Zelfcensuur en islamitisch fundamentalisme Robert Nieuwland augustus 2005 Vormt islamitisch fundamentalisme een bedreiging voor de persvrijheid? Voorblad: minarette van een moskee. 2 “Door de huidige berichtgeving wordt het beeld geschapen dat elke moslim fundamentalistisch en extreem denkt” Haci Karacaer (Milli Görüs) “Wij moeten wel blijven berichten over zaken die gebeuren, dat is onze meldplicht” Arie Elshout (De Volkskrant) “Er komen steeds vaker bedreigingen uit de radicale moslimhoek” Hans Verploeg (Nederlandse Vereniging van Journalisten) 3 Inhoud Inleiding 6 Onderzoeksmethodes 8 1 De islam en diens fundamentalisme 10 1.1 De islam 10 Ontstaansgeschiedenis 10 Het geloof 10 Moslim zijn 11 De vijf zuilen 15 1.2 Islamitisch fundamentalisme 15 Fundamentalisten 15 Heilige oorlog 17 1.3 Gevaarlijk? 17 2 Bedreigingen 18 Vrijheid van meningsuiting 18 Krantenanalyses 21 Interpretatie van de gegevens 21 2.1 De kwantitatieve krantenanalyse 22 2.2 Een beschouwing 23 2.3 De inhoudelijke krantenanalyse 23 2.4 Een beschouwing 25 3 Inleiding 25 De beschouwing 26 Conclusie 27 De kenners aan het woord 29 Inleiding 29 3.1 De Nederlandse Vereniging voor Journalisten 29 3.2 De Volkskrant 30 4 3.3 De moslimgemeenschap 32 3.4 De beschouwing 32 4 Eigen schuld? 33 Conclusie 35 4.1 Inhoudelijke conclusie 35 4.2 Persoonlijke conclusie 36 Begripsbepaling 39 Bronnenlijst 40 Bijlage I De analyses 43 Augustus 45 September 48 Oktober 51 November 54 December 57 Januari 61 5 Inleiding De Twin Towers in New York; Pim Fortuyn; de oorlogen in Afghanistan en Irak; de oorlog tegen terrorisme; elf maart in Madrid; radicaliserende autochtone én allochtone jongeren; de moord op Theo van Gogh; de belegering van het Haagse Laakkwartier en vers in het geheugen: de aanslagen in Londen. Deze gebeurtenissen, die Nederland in een stroomversnelling van maatschappelijke veranderingen hebben gedwongen, delen één belangrijke eigenschap: direct of indirect zijn ze allemaal verbonden aan het islamitisch fundamentalisme. De diepe wond die de aanslagen van elf september hebben achtergelaten in de verhoudingen tussen het Westen en de islamitische wereld, is verre van genezen. Nederland is op brute wijze ontwaakt uit een lang levend gehouden illusie van onkwetsbaarheid. De angstig verzwegen spanningen tussen de autochtone en allochtone gemeenschappen zijn inmiddels ontaard in een fel maatschappelijk debat over geloof, immigratie en integratie, aangewakkerd door (terroristisch) geweld in binnen- en buitenland en een steeds verder polariserende samenleving. De rol van de journalistiek in het maatschappelijke debat, heeft lange tijd niet zo ter discussie gestaan. De toename van vaak op religie geïnspireerd geweld deed VVD-politica, Ayaan Hirsi Ali, de journalistiek waarschuwen voor “de dreiging van het islamitisch fundamentalisme voor de Nederlandse persvrijheid” en bovenal voor het gevaar van zelfcensuur 1 dat volgens haar aan die dreiging kleeft. Ze deed dat in een rede die ze op uitnodiging van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) hield op 3 mei, de nationale dag van de persvrijheid. Een dergelijke opmerking valt misschien te verwachten van een fanantieke islamcritica als Hirsi Ali, maar helemaal uit de lucht gegrepen is het niet. Er zijn zelfs al enkele voorbeelden van opiniemakers die hun werk gestaakt hebben of beveiliging hebben ingeschakeld naar aanleiding van bedreigingen2 uit de moslimfundamentalistische hoek. Maar in hoeverre journalistiek Nederland zich hierdoor laat beïnvloeden is nog maar de vraag. Hirsi Ali signaleerde alvast twee, volgens haar, belangrijke minpunten in de Nederlandse journalistiek. Ten eerste “een soort islammoeheid”, het vergeten en verdringen van ernstige islamgerelateerde incidenten en ontwikkelingen, en de angst bij journalisten moslims te kwetsen in hun geloof. Met andere woorden, te weinig aandacht voor en kritische benadering van de kwestie ‘islamitisch fundamentalisme’. Critici uit het andere kamp vinden juist dat er stigmatiserend3 wordt bericht en dat journalisten het debat verharden en de samenleving verdelen. 1 Voor de definitie van zelfcensuur is het woordenboek van Van Dale gehanteerd (zie begripsbepaling, blz. 36). 2 omdat ‘bedreiging’ een subjectief begrip is, wordt in de begripsbepaling toegelicht wat in deze reflectie onder bedreiging wordt verstaan. 3 Zie de begripsbepaling voor de hier gehanteerde definitie van ‘stigmatiserend’. 6 Deze reflectie is niet bedoeld om iemand de les te lezen of om te achterhalen wie gelijk heeft of wie ‘de schuldige’ is, maar om een zo volledig en helder mogelijk beeld te geven van de berichtgeving en journalistieke werkwijze omtrent het vraagstuk van islamitisch fundamentalisme en -terrorisme. Daarbij is de centrale vraag: vormt het islamitisch fundamentalisme een gevaar voor de persvrijheid in Nederland? Aangezien de islam en het islamitisch fundamentalisme een centrale rol spelen in deze reflectie en omdat een belangrijk deel van het onderzoek tot stand is gekomen door inleving in de fundamentalistische denkwijze, zal in hoofdstuk 1 een korte inleiding worden gegeven in beiden. In hoofdstuk 2 komt het veldonderzoek aan bod, bestaande uit een kwantitatieve en een inhoudelijke analyse van de berichtgeving over de islamgerelateerde onderwerpen in de Volkskrant en het NRC Handelsblad. Daarbij zal vergelijkend gekeken worden naar drie maanden voor en drie maanden na de moord op Theo van Gogh. Zo kunnen duidelijk eventuele veranderingen naar aanleiding van een op de islam geïnspireerde aanslag worden waargenomen. Hier zal uitgebreid worden ingegaan op de deelvragen. Wordt de problematiek van islamitisch fundamentalisme en radicalisering verdrongen? Hoe kritisch zijn journalisten in hun berichtgeving over deze onderwerpen? Hoe bang zijn ze om gelovigen te beledigen? In het derde hoofdstuk zullen dezelfde vragen worden gesteld, maar dan aan twee ervaringsdeskundigen uit de journalistiek en een vooraanstaand vertegenwoordiger van de Nederlandse moslimgemeenschap. Komen de resultaten uit het onderzoek overeen met hun visie? Het is niet mogelijk om aan het einde van elk hoofdstuk een duidend antwoord te geven op de daarin gestelde vragen. Om tot een dergelijk ja/nee-antwoord te komen is het nodig alle verkregen informatie naast elkaar te leggen. Dat zal gebeuren in hoofdstuk 4, de conclusie. Op basis van deze vergelijking worden de antwoorden op alle deelvragen gevormd en gereflecteerd op de vraag of het islamitisch fundamentalisme een gevaar vormt voor de persvrijheid in Nederland en of dit kan leiden tot zelfcensuur. 7 Onderzoeksmethodes Vormt islamitisch fundamentalisme een gevaar voor de persvrijheid? Is zelfcensuur bij Nederlandse journalisten toegenomen sinds (en/of door) 02-11-‘04? Zoals de inleiding aangeeft, is het beantwoorden van de bovenstaande vragen een kwestie van het beantwoorden van een reeks deelvragen om vervolgens tot een duidende conclusie te komen. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen vragen en dus zijn eigen onderzoeksmethode. 1 De islam en zijn fundamentalisme - Hoe zit de islam in elkaar? - Hoe zit het islamitisch fundamentalisme in elkaar? - Vormt het islamitisch fundamentalisme een gevaar voor de persvrijheid in Nederland? Het overgrote deel van de informatie voor deze vragen, komt uit de literatuur. Een niet onbelangrijk deel is verkregen door bestudering van krantenartikelen en websites. 2 Krantenanalyses - Wordt de problematiek van islamitisch fundamentalisme en radicalisering verdrongen? - Hoe kritisch zijn journalisten in hun berichtgeving over deze onderwerpen, weinig of juist stigmatiserend? - Hoe bang zijn ze om gelovigen te beledigen? Voor het beantwoorden van de eerste vraag is door middel van een kwantitatieve krantenanalyse onderzocht hoe vaak bepaalde termen in de artikelen tussen 01-08-2004 en 31-01-2005 zijn gebruikt. Hierbij is vervolgens een vergelijking gemaakt tussen drie maanden voor en drie maanden na de moord op Theo van Gogh. Deze gebeurtenis is als ijkpunt gekozen, omdat het de eerste islamitisch geïnspireerde terroristische aanslag was op Nederlandse bodem. Het is een gebeurtenis geweest die de al bestaande discussie over de maatschappelijke problemen met de islam en zijn fundamentalisme nog eens extra aanwakkerde. Een vergelijking van de berichtgeving van voor en na deze dag zal waarschijnlijk goed duidelijk maken wat de gevolgen zijn van zo’n directe confrontatie met islamitisch fundamentalisme op de berichtgeving. Om die reden is dezelfde scheiding gemaakt bij de inhoudelijke analyses aansluitend op het het kwantitatieve onderzoek. Voor dit uitgebreidere onderzoek zijn zestig artikelen inhoudelijk geanalyseerd waarbij, naast onderwerpkeuze (vraag 1), vooral is gelet op de mate van kritiek op en inhoudelijke behandeling van de islam en zijn fundamentalisme om zo aan gegevens te komen voor een antwoord op bovenstaande vragen. Zowel bij het kwantitatieve als het inhoudelijke onderzoek is er gekozen voor een beperking tot de analyse van twee kranten: het NRC Handelsblad en de Volkskrant. Een onderzoek naar de berichtgeving in déze twee kranten geeft wellicht een ander beeld dan een onderzoek 8 aan de hand van andere media, zoals internet en televisie of kranten als AD en de Telegraaf. Er is gekozen voor Volkskrant en NRC, omdat het twee van de meest toonaangevende landelijke kwaliteitskranten zijn. Met toonaangevend wordt hier vooral gedoeld op de invloed van opiniërenden stukken. Daar komt bij dat de Volkskrant “volgens de meest recente bereiken oplagegegevens voor 2002-2003 van het Nationaal Onderzoek Multimedia en volgens de oplagegegevens van 2002-2002 van de marketingorganisatie van de Nederolandse dagbladen (Cebuco 2003; NOM 2003) het grootste en qua samenstelling van lezers onder de landelijke kwaliteitskranten het meest divers is.” 4 Overigens is er bij het inhoudelijke onderzoek geen vergelijking gemaakt tussen de kranten, omdat dat bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen irrelevant is. Wel is getracht om evenveel berichten van elke krant in het onderzoek op te nemen voor een zo evenwichtig mogelijk resultaat. 3 De kenners aan het woord - Vormt het islamitisch fundamentalisme een gevaar voor de persvrijheid in Nederland? - Wordt de problematiek van islamitisch fundamentalisme en radicalisering verdrongen? - Hoe kritisch zijn journalisten in hun berichtgeving over deze onderwerpen, weinig of juist stigmatiserend? - Hoe bang zijn ze om gelovigen te beledigen? - Stroken de uit het onderzoek afkomstige gegevens met de visie van de kenners? - Zijn bedreigingen uit de moslimfundamentalistische hoek toegenomen sinds 02-112004? De onderzoeksmethode voor hoofdstuk 3 is het interview. De vragen die eerder door middel van literatuurstudie en de krantenanalyse werden onderzocht, zijn vervolgens voorgelegd aan twee deskundigen uit de journalistiek en een vertegenwoordiger van de Turks-islamitische gemeenschap, te weten: Hans Verploeg, algemeen secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ); Arie Elshout, adjucnt-hoofdredacteur van de Volkskrant en Haci Karacaer, directeur van de Nederlandse vestiging van de Turks-islamitische organisatie Milli Görüs. 4 Gevonden in: Phalet, K. en Wal, J. ter (2004) 9 1 De islam en zijn fundamentalisme De islam is een van ’s werelds grootste en snelst groeiende religies. Desondanks bestaan er veel misverstanden en een groot gebrek aan kennis en begrip omtrent de grondbeginselen ervan (Burek en Norton, 2001). De uitleg over de islam en het fundamentalisme in dit hoofdstuk is om drie redenen belangrijk. Voor een inschatting van het gevaar dat islamitisch fundamentalisme eventueel vormt voor de persvrijheid, is het nodig om eerst te weten wát dat fundamentalisme precies inhoudt. Een beknopte bestudering van de basisbeginselen van de islam is op zijn beurt belangrijk voor begrip van zijn fundamentalisme, het verschaft een context waarbinnen het fundamentalisme geplaatst kan worden. Verder was een basaal begrip van de islam van belang bij de objectieve krantenanalyse verderop in de reflectie. In de eerste plaats om te kunnen bepalen of een bepaalde werk- of schrijfwijze als stigmatiserend kon worden bestempeld, kijkend naar feitelijke onjuist- of onvolledigheden. En ten tweede om enigszins te kunnen begrijpen hoe een moslim of een fundamentalist denkt. Dat speelde vooral een belangrijke rol bij het bepalen of een artikel eventueel als beledigend beschouwd kon worden. Niet alles is voor iedereen namelijk even beledigend. In dit hoofdstuk dus, een beknopte uitleg van de islam, gevolgd door een inleiding in zijn fundamentalisme en een reflectie op de eventuele gevaren die het met zich meebrengt. Bij de uitleg van de islam is rekening gehouden met de grote diversiteit aan stromingen binnen deze godsdienst. Daarom is gekozen voor een beknopte behandeling van de basisprincipes. § 1.1 De islam Ontstaansgeschiedenis De islam heeft dezelfde stam als het christen- en jodendom: de hebreeuwse stam (zie figuur 1) Toen het joodse (of Hebreeuwse) volk vanuit Mesopotamië richting Egypte trok, kwam het uiteindelijk in Palestina terecht. Daar ontstond het christendom wat zich al snel uitspreidde over Europa, Noord-Afrika en delen van Azië. Het contact dat de Hebreeuwen met Arabische volkeren onderhielden, resulteerde in de zevende eeuw uiteindelijk in de islam. Veel opvattingen van moslims, hebreeuwen en christenen komen daardoor sterk overeen (Parrinder, 1976). De naam ‘islam’ komt van het Arabische woord voor ‘vrede’ en ‘onderwerping’. Volgens de islam kan innerlijke vrede alleen gevonden worden door onderwerping van hart, geest en daad aan de Almachtige God, Allah. De universele moslimgroet, Salaam alaykum, deelt dezelfde etymologische oorsprong. 10 Het geloof Het geloof van de moslims kan worden verdeeld in zes onderdelen 5: 1. Moslims geloven in de almachtigheid van één god: Allah. 2. Ze geloven in het bestaan van engelen, geëerde wezens, en dat de engel Gabriël de koran aan profeet Mohammed (570-632) bracht. De Koran, of Qu’ran, is het heilige boek van de moslims, dat Allah veertien eeuwen geleden openbaarde. Als “bewijs voor de absolute heiligheid van de Koran” wordt door sommigen beweerd dat er destijds al feiten in stonden die pas recentelijk door wetenschappers zijn ontdekt of bewezen. 3. Er wordt geloofd in de geopenbaarde boeken van God. Dat wil zeggen dat moslims ervan overtuigd zijn dat God en God alleen zijn boeken heeft geopenbaard aan de mensheid als een leidraad voor hen. “Inderdaad, We hebben de Koran neder gestuurd en zeker zullen Wij het bewaren voor corruptie”, (Koran 15:9). 4. Het geloof in de profeten en boodschappers van God. Achtereenvolgens Adam, Noach, Abraham, Ismaël, Isaac, Jacob, Mozes en Jezus. Maar de allerlaatste, een “bevestiging van de eeuwige boodschap aan de mens”, werd geopenbaard aan Mohammed. “Mohammed is vader voor geen van uw mannen, maar hij is de boodschapper van God en de laatste der profeten”, (Koran 33:40). 5. Moslims geloven in ‘de dag des oordeels’ (de dag van wederopstand) waarop ieder beoordeeld zal worden op gronden van ieders daden en geloof. 