EMERITIFORUM K.U.LEUVEN p.a. Senaat K.U.Leuven “Eygen Heerd” Minderbroedersstraat 5 B-3000 Leuven KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, 16 februari 2007 EMERITIFORUM Panelgesprek nr. 31 De plaats van de mens in de kosmos Inleidend spreker: dr. G. Bodifée Discutant: em. prof. J. Van de Veken Coach: em. prof. P. Vermeersch Plaats: Faculty Club, Lemaire zaal Datum: Donderdag 25 januari 2007 om 10.30 uur Aantal ingeschrevenen: 97 Aantal verontschuldigden: 25 Aantal deelnemers aan de lunch: 52 ______________________________________________________________________________ Ter beschikking gestelde documentatie: Nota, met bibliografie “De plaats van de mens in de evoluerende kosmos”, em.prof.J.Van der Veken (jongste versie op de webstek) __________ Secretariaat : tel. 016/32 07 77 - Fax 016/32 37 38 e-mail : [email protected] BLAD NR. 2 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, De voorzitter van het Emeritiforum haalt voor zijn inleiding inspiratie uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs, hoofdstuk 12, vers 14-20, waarin de kerk vergeleken wordt met het menselijk lichaam. Wanneer men er “lichaam” door “kosmos” vervangt, “lid, ledematen en organen” door “sterren, aarde, planeten, dieren, mens” en “Hij” door “evolutie”, komen we dan niet tot het onderwerp van dit forumgesprek, vraagt hij zich af. De coach van het gesprek, em. prof. P. Vermeersch vindt het een zeer goede zaak dat voor dit discussieonderwerp zowel op een deskundige uit de natuurwetenschappen als uit de filosofie, de moraal, de religie,... een beroep werd gedaan. Hij stelt de beide sprekers voor en verwijst o.m. naar recente publicaties van dr. G. Bodifée: “Tot Bestaan Bestemd” (2003) en “Weg uit de Leegte” (2005). De agnostische wetenschapper heeft nergens het begrip God ontmoet of de natuurwetenschappelijke noodzaak ervan ingezien. Maar natuurwetenschappen geven geen zin aan het persoonlijke leven. Ze leren ons geen God kennen die we Vader moeten noemen. De plaats van de mens in de evoluerende kosmos wordt echter bepaald door onze christelijke traditie. De inleidend spreker, dr. Bodifée sluit hierbij aan: met natuurwetenschappen alleen kan de mens niet leven. De wetenschap bracht ons in de 19de-20ste eeuw bij dat we leven in een dynamisch, evoluerend heelal. Daarnaast houdt het oude inzicht stand dat dit heelal geen chaos is, maar een kosmos, d.w.z. een geordend systeem met regelmaat, wetmatigheid, met een diepe eenheid. I. Newton ging hierin al voor, J. Maxwell legde de eenheid tussen verschijnselen van heel verschillende aard bloot (elektriciteit, magnetisme, licht) en A. Einstein stelde dat ruimte, tijd, materie, energie, zwaartekracht, ... manifestaties van elkaar zijn. In de 19de eeuw werd het diepe verband tussen biologische en andere verschijnselen blootgelegd, de verwantschappen tussen planten en dieren,...en werd de mens een deel van de kosmos, een fysisch - chemisch verschijnsel. Onze zon blijkt immers maar een middelmatige ster te zijn en wijzelf onbeduidend in een grandioos heelal. Onbelangrijk ook, want de natuur geeft niets om ons, de wereld bestaat niet voor ons, we zijn geen doel: het had dus ook zonder ons gekund. We planten ons alleen verder voort... Ooit was het anders. De joods - christelijke traditie (cfr. reeds de platonische filosofie en het neo platonisme) gaf ons een totaal ander beeld. De mens was een beeld van de Schepper, niet toevallig ontstaan. Wij waren schepsel en medeschepper, want het werk was onvoltooid: “ga en vermenigvuldig u”. Dit enorme contrast met het bovengenoemde beeld zit in de wortels van onze cultuur. De mens is meer dan een fysiek fenomeen en is gemaakt om te heersen: al volgens R. Descartes zijn we “maître et possesseur de la nature”. Maar het eerste beeld beantwoordt wel aan het hedendaagse ideologisch klimaat: de mens is een (kwalijke) diersoort, een falend onderdeel of een stoornis in het ecologisch systeem/de levende biosfeer, een schender van de natuurwetten (zie de hedendaagse Franse filosoof Michel Serres). 