Vierde nascholingssessie

advertisement
Contextgebied 3 (vervolg)
Tandwielen
http://technopolis.be/content/files/
Educatief_pakket_Tandwielen.pdf?PHSESSID=e288353f35afb
79da561c0d470653a57
Een hoogwieler
Omtreksnelheden van beide zijn even
groot
Hoeksnelheid van het grote voorwiel is
kleiner
Het verzet van een fiets
het kamrad
(het voortandwiel)
De omtreksnelheden
van de tandwielen zijn
even groot.
De hoeksnelheid van
het grote tandwiel is
kleiner.
het rondsel
(het achtertandwiel)
Tandwielverhouding 52/13 (4:1)
Als de trappers 1 toer maken dan maakt het achterwiel 4 toeren
Fcp en Fz
We nemen een glazen buisje, waarvan de uiteinden zo glad mogelijk
afgeslepen werden om een minimale wrijving
te bekomen. De rubberstop wordt aan
een stevig, dun touw vastgemaakt, dat
gemakkelijk en zonder veel wrijving
door het glazen buisje kan schuiven. Aan
het andere uiteinde van het touwtje kunnen
we een of meer schijfmassa's bevestigen.
Indien voor de rest de proef wordt uitgevoerd zoals
op de figuur is aangegeven, is het duidelijk, dat
de centripetale kracht, om de rubberstop
in de cirkelbaan te houden, geleverd wordt door
de gravitatiekracht van de aarde op de schijfmassa's
uitgeoefend.
Fcp en Fz (vervolg)
Om de juiste straal van de cirkel te kennen,prikken we in een kaartje
twee gaatjes en steken het touwtje er door.
We zorgen er voor, dat tijdens het
ronddraaien van de stop het kaartje
precies onder het glazen buisje hangt
(zolang het vrij kan bewegen, zal
het waarschijnlijk tijdens het ronddraaien
van de rubberstop om zijn eigen as wentelen).
We houden de glazen buis in de hand en
draaien zo eenparig mogelijk de rubberstop in
een cirkel boven ons hoofd. We oefenen wat,
om een zo eenparig mogelijke beweging te verkrijgen.
Een tweede persoon meet met een chronometer
de tijd, nodig om bijvoorbeeld vijftig
om wentelingen te beschrijven. Vervolgens wisselen
de twee personen de rollen om; we bepalen
de gemiddelde tijd voor één omwenteling.
Fcp en Fz (vervolg)
massa van de rubberstop: _________
straal van de cirkel: _____________
tijd voor 50 omwentelingen:_____________
eerste persoon: _______________
tweede persoon: _______________
gemiddelde: _________________
tijd voor één omwenteling: T =_________
grootte van de snelheid: ___________
grootte van de middelpuntzoekende kracht
(theoretische formule):
Grootte van de zwaartekracht op de schrijfmassa's: ____
Besluit: ____________
Contextgebied 4
Website
http://www.digischool.nl/bioplek/inhoudbovenbouw.html#voortplanting
Voortplantingsorgaan van de man
Zaadleider
Zaadblaasje
Ejaculatiekanaal
Voorstanderklier of prostaatklier
Klier van Cowper
Voortplantingsorgaan van de vrouw
Voortplantingsorgaan van de vrouw
Spermatogenese vs ovogenese
Vier zaadcellen
een rijpe eicel en drie poollichaampjes
Spermatogenese vs ovogenese
Bij de man
1. vermeerdering van de
oerkiemcellen is een continu
proces
2. zaadcelproductie gebeurt tot
op hoge leeftijd
3. na de meiose ontstaan uit 1
kiemcel 4 zaadcellen
4. de rijping tot zaadcel duurt
ongeveer 4 maanden
Bij de vrouw
1. vermeerdering van kiemcellen
is beëindigd bij de geboorte
2. eicelrijping gebeurt tot aan de
menopauze
3. na de meiose ontstaat uit 1
kiemcel 1 rijpe eicel (en 3
poollichaampjes)
4. van onrijpe eicel tot rijpe eicel
duurt vele jaren
Hormonen bij man en vrouw
Bij de man
1.
FSH stimuleert de vorming van
zaadcellen in de teelballen.
FSH: follikelstimulerend
hormoon
2.
LH stimuleert de productie van
testosteron door de cellen van
Leydig.
LH: luteïniserend hormoon
3.
Testosteron (het mannelijke
geslachtshormoon) stimuleert een
goede ontwikkeling van de
zaadcellen en is
verantwoordelijk voor de
secundaire geslachtskenmerken
Bij de vrouw
1.
2.
FSH stimuleert de groei van de follikels in de
eierstok;
stimuleert de productie van oestrogenen
LH stimuleert de ovulatie;
stimuleert de ontwikkeling van het gele
lichaam;
stimuleert de follikels en het gele lichaam
tot productie en het afgeven van hormonen.
3.
Follikels produceren oestrogenen.