6. En als laatste geloven moslims ook in Al-Qadar, ‘goddelijke voorbestemming’. Dat betekent echter niet de ontkenning van menselijke vrije wil. Allah heeft die vrije wil aan de mens geschonken, wat betekent dat wij in staat zijn ‘goed’ en ‘slecht’ van elkaar te onderscheiden en verantwoordelijkheid te dragen voor onze beslissingen en daden. Het geloof in goddelijke voorbestemming omvat vier onderdelen: God is alwetend; God onthoudt alles wat er is gebeurd en zal gebeuren; Gods wil zal geschieden, wat hij niet wil, zal dat niet; God is de schepper van alles. Moslim zijn In het dagelijks leven van een moslim draait alles om het behouden van evenwicht tussen devotie aan Allah en de verplichtingen van alledag (Parrinder, 1976). Een balans tussen dit leven en het volgende. Hoewel de islam in de ogen van veel buitenstaanders als een extreme of radicale religie wordt gezien, zien moslims het zelf als een middenweg. “En zo hebben Wij van u een juist gebalanceerde gemeenschap gemaakt…” (Koran 2:143). Extremiteit in elke richting, wordt afgekeurd. Een goede moslim gedraagt zich volgens de beste moraal en manieren. Verboden voor moslims is: liegen, stelen, moorden, zelfmoord plegen, iemand omkopen, vervalsen, iemand op welke wijze dan ook misbruiken, gokken, alcohol of varkensvlees nuttigen, roddelen of iemand zwart maken, vernieling van eigendommen, wreedheid tegen dieren en ontucht. 6 5 www.islamtomorrow.com; www.wikipedia.nl 6 www.islamtomorrow.com; www.wikipedia.nl 11 Verder wordt een moslim geboden zich schoon en gezond te houden en zich niet te ontzien van gezonde recreatie. De islam moedigt verder een stabiel familieleven, bescheidenheid, vrijgevigheid, gastvrijheid, respect voor ouders, eerbare behandeling van vrouwen en het helpen van behoeftigen aan. Ook wat kleding en eten betreft, streven moslims bescheidenheid na. “Zeg tegen gelovige mannen dat zij hun blik verlagen en bescheidenheid bewaken, dat zal voor meer puurheid zorgen en Allah is goed op de hoogte van alles wat zij doen. En zeg tegen de gelovige vrouwen, dat zij hun blik verlagen en bescheidenheid bewaken, dat zij hun schoonheid niet mogen tonen…” (Koran 24:30-31). Concreet komt dit erop neer dat mannen hun lichaam van navel tot knieën moeten bedekken en vrouwen in het openbaar niets behalve hun gezicht en handen mogen tonen. De Koran beschrijft man en vrouw als steun voor bescherming van elkaar. Het huwelijk is een plechtig contract, maar echtscheiding – hoewel op neergekeken – is wel toegestaan in gevallen onherstelbare waarbij schade het huwelijk heeft geleden. Volgens Col B.S. Burmeister, medewerker van The South African Defense College, zijn familiebanden sterk in de islamitische cultuur. Verplichtingen aan ouders komen als tweede na die voor Allah (Burmeister, 2000). Boven: Allah in Arabisch schrift (bron: sufimystic.net/ Allah99.htm) Harmonie met en respect voor andere geloven, rassen en culturen staan ook hoog aangeschreven. Moslims wordt geïnstrueerd niet intolerant of vooringenomen te zijn jegens niet-moslims. “Nodig ieder uit tot de Weg van uw heer met wijsheid en prachtige preken; discussieer met hen op de beste en meest gracieuze wijze. Want de Heer weet het best wie van zijn pad zijn afgedwaald, en wie begeleiding nodig heeft” (Koran 16:125). Met christenen en joden bestaat een speciale band (Parrinder, 1976). In de Koran worden zij “Mensen van het Boek” genoemd, hetgeen betekent dat zij vorige geschriften hebben ontvangen. Moslims worden aangemoedigd goede relaties met hen op te bouwen. In geval van debat wordt ze geboden hen met vriendelijkheid te behandelen, om hun overeenkomsten te benadrukken en – als de meningsverschillen aanhouden – dat dan te accepteren: “jij, jouw weg, ik de mijne”. Het is moslims dan ook streng verboden hun geloof aan anderen op te dringen, dat druist rechtstreeks in tegen de door hun gerespecteerde vrijheid van wil en keuze. De Koran zegt: “Er bestaat geen dwang in religie…” (Koran 2:256). 12 Figuur 1: RELIGIEUZE VERTAKKINGEN Hebreeën Hindoes Zarathoestra Mahavira Gautama Confucius Shinto Lao Tse Jezus Arabieren Nanak Mohammed christenen joden moslims parsi’s jaina’s Hindoes sikhs Z.O. Aziatische confu- boeddhisten cianisten taoïsten Chinese shinto en Japanse boeddhisten bron: Wereldgodsdiensten, prof E.G. Parrinder 13 De vijf zuilen Het zuivere moslimleven wordt grotendeels bepaald door ‘de vijf zuilen’7. Deze vijf zuilen zijn bedoeld als vormen van aanbidding van Allah om het geloof en de gehoorzaamheid aan Allah te versterken: - de erkenning van Allah als enige god en Mohammed als zijn profeet ( Kalima); - gebed (Salat). Een moslim behoort vijf maal per dag te bidden, voor zonsopgang, om 12.00, ‘s middags, na zonsondergang en ‘s avonds; - vasten (Sawm). Wat het bidden vijf keer per dag doet, doet het vasten eens per jaar. In de negende maand van de maankalender, eten of drinken moslims niets tussen zonsopgang en zonsondergang met het doel ieder moment het verlangen te onderdrukken en bij Allah te zijn; - het geven van aalmoezen (Zakat). Elke moslim met een inkomen boven een bepaald minimum, moet jaarlijks 2,5 % van zijn spaargeld aan een behoevend persoon geven. De achterliggende gedachte is dat vrijgevigheid kan leiden tot de bevrijding van egoïsme. - het ondernemen van de pelgrimstocht (hadji) naar de heilige stad Mekka in Saudi Arabië. Daar bouwde Abraham het eerste huis van aanbidding, de kabaa. § 1.2 Islamitisch fundamentalisme Fundamentalisten Sommige geschriftgeleerden zijn van mening dat het fundamentalisme voortkomt uit een tak van de protestantse kerk, die zich aan het einde van de negentiende eeuw sterk verzette tegen de opkomende wetenschap, en moeilijk in verband te brengen is met de islam, het jodendom of hindoeïsme (Burmeister, 2000). Ondanks de inhoudelijke verschillen tussen het fundamentalisme van iedere religie, zijn er ook zeer belangrijke overeenkomsten op te merken. Een algemeen kenmerk van fundamentalisten is de letterlijke interpretatie van heilige geschriften. Verder hebben fundamentalisten van meerdere tradities het uitgangspunt dat er ooit een perfect moment was en streven ernaar dit moment weer te bereiken en te behouden (Armstrong, 2000). Dat heeft als gevolg dat alles wat deze perfectie in de weg staat als een dreiging wordt gezien. In het geval van de islamitisch fundamentalisten komt die dreiging van zowel van de wijdverbreide dominantie van externe machten, westerse tirannie, waarvan de VS het meeste opvallen, als ook de progressieve, liberale, niet-fundamentalistische moslims die accepterender tegenover westerse wetenschappelijke en politieke ideeën staan (Burmeister, 2000). De afgelopen decennia hebben bepaalde fundamentalistische groepen 7 www.wikipedia.nl 15 De zwarte kubus midden-achterin is de kabaa in Mekka, Saudi Arabië. Naar verluidt het eerste huis van aanbidding gebouwd door Abraham. (bron: http://www.rauf96.supanet.com/kabaa5.jpg) Het geven van aalmoezen (zakat), één van de vijf zuilen van de islam. Onder de illustratie staat: “Such as I have, give I thee” (“Wat ik bezit, schenk ik u”) – Acts iii.6 (bron: granddon.free.fr/ textes.htm) 16 geprobeerd hun idealen via de politiek te verwezenlijken, anderen kozen voor de harde hand. Het gevaarlijke aan fundamentalisme is dat het een rijke voedingsbodem is voor de ontwikkeling van extremistische ideeën. Volgens Burmeister is het vanuit het extremistische gedachtegoed nog maar een kleine stap naar extremistische acties (2000, p.3). Heilige oorlog Dat is waar het tegenwoordig meest besproken begrip uit de islam om de hoek komt kijken: de ‘jihad’ (of: ‘djihaad’), de islamitische heilige oorlog. In de context van de ontwikkelingen die zich op wereldschaal hebben voltrokken naar aanleiding van de aanslagen in New York, wordt de term ‘jihad’ veelal direct in verband gebracht met de gewelddadige heilige oorlog van radicale moslims. Ook de Nederlandse pers schroomt over het algemeen niet om, zonder verdere uitleg, het begrip in deze context te gebruiken. Op die manier ontstaat echter een vertekend, eenzijdig beeld van deze religieuze strijd. Dat is namelijk niet de enige vorm van jihad. Letterlijk betekent jihad ‘het streven of worstelen op het Pad van God’. Basaal gezien zijn er twee vormen in te onderscheiden. De ‘grotere jihad’ refereert aan de innerlijk worsteling die ieder mens ervaart. Een worsteling, die vooral gelovigen voeren, tegen (de gevolgen van) trots, egoïsme en zondigheid. Een spiritueel gevecht dus, een inwendige verdediging van de normen en waarden van – in het geval van een moslim – de islam. De ‘mindere jihad’ betreft een externe verdediging van die normen en waarden. Moslims worden geacht de islam te verdedigen, militair wanneer dat nodig wordt geacht, zodra de moslimgemeenschap wordt aangevallen. Door de ruimte voor een persoonlijke interpretatie van deze beschrijving, wordt het door extremisten vaak als excuus voor hun geweld gebruikt. Een heilige oorlog ter verdediging van de islam (Armstrong, 2000). § 1.3 Gevaarlijk? Deze paragraaf is bedoeld om de evident gevaarlijke kanten van de fundamentalistische islam in relatie tot de journalistiek te beschrijven. Er zal daarom veel over de schaduwzijden van de islam worden gesproken. Dat neemt niet weg dat er rekening gehouden is met het feit dat een niet onbelangrijk deel van de moslimgemeenschap het gewelddadige fundamentalisme niet steunt. Een niet-fundamentalistische moslim wordt door een fundamentalist zelfs evengoed als vijand beschouwd als een trotse inwoner van New York. Behalve de terroristische aanslagen binnen en buiten Nederland, zijn ook de minder zichtbare en direct merkbare aspecten van het fundamentalisme steeds zicht- en merkbaarder geworden. Berichten over ronseling voor de jihad op scholen en universiteiten, over de arrestatie van radicale moslima’s met wapens op zak en de radicalisering die volgens meerdere bronnen, waaronder de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD), plaatsvindt onder moslimjongeren. Dit alles maakt duidelijk dat de immigratiediscussie een niet langer te negeren probleem is. 17 Bedreigingen Wat voor deze reflectie de meeste relevantie heeft, zijn de bedreigingen van journalisten en opiniemakers vanuit de moslimfundamentalistische hoek. Hier een aantal recente voorbeelden. - Wellicht twee van de bekendste opiniemakers die met ernstige bedreigingen te maken kregen, zijn natuurlijk Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali. De uitzending van hun film Submission I leidde tot een stroom van doodsbedreigingen. Hirsi Ali heeft gezegd hier geen gehoor aan te zullen geven en zelfs toegezged dat Submission II zal volgen. Wel heeft zij beveiliging in de hand moeten nemen en leeft een ondergedoken bestaan. - Wie wel stappen heeft ondernomen, is hoogleraar Rechtsfilosofie en ex-Buitenhofcolumnist Paul Cliteur. Na kritiek van de AIVD op de stigmatiserende invloed van columnisten en (daardoor) bijdrage aan de toevlucht tot de jihad door jonge moslims, besloot hij te stoppen met zijn bijdrage aan het tv-programma. - Ook Bart Jan Spruyt, directeur van de Edmund Burke Stichting, een denktank die het conservatisme op de kaart wil zetten, zag ervan af zich nog vaker positief uit te laten over het onafhankelijke Kamerlid Geert Wilders, die stevige kritiek heeft op de islam en de moslimgemeenschap. - Sinds Geert Wilders zijn eigen partij heeft opgericht leeft ook hij, net als Hirsi Ali, ondergedoken. - Columnist Afshin Ellian, van het NRC Handelsblad, heeft ook te maken gekregen met bedreigingen uit de islamfundamentalistische hoek en heeft preventief beveiliging in moeten schakelen. - Hoofdredacteur Henk Krol van de Gay Krant werd in juli nog met de dood bedreigd door een islamitische anti-homo site8. Hij en D66-fractievoorzitter Boris Ditrich zouden volgens verscheidene websites het volgende doelwit zijn van aanslagen. Ook werd Krol in een e-mail gewaarschuwd dat hij moest stoppen met zijn pleidooi voor homoseks. Vrijheid van meningsuiting De hierboven genoemde voorbeelden, maken slechts een deel uit van het totale aantal bedreigde journalisten en opiniemakers. Er valt enigszins te verwachten dat dit aantal zal toenemen. Uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) 9 is namelijk gebleken dat Turkse en Marokkaanse jongeren vrijheid van meningsuiting voor ongelovigen (lees: niet-moslims) niet bepaald hoog in het vaandel hebben staan. Dat recht wordt door 75 8 Bron: http://www.omroepbrabant.nl/?id=48020 9 Uit tal van andere onderzoeken zijn vergelijkbare resultaten gekomen. Zo bracht de AIVD een rapport naar buiten waarin werd gewaarschuwd voor de radicalisering van moslimjongeren. Ook promoverend antropoloog Martijn de Koning signaleert die trend, hij is al jaren bezig om het fenomeen te doogronden. 18 procent van de ondervraagde autochtone jongeren, door zeventien procent van de Turkse en zeven procent van de Marokkaanse jongeren gesteund, en dat waren niet specifiek radicaal ingestelde jongeren. Er valt alleen maar te raden hoe hoog het percentage binnen de groep radicalen ligt, maar daar zal logischerwijs geen positiever beeld waar te nemen zijn. Op basis van deze informatie concluderen dat de groeiende radicalisering onder moslimjongeren automatisch slecht nieuws is voor de persvrijheid, zou voorbarig zijn. Maar die conclusie wordt er duidelijk meer door bevestigd dan weerlegd. En behalve hun visie op vrijheid van meningsuiting voor ongelovigen, heeft onder andere de moord op Theo van Gogh wel duidelijk gemaakt dat deze radicale jongeren niet onderschat kunnen worden. Uit hetzelfde onderzoek van het SCP bleek dat zich “een privatisering van het geloof” voltrekt. Volgens het SCP biedt die privatisering ruimte voor radicale denkbeelden. Bovendien voelt een groeiend aantal jonge moslims zich in West-Europa buitengesloten.10 Dit gevoel van uitsluiting kan ook tot radicale ideeën leiden. Veel van de huidige generatie Marokkaanse en Turkse jongeren bevinden zich in een culture identiteitscrisis. “Zij kunnen zich net zo min identificeren met de traditionele cultuur van hun ouders als met de westerse cultuur van Nederland. Ze beginnen daarom uit een gevoel van rebellie, te zoeken naar een zuivere islam, die niet langer gebonden is aan culturele of nationale tradities. Via internet en boekhandels speuren ze naar teksten die een strikte interpretatie van de leer voorstaan en kunnen zo makkelijk gerekruteerd worden voor de politieke jihad” (De Koning, NRC Handelsblad, 27-11-2004). Saudi Twee stromingen die bij deze jongeren vooral populair zijn, zijn het wahabisme en salafisme. Het wahabisme is een fundamentele, conservatieve stroming van de islam. Het is de officiële godsdienst in Saudi-Arabië en ook Osama Bin Laden is er een volgeling van. Elke moslim die zich niet houdt aan de wahabietische doctrines, wordt door de wahabieten gezien als een afvallige moslim die zich niet houdt aan de wetten van god (de sharia) en mag volgens hen gedood worden (Armstrong, 2000). Het salafisme is geïnspireerd op de eerste generatie moslims uit de begintijd van de islam en streeft de terugkeer naar de zuivere leer van Mohammed na. Alleen de Koran zelf, de uitspraken van Mohammed en de eerste vier Kaliefen, opvolgers van Mohammed, worden door salafisten als gezaghebbend beschouwd. Volgens antropoloog Martijn de Koning noemt Mohammed B. zichzelf een salafist (gevonden in NRC Handelsblad, 27-11-2004). De in het Haagse Laakkwartier gearresteerde Jason W. en Ismaël A. ook. De AIVD beschouwt salafisten per definitie als verdacht.11 Dat elke journalist die ooit over de islam of diens fundamentalisme heeft geschreven op zijn hoede moet zijn, zou een gechargeerde conclusie zijn. Niettemin lijkt het er sterk op dat het islamitisch fundamentalisme, wat betreft de veiligheid van journalisten en opiniemakers, zeker 10 Dit zei Jytte Klausen, politicoloog aan de Brandeis University in Boston, op 18 oktober in het NRC Handelsblad. 