Toelichting bij het Bijbelverhaal Onderweg gebeurt het Lucas 24,13-35 1. Historische achtergrondinformatie bij het verhaal a. Het evangelie volgens Lucas – een korte inleiding “Nu heb ook ik besloten alles van voren af aan nauwkeurig na te gaan en voor u, geachte Theofilus, ordelijk op schrift te stellen”. Met dit ambitieuze programma opent Lucas als derde in rij zijn evangelieboek. In het boek Handelingen treffen we een gelijkaardig openingsvers aan. Beide boeken laten zich dan ook lezen als een groots dubbelwerk waarin op gelovige wijze de geschiedenis van de bevrijding die Jezus Christus bracht in het leven van de groeiende kerk. Het ontstaan van het evangelieboek situeert men omstreeks het jaar 75-80, ongeveer gelijktijdig met het ontstaan van het Matteüsevangelie. Een oude kerkelijke traditie identificeert de auteur van het derde evangelie als Lucas, de trouwe reisgezel van Paulus en de geliefde arts, afkomstig uit Antiochië in Syrië. Van deze Lucas is drie keer sprake in het Nieuwe Testament. In de brief aan Filemon brengt Paulus de groeten over van onder meer Lucas. In zijn brief aan de Kolossenzen spreekt Paulus over ‘Lucas, de geliefde arts’. En ook in 2 Tim 4,11 wordt Lucas vermeld: “Lucas alleen is bij mij”. Het vermoeden dat Lucas een reisgenoot van Paulus was, wordt gesterkt door de zogenaamde ‘wij-secties’ die men op een aantal plaatsen in het boek Handelingen aantreft (zie Hand 16,1017; 20,5-15; 21,1-18; 27,1-28,16). Op enkele plaatsen schakelt Lucas in zijn vertelstijl opeens van de derde persoon enkelvoud – wat een beschrijvende vertelstijl is – over naar de eerste persoon meervoud. Zo geeft Lucas alvast de indruk dat hij deel uitmaakte van het gebeuren en hij dus een medewerker en reisgezel van Paulus was. Net zoals we in de toelichting bij de evangelieverhalen van Marcus en Matteüs stelden, verdedigt het huidig wetenschappelijk onderzoek deze traditionele opvatting niet langer omdat concreet historisch bewijsmateriaal ontbreekt. Echter, op basis van de tekst kan de lezer toch een goed beeld krijgen van de persoonlijkheid van de auteur. De mooie schrijfstijl van het evangelie en het boek Handelingen doen vermoeden dat de auteur een gecultiveerd man was, goed thuis in de Hellenistische of Grieks-Romeinse leefwereld. Lucas verkiest Griekse woorden boven Latijnse en Aramese leenwoorden. Bovendien beschikt de auteur over een zeer goed inzicht in de Griekse vertaling van het Oude Testament (de Septuaginta). Hij bewijst deze kennis niet alleen door de vele expliciete en impliciete citaten in zijn evangelie, maar ook door de taal van de Septuaginta na te bootsen. Hij lijkt erg bekommerd te zijn om ook zijn geschriften een sterke Bijbelse kleur mee te geven. Lucas presenteert Jezus als dé profeet die de langverwachte oudtestamentische profetieën tot vervulling komt brengen. Hij is gezonden om “aan armen de blijde boodschap te brengen, om aan gevangen hun vrijlating te verkondigen, en aan blinden de terugkeer van ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 1 het gezicht, om verdrukten te bevrijden en om een gunstig jaar te verkondigen van de Heer” (Lc 4,18-19; vgl. Jes 61,1-2). De verkondiging van het koninkrijk van God die Jezus brengt, strookt niet met de verwachtingen van de joodse leiders. Zijn boodschap betekent bevrijding voor al wie uit de maatschappij werd verwijderd, zoals zieken, zondaars en tollenaars. Ondanks de verkondiging van deze blijde boodschap stoot deze profeet op veel weerstand, niet alleen in Jeruzalem maar evenzeer in zijn eigen dorp Nazareth. Ook Jezus ontsnapt dus niet aan het lot van de profeten. Het leidt hem tot op het kruis. Het godsbeeld dat de Lucaanse Jezus verkondigt, is dat van God als ‘barmhartige vader’. Denk maar aan de parabel van de verloren zoon, waar de vader zijn zoon na alle omzwervingen met veel liefde weer in zijn armen neemt. God is de vader die weet wat zijn kinderen nodig hebben (cf. 12,30). De verkondiging van het koninkrijk van God is ten diepste verbonden met dit godsbeeld. Jezus stelt de gangbare eschatologische verwachting – een eindtijdelijk koninkrijk door God zelf geleid – bij. Het koninkrijk van God is Gods droom met de mensen. In zijn eigen optreden komt het koninkrijk onvermoed nabij. Voor de leerlingen van Jezus is het koninkrijk al ‘midden onder u’ aanwezig en wordt het voltooid op de laatste dagen (Lc 17,20-37). Verhalen waarin Jezus te gast is bij mensen thuis en met hen aan tafel gaat, zijn typerend voor het Lucasevangelie. Lucas houdt ervan Jezus voor te stellen als een eregast die uitgenodigd wordt – of die zichzelf ook wel durft uitnodigen (bijv. Lc 19,5) – op een maaltijd waar zich vervolgens, meestal naar aanleiding van een incident, een gesprek of discussie ontwikkelt. Telkens opnieuw weet Jezus de juiste antwoorden te geven. Wie Jezus uitnodigt of ontvangt, ervaart bevrijding en zegen. Ook de verrezen Christus blijft zijn leerlingen bezoeken en blijft op hun gastvrijheid beroep doen, zoals blijkt uit het verhaal van de Emmaüsgangers. b. De verrijzenis: het lege graf en de verschijningsverhalen Na de kruisdood van Jezus presenteren de vier evangelisten hun lezers nog verhalen over de ontdekking van het lege graf en telkens enkele verschijningsverhalen. Uit deze verhalen blijkt dat Jezus door God uit de doden werd opgewekt. In de taal van de oerkerk heet dit ‘de verrijzenis van Jezus’. Vragen als “Is Jezus echt verrezen?”, “Was het graf werkelijk leeg?”, “Wat gebeurde er eigenlijk tijdens de verschijningen aan Maria Magdalena, Petrus en de andere leerlingen?” zijn vragen die wellicht vreemd zouden geklonken hebben in de oren van de evangelisten. Het christelijke paasgeloof is immers sterk verworteld in het joodse verrijzenisgeloof. In het Oude Testament klinken verhalen waarin een door lijden en dood vernederde mens door God wordt ‘verheven’. Denk bijvoorbeeld aan wat de profeet Jesaja ons vertelt over ‘de lijdende dienaar van God’ die geslagen en doorboord werd, en die uiteindelijk door God verheven en verhoogd werd (Js 52,13-15). Ook in psalm 110 zingt de psalmist dat de ware koning van Israël aan Gods rechterhand op de troon mag zetelen. Daarnaast bestaat in het Oude Testament ook de opvatting dat buitengewone mensen op het einde van hun leven door God weggenomen worden. Denk maar aan de hemelvaart van Henoch in Gn 5 of aan de uitvoerig beschreven hemelvaart van de profeet Elia in 2 K 2,1-18. Ten slotte ontstond ook de ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 2 overtuiging dat God de mensen op het einde der tijden weer tot leven zou wekken (bijv. Js 26,19; Da 12,2). Op welke van deze voorstellingswijze heeft de oerkerk haar verrijzenisgeloof tot uitdrukking gebracht? Ze heeft beleden dat God Jezus aan zijn rechterhand verheven heeft; ze heeft beleden dat God Jezus ten hemel heeft opgenomen en zij heeft beleden dat God Jezus uit de doden heeft opgewekt. Het lege grafverhaal behoort wellicht tot de oudste van de drie voorstellingswijzen. De paasverhalen tonen ons de moeizame worsteling naar het paasgeloof toe. Ze zijn niet bedoeld als het verslag van een aantal gebeurtenissen op een lineaire chronologische tijdsbalk. De leerlingen blijven bang en teleurgesteld achter na Jezus’ kruisdood. Ze kunnen niet begrijpen dat de Romeinse en de joodse overheden zijn boodschap niet hebben aangenomen. Hun vraag is er wellicht één naar wat Jezus betekend heeft. Was Jezus nu een authentieke martelaar of een zelfverklaarde en mislukte profeet? Wellicht stond bij dit alles hun joodse verrijzenisgeloof niet onder druk, maar wel de positie en de betekenis van Jezus. In de paasverhalen tonen de evangelisten hoe deze eerste volgingen van Jezus een mentale groei doormaakten. De gekruisigde en gestorven Jezus wordt voor hen weer een levende realiteit in het licht van wat de Schriften reeds lang aankondigden en onder het breken van het brood. Tegen deze achtergrond groeit het besef dat God daadwerkelijk werkzaam was in het leven van Jezus en zijn verkondiging van het koninkrijk van God. Wiel Logister stelt dat “de inhoud van hun paasgeloof niet in de eerste plaats is dat er leven na de dood is, maar dat de gekruisigde Jezus de spilfiguur van hun verdere leven is. Niet als een man van weleer of als een dode, maar als een levende”. De auteurs van het Nieuwe Testament leveren met hun paasverhalen geen positivistisch bewijs aan voor het bestaan van leven na de dood, ook al zouden we dit graag in handen hebben. De evangelieverhalen willen lezers het verschil leren zien tussen een leven met God en zonder God. In hfst. 20 van het Johannesevangelie is de verrijzenis geen constatering, maar wel een interpretatie van tekens zoals de keurig opgerolde zweetdoek. “Niet het harde zien, maar ‘het begrijpen van wat geschreven staat’ (20,9), het horen van het woord van de Heer (Maria Magdalena) en het verstaan van de wonden (Thomas) scheppen het geloof dat Jezus niet in de klauwen van de dood is gevallen”, aldus Logister. 2. Inhoudelijke toelichting bij het verhaal a. Beschrijving van de inhoud vanuit de eigen klemtonen van de auteur/tekst In het verhaal van de Emmaüsgangers kan je op eenvoudige wijze drie onderdelen aanduiden. In het eerste deel van het verhaal zijn twee volgelingen van Jezus op weg naar Emmaüs en ontmoeten ze tijdens hun reis de verrezen Christus, die ze niet herkennen (in verzen 13-27). In het tweede deel verblijven de twee met de verrezen Christus in Emmaüs (in verzen 28-32). In het derde en laatste deel keren ze terug naar Jeruzalem (in verzen 33-35). Het feit dat beide volgelingen onderweg zijn, op weg zijn, is belangrijk voor een goed begrip van dit verhaal. Maar liefst zeven keer benadrukt Lucas dat de leerlingen op reis zijn of ‘op weg’ zijn (vv. 13.15.17.28.32.35). Door deze vermeldingen wordt een verband gelegd met ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 3 het reisverhaal in het evangelie (Lc 9,51-19,27). Dit reisverhaal vormt het centrum van het evangelie. In dit onderdeel van het evangelie wordt duidelijk gemaakt waarom het verhaal over Jezus wordt verteld en hoe dit verhaal moet geïnterpreteerd worden. Ditzelfde proces voltrekt zich nu ook op weg naar Emmaüs. De ontmoeting met hun niet herkende reisgenoot stelt de leerlingen in staat om tot een nieuwe interpretatie te komen van de onthutsende gebeurtenissen in Jeruzalem. Deze nieuwe interpretatie zet hen aan tot verkondiging. Eerste sectie (vv. 13-27) Lucas vertelt hoe twee leerlingen Jeruzalem verlaten en zich op weg begeven naar Emmaüs. Met de vermelding “twee van hen” zouden we kunnen veronderstellen dat de twee leerlingen deel uitmaken van de elf apostelen. Toch blijkt uit het slot van het verhaal dat Lucas hier niet verwijst naar twee van de elf leerlingen. Op het einde van het verhaal wordt er immers melding gemaakt dat de twee reizigers getuigen aan de elf leerlingen. Lucas geeft ons een goed beeld van het verdriet en de ontmoediging van deze twee leerlingen. Met ‘sombere gezichten’ blijven ze staan wanneer de Verrezen Christus zich bij hen voegt en hen vraagt waarover ze met elkaar spreken. Het antwoord van Kleopas in vers 18 is een wedervraag, die de verwondering uitdrukt dat de onbekende reisgezel niet op de hoogte is van de recente gebeurtenissen in Jeruzalem. De twee leerlingen zien Jezus als een onwetende paroikeis, als een vreemdeling die al enige tijd in de stad verbleef maar van niets op de hoogte blijkt te zijn. In de oren van de lezer klinkt de vraag van Kleopas natuurlijk wat ironisch. Uiteindelijk zal blijken dat net hij en zijn reisgezel onwetend zijn en zij zelf niet inzien dat de verrezen Heer met hen mee op weg gaat. Voor de lezer is het misschien opmerkelijk dat de leerlingen Jezus niet meteen herkennen. Door de bijkomende informatie die Lucas aan hem of haar meegeeft, weet hij of zij immers al meteen wie de vreemdeling is. De leerlingen beschikken niet over deze informatie en staan nog aan het begin van het geloofsproces. Maar is dit wel echt zo vreemd? Als wij ons diep in gedachten verzonken op straat begeven, gebeurt het ook weleens dat we iemand voorbij lopen die we kennen, maar niet hebben herkend. In het Grieks leest vers 16 als een passieve zinsconstructie die in het Nederlands vertaald werd met: “Hun ogen waren niet bij machte Hem te herkennen” (Willibrordvertaling ‘95). Indien we dichter aansluiten bij de oorspronkelijke Griekse tekst klinkt de vertaling zo: “Hun ogen werden weerhouden Hem te herkennen”. Ook vers 31, waarin Lucas vertelt dat hun de ogen geopend werden, is een passieve zinsconstructie. Op deze manier wil Lucas beklemtonen dat wanneer de leerlingen Jezus eindelijk herkennen, het niet was omdat ze het gehele gebeuren nu eindelijk begrepen, maar wel omdat het zich aan hen openbaarde. Het beeld dat zo wordt geschetst, namelijk dat Jezus zich toevoegt aan het gesprek, beschouwt Lucas als vergelijkbaar met de wijze waarop God zich aan de mens openbaart. Geruisloos en onherkenbaar voegt Hij zich toe aan het gesprek tussen mensen. De verzen negentien tot en met eenentwintig geven weer hoe de leerlingen Jezus’ leven omschrijven. Ze beschrijven hem als een “profeet, machtig in woord en daad in de ogen van God en heel het volk”. Deze leerlingen geven een adequaat antwoord op de centrale vraag in het evangelie: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben?’ (cf. 9,20). De hoop dat Jezus Israël eindelijk ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 4 zou verlossen werd stuk geslagen door de kruisiging van Jezus. En nu zijn ze al drie dagen verder. Het is deze gewelddadige terdoodveroordeling die de twee leerlingen de betekenis van Jezus’ leven en zijn verkondiging radicaal in vraag doet stellen. Wie was hij eigenlijk? De dood van Jezus vormt een onoverkoombare struikelblok op de weg naar het verstaan. Door te vertellen wie Jezus was, geven de reizigers ook hun eigen verhaal mee. Impliciet tonen ze immers hoe ze zichzelf beschouwen. Hun grootste verlangens, hun hele leven, waren gericht op het navolgen van Jezus. Het getuigenis dat de reizigers vertellen gaat dan ook niet enkel over de dood van Jezus, maar ook over de dood van hun relatie met Hem. Het feit dat de reizigers er somber bij lopen, toont aan dat ze op zoek zijn naar ‘zin’, naar betekenis, maar ook naar een nieuwe relatie. De verzen tweeëntwintig tot en met vierentwintig hebben een duidelijke link met de Paasboodschap. De leerlingen vertellen aan Jezus hoe enkele vrouwen hen versteld hebben doen staan. Hun getuigenis is al uit vierde hand. Eerst vertelt (1) Lucas ons dat (2) Kleopas gehoord heeft van (3) enkele vrouwen die verschijningen van (4) engelen hebben gehad aan het lege graf en die hen meedeelden dat Jezus leeft. De twee leerlingen waren dus wel degelijk op de hoogte van de buitengewone gebeurtenissen ’s morgensvroeg aan het graf van Jezus. Maar in hun hoofd kunnen ze deze gebeurtenissen nog niet rijmen met de gewelddadige dood van Jezus. Ze zijn heel dichtbij, maar toch nog zo veraf. Hem zien ze nog niet, net zoals de vrouwen ’s ochtends aan het graf. De vrouwen spelen een belangrijke rol in het Lucasevangelie. Dit heeft vooral te maken met de tijdsgeest van Lucas, waar vrouwen een belangrijke rol speelden voor de kerk, en het verwijst ook sterk naar Jezus’ omgang met vrouwen. Op basis van Lc 24,23-24 kunnen we afleiden dat de twee Emmaüsgangers het getuigenis van de vrouwen betrouwbaar vinden, maar dat zij nog niet kunnen geloven dat Jezus leeft. De verrezen Heer spreekt de leerlingen in vers 25 erg verwijtend aan: “Wat zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip”. Opmerkelijk is dat Jezus de Schrift nogmaals uitlegt en niet de gebeurtenissen van de afgelopen drie dagen, zoals de kruisdood en de gebeurtenissen aan de lege graf. Jezus verwijst ook niet naar concrete schriftpassages. Lucas wil de aandacht in dit slothoofdstuk van het evangelie blijkbaar richten op het hermeneutisch principe, veeleer dan achtergrondteksten op te lijsten die de dood en de opstanding van Jezus voorafspiegelen en verhelderen. Wat door Mozes en de Profeten werd aangekondigd, heeft betrekking op Jezus. De hermeneutiek werkt ook andersom. Omdat Jezus hier zelf deze uitleg geeft, mag men ook veronderstellen dat wat er met Jezus gebeurd is Mozes en de Profeten verhelderen. Het geeft een nieuwe en vollediger betekenis aan de Schrift. Tweede Sectie (vv. 28-32) De tweede sectie van het verhaal speelt zich af in Emmaüs. De vreemdeling dringt niet aan om bij de reizigers te blijven, integendeel zelfs, hij ‘doet alsof’ hij wil verder gaan om zo een ruimte voor opening te creëren. Jezus geeft aan de reizigers de mogelijkheid om Hem al dan niet uit te nodigen. De keuze is nu aan hen: of ze nodigen hem uit om mee aan tafel te gaan of ze laten hem gewoon verdergaan. Jezus heeft hen zonet nog de Schrift opnieuw uitgelegd, nu is het aan hen. Willen zij met hem verder gaan of niet? Ze ontvingen reeds een uitnodiging van Jezus ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 5 om met hem mee te gaan, nu wacht Jezus op een uitnodiging van hen. Zo subtiel laat God zich aan de mens kennen. God nodigt de mens uit, en op zijn beurt nodigt de mens God uit. Aan tafel wordt Jezus die als een gast werd uitgenodigd, nu de gastheer. De gastvrijheid toont zich in het Lucasevangelie vooral als een uitdrukking van dankbaarheid aan diegene die het Woord van God toelicht. Vandaar dat het niet abnormaal was dat de reizigers Jezus uitnodigden om bij hen te blijven. Zoals hierboven reeds werd gezegd, wordt die gastvrijheid in het Lucasevangelie vooral geuit aan tafel. Aan tafel stelt Jezus een viervoudige handeling: hij neemt het brood, spreekt een zegen uit, breekt het en geeft het aan de leerlingen. Deze handeling herinnert ons natuurlijk aan het Laatste Avondmaal in hfst 22. Na de uitvoerige uitleg over de Schrift en het breken van het brood vertelt de evangelist dat de ogen van de leerlingen werden geopend. Schrift en Tafel zijn al vanouds de twee pijlers van de liturgie. Deze ervaring blijkt een ‘hartverwarmende ervaring’ te zijn of zoals in de Nieuwe Bijbelvertaling werd vertaald, deze ervaring zette hun hart ‘in brand’. Hartverwarmend verwijst hier naar de kracht van God. Het gestelde teken, woord en daad, is zo krachtig dat het in staat is om ons hart te raken in positieve zin. Dit vers staat symboliek voor een radicale ommekeer, niet alleen cognitief beseffen dat Jezus leeft, maar ook in hart en ziel, met het hele lichaam geraakt worden door de openbaring en herkenning van Jezus als levende Heer. In plaats van sombere gevoelens worden ze nu geleid door een brandend hart. Derde sectie (vv. 33-35) Zonder aarzelen vatten beide leerlingen de terugweg naar Jeruzalem aan. Het is opvallend dat de tocht naar Emmaüs en de terugtocht naar Jeruzalem onder dezelfde omstandigheden gebeurt, namelijk zonder Jezus. Dit is identiek aan het verhaal van de vrouwen aan het lege graf, want beide verhalen hebben geen lichamelijk en zichtbaar bewijs van Jezus, maar hebben hem wel gezien en getuigen dit daarna aan de leerlingen aan wie Jezus ondertussen ook verschenen was. In het getuigenis van de Emmaüsgangers en dat van de leerlingen wordt duidelijk dat het geloof in de verrijzenis niet alleen betrekking heeft op wat er aan Jezus is gebeurd, maar dat het ook een veranderingsproces van de leerling zelf veronderstelt. b. Personages - Kleopas en ‘de andere’ Lucas vermeldt slechts de naam van één van beide leerlingen: Kleopas. Het feit dat de naam van de tweede persoon niet wordt vermeld, kan gezien worden als een uitnodiging om zelf mee te stappen in het verhaal. Enerzijds worden ook wij tot op vandaag geconfronteerd met verlies. Het beeld van de twee reizigers komt ons helemaal niet onbekend voor, want hun rouwende en verdrietige houding is iets waar wij allemaal wel al eens mee zijn geconfronteerd of ooit wel eens mee te maken zullen krijgen. Anderzijds is het een uitnodiging om jezelf te verplaatsen in de tweede reiziger en zelf mee op stap te gaan. Het is een wandelverhaal, waarbij we stap voor stap dichter komen bij het verwerken van ons verdriet, maar ook bij het herkennen van een geliefd persoon doorheen het onverwachte. ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 6 c. Tijd en Plaats - Tijd: ‘Op de derde dag’ Het verhaal speelt zich af op ‘de derde dag’. Dit is een typische formulering om de Paasdag, de dag waarop Jezus uit de dood werd opgewekt, aan te duiden. - Plaats: Emmaüs De leerlingen zijn op weg naar Emmaüs. Lucas vermeldt erbij dat dit dorpje op ‘zestig stadiën’ van Jeruzalem lag. Zestig stadiën is ongeveer 12 kilometer. Het dorpje Emmaüs kunnen we vandaag niet meer exact localiseren. Op basis van het aantal vermelde kilometers veronderstelt men dat Emmaüs kan verwijzen naar ‘El-Qubeibeh’ of naar de militaire kolonie van Vespasianus die ook wel ‘Ammaus’ werd genoemd. Exegeten verwijzen ook wel eens naar Nicopolis (nu Amwas), maar dit ligt te ver van Jeruzalem. Bibliografie LITWAK, K.D., Echoes of Scripture in Luke-Acts. Telling the History of God’s People Intertextually, Londen & New York, T&T Clark International, 2005. LOGISTER, W., Na de dood? De harde noten van het verijzenisgeloof, Averbode – Baarn, Averbode – Gooi en Sticht, 1997, pp. 148-157. LOHFINK, G., Jezus van Nazaret. Wat wou hij? Wie was hij?, Gent, Carmelitana, 2014, pp. 501534. MCBRIDE, D., Emmaus. The Gracious Visit of God According to Luke, Dublin, Dominican Publications, 2003. THOMPSON, G.H.P., The Gospel According to Luke in the Revised Standard Version, Oxford, Clarendon Press, 1979. Welzen, H., Lucas (Toelichting van het Bijbelboek), ‘s-Hertogenbosch – Leuven, Katholieke Bijbelstichting – Vlaamse Bijbelstichting, 2011. ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Onderweg gebeurt het 7