Oestrogenen (vrouwelijke geslachtshormonen)
beïnvloeden de secundaire
geslachtskenmerken.
4.
Het gele lichaam produceert progesteron
FSH en LH productie in de hypofyse vanaf de puberteit
De menstruele cyclus
www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=1930
In vier stappen
1.
De folliculaire fase is de fase
waarin de eicel rijpt
2.
De ovulatie of eisprong
3.
De luteale fase is de fase
waarin de baarmoeder zich
klaarmaakt voor een
eventuele innesteling van de
bevruchte eicel
4.
De menstruatie is de fase
waarin de baarmoeder
slijmvlies afstoot
www.woomb.org/bom/hormones/index_nl.html
Secundaire geslachtskenmerken
bij man en vrouw
Bij de man
1.
2.
3.
*ruitvormige pubisbeharing
*gezichtsbeharing (baard en snor)
*beharing van bovenbenen
*beharing mogelijk van borststreek,
buik, rug, schouders
verhoogde spierontwikkeling ten
gevolge van gestegen testosterongehalte
vergroten van de uitwendige
geslachtsorganen (penis en balzak of
scrotum)
Bij de vrouw
1.
2.
3.
4.
Driehoekige beharing van de
schaamstreek
Borstontwikkeling
uitzetting van het bekken
lichte uitgroei van de uitwendige
geslachtsorganen (schaamlippen)
Tertiaire geslachtskenmerken
Tertiaire geslachtskenmerken hebben te maken met psyche en gedrag.
Voorbeelden:
=Meisjes spreken eerder dan jongens
=Meer jongens hebben spraakproblemen
=Vrouwen gaan handiger met kleine voorwerpen om
=Vrouwen zien sneller overeenkomsten
=Vrouwen zijn gevoeliger voor emoties
=Mannen hebben een beter ruimtelijk inzicht
=Mannen oriënteren zich beter
=Mannen scoren hoger in wiskunde
=Jongens zijn vaker hyperactief
Dit uit zich in cultuurgebonden rollenpatronen. Zoek hiervan voorbeelden!
De ovulatie of eisprong
In de eierstok barst een rijp eitje uit zijn follikel
Degeneren van een onbevruchte
eicel
In de eileider degenereert een onbevruchte eicel
De bevruchting
Klievingsdelingen
Delen van de blastula
Embryonale knop
Trofoblast of voedende laag
Blastulaholte
Glashuid
Embryo op weg naar de baarmoeder
Menselijk embryo, 2 dagen oud en bestaande uit 16 cellen, op weg naar de
baarmoeder.
Een menselijk embryo, 8 dagen oud, nestelt zich in de baarmoederwand
Schematisch overzicht
Eerste week na de bevruchting
Uit Knack van 6 oktober 1999
Een bevrucht eitje heeft maar een klein
tijdsvenster ter beschikking om van de eierstok
naar de baarmoeder te gaan en zich succesvol
in de wand in te nestelen. Het moment waarop
het eitje zich in de baarmoederwand nestelde,
kon worden vastgesteld. Daarvoor baseerden
onderzoekers zich op het gehalte van het
hormoon gonadotrofine, dat ook in klassieke
zwangerschapstests
wordt
gebruikt.
Dit
hormoon wordt geproduceerd door cellen die de
moederkoek zullen vormen, om te voorkomen
dat vrouwen het ingeplante eitje samen met het
slijm van de baarmoederwand uitstoten.
In bijna alle gevallen bleek het eitje zich tussen zes en twaalf dagen na de ovulatie in te planten.
Maar hoe later het tijdstip van innesteling, hoe geringer de kans dat het jonge embryo
zich door de eerste zes weken sleepte. Na twaalf dagen is succes uitgesloten:
geen enkel van de eitjes die zich later innestelden, kwam tot ontwikkeling.
Het verschijnsel heeft twee mogelijke verklaringen. Na een aantal dagen wordt de
baarmoederwand minder receptief voor een eitje. Het is ook mogelijk dat trage eitjes
inherente fouten meeslepen, die sowieso een normale ontwikkeling moeilijk maken.
Tweede week: ontwikkeling in het
baarmoederslijmvlies
Derde week: differentiatie
Verdere embryonale ontwikkeling
Tweelingen
http://www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=2843
Meerlingen
www.azvub.be/CRG/images/triplet.jpg
Erfelijke of ingeboren afwijkingen
www.erfelijkeziekten.be/ziekten.html
Aangeboren afwijkingen
De relatie tussen het optreden van de door Softenon veroorzaakte afwijkingen
en de verkoop van dit slaapmiddel.
Dunne lijn: verkoopcijfers (januari 1961 = 100)
Vette lijn: 845 slachtoffers (oktober 1961 = 100)
Verklaar het tijdsverschil tussen de twee pieken
Ledematen worden gevormd na 3-4 weken zwangerschap
De geboorte
http://www.pbs.org/wgbh/nova/miracle/
Download