11 NRC Handelsblad, 27-11-2004 19 niet als ongevaarlijk afgedaan kan worden. In acht nemend dat de trend van radicalisering alleen maar doorzet en hoe het gros van de radicaliserende jongeren denken over vrije meningsuiting voor ongelovigen, valt dus met enige voorzichtigheid te zeggen dat het islamitisch fundamentalisme een reëel gevaar voor de persvrijheid in Nederland zou kunnen vormen. De werelwijde verdeling van de moslimpopulatie (bron: http://library.auraria.edu/generalhelp/libnews/islam/map_islam_distribution.gif) 20 2 Krantenanalyses In dit hoofdstuk wordt aan de hand van twee onderzoeken een begin gemaakt aan het beantwoorden van de volgende drie vragen: wordt het probleem van fundamentalistische radicalisering verdrongen; hoe kritisch zijn journalisten in hun berichtgeving over deze onderwerpen, weinig of juist stigmatiserend en hoe bang zijn ze om gelovigen te beledigen? We beginnen dit hoofdstuk met een onderzoek naar de eerste vraag. Door middel van een kwantitatieve krantenanalyse is onderzocht hoe vaak bepaalde termen in Volkskrant- en NRC-artikelen zijn gebruikt tussen 01-08-2004 en 31-01-2005. Hierin is vervolgens een vergelijking gemaakt tussen drie maanden voor en drie maanden na de moord op Theo van Gogh op 02-11-2004 om eventuele fluctuaties te kunnen signaleren. Voor dit onderzoek is een selectie van veertien termen gemaakt op basis van hun relevantie ten opzichte van het hoofdonderwerp: islamitisch fundamentalisme. Vervolgens is door middel van zoekmachine ‘Krantenbank’ van elke term bekeken hoe vaak die in de bovengenoemde periode is gebruikt in krantenartikelen. De resultaten zijn in een tabel en staafdiagram verwerkt (figuur 2 en 3). Interpretatie van de resultaten Ten behoeve van een correcte interpretatie van de resultaten moet hierbij worden opgemerkt dat de termen in figuur 2 en 3 niet meer zijn dan woorden die in artikelen voorkwamen en dus níet een bepaald aantal artikelen met dat onderwerp voorstellen. Zo zou het (verwijzend naar Figuur 2) onjuist zijn te denken dat er in de drie maanden voor 02-11-2004, vier keer over moslimfundamentalisme is geschreven, de term is in die periode in vier artikelen gebruikt. Even onjuist zou het zijn om te denken dat dit onderzoek een poging is definitief een toe- of afname van zelfcensuur aan te tonen. Op zichzelf zeggen deze resultaten daar namelijk niet genoeg over. Om tot een dergelijke conclusie te komen is het nodig de resultaten van alle verrichte onderzoeken, uit ieder afzonderlijk hoofdstuk, met elkaar te combineren. Verder kan het goed zijn dat meerdere zoektermen uit de tabel in één artikel voorkwamen. In het geval alle overlapping gefilterd zou zijn, waren de cijfers uit Figuur 2 lager uitgevallen. Desalniettemin geeft de tabel een goed algemeen idee van hoe vaak er artikelen zijn geschreven waarin deze termen voorkwamen. 21 § 2.1 Kwantitatieve krantenanalyse Figuur 2: Aantal keren dat termen voorkwamen Drie maanden vóór en drie maanden na 02-11-2004 Voor Na Totaal 4 42 46 2. jihad 124 202 326 3. islamitisch 113 202 315 4. moslimterreur 6 16 22 5. hofstadgroep 0 80 80 6. islam 294 489 783 7. extremisme 26 135 161 8. sharia 25 42 67 9. imam 85 190 275 10. fundamentalisme 42 101 143 11. moslim 582 380 962 12. radicalisering 14 44 58 13. moslimextremisme 2 32 34 14. submission 27 96 123 1. moslimfundamentalisme Figuur 3: Het verschil Drie maanden vóór en drie maanden na 02-11-2004 1200 1000 800 600 Voor Na Totaal 400 200 1. m os lim fu nd am en ta lis m 2. e Ji 3. h is la ad 4. m m os itisc l 5. imt h ho err eu fs ta r dg ro ep 7. 6. is ex la tre m m is m e 8. s 10 ha .f r ia un 9 da . im m en am ta lis m 1 e 12 1. m 13 .r . m ad osl os ica im lim lis ex erin tr g 14 em is .s ub me m is si on 0 22 § 2.2 Een beschouwing Wat meteen opvalt is het feit dat in bijna alle gevallen, de frequentie van de zoektermen sinds de moord op Theo van Gogh, aanzienlijk is gestegen. Zelfs de meer beladen samentrekkingen als ‘moslimfundamentalisme’, ‘moslimterreur’ en ‘moslimextremisme’ werden in veelvoud gebruikt, tot wel zestien keer meer dan voorheen. De verwachting dat dergelijke samentrekkingen minder populair zouden worden na een terroristische moord, zou niet geheel irrealistisch geweest zijn. Het lijkt er echter op dat journalisten en opiniemakers er niet voor terugschrokken om door te gaan met het gebruik van deze termen. Het lijkt er eerder op dat het tegenovergestelde aan de hand is, dat de moord op Theo van Gogh een ‘incidentele publiciteitsgolf’12 in beweging heeft gezet. De enige term die niet meer dan voorheen werd gebruikt, is ‘moslim’. Een mogelijke verklaring zou zijn dat journalisten en opiniemakers na de moord op Theo van Gogh er juist voor kozen om zich een kritischer schrijfstijl aan te meten. Maar helemaal overtuigend is dat niet, omdat andere neutrale termen als ‘islam’ en ‘imam’ wél meer werden gebruikt. Aan de hand van bovenstaande resultaten valt maar één harde conclusie te trekken: dat dertien van de veertien onderzoekstermen in november, december en januari meer voorkwamen dan in augustus, september en oktober. Of deze resultaten inderdaad duiden op een explosieve toename van islamgerelateerde artikelen of niet, kan nog niet met zekerheid worden gezegd. Maar nogmaals, het was ook niet de opzet van dit onderzoek om na afloop al tot een gegronde conclusie te kunnen komen. Laten we daarom nu kijken naar wát er precies wordt gezegd, over wie, door wie en hoe. § 2.3 Inhoudelijke krantenanalyse Met behulp van bovenstaande zoektermen is een selectie van zestig artikelen gemaakt, afkomstig uit de Volkskrant en het NRC Handelsblad, die allen aan een inhoudelijke analyse zijn onderworpen. Er is gekozen voor een beperking van zestig artikelen, omdat het analyseren van alle aan islamitisch fundamentalisme gerelateerde artikelen uit de onderzoeksperiode een nagenoeg onmogelijke opgave zou zijn geweest in de beschikbare tijd. Van die zestig artikelen zijn er 27 afkomstig uit de drie maanden vóór de moord op Theo van Gogh, en 33 uit de drie maanden daarna. Van elke maand zijn gemiddeld tien artikelen behandeld, waarvan de ene helft afkomstig uit de Volkskrant en de andere helft uit het NRC Handelsblad. De inhoudelijke analyse is gebaseerd op acht onderzoekspunten: 12 Zie begrippenlijst voor toelichting. 23 Wat is het onderwerp? Onderwerpkeuze bepaalt voor een deel de mate van kritiek en kan impliciet op zichzelf al een boodschap zijn. Dat is voornamelijk het geval wanneer één onderwerp uitzonderlijk veel aandacht krijgt. In de analyses (terug te lezen in bijlage 1) wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘onderwerp’. In hoeverre komt de islam inhoudelijk aan bod? In hoeverre wordt uitleg gegeven over (de eventueel gevaarlijke kanten van) de islam? Het ontbreken van die inhoud en uitleg kan op angst duiden, angst voor het betreden van onbekend en zeer gevoelig terrein. Dat zou op zijn beurt een teken van zelfcensuur kunnen zijn. Aan de andere kant, kan het ontbreken van uitleg een teken zijn van kortzichtig- of onwetendheid. Bijvoorbeeld wanneer een auteur wél islamtermen zoals ‘jihad’ of ‘haram’ gebruikt, maar niet uitlegt wát dat precies betekent. Welke van de twee mogelijkheden het betreft, zal volgen uit de context van elk artikel. In de analyses wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘inhoud’. In welke vorm wordt die uitleg gegeven? Wordt iemand aan het woord gelaten, wordt er geciteerd uit de Koran of doet de auteur het zelf? Al deze mogelijkheden zijn van invloed op de beeldvorming over en betrouwbaarheid, evenwicht en kritische behandeling van het onderwerp. In de analyses wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘vorm’. Hoe is de toon, de woordkeuze, in hoeverre wordt er een link gelegd tussen terrorisme en de islam? Een kritische of zelfs stigmatiserende schrijfstijl wijst op (een poging tot) kritische berichtgeving en sluit dus zelfcensuur weer iets meer uit. Of de woordkeuze stigmatiserend werkt is mede bepaald aan de hand van de aanbevelingen in Media en allochtonen. Journalistiek in de multiculturele samenleving (samengesteld door Garjan Sterk, 2000) In de analyses wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘woordkeuze’. Is het stuk in evenwicht, genuanceerd? Het antwoord op deze vraag zal gevormd worden op basis van al het voorgaande. Dus niet alleen of er hoor en wederhoor is toegepast telt mee, maar ook of en hoé er uitleg over de islam gegeven wordt en in welke toon het stuk geschreven is. Net als de mate van inhoudelijke behandeling van de islam, kan een goed evenwichtig stuk twee dingen betekenen: - de auteur is niet bang om een zelfkritisch persoon uit de moslimgemeenschap aan het woord te laten. Kritiek van iemand uit een bepaalde groep op diezelfde groep, kan extra hard aankomen op andere, minder zekere leden van de groep. “Juist radicaliserende moslimjongeren of fundamentalisten zijn vaak onzekerder dan anderen” (Klausen, “Euro-Muslims: Civic Participation and Religion, 2004.”). - de auteur wilde niemand kwetsen, heeft zaken weggelaten of mensen erbij gehaald, alleen met het doel niemand op de tenen te trappen. Om welke van de twee gevallen het gaat, zal per stuk uit de context blijken. In de analyses wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘nuancerend’, omdat een genuanceerd artikel nuancerend werkt. Wat is de boodschap van het artikel? Welk beeld blijft er na het lezen bij de lezer hangen? Beeldvorming, de beoogde boodschap van een artikel, zegt misschien nog wel het meest over de mate van kritiek waarmee een journalist of opiniemaker het onderwerp heeft benaderd. In sommige gevallen, vooral bij de pure nieuwsartikelen, zal dit hetzelfde zijn als 24 het onderwerp, maar in anderen gevallen, vooral de opiniestukken, hoeft dat niet. In de analyses wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘boodschap’. En als laatste: is het stuk kritisch geschreven en is er kritiek op iets of iemand? Soms lag het voor de hand en was de kritiek tegelijk de boodschap of het onderwerp. Maar in veel gevallen was de kritiek verpakt in argumenten en voorbeelden. Buiten dat verschaft het formuleren van het punt van kritiek extra duidelijkheid en gemak bij het bekijken van de resultaten. Het antwoord op deze vraag, de mate van kritiek of wié er bekritiseerd wordt, is wellicht het meest veelzeggende antwoord van allemaal. In de analyses wordt deze vraag samengevat onder het kopje ‘kritiek’. § 2.4 Een beschouwing Inleiding In deze beschouwing zal dieper worden ingegaan op de analysepunten aan de hand waarvan de zestig krantenartikelen geanalyseerd zijn. Er is gekozen niet op de punten ‘onderwerp’ en ‘boodschap’ in te gaan, omdat het onderwerp in álle gevallen gerelateerd is aan de islam of diens fundamentalisme en de boodschap door ‘kritiek’ helder wordt samengevat. Het behandelen van de boodschap zou daarom dubbelop zijn. Dit betekent echter niet dat er in de analyses voor niets is gekeken naar het onderwerp, omdat het onderwerp in combinatie met de boodschap veel kan zeggen over de mate van kritiek in het stuk. Verder worden de analysepunten ‘inhoud’ en ‘nuancerend’ hieronder als eenheid behandeld. Een beschouwing op de resultaten van ‘inhoud’ alléén zou niet verantwoord zijn, omdat zowel het inhoudelijk negeren van de islam als wel het inhoudelijk behandelen ervan zou kunnen duiden op zelfcensuur. Waarom? In de eerste plaats, omdat inhoudelijk ingaan op de islam een zeker risico met zich meebrengt, aangezien er vaak verschillende interpretaties mogelijk zijn. Iemand die anders denkt over de behandelde aspecten dan in het artikel wordt gepresenteerd, zou zich beledigd kunnen voelen. Vooral wanneer slechts één visie op een bepaald aspect van de islam wordt gegeven, terwijl er op dat punt veel verschillende interpretaties mogelijk zijn (Burmeister, 2000). Zeker de fundamentalistisch denkenden zijn voor dergelijke nuances gevoelig, omdat zij meer gericht zijn op het “verdedigen” van de islam dan niet-fundamentalisten (Armstrong, 2000). Vanuit dat oogpunt zou een vermindering van inhoudelijke behandeling duiden op een stijging van zelfcensuur. Andersom is te zeggen dat juist een inhoudelijke behandeling van de islam duidt op de angst iemand te beledigen. Door inhoudelijk op de islam in te gaan, wordt in veel gevallen namelijk gezorgd voor een algeheel meer evenwichtige en objectieve berichtgeving in de krant. Met zo’n evenwichtige berichtgeving wordt het risico iemand te beledigen kleiner. Er komen meer standpunten aan bod, misverstanden, zoals “elke moslim is een fundamentalist of vrouwenmishandelaar”, worden opgehelderd etc. Om die reden moeten deze resultaten per artikel in verband worden gebracht met de nuance in het stuk. 25 De beschouwing De koppen – Van de 27 koppen vóór de aanslag van twee november bevatten er twaalf een woord dat direct met de islam of diens fundamentalisme te maken heeft. Na die datum ligt de verhouding op veertien van de 33. Dat is 44 tegenover 42 procent. Uit enkel dit gegeven valt geen conclusie te trekken ten opzichte van de toe- of afname van zelfcensuur, daarvoor staat het téveel op zichzelf. Bovendien is het verschil zo minimaal dat het ook toeval zou kunnen zijn. Inhoud & nuancerend – Van de 27 artikelen van vóór de moord, waren er 24 die op welke wijze dan ook inhoudelijk op de islam ingingen. Van de 33 artikelen ná de moord waren dat er 17. Dat is op zichzelf al een interessante observatie, er wordt duidelijk minder inhoudelijke aandacht geschonken aan de islam, ná de moord. Je zou verwachten dat er vraag zou zijn naar meer duidelijkheid. Naar de beweegredenen van extremistische moslims als Mohammed B. De reden voor deze daling kan alleen worden achterhaald door te spreken met de hoofdredactie van de betreffende kranten. Verder: álle 24 stukken van de maanden augustus, september en oktober hadden een nuancerende werking. De behandelde inhoud was vooral objectief en de directe kritiek op de islam minimaal. De cijfers van ná de moord liggen totaal anders: van de 17 artikelen met inhoudelijke behandeling zijn er slechts twaalf nuancerend. Dat is honderd tegenover zeventig procent. Deze uitkomst leidt tot de volgende observaties: een inhoudelijke behandeling van de islam gebeurt meestal met het oog op nuance en minder met het oog op kritiek op de islam en er is minder nuancerend geschreven. Vorm – Bij het analyseren van de vorm waarin de islam inhoudelijk werd behandeld, is onderscheid gemaakt tussen critici van de islam; objectief/ wetenschappelijk ingestelde personen, zoals sociologen en arabisten en verdedigers van de islam. Daarmee wordt gedoeld op liberale imams of mensen (wel of niet uit de moslimgemeenschap afkomstig) die het duidelijk opnemen voor de islam door het noemen van pluspunten en/of het relativeren van schaduwkanten. De critici kwamen vóór de moord in zeven van de 24 artikelen met inhoudelijke behandeling van de islam aan het woord, de objectief ingestelden negen keer en de verdedigers acht. Na de moord was dat: critici vier; objectief ingestelden elf en verdedigers twee keer. Er worden na de moord dus minder critici en islamverdedigers aan het woord gelaten en meer wetenschappers. Dat vlakt de extremiteiten uit en wijst dus duidelijk op een meer evenwichtige berichtgeving. Woordkeuze – In de drie maanden voor de aanslag hebben vijf van de 27 geanalyseerde artikelen een opvallend kritische toon jegens de islam, zijn fundamentalisme en/ of de moslimgemeenschap (zie figuur 4 en 5). Zes artikelen hebben een licht kritische toon, zeven artikelen zijn volledig objectief geformuleerd en negen artikelen zijn geschreven met de bedoeling de islam enigszins te verdedigen, te verklaren, of misverstanden uit de weg te helpen. Onder de 33 artikelen van de drie maanden daarna zitten twee extra kritische 26 Figuur 4: Woordkeuze in de artikelen Drie maanden voor en na 02-11-2004 Voor Na Zeer kritisch 5 2 Licht kritisch 6 7 Neutraal 7 10 Verdedigend 9 14 Figuur 5: Woordkeuze in de artikelen Drie maanden voor en na 02-11-2004 15 10 Woordkeuze in de artikelen Voor 5 Woordkeuze in de artikelen Na Ve rd ed ig en d N eu tra al Li c ht k Ze er k rit i rit is ch sc h 0 Figuur 6: Wie legt uit? Drie maanden voor en na 02-11-2004 Voor Na Islamcritici 7 4 Wetenschappers 9 11 Islamverdedigers 8 2 Fi g u u r 7 : Wi e l e g t u i t? D ri e m a a n d e n vo o r e n n a 0 2 -1 1 -2 0 0 4 12 10 8 6 4 2 0 Wie legt uit? Voor er s Is la m ve rd ed ig ha pp er s W et en sc Is la m cr itic i Wie legt uit? Na 27 artikelen, zeven licht kritische, tien neutraal geschreven artikelen en veertien artikelen die het voor de islam opnemen. Dat zou op een zekere toegenomen voorzichtigheid kunnen wijzen. Kritiek – Ook het resultaat van ‘kritiek’ wijst op zo ’n kleine verandering richting meer prudentie: voor de moord is er in elf gevallen directe kritiek op de islam, het fundamentalisme of de moslimgemeenschap (40 procent). Na de moord is dat twaalf keer (36 procent). Conclusie Samenvattend kunnen we stellen dat, als je de berichtgeving van drie maanden voor twee november 2004 vergelijkt met die van drie maanden erna, er sprake was van: iets minder gebruik van islamgerelateerde woorden in de koppen; fors minder inhoudelijke behandeling van de islam; minder nuancerende berichtgeving; meer evenwicht door de achtergrond van de uitleggevenden; minder kritisch woordgebruik en een meer verdedigende toon t.o.v. de islam; een verschuiving naar meer prudentie m.b.t. kritiek op de islam. Een definitieve conclusie trekken over de toe- of afname van zelfcensuur bij Nederlandse journalisten op basis van deze gegevens, zou voorbarig zijn. Maar de eerste indruk is dat er in de drie maanden na de moord voorzichtiger is omgesprongen met de berichtgeving over de islam, diens fundamentalisme en de moslimgemeenschap. Alle bovenstaande punten wijzen daarop. Alleen de afname van inhoudelijke behandeling van de islam zou nog een andere betekenis kunnen hebben. In de inleiding van deze paragraaf werd uitgelegd waarom (zowel het inhoudelijk negeren van de islam als wel het inhoudelijk behandelen ervan zou kunnen duiden op zelfcensuur). Om tot een goed onderbouwde conclusie te komen is het nog nodig te spreken met de kenners op het gebied van berichtgeving. In hoofdstuk 3 wordt daar verder op in gegaan. 28 3 De kenners aan het woord Inleiding Een krantenanalyse kan vrij veel zeggen over ontwikkelingen in de berichtgeving, maar niks en niemand kan meer vertellen dan de kranten zelf. Datzelfde geldt voor degene waaróver geschreven wordt, in dit geval de moslimgemeenschap. Niemand weet meer over welke effecten van berichtgeving binnen zo ’n gemeenschap merkbaar zijn en wat voor gevolgen die met zich meebrengen. Om deze redenen vertellen hier Hans Verploeg, algemeen secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ); Arie Elshout, adjuct-hoofdredacteur van de Volkskrant en Haci Karacaer, directeur van de Nederlandse vestiging van Turks-islamitische organisatie Milli Görüs hoe zij over deze kwestie denken. Vormt het islamitisch fundamentalisme volgens hen een gevaar voor de persvrijheid in Nederland? Wordt het probleem van fundamentalistische radicalisering door journalisten verdrongen? Hoe kritisch zijn journalisten in hun berichtgeving over deze onderwerpen? Hoe bang zijn journalisten en opiniemakers om gelovigen te beledigen? Zijn de bedreigingen uit de moslimfundamentalistische hoek toegenomen sinds 02-11-2004? Stroken de uit het onderzoek afkomstige gegevens met hun visie? 3.1 De Nederlandse Vereniging van Journalisten Hans Verploeg: “wij kunnen niet over iets schrijven als het er niet is!” “Toevallig zijn wij nu bijna klaar met een onderzoek naar de veiligheid van de pers in Nederland. We hebben daarvoor aan zesduizend journalisten een vragenlijst gestuurd waar tot nu toe vijfhonderd echt waardevolle reacties op gekomen zijn. De omvang van het probleem van bedreigingen lijkt groter dan we hadden verwacht. Van de vijfhonderd journalisten geven er 226 aan ooit slachtoffer te zijn geweest van serieuze bedreigingen of fysiek geweld of nog steeds bedreigingen te ontvangen. En ondanks dat het overgrote deel van die bedreigingen van de georganiseerde misdaad, relschoppers, kleine misdadigers en radicale actiegroepen afkomstig is, komen er steeds vaker bedreigingen uit de radicale moslimhoek en zijn er signalen in de praktijk waarneembaar van de groeiende ontevredenheid bij die groep of sympathisanten ervan. Er kunnen nu dus twee groepen worden onderscheiden: de onderwereld en de radicale moslims. Journalisten krijgen vooral te maken met de eerste en opiniemakers met de tweede. Maar je ziet wel dat er nu een overlap komt, dat journalisten ook vaker met de radicale moslims te maken krijgen. Eén incident is met name vervelend geweest. Een verslaggeefster was bezig met een reportage over een islamitische school en werd buiten overgoten met benzine. De daders dreigden haar in brand te steken als ze niet snel maakte dat ze 29 wegkwam. Een ander voorbeeld is columnist Afshin Ellian van het NRC. Die werd zo ernstig bedreigd dat hij nu beveiliging heeft moeten inschakelen. Of Paul Cliteur die na waarschuwingen van de AIVD met zijn column voor Buitenhof stopte. “Angst en bedreigingen zijn er, maar van directe zelfcensuur heb ik nog niet veel gemerkt” De ontwikkeling dat nu de radicale islamitische groepen meer en meer van zich laten horen, ook jegens journalisten, valt natuurlijk erg te betreuren. De eerste veranderingen waren te merken na de moord op Pim Fortuyn. Er brak toen een golf van incidenten los. Er werden toen vooral opiniemakers bedreigd. Na de moord op Theo van Gogh, was er niet zozeer sprake van bedreigingen als wel van angst. Ook heeft Balkenende ons erop aangesproken dat de journalistiek teveel de tegenstellingen benadrukt en te weinig aandacht besteedt aan de harmonie in de samenleving. Maar wij kunnen natuurlijk niet ergens over schrijven als het er niet is! Angst en bedreigingen zijn er, maar van directe zelfcensuur heb ik nog niet veel gemerkt. Het enige voorbeeld dat me nu te binnen schiet is de berichtgeving rondom de belegering van het Laakkwartier in Den Haag. Ik heb gehoord dat er toen tijdens vraaggesprekken door de buurtbewoners stevig racistische uitspraken zijn gedaan en dat journalisten ervoor hebben gekozen die niet in hun volledigheid op te schrijven. Of dat de juiste beslissing is, moet elke journalist voor zichzelf uitmaken. Veel journalisten zijn zich bewust van de gevolgen die hun werk kan hebben en dus van het belang van evenwichtige berichtgeving.” 3.2 De Volkskrant Arie Elshout: “We bedenken iedere weer hoe ver we kunnen gaan?” “De gemoederen lopen hoog op, vooral op de opiniepagina’s. Er komen naar aanleiding van die verhitte stukken ook wel klachten binnen van lezers die vinden dat we te ver gaan. Sommigen beschuldigen de krant ervan dat we het debat te hoog opvoeren. Je staat er daardoor wel stil en gaat je afvragen: ‘Is de toon niet te schril?’, ‘Dragen we inderdaad bij aan verharding van het debat?’ Je ziet de angst bij mensen dat nog meer berichtgeving over dit onderwerp alleen maar olie op het vuur zou zijn, maar wij moeten wel blijven berichten over zaken die gebeuren, dat is onze meldplicht. Desondanks speelt ook bij ons wel degelijk de vraag ‘gaan we niet te ver?’. De journalistiek is geen wetenschap. De actualiteit is heet en wij moeten orde in de chaos scheppen. Je probeert een verklaring te zoeken, zaken te duiden, citaten te vinden en een antwoord op de vraag wat iets voor Nederland betekent. We hadden vlak na 02-11-2004 een 30 verhaal op de voorpagina met de kop ‘Langs de rand van chaos en waanzin’. Zelf vond ik dat het stuk een adequate beschrijving gaf van de sfeer en gebeurtenissen van die tijd, maar we werden van allerlei kanten ervan beschuldigd het vuurtje op te stoken. Maar we moeten durven schrijven. Mensen moeten aan de hand van de krant van vandaag over tien jaar kunnen lezen hoe het in Nederland was. Eventuele subjectiviteit, die er altijd is, probeer je zoveel mogelijk te bestrijden door te zorgen voor een onderbouwd stuk. Maar je moet wel de stemming reconstrueren, óók als die zo grimmig is als de laatste tijd in Nederland. En dan is het niet de schuld van de boodschapper. Wij doen bovendien ons best om zoveel mogelijk alle kanten van het verhaal te belichten. We laten dus ook met name de Marokkaanse gemeenschap aan het woord, bijna teveel zelfs. Dan krijg je weer dat zij alleen maar over Nederland klagen en zichzelf een slachtofferrol aanmeten. “bij ons speelt ook de vraag ‘gaan we niet te ver?’” Waar Ayaan Hirsi Ali in haar rede vooral op doelde, was volgens mij de vraag of kranten een goede rol hadden gespeeld bij de problemen. Vroeger was er op de redacties veel meer sprake van schroom om zaken bij hun naam te noemen of er überhaupt over te schrijven. Er waren minder problemen dan nu, met de tweede generatie immigranten die tussen twee culturen in valt. Voor en na de moord op Pim Fortuyn was van die schroom al helemaal geen sprake meer. Het is nu eerder andersom. Maar we doen dus goed ons best niet door te slaan. We bedenken iedere weer: ‘Hoe ver kunnen we gaan?’ Maar of dat nu zelfcensuur is? Ik vind van niet. We melden wat er gemeld moet worden. En we zijn er nog veel voorzichtiger in dan Trouw bijvoorbeeld. In hun katern ‘Letter en geest’ besteden zij veel meer en uitgebreider aandacht aan de islam dan wij ooit zouden doen. Er is dan ook een klein onderzoekje geweest waarin wij “voorzichtig” genoemd zijn. Al met al: ik denk dat de uitspraak van Hirsi Ali, dat journalisten teveel zelfcensuur plegen, overdreven is. En ik denk dat de angst waar zij het over had, niet zozeer de angst is voor bedreigingen, maar om beschuldigd te worden van stigmatisering. Mits je niets achter houdt, alle feiten meldt is er geen sprake van zelfcensuur. Je kunt letten op de toon, aan een gelijkwaardige bijdrage van verscheidene partijen en ervoor zorgen dat je zo min mogelijk spanningen veroorzaakt zonder onder te doen aan de feiten. Ik vind anderzijds wel dat er dankzij haar opmerking een belangrijk discussiepunt aan de kaak is gesteld.” 31 3.3 De moslimgemeenschap Haci Karacaer: ‘De éénzijdige berichtgeving kweekt vooroordelen’ De islamitische gemeenschap in Nederland is niet goed in staat om in de media te komen. Bijdragen op de opiniepagina’s zijn te verwaarlozen, journalisten spreken weinig met liberale moslims en de taalbarrière speelt een grote rol. Het gevolg is een éénzijdig beeld. Maar zo werkt dat eenmaal, ik zou ook niet met een tolk op pad gaan. Het gevolg van die éénzijdige berichtgeving is dat iedereen wel een mening heeft over de islam, zonder ooit met een moslim te hebben gesproken of de Koran te hebben gelezen. Het zou mooi zijn als de media een poging deden om de diversiteit te laten zien die de islamitische cultuur rijk is. Dat zou lijden tot een veel duurzamere en gezondere denkwijze. Door hoe de berichtgeving nu is wordt het beeld geschapen dat elke moslim fundamentalistisch en extreem denkt.’ 3.4 De beschouwing Naar aanleiding van de interviews steekt een nieuwe, interessante vraag de kop op die een nieuwe dimensie aan de reflectie geeft. In eerste instantie, nadat Verploeg en Elshout hun visie hebben gegeven, worden vooral de resultaten van het veldonderzoek bevestigd. Verploeg schetst een beeld dat in grote mate strookt met de beschrijvingen uit hoofdstuk 1 en de resultaten uit het inhoudelijke krantenonderzoek van hoofdstuk 2. Het resultaat van het door de NVJ gehouden onderzoek toont de ontwikkeling dat bedreigingen die traditioneel gezien uit de hoek van kleine misdaad kwamen, nu steeds meer van de radicale moslimgemeenschap afkomstig zijn. Dergelijke bedreigingen bestonden voorheen ook wel, maar minder en waren veelal gericht op opiniemakers. Het aantal bedreigingen is niet alleen toegenomen, maar ze treffen nu ook steeds vaker journalisten. Verploeg signaleerde dan ook meer angst, net als het inhoudelijke krantenonderzoek. Arie Elshout merkt dat journalisten voorzichtiger en bedachtzamer te werk gaan. Ze staan meer stil bij de gevolgen van hun werk. Ook dát kwam voort uit het veldonderzoek. Desondanks lijkt Elshout minder angstig dan Verploeg. Hoe dan ook worden de media door zowel Verploeg als Elshout vooral als slachtoffer gezien. Maar dan komt Karacaer met heel ander commentaar en legt daarmee eigenlijk de hete aardappel op het bord van de journalistiek. “Bijdragen op de opiniepagina’s zijn te verwaarlozen en journalisten spreken weinig met liberale moslims”, stelt hij. En ook dát komt gedeeltelijk uit het inhoudelijke krantenonderzoek voort. Die toont namelijk onder andere aan dat de zogenoemde ‘verdedigers van de islam’ vanaf de moord op Theo van Gogh aanzienlijk minder aan het woord werden gelaten (zie Figuur 6 en 7). Toch is er een belangrijk verschil. Datzelfde onderzoek laat namelijk tegelijkertijd zien dat de critici óók minder het woord kregen waardoor de berichtgeving evenwichtiger geworden zou zijn. 32 Eigen schuld? Karacaer is echter van mening dat de huidige berichtgeving van elke moslim een fundamentalist en extremist maakt. Hij legt daarmee een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid voor het verharde debat bij de journalistiek. Zijn opmerking roept de vraag op of de media de toenemende bedreigingen en radicalisering aan zichzelf te danken hebben door met stigmatiserende berichtgeving de polarisatie van de samenleving in de hand te werken? Volgens Garjan Sterk (2000, Media en allochtonen. Journalistiek in de multiculturele samenleving, p. 7) spelen de media “een belangrijke rol bij het ontstaan van beelden over de verschillende minderhedengroepen en beïnvloeden zo indirect ook de ontwikkelingen in de multi-etnische samenleving. Ze maken confrontatie tussen de nieuwe en de oorspronkelijke bewoners openbaar. In die zin geven de media, als institutie, ook de inhoud aan maatschappelijke beelden.” In één zin samengevat: de media spelen een centrale rol bij de beeldvorming van het publiek. Vanuit het perspectief van Karacaer redenerend, betekent dat het volgende: de media geven een eenzijdig beeld van de moslimgemeenschap; niet-moslims krijgen daardoor al gauw associaties met extremisme of terrorisme, worden bevooroordeeld; racisme en polarisatie nemen toe (Klausen, 2004); frustraties van fundamentalisten worden bevestigd (Burmeister, 2000) en jonge moslims voelen zich meer buitengesloten (Klausen, 2004) 13; waardoor bedreigingen jegens journalisten toenemen. Met andere woorden: eenzijdige berichtgeving leidt uiteindelijke tot meer bedreigingen. Dit fenomeen is in zekere zin te vergelijken met de propagandatechniek van name calling. “Dit is het aanduiden van een idee, persoon of product met een woord dat een negatieve connotatie heeft. Dit zal ertoe leiden dat, dat mensen het idee, persoon of bedrijf zullen verwerpen zonder daar redenen of bewijs voor te zoeken” (De Boer en Brennecke, Media en publiek, 1999). Het tegenargument van Elshout is dat het hoe dan ook de taak van de journalistiek is om over maatschappelijke ontwikkelingen te schrijven. “We melden wat er gemeld moet worden.” Dat is overigens ook vastgelegd in ‘the theory of the social responsability of the press’ (gevonden in Evers, p.30). Hierin werden vijf eisen geformuleerd die de samenleving aan een goede en verantwoordelijke pers zou mogen stellen: een correcte, begrijpelijke, en intelligente verklaring van de dagelijkse gebeurtenissen in een context die betekenis geeft aan die gebeurtenissen; een forum voor de uitwisseling van commentaar en kritiek; een vertegenwoordigend beeld van alle groepen uit de bevolking; de presentatie en uitleg van de doelen en waarden van de samenleving; toegang tot de dagelijkse informatiestroom. Bovendien luidt de journalistieke hoofdregel in Basisboek journalistiek (Kussendrager, Van der Lugt, Rogmans, 1997, p.297): “Alles is geschikt voor publicatie, tenzij zwaarwegende 13 De AIVD signaleerde in 2004 al dat een verharding van het debat ertoe kan leiden dat jongeren zich uitgesloten voelen en kwetsbaarder worden voor ronselaars. Dat stond in de Volkskrant van 23-122004. 33 belangen zich daartegen verzetten.” Ook het NRC Handelsblad vindt dat de journalistiek geen blaam treft (Donker, 2005). In een reactie op een ingezonden brief waarin de krant werd aangesproken op diens associatieve woordgebruik en de verantwoordelijkheid jegens de samenleving om niet onnodig te polariseren, zei de hoofdredactrice het volgende: “Dat wij die verantwoordelijkheid hebben, ben ik met u eens. (…) Maar het betekent niet dat we woorden als ‘moslimterreur’ uit de weg moeten gaan – mits ze juist worden gebruikt.” Even verder komt ze tot exact dezelfde conclusie als Elshout: “Als we ‘terreur’ of ‘extremisme’ zouden gebruiken in algemene zin wanneer er een verband is met de islam, zouden we niet precies genoeg zijn.” En tot slot eindigt ze met: “(…) we schrijven op dit moment meer over moslimterreur dan over andere vormen van geweld gebaseerd op geloof, omdat dit nu eenmaal meer voorkomt – in Nederland en in de rest van de wereld.” Dat klinkt overtuigend, toch is ook daar weer wat tegenin te brengen. Piet Hagen, oudhoofdredacteur van vakblad De Journalist, schreef er op 5 augustus in het NRC Handelsblad het volgende over: “Waar de islam in het geding is, mogen islam en terrorisme niet op één lijn worden gesteld. Daarmee doe je die godsdienst en het overgrote deel van de gelovigen onrecht. Bovendien zijn in veel landen ook de bestrijders van het terrorisme moslim. Daarom is de term ‘moslimterreur’ die af en toe ook in deze krant voorkomt - ook het dossier op de website heet zo - dubieus. We spraken bij de IRA toch ook niet van ‘rooms-katholiek’ terrorisme. En de ruim zevenduizend moslimmannen bij Srebrenica zijn toch ook niet door ‘christelijk-orthodoxe’ terroristen afgeslacht?” “Strikt genomen is de term moslimterrorisme of -terreur niet onjuist. Bedoeld wordt immers: terreurdaden van moslims. Religie speelt ook een belangrijker rol dan destijds in NoordIerland of Joegoslavië. Maar bij Koerden, Palestijnen of Soennieten in Irak ligt de zaak anders dan bij Mohammed B. of in Londen. Dan is het toch beter om termen nader te preciseren. Ook om stigmatisering van een grote Nederlandse bevolkingsgroep te voorkomen.” Van alle kanten worden journalisten met meningen, zelfs opdrachten geconfronteerd. Naar wie moet er geluisterd worden? Wie heeft er gelijk als daarvan gesproken mag worden? “Hoewel journalisten niet blind zijn voor kritiek of aansporingen van ‘externe’ instanties (zoals brievenschrijvers), willen ze uiteindelijk zélf kunnen beslissen over hun werkwijze. (…) Die opstelling is gebaseerd op het streven naar onafhankelijkheid: wanneer journalisten zich al te veel richten op geluiden van buiten de eigen beroepsgroep, komt hun onafhankelijke instelling in gevaar” (Vasterman en Aerden, 1995, p. 22). Dat is precies waarom Elshout en Donker ervoor kiezen door te gaan met de berichtgeving over het islamitisch fundamentalisme en de radicalisering binnen de moslimgemeenschap. Dat klinkt misschien heel hard, wetend welke gevolgen het kan hebben in een verharde discussie als die waar Nederland nu mee te kampen heeft, maar we mogen niet vergeten dat journalisten tegenwoordig wel degelijk meer blijken stil te staan bij de gevolgen van hun werk. En de balans mag dan zo nu en dan zoek raken, een samenleving zonder onafhankelijke pers, zou nog velen malen erger zijn. 34 4 Conclusie In deze laatste etappe van de reflectie op de vraag of het islamitisch fundamentalisme een gevaar vormt voor de persvrijheid, zal op basis van alle hiervoor verkregen resultaten, een inhoudelijke conclusie worden gevormd. Daarvoor zullen eerst alle deelvragen beantwoord worden. Daarna zal de auteur zijn persoonlijke visie geven op de ontwikkelingen. 4.1 Inhoudelijke conclusie Wordt het probleem van fundamentalistische radicalisering verdrongen? Nee. De resultaten van de kwantitatieve krantenanalyse lieten een duidelijke toename zien van islamgerelateerd woordgebruik in krantenartikelen. Aangezien dit het eerst uitgevoerde onderzoek was voor deze reflectie en er dus nog veel gegevens ontbraken, kon aan de hand daarvan nog niet veel gezegd worden. De mogelijkheid dat er sprake was van een publiciteitsgolf14 werd geopperd en nu de resultaten van de inhoudelijke analyses bekend zijn en er gesproken is met kenners uit het vakgebied, blijkt dat die mogelijkheid niet is uit te sluiten. Integendeel, het lijkt erop dat er sprake is (geweest) van een combinatie van een incidentele en structurele publiciteitsgolf. Volgens Vasterman en Aerden (1995) is er in het geval van een incidentele publiciteitsgolf vaak spanning aanwezig. Die spanning zorgt voor een “zeer sterke, zo niet overdreven aandacht voor een onderwerp waarover bezorgdheid is ontstaan.” In dit geval is dat onderwerp dus islamitisch fundamentalisme/ terrorisme. Die toename aan media-aandacht wakkert de al bestaande angst meer aan. Deze wisselwerking is tegenwoordig onder andere goed te zien aan de verharding van het debat, de groeiende polarisering van de samenleving en de toenemende radicalisering bij moslimjongeren. Omdat er sinds 11 september 2001 steeds weer islamitisch geïnspireerde aanslagen worden gepleegd met tussenpozen van minder dan een jaar, krijgen de incidentele publiciteitsgolven geen kans om weg te ebben. Hetzelfde geldt voor de publieke discussie. Na elke aanslag wordt die weer extra opgelaaid en na elke aanslag groeit de kloof tussen moslims en nietmoslims, gevoed door de eveneens groeiende misverstanden en vooroordelen. Een vicieuze cirkel dus. Dit, samen met de ‘structurele publiciteitsgolf’ 15 die met de opkomst van Pim Fortuyn het benoemen van het probleem makkelijker maakte, zorgt ervoor dat het lijkt alsof de media erg stigmatiserend bezig zijn, maar het ligt dus redelijk buiten hun macht. Hoe kritisch zijn journalisten in hun berichtgeving over dit onderwerp, weinig of juist stigmatiserend? Bijna in balans. Journalisten lijken zich steeds bewuster te worden van de 14 Zie begripsbepaling voor toelichting. 15 Zie begripsbepaling voor toelichting. 35 gevolgen van de zojuist behandelde incidentele publiciteitsgolf (die zij mede in stand houden). Daarmee lijkt de structurele publiciteitsgolf langzaam aan weg te ebben. De toon verzacht enigszins, journalisten worden voorzichtiger en reflecteren meer op hun werkwijze en de gevolgen ervan. Meer evenwicht betekent echter niet automatisch minder kritisch: “Je kunt letten op de toon, aan een gelijkwaardige bijdrage van verscheidene partijen en ervoor zorgen dat je zo min mogelijk spanningen veroorzaakt zonder onder te doen aan de feiten”, legt Arie Elshout uit. Van zelfcensuur is dan ook geen sprake. Hoe bang zijn journalisten om gelovigen te beledigen? De angst onder journalisten is groeiende en het onderzoek van de NVJ toont aan dat daar ook wel reden toe is. Bijna de helft van de vijfhonderd journalisten die meewerkten, gaven aan ooit bedreigd te zijn of steeds bedreigingen te ontvangen. De angst is echter (nog) niet zo groot dat het concrete gevolgen heeft op de kwaliteit en onafhankelijkheid van de berichtgeving. Wel is de toon dus iets milder geworden en worden er minder islamcritici aan het woord gelaten. Stroken de uit het onderzoek afkomstige gegevens met de visie van de kenners uit hoofdstuk 3? Ja. Uit de krantenanalyses en interviews komt hetzelfde beeld naar voren. Zo bleek ten eerste dat beladen termen als ‘moslimextremisme’ , vaker voorkwamen dan voorheen en dat liberale moslims of sympathisanten minder in artikelen voorkwamen. Dat komt overeen met de kritiek die Haci Karacaer verwoorde. Verder gaf de inhoudelijke krantenanalyse tekenen van een toenemende prudentie bij journalisten. Dat beeld werd later bevestigd door zowel Hans Verploeg als Arie Elshout die beiden vertelden over de toegenomen zelfreflectie bij journalisten naar aanleiding van bedreigingen en klachten. Vormt het islamitisch fundamentalisme een gevaar voor de persvrijheid in Nederland? Ja. Alleen al het feit dat steeds meer journalisten angst hebben bij het uitoefenen van hun beroep, is een zeer te betreuren ontwikkeling die als gevaarlijk kan worden gezien. Een aantal opiniemakers heeft al bewaking moeten inschakelen. Bovendien is er volgens Verploeg een verschuiving waar te nemen van bedreigingen van opiniemakers uit radicaal islamitische hoek, naar bedreigingen van journalisten uit die contreien. Nu gaat het met de persvrijheid in Nederland nog redelijk goed, maar als dit de voorbode is van een ontwikkeling die door zal zetten, dan kan die niet anders beschreven worden als de nachtmerrie van elke onafhankelijke journalist, liberale, goedwillende moslim en stabiele democratische natie. Is zelfcensuur bij Nederlandse journalisten toegenomen sinds de moord op Theo van Gogh? Van een echte toename lijkt (nóg) geen sprake. Zoals gezegd, zijn journalisten voorzichtiger geworden en staan meer stil bij de gevolgen van hun werk op de maatschappij, maar dat is nog geen zelfcensuur. Het valt echter wel te verwachten dat, als de bedreigingen blijven toenemen, zelfcensuur meer voor zal komen. 4.2 Persoonlijke conclusie Het islamitisch fundamentalisme is een sluipend gevaar voor de persvrijheid in Nederland. Er heerst meer angst bij journalisten, er komen meer bedreigingen voor, maar de zelfcensuur 36 neemt (nog) niet merkbaar toe. Dat is mijn conclusie. Die ‘nog’ maakt mij misschien wel banger dan de eerste opmerking. Het betekent namelijk in wezen dat als er geen verandering in de huidige ontwikkeling optreedt, wij over tien jaar niet alleen met bewaakte politici te maken hebben, maar ook met journalisten onder bescherming. Toch wil ik niet in een doemscenario belanden. Wie zegt dat er geen verandering op zal treden? Antropoloog Martijn de Koning ziet de huidige ontwikkeling van radicalisering bij moslimjongeren, een van de meest besproken punten uit de discussie, als de voorbode van secularisering (NRC Handelsblad, 27-11-’04). Dat zou betekenen dat dit niet meer is dan een soort religieuze puberteit die binnen niet onafzienbare tijd voorbij is gewaaid. Maar wie zal het zeggen. Tot die tijd lijkt me dat de journalistiek niet al te verkeerd bezig is. Uit de krantenanalyses en interviews, is tenslotte gebleken dat ze voorzichtiger hun woorden kiezen en met meer zelfreflectie te werk gaan. Toch blijft er nog dat punt waar Haci Karacaer op wees: de eenzijdige berichtgeving die onbegrip en vooroordelen doet ontstaan. Ik moet toegeven dat ik er zelf nog heel veel moeite mee heb om te zeggen dat het niet de verantwoordelijkheid van de pers is om ervoor te zorgen dat maatschappelijke ontwikkelingen niet uit de hand lopen, dat de pers alleen als taak heeft dergelijke ontwikkelingen te signaleren en erover te berichten aan het publiek. Dat is wat Verploeg en Elshout zeiden in hoofdstuk 3. Ik ben het daar niet geheel mee eens. Ik vind dat de pers als informatiebron voor het publiek wel degelijk verantwoordelijk is voor de informatie die ze verschaft en dús voor de gevolgen die dat met zich meebrengt. Werkt een wapenfabrikant niet indirect mee aan de dood van onschuldige slachtoffers, ook al is het niet zijn intentie? Is de journalistiek in Engeland, waar kranten tegenwoordig de adresgegevens én foto van vrijgekomen pedofielen plaatsen, niet verantwoordelijk als die persoon in elkaar wordt geslagen? Ik zeg niet dat de journalistiek het voorkomen van escalatie van maatschappelijke processen als doel voor ogen moet hebben, maar wel dat het geven van een zo compleet mogelijk beeld van de maatschappij, met alle meningen en ontwikkelingen die ze rijk is, tot haar taken behoort. Ik ben het dan ook voor een groot gedeelte eens met Karacaer. In het huidige grimmige publieke debat, betekent het accentueren van de onderlinge verschillen en een platform bieden voor extreme meningen het voeden van het wij-zij gevoel. Ook al is het uiteraard niet de schuld van de journalistiek dat die verschillen bestaan. Hans Verploeg vertelde dat premier Balkenende hem hierop had aangesproken en dat zijn reactie was geweest: “wij kunnen niet schrijven over iets dat er niet is”. Elshout zei hierover het volgende: “Je ziet de angst bij mensen dat nog meer berichtgeving over dit onderwerp alleen maar olie op het vuur zou zijn, maar wij moeten wel blijven berichten over zaken die gebeuren, dat is onze meldplicht.” Het ontkennen van harmonieuze aspecten binnen een samenleving die de moeite van het berichten waard zijn, gaat uit van een overdreven pessimistisch beeld van de Nederlandse maatschappij. Sterker nog, de harmonie in een multiculturele samenleving is een minstens even wezenlijk aspect als de onderlinge verschillen. Behoort het schrijven hierover dan niét tot de journalistieke meldplicht? Nee, want ‘goed nieuws is geen nieuws’. Waarom niet? 37 Omdat het niet verkoopt. Het klinkt mooi en idealistisch zoals Verploeg en Elshout de journalistieke onafhankelijkheid verdedigen en trots spreken over ‘meldplicht’, maar uiteindelijk moet de krant ook verkocht worden, dus geen goed nieuws. Maar goed. Deze beschouwing begon terecht redelijk positief en zo wil ik dan ook eindigen. Want ondanks de minpunten waar op is gewezen, zijn er uit deze reflectie ook zeker positieve ontwikkelingen naar voren gekomen. Het mag dan gedeeltelijk te danken zijn aan toenemende angst voor bedreigingen en klachten over olie op het vuur, maar de zelfreflectie bij Nederlandse journalisten neemt toe. De gevolgen daarvan, vooral meer voorzichtigheid in de berichtgeving over aan de islam gerelateerde onderwerpen, zijn al merkbaar. Zolang deze ontwikkeling niet doorslaat in zelfcensuur, zitten we op de goede weg. 38 Begripsbepaling Bedreiging: in deze reflectie is sprake van twee vormen van bedreiging. De eerste is de bedreiging die het islamitisch fundamentalisme eventueel voor de persvrijheid zou kunnen vormen. In dit geval wordt onder ‘bedreiging’ verstaan: elke belemmering die voor de persvrijheid ontstaat naar aanleiding van het beangstigen (in welke vorm dan ook) van de uitoefenaars daarvan. Daarmee komen we op de tweede vorm van ‘bedreiging’. Want wanneer wordt iets als bedreigend ervaren en wanneer niet? Dat hangt uiteraard af van de persoon. Hier wordt de volgende definitie gehanteerd: elke verbale, schriftelijke of fysieke handeling die naar aanleiding van het werk van een journalist of opiniemaker wordt verricht en als doel heeft om, met behulp van angst, het werk van die journalist of opiniemaker zodanig te beïnvloeden dat het ten koste gaat van de persvrijheid of vrijheid van meningsuiting. Er wordt bij deze definitie dus vooral uitgegaan van de achterliggende motieven van de dreiger en minder van het gevoel bij de bedreigde. Incidentele publiciteitsgolf: één van de twee te onderscheiden soorten publiciteitsgolven. Een incidentele publiciteitsgolf is de plotselinge toename van aandacht voor een bepaald onderwerp ten gevolge van een opvallende gebeurtenis en duurt meestal niet langer dan een week of enkele maanden. Name calling: het aanduiden van een idee, persoon of product met een woord dat een negatieve connotatie heeft. Stigmatiserend: wanneer in deze reflectie iets als stigmatiserend wordt omschreven, wordt daarmee verwezen naar het irrealistische, onvolledige beeld dat het omschrevene oproept. Zodra het weglaten, verfraaien of verdraaien van relevante feiten in negatieve zin tot een irrealistisch of onvolledig beeld van de werkelijkheid leidt, is er sprake van stigmatisering. Structurele publiciteitsgolf: één van de twee te onderscheiden soorten publiciteitsgolven. Structurele publiciteitsgolven “zijn uitdrukkingen van veranderingen in de tijdsgeest of de heersende moraal” (Vasterman en Aerden, 1995, p 169). Deze komen vaak tot uitdrukking in een directere benadering van onderwerpen. Zelfcensuur: censuur op wat men zelf doet, schrijft, publiceert e.d.: zelfcensuur van journalisten van gevoelige onderwerpen. 39 Bronnenlijst Literatuur Armstrong,K.(2000). The battle for god. Fundamentalism in Judaism, Christianity and Islam. Londen: HarperCollinsPublishers. Boer.C.de, Brennecke,S.I.(1999) Media en publiek. Theorieën over media-impact. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Evers,H.(1994). Media-ethiek. Morele dilemma’s in journalistiek, voorlichting en reclame. Groningen: Wolters-Noordhoff. Geerts,prof.dr.G, Boon,Drs.T.den(1999). Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen: Van Dale Lexicografie BV. Kussendrager,N., Lugt,D.van der & Rogmans,B.(1997) Basisboek journalistiek. Achtergronden, genres, vaardigheden. Groningen: Wolters-Noordhoff. Leemhuis,F.(1990) De Koran. Houten: Uitgeverij Het Wereldvenster. Parrinder,prof.E.G.(1976) Wereldgodsdiensten. Amsterdam: Agon Elsevier. Phalet, K. en Wal, J. ter (2004) Moslim in Nederland. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau Sterk,G.(red.)(2000). Media en allochtonen. Journalistiek in de multiculturele samenleving. Den Haag: Sdu Uitgevers. Vasterman,P., Aerden,O.(1995) De context van het nieuws. Groningen: WoltersNoordhoff. Essays Burmeister,C.B.S.(2000). The rise of Islamic fundamentalism – over or under-rated as a threat to (South African) national security. Pretoria: The South African Defense College Internetpublicaties/ websites Burek,J., Norton,J.(2001) Q&A Islamic fundamentalism. Internet: www.csmonitor.com/2001/1004/p25s1-wosc.html Redactie Omroep Brabant (26-07-2005) Krol op anti-homosite met dood bedreigd. Internet: http://www.omroepbrabant.nl/?id=48020 Redactie ‘Islam tomorrow’ (2001). What is Islam? Internet: http://www.islamtomorrow.com/attacks_on_us.htm 40 Redactie wikipedia. Islam. Internet: http://nl.wikipedia.org/wiki/Islam Ali,A.H.(2005). Weg met de zelfcensuur. Internet: http://www.villamedia.nl/n/nvj/nieuws/2005mei3redehirsiali.shtm Rauf96.supanet.com/ phosel.htm Kranten Donker,B.(2005). De krant antwoordt. Krant: NRC Handelsblad. Hagen, P. (2005) Begrippen als ‘moslimterreur’ stigmatiserend. Krant: NRC Handelsblad. NRC Handelsblad 01-08-2004 – 31-01-2005. Oostveen,M.(2004). De knip- en plak-islam. Krant: NRC Handelsblad. Volkskrant 01-08-2004 – 31-01-2005. 41 42 Bijlage De analyses 43 44 Bijlage De analyses AUGUSTUS 1. (opinie) Politiek moord deugt? Onderwerp: Toespraak Balkenende Inhoud: geen Woordkeuze: De schrijfster gebruikt, waar dat helemaal niet nodig is, als illustratie de woorden ‘moslimterrorisme’ en ‘moslimfundamentalist’. Door (en dat is vaker voorgekomen) een op zichzelf neutraal onderwerp te illustreren met beladen termen als deze, geef je ze extra kracht en aandacht. Nuancerend: niet. Boodschap: politieke moord is niet goed te keuren. Kritiek: op Balkenende. 2. (nieuws) Moslimpartij? Onderwerp: Is een moslimpartij mogelijk? Inhoud: een beetje: ‘Er is niet zoiets als “de moslim”.’ Vorm: columnist Ebru Umar (degezonderoker.nl). Woordkeuze: het opvallendst is de uitspraak van Benzakour: ‘Er is een hetze aan de gang tegen moslims.’ Nuancerend: Ja. Door de diversiteit aan meningen. Boodschap: Een moslimpartij is zeker niet uit te sluiten, maar of het een succes zou zijn...? Kritiek: ja. Zowel op de fundamentalistische islam als op de polariserende, bevooroordeelde visie van veel Nederlanders. 3. (nieuws) Meer terreurbestrijding, minder privacy Onderwerp: Minder privacy, meer bevoegdheden AIVD Inhoud: geen Woordkeuze: Hier gebeurt iets interessants! Van het begin af aan, worden alleen maar neutrale termen gebruikt ‘terrorisme’, terrorist’, terreur’. Het verhaal gaat tenslotte over de maatregelen tegen terrorisme in het algemeen. Aan het einde worden voorbeeldzaken genoemd: ‘iemand voor ronselen voor de gewapende strijd’, dat zou nog over van alles kunnen gaan. Maar vervolgens wordt alleen nog ‘de jihad’ genoemd. Juist door het contrast tussen heel neutraal en heel specifiek (‘de jihad’), wordt het beeld geschept dat specifiek de jihad een groot gevaar vormt. Nuancerend: nee. Bijna polariserend/stigmatiserend. 45 Boodschap: minder privacy is de prijs voor meer veiligheid. EN: de islamitische jihad vormt een groot gevaar. Kritiek: geen directe. 4. (opinie) Radicale moslims breken met traditie Onderwerp: irrelevantie van traditionele cultuur bij radicalisering Inhoud: een beetje. ‘islamitisch salafisme (het fundamentalistisch godsdienstig radicalisme) is juist vooral een gevolg van de mondialisering en verwestering van de islam.’ Er wordt verder ingegaan op de verwestering van de islam. Ook wordt uitgelegd hoe de Talibaan redeneert. Vorm: schrijver zelf: Olivier Roy, franse socioloog. Woordkeuze: veel neutrale termen. Uitleggerig, objectief. Nuancerend: ja. Het stuk werkt nuancerend, omdat er veel vergelijk wordt getrokken tussen islam en andere godsdiensten. Er wordt bovendien redelijk veel uitgelegd over de islam, ook dat werkt nuancerend. Boodschap: de botsing tussen culturen is niet de oorzaak van radicalisering van de islam, maar de hedendaagse geloofsbeleving en verlies eigen cultuur. Kritiek: geen. 5. (nieuws) ‘Straks de hele dag dat islam-gejammer’ Onderwerp: gebedsoproep en weerstand ertegen. Inhoud: weinig tot geen. Woordkeuze: enkele zeer kritische associaties: ‘oprukt’ (als een leger), ‘overheersen’, ‘discrimerende’, beide laatsten met bertrekking tot de islam. Nuancerend: weinig. SGP’er Pieter Oskamp krijgt aanzienlijk meer het woord dan de moskeevoorganger. Desondanks is er wel sprake van hoor en wederhoor. Boodschap: de islam wordt steeds zicht- en hoorbaarder. Kritiek: alleen de SGP’er zelf uit kritiek. Dat maakt het stuk niet persé óók kritisch. 6. (opinie) Provocatie Onderwerp: Ayaan Hirsi Alis film Submission. Inhoud: geen. Woordkeuze: door te zeggen dat Ali ‘hoopte dat de hele moslimwereld over haar heen zou vallen’, dat ‘ze van stoere, xenofobe mannentaal houdt’ en ‘met een dubbele tong spreekt’, wordt aardig duidelijk dat de auteur niet erg op haar is gesteld. Ook de AEL komt er bekaaid vanaf. Dat zijn ‘onfrisse mannen’. Nuancerend: geen. Boodschap: Ayaan heeft genoeg geprovoceerd, waar zijn de feiten?! Kritiek: op Ali en de AEL. 7. (opinie) De VVD over de Koran Onderwerp: geweld tegen vrouwen en de interpretatie van de Koran 46 Inhoud: redelijk veel. De letterlijke interpretatie van de islam krijgt vrij veel aandacht. De ondergeschiktheid van de vrouw wordt hieruit gelicht. Vorm: schrijver zelf. Woordkeuze: veel negatieve associaties met de islam: ‘vrouwvijandig’, ‘mishandeling’, ‘uithuwelijking’, ‘importbruiden’. Er wordt een sterke link gelegd tussen de islam en geweld. Nuancerend: omdat ook de bijbel wordt genoemd als een boek waarin zeer achterhaalde zaken staan, heeft het stuk wel enigszins een nuancerende werking. Toch is het vooral kritisch. Boodschap: letterlijke interpretatie van de islam leidt tot geweld. Kritiek: ja. Op zij die de islam misbruiken voor hun eigen goed en/of anderen angst aan te jagen of te onderdrukken. 8. (opinie) Minderwaardige en lafhartige kritiek Onderwerp: de film Submission. Inhoud: ja. De Koran zegt niet dat je vrouwen mag slaan. Vorm: auteur zelf. Woordkeuze: de auteur noemt Ayaan Hirsi Ali een ‘afvallige moslima’ die ‘respectloos en op een ongenuanceerde manier’ de islam ten gronde wil richten ‘door de islam enkel uit te leggen als vrouwonvriendelijk en extreem’ Nuancerend: de auteur geeft toe dat Ali in haar recht staat kritiek te hebben op de islam. Boodschap: Ali zou haar positie moeten gebruiken om constructiever aan het probleem van geweld tegen vrouwen te werken. Kritiek: op de werkwijze van Ayaan Hirsi Ali. 9. (opinie) Ayaans missie Onderwerp: de film Submission Inhoud: ja. In de Koran staan verouderde normen en waarden. De Koran heeft voor moslims een geheel andere waarde dan de bijbel voor christenen. Van vrije interpretatie in veel minder sprake. Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: Theo van Gogh wordt ‘beroepsprovocateur’ genoemd. Submission is ‘godslastering voor moslims’. Het feit dat het geweld tegen vrouwen dankzij Hirsi Ali op de politiek agenda is komen te staan, is ‘een verdienste’. Haar aanpak is ‘niet altijd even effectief’. Nuancerend: ja. De auteur dat de Koran vrouwonvriendelijke/discriminerende teksten bevat en dat de intentie van Ali juist is. Dat nuanceert redelijk. Boodschap: wellicht zou een andere, minder polariserende aanpak van het probleem effectiever zijn. Kritiek: op Ali. Teveel provocatie. 47 SEPTEMBER 10. (opinie) Film Ayaan ontroert door puurheid Onderwerp: de film Submission Inhoud: een beetje. ‘...mijn islam ziet de seksualiteit van de vrouw als heilig, waar niemand aan mag komen zonder toestemming van haarzelf of god. Mijn islam zou nooit geweld jegens de vrouw goedkeuren en mij nooit dwingen met een man te trouwen en alleen jongens te baren. Vorm: de auteur zelf. Haar persoonlijke interpretatie van de islam vormt de informatiebron. Woordkeuze: Drukt sympathie uit met Ali: ‘Hirsi Ali en Theo hebben niets minder gedaan dan het blootleggen van de wreedheden van de islam door middel van kunst.’ EN: ‘Waarom moslimorganisatie niet open staan voor de film is mij een raadsel.’ En: ‘De moslimgemeenschap kijkt al eeuwenlang toe en werkt mee aan het lijden van vrouwen in naam van de islam.’ Nuancerend: ja. Het stuk werkt nuancerend, omdat het een positieve kant van de islam toont en ruimte voor kritiek openlaat. Boodschap: de islam is tegen vrouwen mishandeling. En: Ayaan is goed bezig. Kritiek: op alle vrouwonvriendelijke moslims. 11. (opinie) De Koran is de bijbel niet Onderwerp: de film Submission Inhoud: weinig. Fatwa wordt genoemd, niet uitgelegd. Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: ‘misselijke’ slaat op de wijze waarop praktiserend moslims de Koran letterlijk nemen. ‘…onderdanigheid’ op de grote hiërarchische structuren van de islam en ‘hulde’ voor de ‘inzet en moed van Ayaan’. Nuancerend: ja. ‘...daargelaten de vorm’ heeft betrekking op de werkwijze van Ali. Die wordt door de auteur niet op prijs gesteld, maar haar doel wel. Boodschap: de islam wordt terecht bekritiseerd. Kritiek: op moslims die de Koran letterlijk nemen en misbruik maken van hun religie. 12. (opinie) Scheer moslims niet allemaal over één kam Onderwerp: de film Submission Inhoud: zeer veel. Het hele stuk is uitleg van de islam/Koran. Vorm: de auteur zelf op basis van zijn eigen ervaringen. Woordkeuze: ‘hysterisch’ slaat op een column van Afshin Ellian. Dit stuk is een reactie daarop. Nuancerend: ja. Het stuk werkt objectiverend in het debat over (de gevaren van) de islam. Boodschap: volgens de islam is de keuze steeds aan het individu. Kritiek: op Ellian. 48 13. (opinie) ...en zelfstandig denken over goed en kwaad (deel twee van twee) Onderwerp: de groeiende kloof tussen wel en niet-moslims in Nederland Inhoud: zeer veel. Het huidige fundamentalisme is het gevolg van een machtstijd die gaande is in het Midden-Oosten en de explosieve cocktail van globalisering, corruptie, gebrek aan democratie en religieuze en culturele armoede. ‘Het debat wordt in Nederland door de witte elite gedomineerd, waardoor wordt vergeten dat de huidige islam meer een maatschappelijk verschijnsel is, dan een theologisch doorwrocht geloof. Vorm: de auteur is directeur van de grootste islamitische koepelorganisatie in Nederland Milli Görüs. Woordkeuze: (zie ‘inhoud’) ‘vrijblijvend’ (laatste zin, tweede alinea) is een veelzeggend woord, omdat het verandering van 11-09-2001 symboliseert. Het aan dat ‘moslim’, ‘islam’ en ‘Koran’, beladen termen zijn geworden. Het noemen van ‘moslims’ en ‘misdadigers in één zin, zorgt in dit geval voor een duidelijk onderscheid tussen die twee. Nuancerend: ja. De auteur is niet beroerd om ook te zeggen waar het de moslimgemeenschap aan ontbreekt, namelijk sociale participatie. Ook citeert hij al-Arabiyadirecteur Rahman al-Rashid: ‘Niet alle moslims zijn terrorsiten, maar bijna alle terrorstien zijn wél moslim. Wat zegt dat over ons (lees: moslimgemeenschap?’ Boodschap: moslims moeten op zoek nar hun wortels, ze moeten de islam herbestuderen en meer sociaal participeren. Kritiek: ja, op alle partijen die meewerken aan de polarisatie. 14. (opinie) Die gelovigheid zouden ze wel afleren Onderwerp: secularisatie van de islam. Inhoud: een beetje. ‘De islam heeft, net als het christendom, totalitaire aanspraken.’ Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: niet bijzonders Nuancerend: ja. Hij heeft kritiek op (hoe) het gedrag van beide partijen (is geweest): Nederland en de islamitische immigranten. Boodschap: Nederland heeft té lang laks gedacht: ‘De strengheid van de islam slijt wel met de tijd. Nu moet er alsnog moeite gedaan worden om de islam en haar cultuur een plaats te geven. Kritiek: ja. Op Nederland en de moslimgemeenschap. 15. (nieuws) Film verkeersborden, zegt het Al Qa’ida-handboek Onderwerp: terroristenverkenners en hun handboek op internet. Inhoud: ja. Terroristen gaan vaak al jaren eerder op verkenningstochten naar mogelijke doelen. Vorm: auteur zelf. Woordkeuze: Jemeniet’ en ‘Saudiër’ nuanceren, omdat het voor de verandering is niet over Marokkanen gaat. Ook ‘vier mannen’ neutraliseert en ‘de gezegende aanslagen’ benadrukt de slechtheid van de terroristen. 49 Nuancerend: ja. (zie ‘woordkeuze’) Boodschap: (zie ‘onderwerp’) Kritiek: geen. 16. (opinie) Erken het verschil tussen moslims en niet-moslims Onderwerp: het samenleven van moslims en niet-moslims. Inhoud: zeer veel. Het belangrijkste zijn de cijfers die hij geeft en de quote van President Musharraf. Vorm: de auteur, David Pinto, is hoogleraar/directeur van het Intercultureel Instituut in Amsterdam (ICI) Woordkeuze: ‘moslimimmigranten’ maakt gelijk duidelijke over wie het stuk gaat. Nuancerend: Als wetenschapper zijnde, schrijft Pinto vooral over feiten, hij is objectief en neemt echt afstand van beide partijen en benadrukt de zware, moeilijk taak die hen beide staat te wachten. Boodschap: Er moet een gedragsgids komen. De verschillen tussen moslims en niet-moslims moeten aanvaard worden. Erkenning en onderkenning is de voorwaardes van verbetering. Kritiek: ja. Op beide partijen. 17. (opinie) Veel moslima’s staan zwijgend achter Ayaan Onderwerp: geweld tegen vrouwen. Inhoud: geen. Er wordt alleen geconstateerd, niets nieuws vertelt. Woordkeuze: er is sprake van zeer associatief woordgebruik. ‘Allochtoon’ en ‘moslima’ worden wisselend gebruikt alsof ze hetzelfde betekenen. Nuancerend: niet. De islam wordt uit de problematiek gelicht als enige schuldige. Het geweld ten gevolge van de islam wordt benadrukt. Boodschap: allochtone (moslim)vrouwen zijn vaker slachtoffer van huiselijk geweld dan anderen. Kritiek: ja. Op de discriminerende aspecten van de islam. 18. (opinie) Heiligeverklaring Hirsi Ali treft geen doel Onderwerp: reacties op Submission Inhoud: een beetje. (islamitisch) Geweld tegen vrouwen komt overal voor: Nigeria, Pakistan, Iran, Indonesië enz. Vorm: auteur zelf. Woordkeuze: ‘massaal, soms bijna hysterische heiligeverklaring van Ayaan.’ Hij is het er duidelijke niet mee eens. Nuancerend: Hij is het eens met haar ideaal, maar niet haar werkwijze. Boodschap: het geluid over Submission is hol, als het komt van mensen die niet inzien hoe het op moslims overkomt. Kritiek: ja. Op Ayaan Hirsi Ali en de islam. 50 OKTOBER 19. (nieuws) Bekende terrorisme-zaken in Nederland Onderwerp: terrorisme in Nederland Inhoud: geen. Niet relevant. Woordkeuze: hier niet van toepassing Nuancerend: woorden als ‘islamitisch’ en ‘Marokkaans’ worden hier alleen gebruikt wanneer ze echt relevant zijn. Boodschap: Nederland heeft al aardig wat meegemaakt. Kritiek: nee. Dit artikel leent zich er niet voor. Wel zijn drie van de vier gebeurtenissen inde reeks, islamitisch van aard. 20. (opinie) ‘Opleiding imam het beste in Turkije’ Onderwerp: imamopleiding in Turkije en een westerse variant van de islam. Inhoud: veel. Over de visie van imams in Turkije, statistieken over moslims en moskeeën in Nederland, de Ramadan (Turkse vastenmaand) wordt behandeld evenals islamitisch geïnspireerde politiek, islamitische scholen (verschillende takken) en de Soennitische, gematigde islam van Turkije. Vorm: de Turkse minister van Godsdienst Mehmet Aydin. Woordkeuze: neutraal. Nuancerend: de minister geeft toe dat de Nederlandse taal belangrijk is voor imams die hier willen werken, maar de opleiding hoeft daarvoor niet naar Nederland te verhuizen. Boodschap: een westerse variant van de islam is mogelijk en belangrijk. Imam helemaal in Nederland opleiden is een slecht idee. Kritiek: op niet-moslims die zich niet enigszins verdiepen in de islam, maar wél hun oordeel klaar hebben. 21. (opinie) Moslims zijn niet eng Onderwerp: islam in Nederland en in Frankrijk, een vergelijking in benadering. Inhoud: erg veel. De politieke aanpak van de allochtonenkwestie wordt vergeleken, de hoeveelheid gemengde huwelijken, demografische statistieken en een vergelijking van de mate van verwestering van de islam in beide landen. Vorm: de auteur zelf en resultaten van sociologische onderzoeken. Hij is correspondent. Woordkeuze: er wordt met een kritische blik naar Nederland gekeken. Dat blijkt uit woorden en opmerkingen als: ‘moslimbashing’, ‘sombert’, ‘diabolisering’ ‘allochtoon is een stigma’. Hij vergelijkt de Franse en Nederlandse wijze van benoemen: ‘gastarbeiders’ en immigranten’. Hij nuanceert met een aanduiding als deze: ‘ Nederlandse Turken en Marokkanen’. Nuancerend: ja. ‘Franse moslims kiezen voor respect voor de democratie boven solidariteit met hun geloofsgemeenschap.’ Ze zijn tegen de wreedheden in Irak, maar terugval naar fundamentalisme en radicalisering of zelfs terrorisme is een kleine stap voor de jongeren. 51 Boodschap: Frankrijk kiest voor integratie, Nederland voor polarisatie. ‘Het wordt tijd dat Nederland zijn bange, politieke incorrectheid aflegt voor zijn vertrouwde nuchtere en pragmatische benadering. Kritiek: op de Nederlandse polarisatie. 22. (opinie) Ik heb geen spijt van mijn besnijdenis Onderwerp: besnijdenis (bij jongens en meisjes) Inhoud:veel. Besnijdenis werd van origine om hygiënische redenen gedaan. Vrouwenbesnijdenis wordt in de Koran afgeraden. Vorm: de auteur en Koran. Woordkeuze: ‘Geen sprake van’ wordt gebruikt om afkeer van meisjesbesnijdenis te benadrukken. Nuancerend: het stukje biedt feitelijke, objectieve informatie en werkt als geheel nuancerend. Boodschap: afschaffing van jongensbesnijdenis is niet goed, afschaffing van meisjesbesnijdenis wel. Kritiek: op Ayaan Hirsi Ali. 23. (opinie) Waarom ik moslims wel eng vind, voorlopig Onderwerp: gevaar van radicalisering. Inhoud: minimaal. Vorm: eigen kennis. Woordkeuze: niets bijzonders. Nuancerend: ja. ‘Niet alle moslims zijn eng.’ ‘Ieder geeft een eigen invulling aan wat hij gelooft.’ Boodschap: de islam kán gevaarlijk zijn. Kritiek: ja. Op de islam. 24. (nieuws) Moslims bang voor radicalisering jeugd Onderwerp: verwestering islam. Inhoud: veel. De meeste moslims zijn antifundamentalistisch, zij maken zich over de radicalisering van de jeugd, de moslimelite is fel tegen conservatieve imams Vorm: geïnterviewde imams en sociologe Klaus. Woordkeuze: ‘onacceptabel’, ‘gevaarlijk’. Dat zei de moslimelite over het conservatisme/ fundamentalisme. Nuancerend: Net als andere stukken met veel inhoud over de islam, heeft dit stuk een nuancerend effect. Er komen veel verschillende mensen met eigen meningen aan het woord en het is objectief geschreven. Boodschap: het is belangrijk dat regeringen investeren in opleidingen voor imams. Er moet een Europese/ westerse islam komen. Turkije en Saudi-Arabië moeten niet meer imams exporteren. 52 Kritiek: ja. Op de export van imams vanuit Turkije en Saudi-Arabië. En op de regeringen die niet genoeg aandacht besteden aan de opleidingen en de moslimgemeenschap. 25. (nieuws) Foute arrestaties komen als boemerang terug Onderwerp: de aanpak van terrorisme en communicatie naar het volk toe. Inhoud: veel. Nuancerende informatie over moslimterrorisme (dat is versplinterd en moeilijk/ onmogelijk te infiltreren). Vorm: inlichtingenexpert Coen Wiebes. Woordkeuze: de kritiek die hij heeft verwoordt hij met het cynische ‘..geregeld, kennelijk’, ‘...beeld scheppen van alerte overheid.’ Nuancerend: ja. Ook weer dankzij het hoge informatiegehalte. Dat maakt dat het een objectief stuk wordt dat bovendien begrip bij de lezer kweekt door te informeren. Moslims worden in dit stuk betrokken bij de problematiek als gelijkwaardige partij met dezelfde baten en intenties, maar ze worden als slachtoffer van ‘hun eigen’ terrorisme neergezet. Boodschap: communicatie over terrorisme ligt erg gevoelige en moet aan zeer strenge eisen voldoen. Kritiek: ja. Op de klungelige communicatie van de Nederlandse overheid. 26. (nieuws) Burgemeester moet AIVD tippen Onderwerp: oproep aan gemeenten om radicalisering goed te monitoren. Inhoud: geen. Woordkeuze: er is vooral verslag gedaan, dus er staan veel quotes in. Toch worden er ook weer direct verbanden gelegd tussen ‘terrorisme’ en ‘moslims’. Nuancerend: nee. Er is geen reactie uit de moslimgemeenschap gevraagd en er staat verder niets in wat voor evenwicht zorgt. Boodschap: Nederland is alert op radicalisering van moslimjongeren. Kritiek: ja. Op de islam. 27. (nieuws) Bulgur en köfte voor daklozen Onderwerp: de Ramadan Inhoud: ja. Veel uitleg van de Ramadan en de vijf zuilen van de islam. Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: bij dit stuk weegt hetgeen dát er wordt gezegd zwaarder dan hoé het wordt gezegd. Nuancerend: heel veel. De aardigheid van de islamitische initiatiefneemster wordt erg benadrukt. Op zes andere manieren wordt aangetoond dat de islam ook goed kanten heeft. Verder wordt er ook iemand aan het woord gelaten die vertelt over aanslagen van fundamentalistische christenen in Amerika. Boodschap: Ramadan maakt het beste in moslims los. EN: De islam heeft ook goede kanten. Kritiek: ja. Op de kritiek op moslims. 53 NOVEMBER 28. (opinie) De knip- en plak-islam Onderwerp: radicalisering moslimjongeren. Inhoud: uitgebreid. De geïnterviewde, Martijn de Koning, is antropoloog en gespecialiseerd in dit onderwerp. In het interview komen redelijk wat termen voor die ook worden uitgelegd. Uiteraard wordt het huidige proces van radicalisering van Nederlandse moslimjongeren ook aan bod. Vorm: Het is vooral De Koning die uitlegt. De auteur doet dat ook, maar alleen aan de hand van zijn informatie. Woordkeuze: opvallend in vergelijking met andere artikelen over dit onderwerp, is dat er veel ‘technische’ (islam)termen voorkomen en ook worden uitgelegd: ‘halal’, ‘haram’, ‘islamisering’, ‘radicalisering’, ‘salafist’, individualisering’, ‘secularisering’. Nuancerend: De Koning is al lang met zijn onderzoek bezig en heeft zijn conclusies al meerdere malen aangepast. Zijn verhaal is in zijn geheel dus erg genuanceerd. Als onderzoeker maakt hij objectieve observaties wat op zichzelf al nuanceert. Hij beschrijft radicalisering in een wetenschappelijke context. Boodschap: De radicalisering van moslimjongeren, wordt veroorzaakt door de vele vragen die ze hebben en de groeiende kloof tussen hen en hun ouders/ imams en dus individualisering. De ontwikkeling zal doorzetten naar secularisering, en lijkt op de Nederlandse ver- en ontzuiling van de jaren twintig- zestig. Kritiek: Hij analyseert met een kritische blik de radicalisering van de moslimjongeren in de Nederlandse samenleving. Kritiek op iets of iemand heeft hij niet. 29. (nieuws) Zanger Khaled: ‘Mohamed B. Is een smeerlap die haat zaait’ Onderwerp: moord op Theo van Gogh. Inhoud: geen. Woordkeuze: Khaled heeft nogal populistische uitspraken gedaan. Hierdoor staan er woorden als: ‘smeerlap’, ‘haat’ en ‘plaag’ in. Vooral die laatste opvallend, omdat het insinueert dat Nederland al door meerdere Mohammed B.’s bestookt wordt. De laatste zin benadrukt wel weer de slechte reputatie van Marokkanen. Nuancerend: weinig. Wel wordt duidelijk dat Khaled alleen tegen Mohammed B. is en niet tegen de hele islam. Boodschap: de daad van Mohammed B. wordt door de meeste moslims afgekeurd. Zij zijn gesteld op wat zij hebben bereikt (wat integratie betreft). Kritiek: alleen richting Mohammed B. (en alle gelijkdenkende). 30. (opinie) Nederland is geen land voor lange tenen Onderwerp: vrijheid van meningsuiting/ spot 54 Inhoud: alleen moslims zogenaamd minder tolerant zouden zijn dan christenen. Het wordt gepresenteerd als feit. Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: de toon is vrij spottend en kritisch: ‘Mohammed, geprezen zij zijn naam’, ‘muisgrijze ezel’, ‘ik nam hem van achteren’, ‘met de dood bedreigd’, ‘is zijn leven niet zeker’, ‘islamofobie’, ‘slachtofferidee’. Nuancerend: in het begin lijkt het een genuanceerd stuk, maar tegen het einde wordt duidelijk dat dat alleen maar werd gedaan om later de mening van de schrijver nog sterker te benadrukken. Boodschap: moslims moeten zich toleranter opstellen, zich bevrijden van hun slachtoffergevoel en accepteren dat de vrijheid die ze in Nederland kennen, een prijs heeft. Kritiek: ja. Op de intolerantie van de moslimgemeenschap. 31. (nieuws) ‘Ik wil waarschuwen tegen illusie van onkwetsbaarheid’ Onderwerp: de moord op Theo van Gogh. Inhoud: alleen het feit dat moslimterrorisme geen gevolg is van een botsing van beschavingen. Vorm: citaten van kamerlid Femke Halsema. Woordkeuze: het woordgebruik is vrij politiek correct. Nuancerend: een beetje. Alleen het woordgebruik is genuanceerd, de inhoud heeft verder nuancerend effect. Boodschap: de moslimgemeenschap is zelf het grootste slachtoffer van door islam geïnspireerde terroristische aanslagen. Kritiek: ja, maar alleen op de daad van Mohammed B., niet op de islam. 32. (opinie) De stelling van René van Swaaningen: Moslimfundamentalisme ontstaat niet door laksheid Onderwerp: de moord en diens criminologische en veiligheids-technische gevolgen. Inhoud: geen. Woordkeuze: opvallend is de doom-sceario-achtige toon die uit het stuk spreekt. Er worden zware woorden gebruikt als ‘veiligheid’ die op de hele samenleving slaan: ‘terrorisme’, ‘paniek’, ‘doodsbang’. Anderzijds valt op hoe getracht wordt toch zo neutraal mogelijk te schrijven. Daarvoor worden dan algemene termen gebruikt zoals: ‘terrorisme’ (zonder naar moslims te verwijzen) en ‘groepen’ i.p.v. ‘moslims’. Nuancerend: wat islam-stof betreft, hier niet van toepassing. Het stuk gaat vooral over criminologie. Het woord ’moslimterrorisme’, dat toch ook wordt gebruikt, komt wat betreft hard aan. ‘Moslim’ had daar ook weggelaten kunnen worden. Boodschap: om het probleem van moslimterrprisme het hoofd te bieden en niet te verzanden in een militaristische heilstaat, moet gekozen woren voot meer analyse en vooral preventie van het probleem. Dit moet door middel van communicatie gebeuren met de zogenaamde ‘middengroepen’, moslims van de sociale middenklasse. 55 Kritiek: nee, alleen objectiviteit. 33. (nieuws) ‘Intergratie gaat veel langzamer dan politici denken’ Onderwerp: de generalisering van moslims en Marokkanen. Inhoud: geen. Woordkeuze: Het stuk verwoord de kritische blik van Eerste Kamerlid Sam Pormes (Molukse achtergrond?), op het gedrag van de politiek. Hij gebruikt bewoordingen als ‘verdomhoekje’, ‘geen idee’ (lees: de Nederlandse politiek), ‘getrapt’ (in een hoekje). Er spreekt boosheid en frustratie uit zijn toon. Nuancerend: redelijk. De hete aardappel wordt eens op het borfd van een ander gelegd. Boodschap: de Nederlandse politiek generaliseert moslims en Marokkanen teveel. ‘Hetzelfde ging het met de Molukkers inde jaren zeventig/tachtig.’ Kritiek: alleen op de politiek. 34. (nieuws) Dappere dicussies tegen de treurnis Onderwerp: Discussie tussen journalisten en politici Inhoud: geen. Woordkeuze: niets opvallends. Nuancerend: er worden verschillende meningen gehoord. Boodschap: men is het nog niet eens over wat er gedaan moet worden en dat zal nog wel even duren. Kritiek: weinig tot geen. 35. (opinie) Dit is iets nieuws: moslimterreur Onderwerp: de opkomst van het moslimfundamentalisme. Inhoud: niet veel. Er owrdt met veel termen gegooid, maar hij gaat nergens echt op in. Hij zegt wel: ‘aanslagen als die van gisteren worden niet gepleegd door een cultuur, religie of sociale groep. Ze worden gepleegd door radicale moslimstrijders met een fundamentalistische uitleg van de Koran, niet spoernd met de uitleg van de overgrote meerderheid van de moslims. Vorm: eigen kennis en citaten. Woordkeuze: Van Aartsen heeft net sit stuk vooral willen laten zien dat hij voor dadkracht/ sterk leiderschap is. Hij wilde ook heel duidelijk het radicale fundamentalisme als onderwerp isoleren.. hij noemt het om die reden vaak bij ‘zijn naam’. En heeft hij het over ‘sharia’, ervan uitgaande dat iedereen weet wat het is en gebruikt ‘jihadist’ vaak. Over het algemeen lijkt hij vooral te willen zeggen: ‘Kijk eens wat een leiderschap.’ Nuancerend: (zie ‘inhoud’). Hij bekritiseerd sterk het radicale fundamentalisme, maar waarschuwt tegelijk voor stigmatisering. Boodschap: de maatschappij is verhard dus ook de aanpak moet verharden. Kritiek: veel, op het fundamentalisme. 56 36. (opinie) Zij zijn de schuld Onderwerp: de reacties op de moord Inhoud: geen. Woordkeuze: niet erg van toepassing hier, omdat het vooral quotes zijn. Wel sprekt er een zeker cynisme uit het stuk. Nuancerend: ja, nuancering is het doel van het stuk. De verzameling meningen zorgt daarvoor. Boodschap: nu denkt men vrij generaliserend. Iedereen roept elkaar na, ter compensatie voor de lange stilte? Kritiek: geen. Alleen observaties. 37. (opinie) Aanslag op de democratie Onderwerp: de moord. Inhoud: geen. Woordkeuze: er wordt geciteerd: ‘de wreedheid van de islam jegens vrouwen’ (Ayaan Hirsi Ali) om de standpunten van Ali weet te geven. Dat werkt objectiverend. Het is namelijk duidelijk dat de auteur het er niet mee eens is. Nuancerend: redelijk. De auteur erken de beledigende aard van het werk van Theo van Gogh, maar wijdt het stuk aan een betoog dat een aanslag op het vrij woord onacceptabel is. Boodschap: in een democrarie moet je open kunnen staan voor kritiek ( vrijheid van meningsuiting). Als moslims in Nederland dat niet zijn, moeten ze het worden. Kritiek: ja. Op de intolerantie van de moslimgemeenschap jegens kritiek op hun religie. 38. (nieuws) Filmmaker Theo van Gogh vermoord Onderwerp: de moord. Inhoud: geen. Woordkeuze: er wordt twee keer gesproken van een ‘Marokkaanse Nederlander’, later van ‘verdachte’. Waarom mag wel worden gezegd dat het een Marokkaan is, maar niet een moordenaar (bijv.)? Nuancerend: n.v.t. Het is puur een nieuwsartikel, er komt geen mening of inhoud in voor. Boodschap: Van Gogh is vermoord, de verdachte zit vast. Kritiek: geen (n.v.t.) DECEMBER 39. (opinie) De politieke islam is een mislukt concept Onderwerp: de grens aan vrijheid van meningsuiting. Inhoud: zeer veel. Het hele stuk draait om het overbrengen van de boodschap (zie ‘boodschap’) d.m.v. uitleg van de islam. De auteur richt zich vooral, zeer kritisch, op de fundamentalistische, onverdraagzame islam. Er wordt veel geschiedenis besproken. 57 Vorm: de auteur zelf. De uitleg richt is gebaseerd op de kennus en ervaring van arabist Marcel Kurpershoek. Na bestudering van de arabisch/islamitische wereld komt hij tot zeer scherpe, kritische bevindingen. Woordkeuze: zijn bevindinge/ zijn visie zet hij in even scherpe bewoordingen: ‘uitbuiting’, ‘destructieve krachten’, ‘onderukken’, intimideren’, ‘debat smoren’, dialoog onmogelijk’, ‘virus’, über ich’, terrorisme uit naam van de islam’, ‘haat’, verdrongen wereldbeeld’, ‘monsterlijke hydra’, ‘autoritair’, etc. Ook gebruikt hij een aantal islam-technische termen: ‘soenna’ en ‘oemma’, waarvan hij alleen de tweede uitlegt. Nuancerend: ja. Je zou denken dat de directe wijze van schrijven sigmatiserend zou kunnen werken, maar omdat alles tegen een wetenschappelijk licht wordt gehouden, valt dat mee. Door alle kennisoverdracht werkt het stuk zeer nuancerend. Boodschap: de politieke islam is alleen mogelijk als secularisatie wordt aanvaard. D vroegere en huidige islamitische regimes hebben religie misbruikt voor de onderukking van andersdenkenden. Kritiek: ja. Het is een aaneenschakeling van kritische observaties over de islam en diens politiek. 40. (opinie) Weg met de eendimensionale visie op de islam Onderwerp: de driedimensionale islam. Inhoud: zeer veel. De islam wordt als een kikker ontleed en besproken. Vorm: de auteur is socioloog. Zijn kennis is grotendeels genoeg, maar hij refereert ook naar onderzoeken van anderen. Hij verdeelt de islam in drieën: politiek, cultuur en spiritueel. Op die manier wordt ‘alles minder op een hoop gegooid’, stelt hij. Woordkeuze: het opvallenst is de objectieve directheid waarmee hij de ‘harrdnekkige achterstand’ van de Nederlandse politiek beschrijft. Aan de andere kant vindt hij ook dat er ‘in termen van loyaliteit wel wat meer verwacht mag worden van de moslimgemeenschap. Gezien zij in het westen aanzienllijjk meer rechten hebben dan in menig islamitisch land.’ Nuancerend: zeer veel. Hij gaat geheel objectief alle mogelijkheden voor verbetering van het radicaliseringsprobleem af aan de hand van een objectieve ontleding van de islam. Boodschap: het samenbrengen van cultuur, politiek en spiritualiteit onder één noemer: ‘islam’, leidt tot teveel kritiek aan het adres van niet-verantwoordlijke moslims. Kritiek: een beetje. Maar het is meer een beschrijving van het fundamentalisme. Hij legt een stukje van de verantwoordelijkheid ook bij de Nederlandse islamitische gemeenschap. Zij zouden meer deel moeten nemen aan de maatschappij. 41. (nieuws) Jason W. nam al afscheid van zijn familie Onderwerp: reconstructie belegering Haagse Laakkwartier. Inhoud: geen. Woordkeuze: n.v.t. Nuancerend: aanvankelijk neutraal, dan wordt het ook gewoon ‘moslimextremisten’ gezegd. Boodschap: AIVD miste informatie. 58 Kritiek: geen. 42. (nieuws) Opkomst radicale islam lang miskend Onderwerp: het negeren van de radicale islam. Inhoud: geen. Woordkeuze: er wordt goed onderscheid gemaakt tussen gewone moslims en extremisten. Dit werkt heel nuancerend. Nuancerend: ja, doordat er ook moslimorganisaties aan het woord worde gelaten is er balans. Boodschap: er is een aantal kostbare jaren verloren gegaan voor de aanpak van moslimterreur. Kritiek: geen. 43. (nieuws) ‘Ik hou van je Naïma. Insjallah’ Onderwerp: de Hofstadgroep. Inhoud: een beetje. Er worden een aantal visies op de islam gegeven. Vorm: de radicale geleerde Abdallah Azzam wordt geciteerd. En Naïma, de verloofde van Mohammed B. vertelt over Allah. Woordkeuze: de woorden zij niet persé bijzonder, hier telt meer van wie ze zijn. Nuancerend: Naïma reflecteert op het gedrag van Nederlanders: ‘Moslimjongeren zien veel onrecht in Europa: het sluierverbod en zo. Mensen zouden hieraan meer aandacht moeten besteden, dat zou de Nederlanders geliefder maken.’ Boodschap: zelfs de naasten van Mohammed B. hadden de moor niet aan zien komen. Radicalisering gebeurt echt. De citaten van Naïma laten dat zien. Kritiek: weinig, alleen observaties. 44. (nieuws) Moslimjeugd radicaliseert in rap tempo Onderwerp: radicalisering moslimjeugd Inhoud: ja. Een enkele term wordt uitgelegd: ‘dawa’, betekent prediking, zelfradicalisering. Vorm: de auteur zelf, maar ook de formulering van de AIVD. Woordkeuze: omdat het (zoals in veel gevallen) gaat over jongeren die radicaliseren, worden er termen als ‘moslimjeugd’ en moslimextremisme’ gebruikt. De manier waarop is dank ook niet stigsmatiserend, maar doeltreffend, objectief en kritisch. Wat goed is, is ‘de gewelddadige jihad’, dat toont (aan de oplettende lezer) dat er ook ziets is als de niet-gewelddadige jihad. Nuancerend: ja. Alles wat genoemd moet worden, wordt zonder kleur genoemd. Ok het onderwerp: acht vormen van islam, is op zichzelf al nuancerend door het hoge inormatieve gehalte. Boodschap: de moslimjeugd radicaliseert snel. Kritiek: een beetje. Er wordt ook gewaarschuwd voor de niet-gewelddadige vormen van de islam, die vormen volgens de auteur een rijke voedingsbodem voor verdere radicalisering en dienen zo als opstapje naar terrorisme. 59 45. (nieuws) ‘Schop niet continu tegen orthodoxe islam’ Onderwerp: de radicalisering van Nederlandse moslimjongeren. Inhoud: ja, De begrippen ‘dawa’ en ‘sharia’ worden uitgelegd. Ook: ‘Dawa-geöriënteerde vormen van de islam hebbe niet meteen een gewelddadig karakter.’ En hoe jongeren die in zich in een hoed gedrukt voelen, vatbaarder voor radcalisering zijn. Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: kritisch (richting Nederland) en (daardoor) nuancerend: ‘denkoefening’ insinueert een gebrek aan denken. Ook wordt nuance geboemd als zijnde belangrijk. De stelling van de AIVD (de kop) is ook sterk. Nuancerend: zeer. Het onderwerp is tenslotte het AIVD-rapport dat een denkoefening beoogt. Boodschap: de moslimjeugd radicaliseert snel. Kritiek: op Nederlanders die niet nadenken. 46. (nieuws) ‘De islam is niet achterlijk, sommige moslims wel’ Onderwerp: radicalisering volgens imam Mohammed Cheppih. Inhoud: ja. Het verschil tussen moslim en de islam. Ieder belijdt op zijn/haar eigen manier de religie. EN: ‘Fundamentalisten zijn geen molims, dat zijn dictators!’ Vorm: quotes van Cheppih. Woordkeuze: ook hier gaat het moeer om wát er wordt gezegd dan de wijze waarop. De auteur laat Cheppih reageren op vragen en vooroordelen vanuit de Nederlandse samenleving. Nuancerend: omdat er iemand uit de moslimgemeenschap om een reactie wordt gevraagd op deze manier, werkt het stuk erg nuancerend. Boodschap: Nederlanders zitten nogal eens fout met hun vooroordelen. Kritiek: op de Nederlandse vooroordelen. 47. (opinie) Je noemt je dochte niet zomaar Kruistocht Onderwerp: de jihad. Inhoud: ja. Alleen maar. Het hele betoog is gebaseerd op hitorische feiten. Vorm: de auteurs zijn beiden arabist. Woordkeuze: ‘met enige moeite’, hiermee willen ze aantonen hoe ver ‘jihad’ eigenlijk van ‘inspanning voor het goede doel’ staat volgens de Koran. Nuancerend: ja. Weer is de reden de enorme hoeveelheid aan pure feiten. Boodschap: iedereen met enig historisch besef ziet af van de naam ‘Jihad’ (beter gespeld ‘djihaad’) voor een kind. Kritiek: op de hen die kritiek op islam-critici hebben. Dat zou het gros namelijk met ‘intellectuele gemakzucht’ doen. 48. (opinie) Vergeet niet na te denken Onderwerp: het verharde debat in Nederland. Inhoud: weinig. Het onderwerp is te algemeen. Wel: ‘overreactie leidt tot rekrutering.’ 60 Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: hij heeft het over ‘de moslim’, daarmee wil hij de Nederlandse stigmatisering nadoen. ‘Terreurdreiging’ insinueert dat er daadwerkelijk een gevaar op de loer ligt. Nuancerend: n.v.t. Boodschap: Nederland is verhard, maar enigszins tot rust gekomen. Desondanks is de nabije toekomst onzeker. Kritiek: alleen op de actuele ontwikkeling binnen de Nederlandse maatschappij. Hoewel de auteur wel Ayaan Hirsi Alit steunt. 49. (opinie) Domme kiezer heeft helaas evenveel stem als slimme Onderwerp: de grenzen aan vrijheid van meningsuiting. Inhoud: geen. Woordkeuze: i.p.v. ‘moslims’ en ‘niet-moslims’ begruikt de auteur ‘gelovigen’ en ‘nietgelovigen’. Nuancerend: bovenstaande nuanceert enigszins. Boodschap: de vrijheid van meningsuiting moet in het teken staan van en begrensd worden door menselijke waardigheid. Momenteel is er geen sprake van een zuivere democratie door de domme kiezer. Kritiek: op de domme kiezer. JANUARI 50. (opinie) Gidsland Onderwerp: terrorisme als rage. Inhoud: geen. Woordkeuze: de auteur staat kritisch tegenover het huidige polariserende groepsgedrag van de Nederlandse maatschappij. Zijn wordkeus heeft hij daarop afgestemd: ‘mebeldterrorist’, ‘straatterrorist’. ‘Eerst was het nergens, nu overal’, observeert Heijne. Hij heeft het over de gemakzuchtige ‘linkse beschuldigingscultuur’ en de ‘bedenkelijke argumenten’ van Wilders. Nuancerend: nee. Heijne geeft enkel zijn opinie. Boodschap: Nederland is doorgeslagen in paniek. ‘Men is bang.’ ‘verslaving aan grenzeloze polarisatie.’ Kritiek: op bovenstaande. 51. (opinie) Mohammed B. koos bewust voor daden Onderwerp: Mohammed B. Inhoud: alleen: ‘Mohammed B. hanteert een uitzonderlijk extreme uitleg van de Koran en dat is niet representatief vooor de islam. Vorm: een quote van de officier van justitie Woordkeuze: niets bijzonders. Het is puur een nieuwsstuk. 61 Nuancerend: ja. Vooral de laatste zin. Boodschap: B. deed alles bewust en is niet ontroerd. Kritiek: geen. 52. (nieuws) ‘Samenleving moet extremisten serieus nemen’ Onderwerp: het proces van Mohammed B. Inhoud: een beetje: ‘Ware moslims distantiëren zich volledig van de kaafirs (ongelovigen)’, zeggen de vrienden van Mohammed B.. Vorm: een quote van de verloofde van Mohammed. Woordkeuze: het stuk is erg neutraal. In plaats van ‘moslimterroristen’ of ‘moslimextremisten’ te zeggen, wordt er gekozen voor ‘terroristen’ en ‘extremisten’. Wel wordt ‘jihad’ twee keer genoemd, zonder verdere uitleg. Nuancerend: niet echt. Boodschap: extremisten zoals Mohammed B., moeten de volle laag krijgen. ‘Hij handelde volledig bewust.’ Kritiek: een beetje. Op het fundamentalisme. Er wordt geconstateerd dat het beredeneerde moordenaars zijn. 53. (nieuws) Een grens gepaseerd Onderwerp: de oorlog tegen het terrorisme. Inhoud: geen. Woordkeuze: het stuk gaat over een neutraal onderwerp. Er wordt dus ook met neutrale termen geschreven. Wanneer dan plotseling ‘werving voor de jihad’ erin staat, werkt dat juist stigmatiserend. Nuancerend: niet, misscien zelfs iets stigmatiserend... Boodschap: de Nederlandse wetgeving verhard met de maatschappij en de discussie over de islam en terrorisme. Kritiek: alleen op de inperking van en invloed op de grondwettelijke rechten. 54. (opinie) Hirsi Ali geeft Nederland eindelijk politieke cultuur Onderwerp: de herleefde Nederlandse politiek Inhoud: geen. Woordkeuze: uit de woorden van de auteur blijkt duidelijk admiratie voor Ali: ‘eindelijk politieke cultuur’, ‘zegenrijke arbeid’, ‘dreiging moslimfundamentalisme’, ‘middeleeuwse politieke ideologie’. Nuancerend: behalve een soort Hirsi Ali lofdicht is er ook kritiek op haar keuze voor Submission. Dat is echter maar weinig en bovendien wordt er een beetje de draak mee gestoken. Het is en blijft een opiniestuk, de schrijver is een grote Ali-fan. Boodschap: Ali heeft de Nederlandse politiek nieuw leven in geblazen. Kritiek: op het Nederlandse gebrek aan politiek cultuur. 62 55. (opinie) Ik eis mijzelf terug Onderwerp: de gevolgen van het moslimdebat. Inhoud: een beetje. De auteur legt uit dat een imam vroeger gewoon iemand was die het gebed begeleidde. ‘Het is alsof achter elke moslim een van die onheilbrengende baardbarbaren met djelaba schuilgaat: de imam! Vorm: eigen kennis. De auteur is Marokkaan en doceert milieukunde. Woordkeuze: de auteur heeft kritiek op jet gedrag van zowel de Nederlanders en de moslims. Hij heeft het over de ‘opgetrommelde pers, ‘voor de camera’. Daarmee doelt hij op de oppotunistische politiek. Hij beschrijft de spanning tussen ‘moslim en de rest’ om de tweedeling aan te tonen. Er is volgens hem sprake van ‘onwetendheid’ bij beide kampen. ‘Redneck maakt moslim’. Nuancerend: dat het stuk een en al nuance is ( het is een beschouwing van beide kampen), blijkt het best uit: ‘Onbewust of bewust hebben veel moslims gekozen het spel mee te spelen.’ Zij denken: ‘Omdat jullie mij zo definiëren, dan doe ik het niet alleen, maar ben ik er ook nog trots op.’ Boodschap: de tweedeling groeitm onwetendheid is een van de grootste oorzaken. Kritiek: op beide kampen. 56. (nieuws) Tegengeluid moslims Onderwerp: Zemzem, een tijdschrift voor en door moslims. Inhoud: geen. Woordkeuze: ‘tendentieus’ en ‘krampachtig’, ‘wantrouwen’, ‘die Anderen’. Nuancerend: het stuk gaat vooral over de tendens dat Nederlanders negatieve assciaties hebben met moslims. Dat is opzich al nuancerend. Een lritische blik op het tijdschrift, blijkt in de laatste alinea. Boodschap: Nederlanders zouden wat minder trend-gevoelig kunnen zijn, minder vooroordelen. Kritiek: op het nederlandse groepsgedrag. 57. (opinie) God versplintert Onderwerp: de verspreiding en ontwikkeling van religie wereldwijd. Inhoud: het fundamentalisme wordt kort besproken. De auteur zegt: ‘het is geen exclusieve moslimaangelegenheid. Vorm: de auteur zelf. Woordkeuze: niet bijzonders. Nuancerend: het stuk is erg objectief en door de informatie ook nuancerend. Er wordt geredeneerd vanuit wetenschapelijk verantwoorde bevindingen, een rapport. Er wordt nergens specifiek kritiek op gegeven. Boodschap: religie is tegenwoordig niet minder populair. Kritiek: geen. 63 58. (opinie) Minister van veiligheid Onderwerp: een eventuele minister van Veiligheid. Inhoud: geen. Woordkeuze: de auteur wijst met woorden als ