgifteprijs is de nominale waarde geactualiseerd op de uitgiftedatum en tegen de vastgestelde intrest. – Bij geïndexeerde euro-obligaties hangt het rendement af van de evolutie van een benchmark. Risico’s verbonden aan euro-obligaties Euro-obligaties behoren tot de categorie obligaties en kunnen eventueel complexe producten zijn. Heeft de emittent de ‘Investment grade’ status, dan is de euro-obligatie een risicomijdend product. In het andere geval is de euro-obligatie risicodragend. Insolventierisico Het risico hangt af van de kwaliteit van de emittent. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Liquiditeitsrisico Hangt af van het bestaan en de werking van een secundaire markt voor het effect. Leningen van goede debiteurs of met een aanzienlijk uitgiftevolume hebben een grotere liquiditeit dan leningen van debiteurs met een slechtere reputatie of leningen met een kleiner uitgiftebedrag. Wisselrisico Geen voor euro-obligaties in euro. Gering tot aanzienlijk voor uitgiftes in vreemde munten. Bij de uitbetaling van elke coupon bestaat er ook een wisselrisico. Renterisico Bij verhandeling op de secundaire markt wordt het rendement van de belegging bepaald door de marktrente. Als de marktrente gedaald is ten opzichte van de rente van de euro-obligatie is er een waardevermeerdering. In het andere geval moet de belegger rekening houden met een waardevermindering. De koers van de obligatie daalt tot op het niveau waarop het rendement (de intrest ten opzichte van de koers) gelijk is aan het rendement van een nieuw uitgegeven obligatie op de primaire markt. Notes Een note wordt uitgegeven door een vermogensbeheerder of een zaken- en investeringsbank. Het is een gestructureerde obligatie. De onderliggende waarde kan variëren: aandelen(mand), ICB, index, munten, enz. Soms bieden ze (gedeeltelijke) kapitaalbescherming en garanderen dat op de vervaldag minstens (een deel) van de uitgifteprijs wordt terugbetaald. Het rendement op de vervaldag is gekoppeld aan de evolutie van de onderliggende waarde. De kapitaalbescherming geldt alleen in de uitgiftemunt en op de vervaldag. Bepaalde formules bieden ook een gewaarborgd minimumrendement. Die waarborg is mogelijk omdat de note een groot deel van zijn portefeuille belegt in dekkingsproducten zoals swaps en opties. Notes hebben een bepaalde looptijd. Instappen kan enkel tijdens de intekenperiode. Uitstappen gebeurt op de vervaldag. Als men vroeger uitstapt, betaalt men kosten. Risico’s verbonden aan notes Notes behoren tot een categorie naargelang de onderliggende waarde. Heeft de emittent de ‘Investment grade’ status en is er 100% kapitaalgarantie, dan is de note een risicomijdend product. In het andere geval is de note risicodragend. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 11 Insolventierisico Het risico hangt af van de kwaliteit van de emittent. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Liquiditeitsrisico De meeste notes zijn niet beursgenoteerd. De liquiditeit is beperkt. Meestal zorgt de emittent voor een bied- en laatprijs. Wisselrisico Er is geen risico als de note alleen in euro belegt. Het risico is hoog als de note belegt in schommelende munten zonder dekking van de wisselrisico’s. En als de kapitaalgarantie niet in euro geldt. Renterisico Een stijging van de marktrente kan een negatieve invloed op de koers van de onderliggende waarde hebben. Als er kapitaalbescherming is, geldt ze alleen op de vervaldatum. Volatiliteitsrisico Afhankelijk van de onderliggende waarde waarin de note belegt. 3.2 Obligaties volgens type Converteerbare obligatie Een converteerbare obligatie geeft recht op een omzetting in aandelen en wordt uitgegeven door een bedrijf. De aandelen moeten van diezelfde onderneming zijn. De omzetting gebeurt tijdens een gegeven periode en volgens vooraf bepaalde voorwaarden. Na de omzetting is er geen intrest meer verschuldigd op de obligatie. De omzetting is onomkeerbaar. Een converteerbare obligatie mag niet worden verward met een reverse convertible, die op de vervaldag contant of in onderliggende aandelen wordt terugbetaald naar keuze van de emittent. Er kunnen ook achtergestelde converteerbare obligaties worden uitgegeven. Dit betekent dat die obligaties bij een eventuele ontbinding van de emittent pas na alle huidige en toekomstige schuldeisers komen. De conversieperiode is de periode waarin de obligatie in aandelen kan worden omgezet. Bij de uitgifte bepaalt de emittent de conversieverhouding. Dit is de verhouding waartegen de converteerbare obligaties omgezet kunnen worden in aandelen tijdens de conversieperiode. De conversiekoers is direct af te leiden uit de conversieverhouding. Het is de koers waartegen de aandelen kunnen worden verworven tegen inlevering van de converteerbare obligaties. Het is de nominale waarde van de in te leveren converteerbare obligatie gedeeld door het aantal te verwerven aandelen. Gezien de koersschommelingen van de converteerbare obligatie en het bijhorende aandeel, moet regelmatig een conversiekoers worden berekend. Ze wordt verkregen door de huidige beurskoers van de converteerbare obligatie te delen door de bij de uitgifte vastgestelde conversieverhouding. De conversiepremie is het verschil in procent tussen de conversiekoers en de huidige aandelenkoers. Als de conversie onmiddellijk gebeurt, betekent een positieve conversiepremie dat het aandeel goedkoper kan worden gekocht via een rechtstreekse aankoop op de beurs dan via een omzetting van de converteerbare obligatie. Een negatieve omzettingspremie betekent dat het aandeel goedkoper kan worden verworven via een converteerbare obligatie dan via een rechtstreekse aankoop op de beurs. Aangezien de obligatie een potentieel aandeel is, hangt de koers van een converteerbare obligatie meestal meer af van de koers van het aandeel van de emittent dan van de intrest. Voor de aandelen die als gevolg van de omzetting zijn verworven, wordt het dividend voor het jaar in kwestie integraal uitbetaald. Risico’s verbonden aan converteerbare obligaties Converteerbare obligaties behoren tot de categorie risicodragende waarden - aandelen en zijn complexe producten. Insolventierisico Het risico hangt af van de kwaliteit van de emittent. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Liquiditeitsrisico Kan aanzienlijk zijn, want de secundaire markt is doorgaans beperkt. Wisselrisico Geen voor obligaties in euro. Voor converteerbare obligaties in andere munten hangt dat risico af van de waarde van de munt waarin de obligatie is uitgedrukt. Het wisselrisico speelt ook bij elke couponuitbetaling. Renterisico In principe is dat risico tamelijk gering, want meestal is de rente lager dan die van een gewone obligatie. Als de koers van het aandeel echter sterk terugvalt, wordt de converteerbare obligatie een gewone obligatie. De belegger moet dus rekening houden met het daaraan verbonden renterisico. Volatiliteitsrisico Vrij groot, aangezien de koers van de converteerbare obligatie die van het aandeel vrij getrouw volgt. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 12 Obligaties met warrant Een obligatie met warrant bestaat uit twee beleggingsinstrumenten: –De warrant geeft aan de houder het recht om later tegen contante betaling en aan een vooraf bepaalde prijs in te schrijven op aandelen of obligaties van dezelfde vennootschap. Deze aandelen of obligaties worden binnen een vooraf bepaalde termijn uitgegeven. –De obligatie zelf is vergelijkbaar met een gewone obligatie met een zwakke coupon. Een obligatie met een warrant voor inschrijving op een obligatie maakt het mogelijk een later uitgegeven obligatie van dezelfde aard en met dezelfde looptijd te verwerven. Een obligatie met een warrant voor inschrijving op een aandeel biedt de mogelijkheid in te schrijven op een aandeel uitgegeven door dezelfde vennootschap tegen een prijs die wordt bepaald bij de uitgifte van de obligatie. De algemene regel is dat een warrant afzonderlijk mag worden verhandeld en op de beurs mag genoteerd staan. Zolang de warrant aan de obligatie vastzit, wordt ze cum warrant genoteerd. Na de omzetting van de warrant blijft de obligatie bestaan en wordt ze ex-warrant genoteerd. Het wordt dan een gewone obligatie met een vaste intrestvoet en een relatief lage coupon. De eindvervaldag waarop het geleende kapitaal integraal wordt terugbetaald, ligt vast. Tijdens de uitgifteperiode van de obligatie of het aandeel waarop de warrant recht geeft, mag de obligatiehouder naar eigen goeddunken zijn recht op inschrijving uitoefenen of zijn warrant verkopen. Hij zal zijn recht uitoefenen als de nieuwe obligatie of de prijs van het nieuwe aandeel interessant is. Risico’s verbonden aan obligaties met warrant Obligaties met warrant behoren tot de categorie obligaties en zijn complexe producten. Heeft de emittent de ‘Investment grade’ status, dan is de obligatie een risicomijdend product. In het andere geval is een obligatie met warrant risicodragend. Insolventierisico Het risico hangt af van de kwaliteit van de emittent. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Liquiditeitsrisico Hangt af van de omvang van de secundaire markt. Als de obligatie wordt uitgegeven door een vrij onbekende emittent of als de rente-evolutie (voor een warrant die recht geeft op een nieuwe obligatie) of beursevolutie (voor een warrant die recht geeft op een nieuw aandeel) ongunstig is, kan de liquiditeit beperkt zijn. Wisselrisico Geen voor obligaties in euro. Voor andere munten wordt dit risico bepaald door de volatiliteit van de munt. Het wisselrisico speelt ook bij elke couponuitbetaling. Renterisico In principe is dat risico tamelijk gering, want meestal is de rente lager dan die van een gewone obligatie. Als de bijhorende warrant die recht geeft op een nieuw aandeel of een nieuwe obligatie, al zijn waarde verliest, dan wordt de obligatie een gewone obligatie. De belegger moet dan rekening houden met het daaraan verbonden renterisico. Volatiliteitsrisico Kan tamelijk groot zijn bij een obligatie met een warrant die de mogelijkheid biedt een nieuw aandeel te verwerven. De prijs volgt immers gedeeltelijk de aandelenkoers. Reverse convertible Een reverse convertible is een korte termijn schuldtitel met een relatief hoge coupon. Deze coupon wordt beschouwd als een vergoeding voor de keuze die de emittent zich voorbehoudt om de schuldtitels op de vervaldag terug te betalen in contanten tegen de nominale waarde ervan, in aandelen of in hun tegenwaarde in contanten. Technisch gezien is een reverse convertible een combinatie van een gewone obligatie en een aankoop van een putoptie op aandelen door de emittent van de reverse convertible. De belegger kan dus worden beschouwd als de verkoper van een putoptie. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 13 Bij een reverse convertible bepaalt de emittent om de obligatie al dan niet om te zetten in aandelen. Hij heeft ook het recht om op de vervaldag de nominale waarde terug te betalen: – contant (100% van het oorspronkelijke kapitaal) zoals een gewone obligatie; –via een vooraf bepaald aantal aandelen van een beursgenoteerd bedrijf. De belegger wordt dan aandeelhouder. Als de koers van de aan de lening verbonden aandelen onder een bepaald niveau zakt, dan zal de emittent de belegger in aandelen terugbetalen. Als die aandelen daarentegen gestegen zijn, zal de emittent contant terugbetalen. De emittent dekt zich dus in tegen een koersdaling van de aandelen. Aangezien de belegger het riscio loopt te worden betaald in aandelen die in waarde zijn gedaald, krijgt hij een hoge coupon. Hoe hoger het risico op koersdaling, hoe hoger de coupon. Een belegger die kiest voor een reverse convertible, moet vooral oog hebben voor de kwaliteit van het onder­liggende aandeel. Op de vervaldag kan hij immers in aandelen worden terugbetaald. Varianten –Bij een reverse convertible gekoppeld aan een beursindex is de aangeboden coupon doorgaans iets minder hoog, aangezien het risico daalt door het diversifiërend effect van de index. –Bij een reverse convertible gekoppeld aan een aandelenkorf liggen de schuldtitels en het gewicht van elk aandeel in de samenstelling van de portefeuille vooraf vast. –Bij reverse convertible op wisselkoersen vormt een wisselkoers de onderliggende waarde van de reverse convertible. Risico’s verbonden aan reverse convertible schuldtitels Reverse convertibles behoren tot de categorie risicodragende waarden - aandelen en zijn complexe producten. Insolventierisico Het risico hangt af van de kwaliteit van de emittent. Hoe beter de rating, hoe kleiner het risico. Ratingbureaus zijn echter niet onfeilbaar en af en toe duiken er problemen op. Er bestaat een aanzienlijk risico dat de koers van het onderliggende aandeel daalt. In extreme gevallen kan ze nagenoeg nul worden. Liquiditeitsrisico Kan aanzienlijk zijn, want de secundaire markt voor dergelijke beleggingen is meestal krap. Wisselrisico Geen voor obligaties in euro. Voor andere munten wordt dit risico bepaald door de volatiliteit van de munt. Het wisselrisico speelt ook bij elke couponuitbetaling. Renterisico Hangt af van de evolutie van het onderliggende aandeel. Meestal heeft een stijging van de rente een negatieve invloed op de aandelenkoers. Volatiliteitsrisico Hangt sterk af van de onderneming, de ontwikkelingen in de sector en de algemene beursevolutie. Kapitaalrisico De belegger loopt het risico te worden terugbetaald in aandelen met een lagere waarde dan de nominale waarde. Zo verliest hij een deel van zijn kapitaal. Als de emittent op de vervaldag besluit de belegger in aandelen terug te betalen en die aandelen zijn op de markt waardeloos, dan wordt er niets terugbetaald. In theorie kan een dergelijk risico leiden tot een verlies dat even groot is als het belegde kapitaal. Als de emittent daarentegen besluit om niet in aandelen terug te betalen, wordt de reverse convertible contant terugbetaald zoals een gewone obligatie. 4.Aandelen Een aandeel is een eigendomstitel van het kapitaal van een bedrijf. Een aandeelhouder is dus eigenaar van de vennootschap volgens het aantal aandelen dat hij bezit. Aangezien aandelen eigendomsbewijzen zijn voor een permanente terbeschikking­ stelling van geld, hebben ze doorgaans geen vervaltermijn. Een aandeel is op naam of gedematerialiseerd. De aandelen op naam worden gekenmerkt door een inschrijving in het register van aandeelhouders van de vennootschap op naam van de houder. Als bewijs van die inschrijving worden soms certificaten aan de aandeelhouders uitgereikt. De overdracht aan derden gebeurt hier door een inschrijving van de overdracht in het register van aandeelhouders. Gedematerialiseerde aandelen worden vertegenwoordigd door een boeking op rekening op naam van de aandeelhouder bij een daartoe erkende instelling. Overdracht van gedematerialiseerde aandelen gebeurt door overschrijving van een rekening naar een andere rekening. Certificaten van aandelen zijn financiële instrumenten die originele aandelen vertegenwoordigen. De originele aandelen zijn meestal in beheer bij een administratiekantoor. Certificaathouders zijn deelgerechtigd in de onderliggende aandelen, maar niet alle rechten die zijn verbonden aan aandelen zijn van toepassing op certificaten van aandelen. Vaak is bijvoorbeeld het stemrecht beperkt. De eigenschappen en potentiële risico’s zijn in principe dezelfde als de eigenschappen en potentiële risico’s van gewone aandelen. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 14 Aandelen leveren geen vaste inkomsten op. Het dividend en de meerwaarde vormen samen de return van een aandeel. Aandelen hebben geen vaste waarde. De waarde van een aandeel wordt bepaald door factoren zoals netto-activa van de onderneming, verhoopte winst, rente, wisselkoersevolutie, economische groei en beursklimaat. Die waarde verandert voortdurend al naargelang de vooruitzichten van de onderneming en de algemene trend op de markten. De beurs maakt voortdurend een raming van de risico’s verbonden aan elk aandeel. De koers van een aandeel is een compromis tussen de inkomsten en de risico’s. De risico’s houden verband met talrijke factoren binnen de onderneming zoals haar financiële, technische en commerciële situatie, haar investeringsbeleid, haar vooruitzichten en die van haar economische sector. Maar ook factoren buiten de onderneming spelen een rol. De beurs ondergaat immers de invloed van politieke gebeurtenissen, van de internationale en nationale economische en monetaire toestand en van emotionele en irrationele elementen die op- en neerwaartse koersschommelingen kunnen versterken. Een belegging in aandelen moet dan ook als een lange termijn belegging worden beschouwd. Een claim is een voorkeursrecht dat toegekend kan worden door de onderneming aan bestaande aandeelhouders. U kunt een claim ontvangen wanneer nieuwe aandelen worden uitgegeven van de aandelen die u in bezit hebt. Claims kunnen worden uitgegeven wanneer een onderneming nieuwe aandelen uitgeeft tegen een lagere koers dan de beurskoers van de bestaande aandelen. De beurskoers van de bestaande aandelen vertoont dan vaak een daling. De claim heeft een waarde en dient ter compensatie voor deze koersdaling. De claim geeft het recht om in te schrijven op de nieuwe aandelen. Als u een claim ontvangt, bent u niet verplicht gebruik te maken van uw voorkeursrecht. U kunt uw claim tot een bepaalde datum (meestal) ook verkopen. De eigenschappen en potentiële risico’s van een claim zijn vergelijkbaar met de eigenschappen en potentiële risico’s van aandelen. Rechten verbonden aan een aandeel –Als de onderneming winst gemaakt heeft en de algemene vergadering besluit om de winst uit te keren, heeft de aandeelhouder recht op een deel van de winst, het dividend genoemd. Het dividend kan verschillen van jaar tot jaar en is niet gewaarborgd. Als het boekjaar met verlies wordt afgesloten, wordt eventueel geen dividend uitgekeerd. Meestal wordt een dividend in geld uitbetaald. Soms heeft de aandeelhouder ook de mogelijkheid om het te innen in de vorm van nieuwe aandelen. Dit noemen ze stock-dividenden. –Stemrecht in de gewone en buitengewone algemene vergaderingen voor de goedkeuring van jaarrekeningen, de aanwijzing en het ontslag van de bestuurders en de goedkeuring van het dividendbedrag. Zo heeft de aandeelhouder een controlerecht op het bestuur. –Dankzij het informatierecht kan een aandeelhouder de balans, de effectenportefeuille, het verslag van de commissarissen en revisoren en andere periodieke of sporadische informatie die de vennootschap meedeelt, vóór de algemene vergadering inkijken. Hij mag ook uitleg vragen over de bedrijfstoestand. –Als de vennootschap wordt ontbonden, heeft de aandeelhouder recht op een deel van het resterend vermogen. Dit noemt men het spreidingsrecht. –Bij een kapitaalverhoging die beslist werd in overeenstemming met de aandeelhouders hebben de bestaande aandeelhouders een inschrijvingsrecht. Ze krijgen voorrang om in te schrijven op de nieuwe aandelen. Als een aandeel beursgenoteerd is, dan kan een aandeelhouder die niet aan de kapitaalverhoging wil deelnemen, zijn inschrijvingsrecht op de beurs verkopen. Soms delen bedrijven gratis aandelen uit. Dit noemen ze bonusaandelen. – Als een onderneming op de beurs genoteerd staat, kan de aandeelhouder zijn aandeel vrij overdragen op die beurs. Soorten aandelen –Aandelen met stemrecht verlenen de aandeelhouder het recht om als mede-eigenaar deel te nemen aan de algemene vergadering, aan de stemming en aan het bestuur. Aandelen zonder stemrecht geven recht op een dividend dat niet kleiner mag zijn dan dat voor aandelen met stemrecht. –Preferente aandelen kunnen vóór alle overige aandelen recht geven op een deel van de jaarlijkse winst. Als de vennootschap wordt ontbonden, worden ze vóór alle overige terugbetaald. –Aandelen met STRIP-VVPR of ‘verlaagde voorheffing/précompte réduit’ kunnen dividenden opleveren waarop de belegger een verlaagde voorheffing geniet. –Winstaandelen vertegenwoordigen geen kapitaal en geen materiële inbreng. Ze worden uitgegeven als bewijs van een niet-financiële inbreng en hebben geen nominale waarde. Winstaandelen geven recht op een deel van de winst tijdens de levensduur of bij de ontbinding van de vennootschap. De eigenaars mogen hun stemrecht alleen gebruiken in welomschreven gevallen. –Bij tracking stocks of indexaandelen zijn de rechten op winstdeelneming gekoppeld aan de resultaten van een bedrijfsactiviteit. Als gevolg van de invoering van tracking stocks, bestaan er 2 soorten aandeelhouders in een vennootschap: aandeelhouders met bijzondere rechten en gewone aandeelhouders. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 15 Risico’s verbonden aan aandelen Aandelen behoren tot de categorie risicodragende waarden - aandelen. Als ze genoteerd zijn op een gereglementeerde markt binnen de EER of op een gelijkwaardige markt buiten de EER, zijn aandelen geen complexe producten. Insolventierisico Aandelen zijn risicodragend kapitaal. De vennootschap die ze uitgeeft, is dus niet verplicht ze terug te betalen. In geval van faillissement kunnen aandelen nagenoeg volledig waardeloos worden. Liquiditeitsrisico De liquiditeit is gewaarborgd door de beurs. Hoe hoger de beurskapitalisatie van de vennootschap, hoe groter de markt is van haar aandelen en dus hoe groter de liquiditeit. Wisselrisico Gering voor aandelen in euro. Voor andere munten wordt dat risico bepaald door hun volatiliteit. De evolutie van een wisselkoers kan tegelijk een positieve en negatieve uitwerking hebben op het rendement van aandelen. Zelfs wanneer het aandeel in euro is genoteerd, bestaat er een wisselrisico als een deel van de activa of van het zakencijfer van de vennootschap dat in vreemde munten is uitgedrukt. Renterisico Over het algemeen heeft een stijging van de marktrente een negatieve weerslag op aandelenkoersen. Volatiliteitsrisico Hangt in sterke mate af van de kwaliteit van de vennootschap, de evolutie in die bepaalde sector en de algemene beursevolutie. Een zogenaamd speculatief aandeel houdt een groter risico qua koersvolatiliteit in dan een aandeel van een vennootschap met stabielere activiteiten. Risico op gebrek aan inkomsten Een dividend is een variabel inkomen. Een vennootschap kan beslissen om in bepaalde jaren geen dividend uit te keren. Overige risico’s Het marktrisico (onzekerheid over de evolutie van de rentetarieven, de inflatie, de conjunctuur, de politieke toestand, onverwachte gebeurtenissen) is altijd aanwezig op de aandelenmarkten. Grondslagen voor de waardering Beursgenoteerde aandelen worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. Niet-beursgenoteerde aandelen worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende intrinsieke waarde op de laatste dag van de rapportageperiode. 5. Instellingen voor collectieve belegging of ICB’s Een Instelling voor Collectieve Belegging (ICB) is een algemene term om een entiteit aan te duiden die, met of zonder rechtspersoonlijkheid, geld aantrekt bij het publiek en het collectief belegt volgens het principe van risicospreiding. ICB’s zijn een vorm van collectief portefeuillebeheer. Als men in België spreekt over ICB’s, denkt men vooral aan ‘beveks’. De term ICB dekt echter een hele lading producten met een specifieke rechtsvorm: beveks, beleggingsfondsen, bevaks, privaks, VBS. Regelgeving ICB’s die een openbaar beroep doen op het spaarwezen, vallen onder een specifieke wetgeving en onder een prudentiële controle door de toezichthouder. Met de omzetting in de Belgische wetgeving van de Europese richtlijnen UCITS III (Undertakings for Collective Investments in Transferable Securities) 2001/107/EC en 2001/108/EC wil men een geharmoniseerde regelgeving invoeren voor ICB’s om de commercialisering ervan binnen de Europese Unie te versoepelen. Algemene kenmerken Het beheer van de activa wordt toevertrouwd aan specialisten die de opgehaalde bedragen in diverse roerende waarden beleggen (aandelen, obligaties, geldmarktinstrumenten, vastgoedcertificaten, valuta’s, termijnbeleggingen, enz.), overeenkomstig het beleid dat in het prospectus staat beschreven. De belegger heeft geen recht van inzage in het door de ICB gevolgde beleggingsbeleid. Wil hij weten of een ICB aan zijn behoeften tegemoetkomt, dan moet hij zich baseren op het uitgifteprospectus van die ICB. ICB’s herbeleggen het kapitaal dat het publiek hen toevertrouwt volgens het principe van risicospreiding. Ze worden uitsluitend beheerd in het belang van de deelnemers. Elke ICB moet kiezen uit verschillende categorieën toegestane beleggingen. Ze moet rekening houden met de door de wet opgelegde beleggingslimieten bij het diversifiëren van de financiële activa. De FSMA houdt toezicht op de inachtneming van de beleggingsregels door de ICB’s naar Belgisch recht. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 16 ICB’s moeten bepalingen over informatieverstrekking aan beleggers naleven. Zo moeten zij een (vereenvoudigd) uitgifteprospectus publiceren waarvan de belangrijkste gegevens (zoals beleggingsbeleid, kostenstructuur, enz.) permanent worden bijgewerkt. En zorgen zij voor een voortdurende informatieverstrekking met de publicatie van een jaarverslag en een halfjaarverslag. Daarnaast zien ze er eveneens op toe dat de inventariswaarde van hun deelnemingsrechten regelmatig wordt gepubliceerd in de financiële pers. ICB’s die voldoen aan de voorwaarden in de Europese richtlijn kunnen, na toelating in hun land van herkomst, zonder andere voorwaarden worden aangeboden in andere lidstaten van de Europese Unie (het zogenaamde Europees paspoort). ICB’s zonder Europees paspoort moeten, in elk van de landen waar ze actief zijn, een erkenningsprocedure volgen bij de lokale toezichthouder. ICB’s staan onder het toezicht van de bank die als bewaarnemer optreedt, de commissaris-revisor(en) en de FSMA. Voor- en nadelen van ICB’s Voordelen –Diversificatie: met ICB’s kan de belegger investeren in een gediversifieerde portefeuille met een goed gespreid risico. –Beheer door professionele beheerders: rendabeler en efficiënter. Professionele beheerders kunnen sneller inspelen op de marktomstandigheden. –Lagere kosten - schaalvoordelen: gezien de omvang van de ingebrachte middelen zijn kostenverlagingen (op beurstransacties, bijvoorbeeld) en betere rendementen mogelijk. –Aan de behoeften van de belegger aangepaste beleggingen: de veelheid aan bestaande ICB’s en de eigenheid van elke ICB maken het mogelijk om in te spelen op de specifieke en gevarieerde behoeften van de beleggers. –Mogelijkheid om geen al te hoge bedragen te beleggen: zelfs met een lage inleg kan de belegger participeren in verscheidene markten of zelfs verscheidene valuta’s. –Toegang tot specifieke markten die moeilijk of helemaal niet toegankelijk zijn voor particulieren afzonderlijk of tot verfijnde financiële producten (opties, futures). –Liquiditeit en transparantie: de inventariswaarde van beveks of de beurskoers van bevaks wordt minstens tweemaal per maand en vaak zelfs dagelijks berekend. Naast de informatie die verplicht moet worden verspreid onder de beleggers zoals prospectussen en (half)jaarverslagen, verstrekken heel wat financiële instellingen op hun website tal van informatie in de vorm van technische fiches van fondsen en informatiebrochures. Nadelen De kosten: op deelbewijzen en aandelen van ICB’s worden doorgaans beheer- en instapkosten en taksen op beursverrichtingen (TOB) aangerekend. Risico’s De FSMA en BEAMA hebben samen een risicoclassificatiesysteem ontwikkeld voor ICB’s. De synthetische risicoindicator geeft een aanduiding van het risico dat is verbonden aan de belegging in een ICB of een compartiment van ICB’s. Er werd een risicoclassificatie ontwikkeld voor de twee bestaande groepen van ICB’s: ICB’s zonder vaste looptijd en zonder kapitaalbescherming en ICB’s met vaste looptijd en met kapitaalbescherming Er zijn 7 risicoklassen voor de twee groepen van ICB’s. De risicoschaal gaat van 0 (kleinste risico) tot 6 (grootste risico). De risico’s worden in klassen ingedeeld op basis van de berekening van de standaardafwijking – schommeling rond een gemiddelde – op jaarbasis van de rendementen tijdens de voorbije 5 jaar. Of voor een minder lange periode als de ICB nog geen 5 jaar bestaat. De risicoklasse van een ICB zonder vaste looptijd en zonder kapitaalbescherming die minder dan één jaar bestaat, wordt vastgesteld op basis van de berekening van de standaardafwijking op jaarbasis van de rendementen tijdens de voorbije 5 jaar van een benchmark, die aansluit bij de beleggingen zoals aangekondigd in het prospectus. De risicoklasse van ICB’s met vaste looptijd en met kapitaalbescherming die minder dan één jaar bestaan, wordt vastgesteld op basis van een boomstructuur, die de ICB’s onderverdeelt in verschillende categorieën. Het nieuwe compartiment van een ICB neemt initieel de risicoklasse over van de categorie waartoe het behoort. Vanaf het ogenblik dat de ICB 1 jaar bestaat, wordt de risicoklasse berekend op basis van de standaardafwijking. Grondslagen voor de waardering Niet-beursgenoteerde ICB’s worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende netto-inventariswaarde op de laatste dag van de rapportageperiode. Beursgenoteerde ICB’s worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 17 5.1 ICB’s naargelang hun rechtsvorm ICB’s kunnen de vorm aannemen van een beleggingsvennootschap of van een beleggingsfonds. Economisch gezien zijn beide vormen nauw met elkaar verwant. De verschillen liggen op juridisch - alleen beleggingsvennootschappen hebben rechtspersoonlijkheid - of op fiscaal gebied. Beleggingsfondsen Beleggingsfondsen zijn ICB’s van het contractuele type zonder rechtspersoonlijkheid. Ze zijn onverdeeld eigendom van alle deelnemers (= mede-eigenaars) die geld hebben ingebracht, en worden voor hun rekening door een vennootschap beheerd. Eén van de nadelen van beleggingsfondsen is dat het juridisch onmogelijk is ze onder te verdelen in compartimenten. Een ander nadeel van beleggingsfondsen is dat ze geen rechtspersoonlijkheid hebben en ondeelbaar zijn. Fiscaal gezien bestaan ze niet. Dit betekent dat het principe van fiscale transparantie op hen van toepassing is. Beleggingsvennootschappen Beleggingsvennootschappen kunnen open of gesloten zijn. Open fondsen kunnen het kapitaal dagelijks verhogen door de uitgifte van nieuwe aandelen of verminderen door de terugkoop van bestaande aandelen. De beleggingsinkomsten kunnen uitbetaald worden in dividenden of gekapitaliseerd worden. Bij gesloten fondsen staat het kapitaal vast bij de uitgifte en ligt het aantal deelbewijzen vast. Ze kopen hun eigen aandelen niet regelmatig in en moeten beursgenoteerd zijn. Bevek of beleggingsvennootschap met veranderlijk kapitaal De belegger kan altijd in of uit een bevek stappen. Een bevek kan haar kapitaal voortdurend en zonder formaliteiten verhogen door nieuwe aandelen uit te geven. Ze kan haar kapitaal ook verminderen door bestaande aandelen te verkopen. Elke transactie gebeurt tegen de inventariswaarde op dat ogenblik. De inventariswaarde komt overeen met de marktwaarde per aandeel van de netto-activa in de portefeuille. De inventariswaarde wordt periodiek berekend en bekendgemaakt in de financiële pers. Beveks kunnen in compartimenten worden onderverdeeld. Dat betekent dat een bevek kan bestaan uit verschillende soorten effecten, waarbij elk van die effecten overeenkomt met een afzonderlijk deel van de activa van de vennootschap. Bij elke uitgifte van een compartiment wordt voor de beleggers in een prospectus het specifieke beleggingsbeleid voor dat compartiment toegelicht. De belegger kan de effecten uit één compartiment gemakkelijk omzetten in effecten van een ander compartiment. De wetgever legt regels op voor een minimale diversifiëring van de portefeuille. De FSMA moet ook haar akkoord geven voor elke uitgifte van een nieuw compartiment van een bevek naar Belgisch recht en het prospectus goedkeuren dat verplicht moet worden gepubliceerd. De FSMA ziet erop toe dat de beleggingsregels in acht worden genomen. Bevak of beleggingsvennootschap met vast kapitaal In principe gaat het om een vast kapitaal. Het mag alleen zoals voor een andere vennootschap worden verhoogd of verminderd. De aandelen moeten op de beurs zijn genoteerd. De inschrijvers kunnen alleen via de beurs in- of uitstappen uit een bevak. Op regelmatige tijdstippen wordt de inventariswaarde, ook wel intrinsieke waarde genoemd, gepubliceerd. In tegenstelling tot beveks, kan de beursnotering van een bevak sterk afwijken van haar intrinsieke waarde. De koers wordt immers door vraag en aanbod bepaald. De goedkeuring van de markt en de interesse van het publiek spelen daarbij een grote rol. Als de beurskoers hoger is dan de intrinsieke waarde, spreekt men van agio of premie. Als de beurskoers lager is dan de intrinsieke waarde, spreekt men van disagio of discount. Men kan enkel tegen de beurskoers in uit- of instappen uit de bevak. Privaks Privaks beleggen in niet-beursgenoteerde vennootschappen en groeivennootschappen en hebben een vast kapitaal. Ze worden ook private equityvennootschappen genoemd. Het fonds belegt in jonge en veelbelovende ondernemingen die behoefte hebben aan risicokapitaal en in ondernemingen die, in afwachting van een beursintroductie, een deel van hun aandelen bij privé-investeerders willen plaatsen. Met het oog op een grotere liquiditeit van de portefeuille kan een deel ervan worden geïnvesteerd in ondernemingen die al op de beurs zijn genoteerd. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 18 VBS of vennootschappen voor belegging in schuldvorderingen Deze instellingen kopen schuldvorderingen aan bij banken en financieren deze transacties via de uitgifte van effecten. In dat verband is er vaak sprake van ‘effectisering’. Dit is een herfinancieringstechniek waarbij een bank schuldvorderingen die voortvloeien uit een krediettoekenning liquide maakt door ze over te dragen aan een daartoe gecreëerd financieel vehikel zoals een obligatie, een instelling voor belegging in schuldvorderingen (IBS). 5.2 ICB’s naar uitkeringsbeleid Er wordt een onderscheid gemaakt tussen distributieaandelen en kapitalisatieaandelen. Sommige beleggings­ vennootschappen laten de belegger de keuze tussen de twee types. 5.3Distributieaandelen Ze geven de belegger het recht op een periodiek dividend. De geïnde inkomsten worden geheel of gedeeltelijk teruggestort aan hun eigenaar. Die uitkering van het dividend is doorgaans jaarlijks, maar bepaalde beveks keren de geïnde inkomsten halfjaarlijks of zelfs driemaandelijks uit. Kapitalisatieaandelen De ontvangen inkomsten worden niet uitgekeerd aan de houders, maar automatisch herbelegd. Pas bij de verkoop van zijn deelbewijzen krijgt de belegger de opbrengst van zijn belegging. Op dat ogenblik zal hij een inkomen ontvangen in de vorm van een meerwaarde. 5.4 ICB naar beleggingsstrategie Er bestaan vandaag tal van ICB’s, vooral beveks, met verschillende risicotypes, gaande van de meest gespecialiseerde tot de meest gediversifieerde, van de meest geavanceerde tot de meest eenvoudige. ICB’s kunnen worden ingedeeld volgens een aantal krachtlijnen op basis van het soort waarden in portefeuille: liquide middelen, obligaties, aandelen, edele metalen, vastgoedcertificaten of een combinatie van twee of meer van die waarden. We vermelden hier de meest voorkomende categorieën. Obligatiefondsen (obligatie-ICB’s) Obligatie-ICB’s beleggen hoofdzakelijk in vastrentende waarden. De valuta, de looptijd, de geografische spreiding van obligatie-ICB’s variëren al naargelang het beoogde doel. In juridisch opzicht kunnen obligatie-ICB’s zowel beleggingsvennootschappen als beleggingsfondsen zijn. Het voordeel voor de belegger is dat hij via een klein bedrag onrechtstreeks deelneemt in een gediversifieerde obligatieportefeuille. Het beleggingsbeleid kan beperkingen opleggen in de keuze van obligaties waarin de ICB belegt. Bijvoorbeeld valutakeuze (euro of een bijzondere valuta of meer valuta’s), de keuze van schuldenaar (enkel corporate bonds, d.w.z. bedrijfsobligaties of high yield-obligaties, d.w.z. met een hoge return of obligaties van schuldenaars van eerste rang) of looptijd (bepaald of onbepaald). Risico’s van obligatie-ICB’s Obligatie-ICB’s behoren tot de categorie obligaties en zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Naargelang de kredietkwaliteit van de obligaties waarin de ICB belegt, zijn het risicodragende of risicomijdende waarden. Insolventierisico Gering, er bestaat nagenoeg geen gevaar dat een obligatie-ICB failliet gaat. Het debiteurenrisico wordt sterk beperkt door de diversiteit van de waarden in portefeuille. Uiteraard is het debiteurenrisico groter voor obligatie-ICB's die zich specialiseren in leningen aan debiteuren met een hoger risico. Liquiditeitsrisico Gering, de effecten kunnen steeds tegen marktconforme voorwaarden worden verkocht. Wisselrisico Hangt af van het beleggingsbeleid. Onbestaand voor ICB's die alleen in euro-obligaties beleggen. Hoog voor ICB's die beleggen in munten die aan sterke schommelingen onderhevig zijn. Renterisico Gelijk aan het renterisico van een gewone obligatie met een resterende looptijd gelijk aan de gemiddelde looptijd van de obligatieportefeuille van het obligatiefonds. Het renterisico bestaat gedurende de gehele beleggingsperiode. Koersschommelingsrisico Hoe groter de (resterende) looptijd en hoe lager de coupon, hoe groter dit risico is. Risico van gebrek aan inkomsten Geen uitkering in geval van kapitalisatiedeelbewijzen. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 19 Liquiditeitenfondsen (‘Monetaire ICB’s) Monetaire ICB’s beleggen overwegend in liquide middelen en in waarden op korte termijn, zoals termijndeposito’s, schatkistcertificaten, obligaties waarvan de vervaldatum niet veraf ligt, handelspapier en depositocertificaten. Sommige monetaire ICB’s beleggen in euro, andere in vreemde valuta. Sommige kiezen muntgroepen zoals sterke munten of munten met een hoge rente. Risico’s verbonden aan Monetaire ICB’s Monetaire ICB behoren tot de categorie risicomijdende waarden - liquiditeiten en zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Insolventierisico Gering, er bestaat nagenoeg geen gevaar dat een Monetaire ICB failliet gaat. Het debiteurenrisico voor de onderliggende activa is gering. Liquiditeitsrisico De Monetaire ICB koopt haar aandelen terug tegen hun inventariswaarde. Gezien het specifieke karakter van haar beleggingen op korte termijn, is een Monetaire ICB doorgaans erg liquide. Wisselrisico Geen, voor Monetaire ICB’s die alleen in euro beleggen. Gering tot groot voor de overige valuta, al naargelang de koppeling van de munt in kwestie aan de euro . Renterisico Gering, bij erg sterke rentestijgingen kan de inventariswaarde tijdelijk aanzienlijk dalen. Koersschommelingsrisico Gering, want een Monetaire ICB belegt alleen in vastrentende instrumenten op korte termijn. Risico van gebrek aan inkomsten Een kapitalisatieaandeel keert geen dividend uit. Het dividend van een distributieaandeel varieert al naargelang de inkomsten uit de aandelen in bezit. Aandelen-ICB’s beleggen vooral in aandelen van vennootschappen en aanverwante instrumenten. Er bestaan ‘algemene’ aandelen-ICB’s die in alle sectoren en overal ter wereld beleggen, maar ook gespecialiseerde aandelenICB’s in geografisch opzicht of naar sector. Aandelen-ICB’s worden beheerd door in aandelen gespecialiseerde beheerders die permanent de economische en financiële informatie analyseren. Risico’s verbonden aan Aandelen-ICB’s Aandelen-ICB’s behoren tot de categorie aandelen en zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Wordt er 100% kapitaalgarantie gegeven dan is de aandelen-ICB risicomijdend. In de andere gevallen is het een risicodragende waarde. Insolventierisico Gering, er bestaat nagenoeg geen gevaar dat een aandelenfonds (bevek/bevak) failliet gaat. Het debiteurenrisico voor de onderliggende activa is gering. Liquiditeitsrisico Gering, in het geval van beveks. Die effecten kunnen steeds tegen marktconforme voorwaarden worden verkocht. Variabel voor bevaks: ondanks hun beursnotering, varieert de liquiditeit erg sterk van fonds tot fonds en in de tijd. Bij slechte marktvooruitzichten zijn de disagio’s soms groot en is het moeilijk om te verkopen. Wisselrisico Hangt af van de onderliggende activa. Geen risico voor fondsen die uitsluitend in aandelen van de eurozone beleggen. Hoog risico voor fondsen die beleggen in aandelenmarkten met een volatiele munt. Renterisico Over het algemeen heeft een rentestijging een negatieve invloed op de aandelenkoers. Koersschommelingsrisico Wordt bepaald door het algemeen beleggingsklimaat van de beurs waarop het fonds belegt. De volatiliteit is minder groot dan bij een individueel aandeel, vermits het risico gespreid is over verscheidene aandelen. Bij bevaks (met verplichte beursnotering) speelt de interesse vanwege het grote publiek ook een rol wat de koersschommelingen betreft. Risico van gebrek aan inkomsten Een kapitalisatiefonds keert geen dividenden uit. Overige risico’s Bij bevaks is het beleggingsbeleid niet altijd erg transparant. Index-ICB’s Index-ICB’s zijn ICB’s die als doel hebben een beursindex in haar geheel te volgen. Een index is een instrument waaraan de algemene evolutie van de beursgenoteerde aandelen kan worden afgemeten en heeft betrekking op alle genoteerde aandelen of op een deel ervan. De evolutie van de waarde van de bevek volgt dus getrouw de gemiddelde prestaties van de betrokken beurs. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 20 Risico’s verbonden aan index-ICB’s Index-ICB’s behoren tot een risicocategorie naargelang de effecten waarin ze beleggen. Het zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. De risico’s zijn dezelfde als bij een aandelen- of obligatieICB, al naargelang de effecten waarin de index-ICB belegt. ICB’s met kapitaalbescherming bieden een volledige of gedeeltelijke kapitaalbescherming. Ze garanderen dat op de vervaldag minstens de oorspronkelijke inventariswaarde wordt terugbetaald. Een ICB met kapitaalbescherming belegt niet overwegend in aandelen. Ze richt zich eerder tot vastrentende waarden. De beleggingen moeten immers garanderen dat de begininleg wordt teruggewonnen. ICB’s met kapitaalbescherming bieden twee waarborgen: de teruggave van de begininleg op de eindvervaldag en de koppeling van de prestaties van de ICB’s aan de evolutie van een onderliggende waarde. Belangrijkste kenmerken van ICB’s met kapitaalbescherming ICB’s met kapitaalbescherming hebben een bepaalde duur. De vervaldatum is gekend van bij het begin. Ze bieden een gewaarborgde terugbetaling van de begininleg (met aftrek van de kosten) op de eindvervaldag. De geboden bescherming komt overeen met de oorspronkelijke waarde van het product, d.w.z. de prijs die men betaalt wanneer men in het fonds instapt tijdens de inschrijvingsperiode. Na die periode schommelt de inventariswaarde. Als men de deelbewijzen aankoopt tegen een hogere waarde dan de beginwaarde, dan is de kapitaalbescherming niet meer volledig. Bovendien wordt de bescherming maar geboden als men zijn deelbewijzen bijhoudt tot op de vastgestelde vervaldag. Als men zijn deelbewijzen verkoopt vóór de vervaldag, dan worden ze verhandeld tegen de inventariswaarde op dat ogenblik. Die kan lager zijn dan de beginwaarde en soms moet men uitstapkosten betalen. Sommige producten met een kapitaalbescherming bieden eigenlijk slechts een gedeeltelijke bescherming van het beginkapitaal. Sommige ICB’s met kapitaalbescherming bieden ook een gewaarborgd minimumrendement. Die waarborg is mogelijk omdat het fonds een groot deel van zijn portefeuille belegt in dekkingsproducten zoals swaps, opties, enz. Deze fondsen zijn gekoppeld aan een index. De prestatie van de ICB hangt samen met het resultaat van de index. Er zijn twee categorieën ICB’s met kapitaalbescherming: de ‘klikfondsen’ en de ‘andere fondsen’. Klikfondsen Met het oog op een beperking van het risico van een indexdaling op de eindvervaldag, kunnen bepaalde fondsen met kapitaalwaarborg één of meer ‘kliks’ hebben. Met dit systeem kunnen de winsten definitief worden vastgeklikt op een bepaald ogenblik of op een bepaald niveau, ongeacht de toekomstige prestaties van het fonds. –kliks op een bepaald niveau: als de onderliggende index eenmaal een bepaald niveau heeft bereikt, is de belegger zeker dat hij de behaalde winst zal ontvangen. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat het niveau wordt bereikt. –kliks op een bepaald ogenblik: op de vervaldag zal de belegger de som krijgen van de eventuele stijgingen op bepaalde ogenblikken die bij de lancering van het fonds waren vastgesteld. Als de klik zich niet voordoet tijdens de looptijd van het fonds, heeft de belegger toch de zekerheid dat hij zijn startkapitaal na aftrek van de kosten terugkrijgt. Klikfondsen zijn veeleer een vorm van risicoloze belegging dan een belegging in aandelen. Net zoals kasbons, hebben ze een bepaalde looptijd, bieden ze een waarborg voor de terugbetaling van de begininleg (met aftrek van de kosten en taksen) en moeten ze tot op de vervaldag worden bewaard. Het voordeel dat ze bieden, is een (vooraf niet gekende) prestatie die samenhangt met een beursindex waarvan de belegger hoopt dat hij veel hoger zal zijn dan de nominale intrest van kasbons of obligaties. Andere ICB’s met kapitaalbescherming Deze ICB’s hebben geen tussentijdse kliks. De stijging van de onderliggende index wordt op de eindvervaldag in rekening gebracht voor een bepaald percentage. Net zoals bij klikfondsen hebben de uiteindelijke stijgingen pas op de vervaldag hun maximumeffect. Risico’s verbonden aan ICB’s met kapitaalbescherming ICB’s met kapitaalbescherming behoren tot een categorie naargelang de effecten waarin ze beleggen. Het zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Als de ICB 100% kapitaalgarantie biedt, is het een risicomijdende waarde. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 21 Insolventierisico Gering, er bestaat nagenoeg geen gevaar dat een fonds failliet gaat. Het debiteurenrisico voor de onderliggende activa is gering. Liquiditeitsrisico De effecten kunnen steeds worden verkocht tegen de marktvoorwaarden, mits uitstapkosten worden betaald. Wisselrisico Hangt af van de munt waarin het fonds kapitaalbescherming biedt. Geen risico als het fonds alleen in euro belegt. Hoog risico als het fonds belegt in onstabiele munten zonder dekking van de wisselrisico’s en als de kapitaalbescherming niet in euro is uitgedrukt. Renterisico Over het algemeen heeft een stijging van de marktrente een negatieve invloed op de koers van die effecten. De kapitaalbescherming geldt alleen op de vervaldatum. Koersschommelingsrisico Afhankelijk van de algemene evolutie van de beurs waarop het fonds belegt. Risico van gebrek aan inkomsten Aan kapitalisatiedeelbewijzen is geen dividenduitkering verbonden. Gemengde ICB’s Gemengde ICB’s beleggen hun portefeuille zowel in aandelen als obligaties, maar niet specifiek in één of ander type aandeel of obligatie. ICB’s die liquiditeiten in bezit hebben, maar overwegend beleggen in één van de andere categorieën, worden niet als gemengde ICB’s beschouwd. Er zijn verschillende soorten gemengde fondsen, al naargelang hun risicotype: –defensief gemengde ICB’s (low) geven de voorkeur aan risicoloze beleggingen, bijvoorbeeld 75% in obligaties, meestal in stabiele valuta’s; –neutraal gemengde ICB’s (medium) zorgen voor min of meer een evenwicht tussen risicovolle beleggingen zoals aandelen en risicoloze beleggingen zoals obligaties; –dynamisch of agressief gemengde ICB’s (high) besteden een groter deel aan risicovolle beleggingen, ze beleggen bijvoorbeeld 75% in aandelen. Risico’s verbonden aan gemengde ICB’s Gemengde ICB’s behoren tot verschillende risicocategorieën al naargelang hun beleggingspolitiek. Het zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Insolventierisico Gering, er bestaat nagenoeg geen gevaar dat een fonds failliet gaat. Het debiteurenrisico voor de onderliggende activa is gering. Liquiditeitsrisico Gering, de effecten kunnen steeds worden verkocht tegen de marktvoorwaarden. Wisselrisico Hangt af van de samenstelling van de portefeuille. Renterisico Zowel obligaties als aandelen zijn onderhevig aan renteschommelingen. Koersschommelingsrisico Hoger voor ‘dynamisch’ dan voor ‘defensief’ gemengde fondsen. Risico van gebrek aan inkomsten Aan kapitalisatiedeelbewijzen is geen dividenduitkering verbonden. Dakfondsen Dakfondsen zijn ICB’s die zelf beleggen in andere ICB’s. De beheerders van dakfondsen maken een strenge selectie onder de beste fondsenbeheerders op basis van een aantal criteria en brengen die fondsen samen in één korf. De geselecteerde fondsen worden regelmatig opnieuw geëvalueerd. 6. Afgeleide financiële instrumenten Afgeleide financiële producten zijn ontworpen om wissel-, rente- en volatiliteitsrisico te dekken. De benaming ‘afgeleid’ heeft te maken met het feit dat die instrumenten ‘zijn afgeleid’ van de onderliggende financiële instrumenten waarvoor ze als dekking zijn bedoeld. Ze kunnen als dekking of speculatief worden gebruikt. Het geeft aan de eigenaar het recht of de verplichting om een onderliggende waarde zoals een aandeel, een vreemde munt of een beursindex, gedurende een bepaalde periode te kopen of te verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. Een afgeleid product mag niet worden verward met een belegging in een onderliggende waarde. Na de vervaldag heeft het afgeleide product geen waarde meer. De belangrijkste categorieën afgeleide financiële instrumenten zijn: opties, warrants en futures. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 22 Hefboomeffect Met afgeleide financiële instrumenten kan een belegger een in verhouding tot de inbreng veel hogere winst halen. Dit noemt men het hefboomeffect. Het volstaat bijvoorbeeld een premie te betalen om in opties te beleggen en toch aanzienlijke winst te boeken. Maar er is ook een keerzijde. Als de koers tijdens de looptijd van het instrument niet evolueert zoals verhoopt, dan kan de geldelijke inbreng en zelfs meer verloren gaan. Het hefboomeffect speelt in beide richtingen. Als belegger moet u altijd voor ogen houden dat een grote winstverwachting samengaat met een hoog risico. Voor beleggers die risico durven nemen Afgeleide financiële instrumenten kunnen erg riskante beleggingen zijn. Het resultaat van de belegging is erg wisselvallig. En het is lang niet zeker dat het geïnvesteerde bedrag wordt teruggewonnen. Afgeleide producten maken best maar een beperkt deel van de totale portefeuille uit. Gespecialiseerde financiële markten stellen genormaliseerde contracten voor. Ze zorgen ervoor dat de koers dynamisch blijft. Zo kan iedereen systematisch een tegenpartij vinden om contracten te kopen of te verkopen. 6.1Opties Een optie is een financieel instrument dat voor diverse doeleinden wordt gebruikt, zoals een portefeuille tegen een risico beschermen, een aanvullend rendement krijgen of speculeren op activa zoals grondstoffen (olie, tarwe, metalen, goud, enz.), rentetarieven, wisselkoersen, aandelen en indices. Een optie is een contract, waarbij de partij die de optie verstrekt (de ‘schrijver’ of ‘emittent’) aan zijn wederpartij het recht toekent een onderliggende waarde (bijvoorbeeld een pakket aandelen) te kopen (een ‘calloptie’) of te verkopen (een ‘putoptie’) gedurende (Amerikaanse optie) of aan het einde van een overeengekomen periode (Europese optie), tegen een vastgestelde prijs. Voor dit recht betaalt de koper meestal een premie aan de schrijver. De premie bedraagt een fractie van de onderliggende waarde. Hierdoor leidt een koersschommeling van de onderliggende waarde tot grotere winsten of verliezen voor de houder van een optie (dit is de hefboomwerking). Meestal is de optie tussentijds verhandelbaar: zowel callopties als putopties kan men dan kopen en verkopen. De premie die dient te worden betaald (de koopprijs van een optie), is onder meer afhankelijk van de waardeontwikkeling (koers) van de onderliggende waarde en de lengte van de periode gedurende welke men rechten kan ontlenen aan de optie. Beleggen in opties is vooral geschikt voor ervaren beleggers. Er zijn drie verschillende optiesoorten te onderscheiden: –Bij out-of-the-money opties ligt de koers van de onderliggende waarde ver van de uitoefenprijs af. In dit geval bestaat de optiepremie alleen uit tijdswaarde. De optiepremie en de volatiliteit zijn relatief laag, want de kans dat de optie intrinsieke waarde krijgt is klein. –Bij at-the-money opties is de koers van de onderliggende waarde bijna gelijk aan de uitoefenprijs. Hier is de tijdswaarde en de volatiliteit van de optiepremie het hoogst, omdat de kans dat de optie intrinsieke waarde krijgt hoog is. –Bij in-the-money opties ligt de uitoefenprijs ver onder de koers van de onderliggende waarde. De optiepremie heeft een lage tijdswaarde, maar een hoge intrinsieke waarde. Iedere koersverandering van de onderliggende waarde is direct in de optiepremie te merken. Tot slot, hoe langer de looptijd van een optie, hoe meer tijdswaarde er in de optiepremie zit. En hoe beweeglijker de koers van de onderliggende waarde, hoe groter de kans op winst of verlies met opties. Daarom is de premie van een optie op een aandeel dat veel fluctueert vaak hoger dan van een optie op een aandeel dat nauwelijks beweegt. Het kopen van een optie Een optie (contract) geeft de koper het recht (niet de verplichting) om gedurende, of aan het eind van een zekere periode een bepaalde hoeveelheid van een onderliggende waarde (bijvoorbeeld aandelen of een vastgestelde hoeveelheid dollars of goud) te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een vooraf overeengekomen prijs. Wie een calloptie koopt, hoopt op een koersstijging terwijl de koper van een putoptie hoopt op een koersdaling. De koper hoeft geen gebruik te maken van de optie. Voor het recht dat de koper van een optie verkrijgt, betaalt de koper een premie. De koper van een optie loopt het risico dat de betaalde premie verloren gaat (het verlies is overigens beperkt tot de premie en kan niet meer bedragen). De koper van een optie kan zijn optie verkopen en de premie met winst of verlies incasseren, of hij kan zijn recht uitoefenen door koop of verkoop van de onderliggende waarde. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 23 Het ‘schrijven’ van een optie Een schrijver (verkoper) van een optie neemt de verplichting (geen recht) op zich om de onderliggende waarde te leveren (schrijver van een calloptie) of af te nemen (schrijver van een putoptie) tegen de afgesproken prijs. De schrijver heeft dus een leveringsplicht of afnameplicht, waarvoor hij een premie ontvangt. Bij het schrijven van opties wordt onderscheid gemaakt tussen het gedekt en ongedekt schrijven van opties. –Onder gedekt schrijven wordt verstaan het schrijven van een calloptie op een onderliggende waarde die de schrijver zelf in bezit heeft (de cliënt kan dus uit eigen bezit leveren). –Bij het ongedekt schrijven heeft men de stukken niet in bezit en zullen deze tegen de dan geldende koers alsnog moeten worden aangekocht en geleverd. Het schrijven van putopties wordt altijd als ongedekt beschouwd. Men is immers verplicht de onderliggende waarde te kopen, als de koper van de optie van zijn recht gebruik wenst te maken. Om er zeker van te zijn dat een schrijver van een optie aan zijn verplichtingen kan voldoen, dient de schrijver een zekerheid te stellen. De verplichting tot het stellen van zekerheid heet in vaktermen marginverplichting. De margin, de omvang van de verplichting, wordt volgens een bepaalde formule en marktconform vastgesteld. De schrijver van een optie kan te maken krijgen met (onbeperkte) verliezen, die vele malen groter kunnen zijn dan de ontvangen premie. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen het gedekt en het ongedekt schrijven van opties. Het gedekt schrijven van een calloptie kan bijvoorbeeld juist enige bescherming bieden tegen waardevermindering van de beleggingsportefeuille. Het ongedekt schrijven van callopties kan leiden tot verliezen die in principe niet gemaximeerd zijn. Het schrijven van put- en callopties op een index en het opzetten van timespreadcombinaties in opties op een index kunnen eveneens leiden tot grote verliezen. Daarom wordt een grote terughoudendheid aangeraden ten aanzien van deze financiële instrumenten. Risico’s verbonden aan opties Opties zijn risicodragende waarden en complexe producten. Ze behoren tot een categorie naargelang de onderliggende waarde. Emittentrisico Een belegger moet de solvabiliteit van de emittent nagaan. Het risico is klein als de emittent een gecontroleerde instelling is, maar het blijft toch reëel. Liquiditeitsrisico Opties worden op georganiseerde secundaire markten zoals Euronext verhandeld. Toch is de liquiditeit gering. Men is niet zeker dat de prijs bij verkoop interessant is. Wisselrisico Geen voor opties in euro. Het wisselrisico kan aanzienlijk zijn voor opties in andere munten, vooral bij schommelende munten. Renterisico Renteschommelingen hebben een weerslag op de aandelenkoersen en onrechtstreeks op de optieprijs. Volatiliteitsrisico Erg schommelende koers. Ze wordt bepaald door de evolutie en de vooruitzichten van de onderliggende activa. Kapitaalrisico Er is geen terugbetaling. Het beleggingsresultaat is erg wisselvallig en het is niet zeker dat het geïnvesteerde bedrag teruggewonnen wordt. Na de vervaldag is de optie waardeloos. Overige risico’s Als de onderliggende activa ongunstig evolueren, kan de waarde van de optie totaal verloren gaan. Het verlies voor de koper van de optie blijft beperkt tot de premie die hij betaalde. Grondslagen voor de waardering Opties worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. 6.2Warrants Een warrant is een contract dat recht geeft om een onderliggende waarde te kopen (‘call’-warrant) of te verkopen (‘put’-warrant) gedurende een bepaalde periode tegen een vooraf vastgestelde prijs. Eigenlijk is het een optie met een langere levensduur. Een warrant kan slaan op elk financieel product: aandeel, obligatie, valuta, beursindex, enz. Er zijn 2 soorten warrants: – Gedekte warrants bieden de mogelijkheid om in te schrijven op nieuwe aandelen. – Ongedekte warrants zijn verbonden aan bestaande aandelen en worden door financiële instellingen uitgegeven. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 24 Toch zijn er enkele verschillen tussen warrants en opties: – Warrants worden verhandeld op een aandelenbeurs. Opties op een optiebeurs. – Opties worden uitgegeven door de optiebeurs zelf. Warrants worden uitgegeven door financiële instellingen. –Warrants hebben vaak een lange looptijd, 2 tot 3 jaar. De looptijden van opties variëren sterker: van 1 maand tot vele jaren. –Warrants zijn vaak duurder dan opties want de uitgevende financiële instelling rekent een commissie aan. Toch kunnen warrants interessant zijn. Als een belegger een langlopende optie wil kopen waarin weinig handel is, dan kan hij immers een slechte prijs krijgen. Risico’s verbonden aan warrants Warrants zijn risicodragende waarden en complexe producten. Ze behoren tot een categorie naargelang de onderliggende waarde. Emittentrisico De belegger moet de solvabiliteit van de emittent nagaan. Het risico is tamelijk klein als de emittent een gecontroleerde instelling is. Ook bij gedekte warrants waarvoor de emittent voorzieningen aangelegd heeft, is het risico beperkt. Liquiditeitsrisico Hangt af van het aantal transacties met de warrant. Wisselrisico Geen voor warrants die recht geven op inschrijving op nieuwe aandelen of nieuwe obligaties in euro. Renterisico Over het algemeen heeft een rentestijging een negatieve invloed op de aandelenkoersen en onrechtstreeks op de warrantkoers. Volatiliteitsrisico Een warrant is een speculatief instrument. Meestal is de koers minder vast dan die van het aandeel of de obligatie van dezelfde vennootschap. Risico op gebrek inkomsten Een warrant geeft geen recht op inkomsten. Overige risico’s Op het ogenblik dat de warrant wordt uitgeoefend, kunnen de omstandigheden minder gunstig zijn dan bij de uitgifte. Bij een obligatie kan de intrestvoet van het nieuwe effect lager zijn dan de marktrente. Bij een aandeel kan de aankoopprijs lager zijn dan de beurskoers. Een warrant kan zijn volledige waarde verliezen. Grondslagen voor de waardering Warrants worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. 6.3Futures Een future is een termijnovereenkomst waarbij 2 partijen zich ertoe verbinden een gegeven hoeveelheid van een onderliggende waarde zoals munten, obligaties, grondstoffen of beursindexen te kopen of te verkopen tegen een vaste prijs en op een vaste datum in de toekomst. Futures worden op de beurs verhandeld. In tegenstelling tot opties hebben bij futures beide partijen een verplichting. De koper van de future verbindt zich ertoe de onderliggende waarde over te nemen. De verkoper van de future verbindt zich ertoe om op de vervaldag de onderliggende waarde te leveren in ruil voor het verschuldigde bedrag. Het is over het algemeen niet de bedoeling om de onderliggende waarde – de partij goederen of financiële waarden – daadwerkelijk te ontvangen of te leveren. De specifieke kenmerken van een futuresovereenkomst worden bepaald door de veiligheid en de liquiditeit van de futuresmarkt. Elke futuresbeurs bepaalt haar eigen werking en de kenmerken van de overeenkomsten om beide doeleinden te kunnen verwezenlijken. –De futureshandel kent een hoge mate van hefboomwerking en volatiliteit. Voor de veiligheid wordt aan de kopers en verkopers een margesysteem opgelegd. Deze marge dient als waarborg tegen een eventueel verlies op gekochte of verkochte overeenkomsten als gevolg van koersschommelingen. Hierdoor wordt het risico op een aanzienlijke wanbetaling uitgeschakeld. –Dankzij vaste modaliteiten voor omvang, duur en vereffeningsprocedure vergroot de verhandelbaarheid van futures. Bij verliezen moet een belegger onmiddellijk een aanvulling in contanten bijstorten. Zorgvuldig dient te worden afgewogen of dergelijke financiële instrumenten voor u geschikt zijn, mede gelet op uw positie en het doel van de belegging. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 25 Risico’s verbonden aan futures Futures zijn risicodragende waarden en complexe producten. Ze behoren tot een categorie naargelang de onderliggende waarde. Tegenpartijrisico Risico dat de tegenpartij haar verbintenissen niet nakomt. Liquiditeitsrisico Grote verhandelbaarheid van futures op georganiseerde markten. Wisselrisico Geen voor overeenkomsten in euro. Het wisselrisico kan groot zijn bij schommelende munten. Volatiliteitsrisico Hangt af van de volatiliteit van de onderliggende activa. Kapitaalrisico Er is geen kapitaal dat moet worden teruggestort. Overige risico’s In principe zijn er geen grenzen aan de verliezen voor speculanten. Grondslagen voor de waardering Futures worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. 6.4Turbo’s Een turbo is een afgeleid product uitgegeven door een bank en staat genoteerd op de beurs. Afhankelijk van de uitgevende bank en het land worden turbo’s ook wel aangeduid als speeders of mini future calls. Een belegger koopt een turbo als hij een bepaalde koersbeweging verwacht en daarbij een hoog rendement wil realiseren. Als hij een koersstijging verwacht, dan koopt hij een turbo long. Als hij een daling verwacht, koopt hij een turbo short. De onderliggende waarde kan variëren van indices, aandelen, grondstoffen en munten tot en met obligaties. Een turbo is risicovoller dan een belegging in de onderliggende waarde. Het is dan ook een beleggingsinstrument voor ervaren beleggers. De uitgevende bank financiert een deel van de turbo. Het andere deel financiert de belegger zelf. Op het deel gefinancierd door de bank betaalt de belegger intrest. De belegger investeert dus maar een fractie van de waarde, terwijl hij toch de volledige stijging of daling van de onderliggende waarde ontvangt. Er is dus een hefboomeffect. De hefboom geeft aan hoeveel sneller een turbo beweegt ten opzicht van de onderliggende waarde. Bijvoorbeeld: een turbo long op de BEL20 met een hefboom van 5 wil zeggen dat de turbo 5 keer zo snel beweegt als de BEL20. Hoe hoger de hefboom, hoe gevoeliger de turbo is voor prijsbewegingen van de onderliggende waarde. De hefboom werkt zowel in stijgende als dalende richting. Risico’s verbonden aan turbo’s Turbo’s zijn risicodragende waarden en complexe producten. Ze behoren tot een categorie naargelang de onderliggende waarde. Tegenpartijrisico Gering, de emittent staat onder toezicht van de bankautoriteiten. Liquiditeitsrisico De emittent zorgt steeds voor een markt. Wisselrisico Geen voor overeenkomsten in euro. Het wisselrisico kan groot zijn bij schommelende munten. Volatiliteitsrisico Het stop-loss niveau zorgt ervoor dat een turbo afgewikkeld wordt als de koers te sterk daalt. Kapitaalrisico Het is niet zeker dat de belegger zijn geïnvesteerde kapitaal terugkrijgt. Grondslagen voor de waardering Turbo’s worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 26 7. Alternatieve investeringen 7.1Hedgefunds Bij traditionele beleggingsfondsen is er sprake van een positief rendement als de koersen van de beleggingen in hun portefeuille stijgen. Bij dalende koersen is er sprake van een negatief rendement. Hedgefunds creëren de mogelijkheid om ook bij dalende koersen een positief rendement te behalen. De toegevoegde waarde van hedgefunds binnen portefeuille­ verband is dat zij de risico-rendementsverhouding van de totale portefeuille verbeteren, waarbij de precieze uitwerking afhankelijk is van het actuele risiconiveau van de portefeuille waar de hedgefunds in worden opgenomen. Bij een offensieve portefeuille behoudt u de kans op een aantrekkelijk rendement, terwijl het risico van een negatief rendement (deels) wordt beperkt. Als u een defensieve portefeuille heeft, dan zorgen hedgefunds er in beginsel voor dat u het risico op een negatief rendement laag houdt, terwijl het winstpotentieel van de beleggingsportefeuille toeneemt. Een ‘fund of hedgefunds’ is een beleggingsfonds dat investeert in meerdere hedgefunds. Positief rendement bij dalende koersen, hoe kan dat? In financieel-economische zin betekent ‘hedging’ het afdekken of verminderen van financiële risico’s. Hedgefunds zijn beleggingsfondsen die streven naar een beperking van marktrisico’s. Zij onderscheiden zich daarmee van de gewone beleggingsfondsen, die door hun manier van werken doorgaans veel gevoeliger zijn voor markt­schommelingen. Dat verschil in strategie wordt ook duidelijk wanneer gekeken wordt naar de doelstellingen van beide typen fondsen. Hedgefunds zijn meestal ‘absolute presteerders’ en streven naar een zo hoog mogelijk, absoluut rendement. ‘Gewone’ beleggingsfondsen zijn over het algemeen ‘relatieve presteerders’ en proberen een zo goed mogelijk resultaat te behalen ten opzichte van de relevante marktindex (de benchmark). Wanneer de benchmark bijvoorbeeld een rendement van -10% scoort en een beleggingsfonds scoort -8%, dan heeft dat fonds volgens haar eigen doelstellingen goed gepresteerd. Voor een hedgefund geldt zo’n resultaat in de regel als slecht. Een hedgefund zal proberen onder alle marktomstandigheden een positief rendement te behalen en een negatief rendement te voorkomen. Uiteraard lukt dit niet altijd en zijn de rendementen afhankelijk van verschillende factoren, die hieronder staan beschreven. Hedgefunds beleggen op verschillende markten, waaronder aandelen-, obligatie- en valuta- en grondstoffen­markten. Daarbij gebruiken ze vaak complexe strategieën om positief rendement te behalen. Er zijn diverse hedgefundstrategieën waarmee op een alternatieve manier een positief rendement kan worden behaald. Daar waar traditionele beleggings­ fondsen hun positieve rendement uitsluitend behalen door ‘long’ posities2 in te nemen op markten, kunnen hedgefunds bijvoorbeeld ook positief rendement behalen door ‘short’ posities3 in te nemen. Hedgefunds kunnen long of short gaan in zowel aandelen, obligaties en valuta’s als bijvoorbeeld grondstoffen. Het succes van een hegdefund is vervolgens sterk afhankelijk van: – de specifieke markt(en) waarop de hedgefundbeheerder actief is; – de strategie(ën) die de beheerder hanteert; en –de mate waarin de hedgefundbeheerder in staat is om op het juiste moment en in de juiste beleggingen long (ondergewaardeerde beleggingen) of short (overgewaardeerde beleggingen) te gaan. Belangrijk is dat u zich realiseert dat als aandelenmarkten bijvoorbeeld een koersstijging laten zien, dat dus niet per definitie betekent dat u daar (in dezelfde mate) van mee profiteert. Het hangt ervan af of de hedgefundbeheerder ook de visie had om long te gaan in de juiste aandelen. Is dat niet het geval, dan kan het zijn dat u minder positief rendement behaalt of zelfs negatief rendement. Omgekeerd geldt natuurlijk ook dat hedgefunds juist zullen proberen ervoor te zorgen dat u bijvoorbeeld in dalende aandelenmarkten hier juist minder hard of zelfs niet door wordt geraakt. Niet elke hedgefundbeheerder is dus in staat om altijd positieve rendementen te behalen. U loopt dan het risico een groot deel van uw inleg te verliezen. Het risico van verkeerde inschattingen van een hedgefundbeheerder kunt u beperken door uw investering te spreiden over verschillende beheerders via een fund of hedgefunds. Fund of hedgefunds beleggen hun kapitaal in verschillende hedgefunds, waardoor het rendement van het fonds niet afhankelijk is van de kwaliteiten van één enkele hedgefundbeheerder. Ze zijn doorgaans breed gespreid over verschillende strategieën, regio’s en markten, waardoor een grote mate van diversificatie en dus risicospreiding wordt bereikt. 2 3 Een belegging tegen een bepaalde koers kopen in de hoop ze later tegen een hogere koers weer te verkopen. Een belegging tegen een bepaalde koers verkopen, zonder ze te bezitten, in de hoop tegen ze tegen een lagere koers in te kopen aan de kopende partij alsnog te kunnen leveren. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 27 Hedgefunds zijn complex Wat u zich als (potentiële) belegger in fund of hedgefunds dient te realiseren, is dat hedgefunds complexe investeringsfondsen zijn. Fondsbeheerders moeten in staat zijn continu winstgevende strategieën te onderhouden of te ontwikkelen. Zij worden doorgaans goed beloond voor hun vaak uitzonderlijke expertise. De vindingrijkheid van de beheerders kent in principe geen grenzen. Omdat hedgefundstrategieën gebaat zijn bij zo min mogelijk beperkingen, zodat het beleggingsbeleid volledig ten uitvoer gebracht kan worden, zijn veel hedgefunds in het buitenland gevestigd in landen waar de regelgeving het beleggingsbeleid niet te veel beperkt. De koersen van traditionele aandelen worden grotendeels beïnvloed door de winstgevendheid van het betreffende bedrijf waarin een aandeel is gekocht. De koersen van hedgefunds daarentegen worden beïnvloed door het succesvol implementeren van vaak complexe beleggingsstrategieeën van hedgefundbeheerders. We noemden eerder al de long/short strategie. Hieronder noemen we nog enkele andere bekende strategieën. –‘Merger arbitrage strategy’. De beheerder zal long gaan in de aandelen van het overnamedoelwit en short gaan in de aandelen van de overnemende partij, omdat de traditionele beleggingsleer stelt dat de koersen van overnameprooien over het algemeen stijgen gedurende een biedingtraject, terwijl de koersen van overnemende partijen vaak dalen. –‘Event driven strategy’. De beheerder probeert positieve rendementen te behalen naar aanleiding van belangrijke gebeurtenissen in de markt, zoals grote kapitaaluitbreidingen bij een bepaald bedrijf, zware reorganisaties, negatieve publiciteit rondom een bedrijf, etc. –‘Convertible arbitrage strategy’. De beheerder probeert te profiteren van waarderingsverschillen tussen de koers van een converteerbaar instrument en de bijhorende onderliggende waarde. Binnen de meest klassieke vorm van convertible arbitrage wordt een long positie in een converteerbare obligatie gecombineerd met een short positie in het onderliggende aandeel. De toegevoegde waarde van een fund of hedgefunds in uw portefeuille is, zoals eerder aangegeven, het beperken van neerwaarts koersrisico mét behoud van de kans op een aantrekkelijk rendement. Hedgefunds kennen in beginsel een lage correlatie4 met de bewegingen van de traditionele kapitaalmarkten, ervan uitgaande dat de strategische visie van de beheerder daadwerkelijk uitkomt. Daardoor is het mogelijk om de risicorendementverhouding in uw portefeuille te verbeteren. Er zijn echter ook risico’s verbonden aan het beleggen in fund of hedgefunds. Risico’s verbonden aan hedgefunds Hedgefunds behoren tot de categorie alternatieve investeringen en zijn complexe producten. Hedgefunds met ‘low vol’ worden gezien als risicomijdend. Hedgefunds met ‘mid vol’ & ‘high vol’ worden gezien als risicodragend. Liquiditeitsrisico De onderliggende hedgefunds hanteren complexe beleggingsstrategieën, die meestal gepaard gaan met noodzakelijke lange investeringsperiodes waarin langetermijnposities moeten worden ingenomen om winsten te kunnen behalen. Hierdoor is het voor u als belegger niet altijd mogelijk om snel uit een fund of hedgefunds te stappen. Vaak dient u ruim van te voren aan te geven dat u uit wilt stappen en het duurt doorgaans weken, zo niet maanden, voordat u uw verkoopopbrengst ontvangt. Veel (fund of) hedgefunds behouden zich het recht voor om verkooporders te beperken of voor onbepaalde tijd uit te stellen, indien het fonds in een korte tijd een grote hoeveelheid verkooporders ontvangt. Dit soort maatregelen wordt genomen om de belangen van de zittende aandeelhouders te beschermen. Transparantie (Fund of) hedgefunds publiceren vaak slechts éénmaal per maand de intrinsieke waarde van het fonds. De waarde die dan bepaald wordt heeft doorgaans betrekking op een peildatum die een (flink) aantal weken in het verleden kan liggen. Daardoor kan de waarde ten tijde van publicatie dus gedateerde informatie laten zien. Daarnaast bieden fund of hedgefunds vaak ook niet volledig inzicht in al hun onderliggende beleggingen (‘intransparency’) en is het voor de belegger in het fund of hedgefunds dus onduidelijk waar de rendementen precies worden behaald. Valutarisico 4 Valutarisico speelt een rol, aangezien de onderliggende hedgefunds actief zijn op diverse markten, waarbij de beleggingen genoteerd (kunnen) zijn in verschillende valuta’s. De koersschommelingen in deze valuta’s worden echter veelal afgedekt door deze hedgefunds. Een ‘lage correlatie’ wil zeggen dat de koers van een aandeel of fonds niet 1 op 1 meebeweegt met de koers van de referentie-index, maar juist een onafhankelijk verloop kent. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 28 Hefboomrisico Hedgefunds (en daarmee indirect ook fund of hedgefunds) gebruiken vaak geleend geld om nog meer rendement te behalen (hefboomrisico). Als een hedgefund een slecht rendement laat zien, dan kan het feit dat er belegd wordt met geleend geld, een versterkend negatief effect hebben op dit rendement. Kredietwaardigheid (Fund of) hedgefunds zijn vaak aparte juridische entiteiten, waarbij de kredietwaardigheid van de beheerder van dit fund niets hoeft te zeggen over de kredietwaardigheid van het (fund of) hedgefund zelf. Volatiliteit De risico’s van hedgefunds met een lage volatiliteit zijn vergelijkbaar met de risico’s van obligaties. De risico’s van hedgefunds met een hoge volatiliteit zijn vergelijkbaar met die van aandelen. Grondslagen voor de waardering Hedgefunds worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende netto-inventariswaarde op de laatste dag van de rapportageperiode. 7.2 Private equity Private equity is beleggen in vermogen van niet-beursgenoteerde ondernemingen. Het heeft dezelfde eigenschappen als beleggen in aandelen. De resultaten zijn afhankelijk van de economie, maar minder van het beursklimaat. Investeren in niet-beursgenoteerde bedrijven is niet eenvoudig. De markt is moeilijk toegankelijk, vaak enkel voor grote bedragen en de informatie over deze meestal kleinere bedrijven is schaars. Bovendien kent private equity andere spelregels dan regulier beleggen. Het is dus belangrijk dat de belegger zich goed laat adviseren door een specialist. Als een belegger enkel eigen kapitaal investeert in private equity, dan is er geen hefboomwerking. Risico’s van private equity fondsen Private equity fondsen behoren tot de categorie risicodragende waarden - alternatieve investeringen en zijn complexe producten. Door te beleggen in private equity fondsen stelt een belegger zich bloot aan alle mogelijke risico’s. Grondslagen voor de waardering Private equity wordt gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers of netto-inventariswaarde op de laatste dag van de rapportageperiode. 7.3 Asset allocatie strategieën De beheerders van fondsen met een asset allocatie strategie kunnen wereldwijd beleggen in aandelen, obligaties, vastgoed, valuta’s en grondstoffen. Ze gebruiken de meest moderne beleggingsinstrumenten om de portefeuille in te vullen. Ze willen zowel van opgaande als neergaande markten profiteren. Risicomanagement speelt een centrale rol. Posities worden ingenomen op basis van gelijk gewogen risicoallocatie. Zo worden diversificatiemogelijkheden optimaal benut. Risico’s van asset allocatie strategieën Asset allocatie strategieën behoren tot de categorie risicodragende waarden - alternatieve investeringen. Het zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Marktrisico De beleggingen zijn blootgesteld aan normale marktschommelingen en risico’s inherent aan het beleggen in effecten. Er is geen garantie dat ze in waarde zullen stijgen. Het is mogelijk dat beleggers hun initiële beleggingsdoelstellingen niet realiseren. Leverage Leverage met verschillende financiële instrumenten of geleend geld, zoals margin, brengt grotere risico’s met zich mee dan wanneer de belegging zonder leverage gefinancierd zou worden. Wisselrisico Geen voor beleggingen in euro. Het wisselrisico kan groot zijn bij schommelende munten. Tegenpartijrisico Het fonds kan een verlies lijden als de tegenpartij van het derivaat of ander effect de gemaakte afspraken niet nakomt. Liquiditeitsrisico Als het fonds niet beursgenoteerd is, kan de liquiditeit beperkt zijn als de beheerder maatregelen neemt om de zittende beleggers te beschermen. Concentratierisico Het fonds kan haar beleggingen beperken tot effecten van ondernemingen die actief zijn in dezelfde sector, regio of op dezelfde markt. De portefeuille is dan aan grotere waardeschommelingen onderhevig dan een portefeuille met meer spreiding. Uitleenrisico Effecten uitlenen heeft als risico dat het fonds een verlies moet dragen als de tegenpartij de gemaakte afspraken niet nakomt. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 29 Grondslagen voor de waardering ICB’s met asset allocatie strategiën worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers of nettoinventariswaarde op de laatste dag van de rapportageperiode. 7.4 Absolute return Een beleggingsfonds dat een ‘absolute return’ nastreeft, wil iedere verslagperiode een positief rendement halen. Deze strategie verschilt van fondsen met als doelstelling een relatief positief rendement te behalen. Dit wil zeggen een betere prestatie halen dan de benchmark. Bij een relatief positief rendement kan het rendement nog steeds negatief zijn. Risico’s van asset allocatie strategieën Absolute return ICB’s behoren tot de categorie alternatieve investeringen. Het zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS-richtlijn 85/611. Absolute return fondsen met ‘low vol’ worden gezien als risicomijdend. Absolute return fondsen met ‘mid vol’ & ‘high vol’ worden gezien als risicodragend. De risico’s zijn vergelijkbaar met die van aandelen- en obligatie-ICB’s, al naargelang het type effecten waarin het absolute return fonds belegt. Grondslagen voor de waardering Absolute return ICB’s worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers of netto-inventariswaarde op de laatste dag van de rapportageperiode. 8.Levensverzekeringen 8.1 Tak 23 Tak 23 zijn levensverzekeringen gekoppeld aan een beleggingsfonds. Naar analogie met de ICB bestaan er verschillende soorten contracten die afhangen van het type onderliggende fondsen: fondsen met een beperkte inschrijvingsperiode of gesloten fondsen met een beperkte inschrijvingsperiode en permanent aangeboden fondsen of open fondsen. Risico’s De risico’s zijn dezelfde als voor beveks. 8.2 Tak 21: verzekeringsbons Tak 21 zijn levensverzekeringen die niet aan beleggingsfondsen zijn gekoppeld. Het grootste verschil tussen tak 21 en tak 23 is dat een tak 21 een gewaarborgd minimumrendement biedt. Als de verzekerde voor het uitbetalingsmoment overlijdt, dan ontvangt de begunstigde een kapitaal dat minstens zo groot is als de reserve. Hoewel een verzekeringsbon sterke gelijkenis vertoont met een kasbon, gaat het in de eerste plaats toch om een levensverzekeringsovereenkomst met een verzekeringnemer, een begunstigde en een verzekeringsmaatschappij. Als de producten worden aangeboden in een beleggingskader varieert de looptijd tussen 3 en 10 jaar. Als ze worden aangeboden in het kader van pensioenopbouw, al dan niet fiscaal, wordt een eindleeftijd van 60 of 65 jaar gehanteerd. Risico’s verbonden aan verzekeringsbons Insolventierisico Gering, want verzekeringsbons worden uitgegeven door verzekeringsmaatschappijen die onder streng toezicht van de FSMA staan. Verzekeringsmaatschappijen zijn aangesloten bij het beschermingsfonds voor deposito’s en levensverzeringen, voor tak 21-verzekeringen. Dit systeem beschermt de verzekerde in geval van een faillissement van een verzekeringsmaatschappij. Het bedrag van de bescherming kan per verzekerings­ nemer 100.000 euro bedragen voor verzekeringen uitgedrukt in euro of een munt van een land dat tot de Europese Economische Ruimte behoort. Zie www.protectionfund.be. Liquiditeitsrisico Een verzekeringsbon is een product dat niet erg liquide is. Wisselrisico Geen voor verzekeringsbons in euro. Renterisico Geen, aangezien de intrestvoet wordt bepaald op het ogenblik van de belegging. Hij blijft vast tijdens de volledige duur van de belegging. Behalve bij verkoop vóór de vervaldag, dan is er een risico op waardeverlies. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 30 9.Vastgoed De risico’s van beleggen in onroerend goed hangen samen met de renteontwikkeling en met de algemene economische ontwikkelingen en politieke stabiliteit van het land waarin het onroerend goed gelegen is. Aangezien voor rechtstreeks beleggen in onroerend goed vaak een groot belegbaar bedrag nodig is, maken de meeste beleggers gebruik van een vastgoedfonds. Zo’n fonds kan rechtstreeks beleggen in de gebouwen, maar ook indirect door te beleggen in bedrijven die onroerendgoedprojecten tot stand brengen of in andere vastgoedfondsen. 9.1Vastgoedbeveks Vastgoedbeveks vormen de gemakkelijkste manier om te beleggen in vastgoed. De belegger heeft automatisch een gespreide vastgoedportefeuille, die door experten beheerd wordt. Vastgoedfondsen beleggen in verhandelbare effecten uit de vastgoedsector zoals certificaten, bevaks of aandelen. Het fonds kan zich beperken tot een land of regio, maar kan ook wereldwijd beleggen. Risico’s verbonden aan vastgoedfondsen Vastgoedfondsen behoren tot de categorie vastgoed. Het zijn geen complexe producten als ze voldoen aan de UCITS richtlijn 85/611. Wordt er 100% kapitaalgarantie gegeven, dan wordt de vastgoedbevek gezien als risicomijdend. In alle andere gevallen wordt deze gezien als risicodragend. Insolventierisico Gering, er bestaat nagenoeg geen gevaar dat een vastgoedfonds failliet gaat. Het debiteurenrisico voor de onderliggende activa is gering. Liquiditeitsrisico Gering, deze effecten kunnen steeds tegen marktconforme voorwaarden worden verkocht. Wisselrisico Hangt af van de onderliggende activa. Geen risico voor fondsen die uitsluitend in de eurozone beleggen. Gering tot hoog voor fondsen die beleggen in vreemde munten. Renterisico Over het algemeen heeft een rentestijging een negatieve invloed op de koers van het fonds. Volatiliteitsrisico Wordt bepaald door het beleggingsklimaat op de beurs waarop het fonds belegt. Grondslagen voor de waardering Vastgoedbeveks worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers of netto-inventariswaarde op de laatste dag van de rapportageperiode. 9.2 Vastgoedbevaks of bevaki Een bevaki is een beleggingsvennootschap met vast kapitaal die investeert in vastgoed. De belegger verwerft de gebouwen niet rechtstreeks maar via de aankoop van een effect dat de gebouwen van de bevaki vertegenwoordigt. Een bevaki belegt vooral in kantoorgebouwen, handelsgebouwen of gebouwen voor semi-industrieel gebruik, maar soms ook in woninggebouwen. Een bevaki mag ook vastgoedcertificaten en effecten van vastgoedmaatschappijen bezitten. Om als bevaki te worden erkend, moet een vennootschap nog aan andere voorwaarden voldoen. Een beperkte schuldenlast en verplichte uitkering van het grootste deel van de inkomsten die ze binnenrijft. De bevaki moet op de beurs genoteerd staan. De waardering is dus niet gekoppeld aan de waarde van haar vermogen, maar steunt op de beurskoers. Risico’s verbonden aan vastgoedbevaks Vastgoedbevaks behoren tot de categorie risicodragende waarden - vastgoed en zijn geen complexe producten. Insolventierisico Gering, want een bevaki kan niet failliet gaan. Liquiditeitsrisico De liquiditeit van een bevaki hangt af van het aantal transacties. Dit verklaart het gebrek aan belangstelling van institutionele beleggers. Als de markt krap is, kan een aan- of verkooporder de koers sterk beïnvloeden. Wisselrisico Geen want bevaki’s zijn uitgedrukt in euro. Renterisico Onderhevig aan de rentetariefschommelingen. In principe leidt een stijging van de marktrente tot een daling van de waarde van de bevaki. Aangezien bevaki’s beleggingen op lange termijn zijn, is de intrest ervan voor een deel afhankelijk van de langetermijnrente. Als de rente op obligaties bijvoorbeeld stijgt, verkiezen beleggers obligaties, want hun rendement ligt hoger en is gewaarborgd. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 31 Volatiliteitsrisico Wordt in grote mate bepaald door de evolutie in de vastgoedsector en door intrinsieke kenmerken van het gebouw (ligging, leeftijd, kwaliteit van de huurders, leegstand). Kapitaalrisico De belegger weet niet zeker dat hij zijn begininleg op de vervaldag terugkrijgt. Grondslagen voor de waardering Vastgoedbeveks worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. 9.3Vastgoedcertificaten Een vastgoedcertificaat geeft de eigenaar recht op een deel van de huur- en verkoopprijs van het gebouw of gebouwencomplex waarin het belegt. Een vennootschap doet een beroep op het geld van beleggers voor de financiering van een groot vastgoedproject (aankoop of bouw) zoals kantoorgebouwen, handelscentra en middelgrote handelsgebouwen, half-industriële gebouwen of huisvesting (studentenkamers, vakantiebungalows). Die vennootschap geeft schuldbewijzen uit, vastgoedcertificaten genoemd. De emittent is officieel eigenaar van het gebouw. De eigenaar van het certificaat is enkel geldschieter. In juridisch en fiscaal opzicht wordt een vastgoedcertificaat beschouwd als een obligatie. Het bestaat uit een mantel en een couponblad. De coupons bevatten doorgaans de huurinkomsten, na aftrek van beheerkosten, lasten en in bepaalde gevallen een deel van de terugbetaling (afschrijving) van het belegde geld. Bij uitkering wordt automatisch roerende voorheffing afgehouden van de coupon. De gebouwen worden op een vooraf bepaalde vervaldag (vaak na 15 of 25 jaar) opnieuw verkocht. Na aftrek van de verkoopkosten, wordt de opbrengst van de verkoop verdeeld onder de eigenaars. Vastgoedcertificaten zijn verhandelbaar op de beurs. Soorten vastgoedcertificaten Elk certificaat heeft een eigen aparte financiële constructie. Op basis van de bestaande formules kunnen de certificaten in 2 hoofdcategorieën worden onderverdeeld: –Leasingcertificaten op onroerend goed dat wordt verhuurd via erfpacht en met een aankoopoptie voor de huurder. –Huurcertificaten zijn gewone huurovereenkomsten of handelshuur. De gebouwen kunnen tijdelijk leeg staan, waardoor er geen huurinkomsten zijn. De basishuurprijs die met de nieuwe huurders wordt afgesproken, kan worden aangepast. Risico’s verbonden aan vastgoedcertificaten Vastgoedcertificaten behoren tot de categorie risicodragende waarden - vastgoed en zijn geen complexe producten. Insolventierisico Hangt af van de kwaliteit van de emittent. Liquiditeitsrisico Voor beursgenoteerde certificaten wordt de liquiditeit bepaald door het aantal transacties. Het aantal vastgoedcertificaten dat wordt uitgegeven, is altijd relatief beperkt. Als de markt krap is, kan een aan- of verkooporder een sterke invloed hebben op de koers. Sommige certificaten kunnen niet op de beurs worden verhandeld. Wisselrisico Geen voor vastgoedcertificaten in euro. Renterisico Onderhevig aan rentetariefschommelingen. In principe leidt een stijging van de marktrente tot een daling van de waarde van het certificaat, zoals voor vennootschapsaandelen. Aangezien vastgoedcertificaten beleggingen op lange termijn zijn, is de intrest ervan voor een deel afhankelijk van de langetermijnrente. Als bijvoorbeeld de rente op obligaties stijgt, verkiezen beleggers obligaties boven vastgoedcertificaten, omdat hun rendement hoger ligt en gewaarborgd is. Volatiliteitsrisico Wordt in grote mate bepaald door de evolutie in de vastgoedsector en door intrinsieke kenmerken van het gebouw (ligging, leeftijd, kwaliteit van de huurders, enz.). Kapitaalrisico Bij de verkoop van het gebouw kan er een waardevermeerdering of -vermindering zijn. De belegger kent de waarde van het certificaat op de eindvervaldag niet. Grondslagen voor de waardering Vastgoedcertificaten worden gewaardeerd op basis van de laatst gekende slotkoers op de laatste dag van de rapportageperiode. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 32 10.Grondstoffen Beleggen in goud en andere grondstoffen kan op verscheidene manieren: via aandelen, een beleggingsfonds, een certificaat, contracten zoals opties, futures, forwards, enz. Risico’s verbonden aan beleggingen in goed en grondstoffen Beleggingen met grondstoffen behoren tot de categorie grondstoffen. Het kunnen eventueel complexe producten zijn. Als de belegging 100% kapitaalgarantie biedt en de uitgever een investment grade rating heeft, is de belegging risicomijdend. In het andere geval is ze risicodragend. Liquiditeitsrisico Hangt af van het aantal transacties. Wisselrisico Aangezien de prijs meestal in dollar wordt uitgedrukt, kunnen dollarschommelingen een daling van de prijs compenseren of verergeren. Volatiliteitsrisico De koers van goud- en grondstofbeleggingen is erg onstabiel. Kapitaalrisico Groot risico voor verkoop met verlies. 11.OTC-contracten Bij zogenaamde Over The Counter-contracten (OTC) is de bank tegenpartij van de cliënt. De marktwaarde is afhankelijk van de koersbewegingen van een onderliggende waarde. OTC-contracten worden niet via de beurs verhandeld. Doorgaans hebben zij betrekking op rente of valuta. Maar er zijn ook OTC-contracten op grondstoffen, edelmetalen of indexen. OTC-contracten zijn oorspronkelijk bedoeld om verschillende soorten financiële risico’s af te dekken, wat ook wel ‘hedging’ wordt genoemd. Ze kunnen ook speculatief worden ingezet. Een OTC-contract is meestal niet verhandelbaar. Omdat de contracten vaak voor grote bedragen en een lange looptijd worden aangegaan, kunnen de risico’s, mede afhankelijk van de onderliggende waarde, zeer groot zijn. Om een OTC-transactie aan te kunnen gaan, is het nodig een specifieke overeenkomst af te sluiten. Hierin staan de rechten en plichten van de contractpartijen, de gebruiken in de OTC-markt en de wijze van bepaling van het obligo (mate van risico) dat deze transacties genereren. Gestandaardiseerd document betreffende de aard van beleggingsinstrumenten 33 Disclaimer Dit gestandaardiseerd document heeft de bedoeling om cliënten en potentiële cliënten een algemene beschrijving te geven van de aard en risico’s van beleggingsinstrumenten. Deze beschrijving omvat een toelichting over de aard van een specifiek soort beleggingsinstrument en over de eraan verbonden risico’s. M.b.t. de beleggingsdienst ‘ontvangen en doorgeven van orders’. Dit document is gedetailleerd genoeg om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken een beleggingsbeslissing te nemen. Bij twijfel over de aard en de risico’s over een individueel financieel instrument kan de cliënt steeds navraag doen of er een prospectus bestaat en er, desgevallend, een exemplaar van ontvangen. M.b.t. de beleggingsdienst ‘vermogensbeheer’. Dit document is gedetailleerd genoeg om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken in de overeenkomst vermogensbeheer de instrumenten aan te geven waarin de bank mag beleggen binnen het door de cliënt aangegeven kader (‘doelstellingen van de cliënt inzake beheer’). Bij twijfel over de aard en de risico’s over een bepaald instrument uit de overeenkomst, dient de cliënt voorafgaand aan het ondertekenen van de overeenkomst vermogensbeheer zijn eventuele vragen of opmerkingen kenbaar te maken aan de bank. De cliënt wordt ingelicht over het feit dat hij voor transacties m.b.t. een bepaald instrument in de overeenkomst vermogensbeheer kan aangeven of: – hij hierover voorafgaandelijk wenst geïnformeerd te worden; en/of – dan wel zijn akkoord m.b.t. deze transactie wenst te geven. M.b.t. de beleggingsdienst ‘beleggingsadvies’. Dit document is gedetailleerd genoeg om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken in de overeenkomst beleggingsadvies de instrumenten aan te geven waarin de bank de cliënt mag adviseren binnen het door de cliënt aangegeven kader (‘doelstellingen van de cliënt inzake advies’). Dit document is eveneens gedetailleerd genoeg om de cliënt vervolgens in staat te stellen met kennis van zaken een beleggingsbeslissing te nemen. Bij twijfel over de aard en de risico’s over een bepaald instrument of een bepaalde geadviseerde transactie dient de cliënt voorafgaand aan het nemen van zijn beleggingsbeslissing zijn eventuele vragen of opmerkingen kenbaar te maken aan zijn beleggingsadviseur. Wanneer de bank een beleggingsinstrument adviseert waarvoor de emittent een prospectus heeft opgesteld, deelt zij de cliënt mee waar dit prospectus beschikbaar is (website, Van Lanschot kantoor,…) of bezorgt zij een exemplaar hiervan op diens verzoek. 11/15 Indien een bepaald geadviseerd instrument een garantie van een derde omvat, bevat de aan de cliënt verstrekte informatie eveneens informatie over de garantie. De informatie over de garantie bevat voldoende bijzonderheden over de garantiegever en de garantie zodat de cliënt zich hierover een behoorlijk beeld kan vormen. November 2015