2 BLAD NR. 3 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Het is natuurlijk een feit dat de mens onderdeel is van een systeem en grote ecologische schade veroorzaakt, maar dit is niet het enige feit. De mens is inderdaad ook de enige soort die nieuwe gedragsvormen introduceert: idealen van rechtvaardigheid, solidariteit, mildheid,...allemaal onbekende dingen in de biologische natuur. De mens heeft zijn gewelddadig instinct van vleesetend roofdier vervangen door vreedzaamheid en overleg en hij introduceerde nieuwe overlevingstechnieken zoals landbouw en communicatie. Hij humaniseerde het leven. De “schade” die de mens aanricht is overigens een creatief proces dat we juist moeten plaatsen, en de natuur doet dat ook zelf, kende zelf altijd al revoluties en heuse biosferische omwentelingen. De Darwiniaanse, genadeloze strijd voor overleving is een levenswijze die de mens wil overstijgen. We zijn als mens - verwoester geobsedeerd door onze kwaadaardigheden en het lukt ons niet goed het leven te zien als evolutie naar een wereld met een menselijk gelaat ( zie bij P. Teilhard de Chardin, paleontoloog en theoloog) en dit om drie redenen: - er is de dominerende rol van de wetenschappen in het hedendaagse denken (“de mens is voor 98,5 % genetisch identiek aan een chimpansee”). Wetenschappen observeren evenwel alleen op een neutrale wijze en hebben geen oog voor de gewaarwordingen, appreciaties, intenties, waardoor de mens zich precies onderscheidt van de dieren; - er is de moedeloosheid van de Westerse cultuur, vooral in Europa, dat niet hersteld is van het trauma als gevolg van de diepe onmenselijkheid waarin het terecht kwam in de eerste helft van de 20 ste eeuw; - het verlies (ook voornamelijk in Europa) van de traditionele religie, die geen rol van betekenis meer speelt in het maatschappelijke leven. Deze religie bepaalde vroeger ons zelfbeeld en maakten de zingeving van ons leven uit. Dat perspectief is ons nu afgenomen. Hoe moet het nu verder? Een deel van de inzichten van nu zijn ongetwijfeld definitief: we zijn onbeduidend. Maar andere aspecten van het denken zijn meer bepaald door een tijdsgeest die wel zal overwaaien...Tegenover een postmodern cynisme zal wellicht een religieus bewustzijn heropleven. Men zal opnieuw tot het inzicht komen van onze verantwoordelijkheid op aarde en dat betekent dat we het stuur van de evolutie terug in handen moeten nemen. Laat ons terug de “Genesis” lezen, niet zoals de creationisten zich dat voorstellen, maar als lofzang op het universum en als opdracht van de mens binnen dit universum. Em. prof. Van der Veken die als discutant in het forumgesprek fungeert, wil het bovengenoemde verhaal wat dedramatiseren en de twee vooropgestelde benaderingen wat meer met elkaar verbinden. Hij ontwikkelt zijn ideeën aan de hand van zijn nota supra vermeld. 3 BLAD NR. 4 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Volgens hem is het er-zijn van de mens een significant feit in de kosmos, en dus wél beduidend. De mens is het enige wezen dat zich afvraagt: wat kom ik in de kosmos doen?. Het heelal ontstond 13,7 miljard jaar geleden (kosmogenese) en de aarde 4,6 miljard jaar geleden. De biogenese situeert zich relatief dicht bij het ontstaan van de aarde, de antropogenese helemaal op het einde van de ontstaansgeschiedenis van de aarde tot op heden. De mens kwam dus laat en toch is hij belangrijk: een kleiner universum zou hem niet kunnen bevatten! Voor het ontstaan van de moderne natuurwetenschappen stemde de kosmologische visie overeen met het geloof. Thans zijn geloof en wetenschap uit elkaar gegroeid, en volgens sommigen hebben ze niets meer met elkaar te maken: zo spreekt Stephen Jay Gould van NOMA (Non Overlapping Magisteria). Maar dezelfde mens stelt toch nog altijd de vraag naar de betekenis van de evolutie. Welke is de zin van dit “schitterend ongeluk”? (ongeluk in de betekenis van “accident”, iets wat niet had hoeven te zijn). We kunnen terugkijken in de kosmos, tot 1/1043 seconde (zie nota p.2). De verschillende “lagen” van de evolutie van de kosmos (kosmogenese, biogenese, antropogenese) lijken elkaar te vooronderstellen. Dit pleit eerder voor de zogeheten “continuïteitsthese”. De andere oplossing bestaat erin een discontinuïteit te zien tussen de kosmos en het leven: dat moet dan gezien worden als het resultaat van een uiterste toevalligheid, of van een goddelijk ingrijpen. God of Toeval verschillen logisch niet zoveel van elkaar. Iris Fry (Tel Aviv) stelt dat het zich beroepen op Toeval (Toeval met grote T, d.i. toeval als uiteindelijke verklaring) eigenlijk neerkomt op het beroep op een “lay miracle”. Vanuit 13,7 miljard jaar geleden was de mens niet te voorzien, maar de observator van nu kan begrijpen dat wat toen gebeurde het spectaculaire gevolg heeft gehad dat leven en mens ontstonden. Is de kosmos daartoe aangelegd? De wetten van 13,7 miljard jaar geleden zijn universeel: mochten de waarden en parameters (gravitatie, elektromagnetisme, zwakke en sterke kernkracht) ietsje anders geweest zijn, dan zou de mens er niet zijn. Maar waarom zijn de parameters zoals ze zijn? Volgens Newton heeft Iemand daarover beslist (de God van het deïsme). G. Leibniz speelt met de idee van vele mogelijke werelden. Volgens hem was deze wereld “de best mogelijke”. De idee van vele (feitelijke?) universa wordt voor sommigen verdedigd om aannemelijk te maken dat vroeg of laat wel één universum zulke waarden moest hebben als het onze, het enige waarin de vraag “waarom zijn de parameters zoals ze zijn?” kan worden gesteld. Deze verklaring gaat echter in tegen het zuinigheidsbeginsel (of het scheermes van Ockham). Filosofisch is dat de minst aanneembare verklaring. Einstein vraagt zich af of God wel kon kiezen. Ook volgens hem is dit universum, met zijn parameters, het enige waarin een “observer” mogelijk is. Em. prof. C. de Duve stelt dat het leven een chemisch proces is dat beantwoordt aan de meest elementaire wetten van de chemie. Veel is nog onopgelost, maar in de wetenschappen is dat niet erg. Men moet gewoon verder zoeken. De waarnemer van heden kan echter wel een enorme continuïteit vaststellen sinds het ontstaan van de kosmos. 4 BLAD NR. 5 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, Het (betwiste) “antropisch principe” (= het gegeven het feit dat er een [op koolstof gebaseerd] leven is), leert ons iets over de kosmos. De ganse vraag is dan aldus te formuleren: is er ja dan neen een verbond – “une alliance” - tussen de mens en de hele kosmos? Jacques Monod zegt neen, Isabelle Stengers en Ilya Prigogine spreken integendeel over La Nouvelle Alliance. De mens heeft een enorme verantwoordelijkheid, hij grijpt in in de evolutie. Onze hersenen geven ons grote mogelijkheden: we kunnen de werkelijkheid op een symbolische wijze representeren. De tegenstelling tussen geloof en wetenschap is weggeëbd in het universitaire landschap. Belangrijk is te weten hoe de werkelijkheidsbenaderingen met elkaar in overeenstemming te brengen. In de Verenigde Staten worden ze dikwijls tegenover elkaar gesteld: creationisme en Intelligent Design. Het is de ideologische achtergrond van de discussies dat het probleem is! De vraag is: de mens is een waarnemer, maar hij/zij is ook in staat tot het ware, het goede en het schone. Is dat een toevallig resultaat of geeft ons dat inzicht in het geheim van alle dingen? Fijne ervaringen (“the finer experiences of mankind”, waarover Whitehead spreekt: het ware, het goede, het schone) tonen ons wellicht iets over dit geheim. De verhouding feitelijkheidsvragen - zinvragen komt ook mooi tot uiting in het citaat de Duve, zie nota p.4 in fine); wat ons leidt tot het besluit : de mens heeft een uiterst zinvolle plaats in het geheel. Maar dat is een filosofisch-religieuze stellingname, geen wetenschappelijke. XXXXXXXXXX V. De mens is het enige wezen dat kan denken over zichzelf dank zij zijn sterk ontwikkelde frontale hersenen en dat kan toch geen toeval zijn. A. Er is overal intelligentie in de kosmos, maar niet op dezelfde manier; er is bij elke molecule een intelligente respons. Bewustzijn ontstaat als men weet dat men met de wereld omgaat. “Logos” is er van het eerste begin (continuïteitsthese, zie boven). Intelligentie is niet een exclusiviteit van de mens, maar is bij de mens wel ontwikkeld door reflexiviteit en abstract denken. De mens beschikt inderdaad over empathie d.w.z dat hij kan voelen wat hijzelf niet voelt, zoals bv. de pijn van anderen. Dit vermogen is specifiek voor hem: moraliteit, altruïsme, ... zijn werkelijk revolutionair. V. De Amerikaanse Nobelprijswinnaar natuurkunde en nadien kosmoloog Steven Weinberg deed de volgende uitspraak: “Met of zonder godsdienst zouden er goede mensen zijn die goede dingen doen en slechte mensen die slechte dingen doen. Maar om goede mensen slechte dingen te laten doen, heb je godsdienst nodig”. A. Waar kan een kosmoloog zulke groteske dingen uithalen? Kan S.W. de goedheid dan niet zien!? Zelfs al zijn we maar een “product”, dan sluit zulks niet uit dat we zin aan ons leven kunnen toevoegen. 5 BLAD NR. 6 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Als men sprekende over God, Hem “niet zozeer als Schepper van het heelal” aanmerkt, heeft dat dan zin? Een beetje Schepper kan toch niet! A. . Schepper wordt dikwijls gezien in de lijn van efficiënte oorzaak, en dan kunnen wij ons afvragen of dit wel een goede categorie is. Thomas maakt een onderscheid tussen Eerste Oorzaak en tweede oorzaken, maar in de praktijk wordt dit onderscheid dikwijls uit het oog verloren. God wordt dan ingezien als een “ingreep-God” (dus als een oorzaak die zich beweegt op hetzelfde vlak als de tweede oorzaken). We kunnen beter over God denken als formele oorzaak, als mogelijkheidsvoorwaarde van de karakteristieken van de werkelijkheid als geheel. V. De mens weet weinig. Er zijn feiten, zoals het ontstaan van zuurstof 2,5 miljard jaar gelegen en de alomtegenwoordige aanwezigheid van CO2 in kalkneerslag, die we niet kunnen verklaren. Is dat ook niet het geval voor de godsdienst? A. Veel is inderdaad niet te verklaren. Maar voor het zuurstof- en CO2 -verschijnsel kunnen we dat wel, het is immers een product van levensactiviteit. Godsdienst is niet het verhaal van alles wat we niet kunnen verklaren. Godsdienst heeft niets te maken met kennis of waarheidsstreven. Religie zoekt goedkeuring en dat is van een andere categorie. God is niet te herleiden tot fysische kracht, God is de bestemming of het ultieme doel van het heelal, niet de oorsprong ervan. V. Er wordt gesproken van vier kosmische krachten, maar is er geen vijfde die door de wetenschappen nooit werden bestudeerd, namelijk liefde en haat? A. Bij de presocratici zijn liefde en haat het bindmiddel van alle werkelijkheden, maar geen kosmische kracht. Het zijn wel basisgegevens om het menszijn te begrijpen. V. Wat was, in de context van intelligentie en reflectie, de plaats van de neanderthaler? A. De neanderthaler was begaafd met intelligentie, was artisanaal aangelegd en religieus, ...en zou dus mens zijn(?). Maar het is niet duidelijk dat hij verdwenen is door de invloed van de moderne mens. Hij was alleszins van een andere biologische soort dan de homo sapiens. Was hij mens op dezelfde manier, kon hij symbolisch gedrag uiten? 6 BLAD NR. 7 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Toeval bestaat, maar wat is Toeval? Is het identiek aan God of het Intelligent Design? A. Het Toeval werkt als een gelaïseerde God. In feite doet men dan beroep op een Instantie als God of Toeval , omdat men van oordeel is het ontstaan van het leven zo spectaculair is dat het eigenlijk niet te verwachten is. De continïteitsthese stelt dat het ontstaan van het leven wel in de aard van de kosmische wording ligt, en dus eerder waarschijnlijk is. Het toeval speelt mee, maar binnen zekere grenzen (ein Spielraum); de parameters zijn niet toevallig: ze zijn de enige die een universum-metleven mogelijk maken Einstein spreekt van een kosmische intelligentie, wat voor hem de basis is van eijn kosmische religiositeit. De rol van het toeval wordt dikwijls erg benadrukt, maar het is maar één speler, binnen een bepaald kader ‘Spielraum’). Naast de toevallige mutaties, zijn er nog de selectie die de evolutie biologisch stuurt, en de intentionaliteit bij de mens, die zelf zijn doelen kiest. V. De reflectiemogelijkheid werd bij de mens vastgesteld na 4,5 miljard jaar. Zijn er elders in het heelal dan geen intelligente wezens (of geweest)? Is dat puur statistisch niet aan te tonen? A. Men is geneigd te stellen dat wat zich hier afspeelt, zich elders ook nog moet afspelen. Op grond van een grote getallenredenering (onze melkweg met zijn 100 miljard sterren - als onze zon en met daarrond telkens een 10 planeten waarvan één bewoond...) moeten we echter besluiten dat onze soort afstraalt in het heelal en dat we niets gelijkaardigs vinden in het melkwegenstelsel, terwijl het - deze redenering volgende - alleen al in onze melkweg zou moeten wemelen van “aardes”... Er wordt niets aangetroffen en er komen uit het heelal geen reacties op onze seinen. V. Wat met de morele ervaring in continuïteit met de biologische ontwikkelingsgedachte? We hebben nu helaas de geweldige invloed van de sociobiologie, een perspectief dat bij elk moreel probleem naar boven wordt gehaald. Altruïsme als “suikernonkel” is wel nuttig: kan de altruïst niet rekenen op wederdienst en wordt die houding daardoor biologisch niet interessant voor de survival van de soort? A. Het altruïsme heeft inderdaad zijn wortels in de biologische voorgeschiedenis, maar is zoveel meer. Het wijkt sterk af van het oorspronkelijke en “moralisme” staat eigenlijk haaks op biologische gedragspatronen. Het “bemin je vijand” is immers biologisch absurd: je vijand moet je verslaan of je moet er voor vluchten. Het kwade beantwoorden door vergiffenis te schenken klopt biologisch ook niet, maar is menselijk wel zinvol. Liefde van de ouders voor de kinderen kan men desnoods verklaren vanuit de bekommernis voor de instandhouding van de soort, maar alleen bij mensen zorgen kinderen voor hun ouders die niet productief meer zijn. 7 BLAD NR. 8 ONS KENMERK UW KENMERK LEUVEN, V. Het feit dat wij er zijn leert ons iets over de kosmos: de kosmos moet bepaalde eigenschappen hebben en lang genoeg bestaan hebben om aanleiding te geven wat er nu is ( dit is wat het “antropisch principe” eigenlijk wil zeggen); God is het eindperspectief. Maar wordt met de voorspellingen in het Oude Testament en de komst van de Messias ('Zoon van God'), God als zijnde al niet geprojecteerd naar het verleden? A. De hele kosmos bereikt zijn hoogtepunt in de mens. In het christendom toont Jezus wat menszijn moet zijn. De visie is “God in alles”. Deze kosmos is nog niet goed genoeg (dus geen pantheïsme). De hoop van de christenen is dat God alles in alles zal zijn (“ut sit Deus omnia in omnibus”). 8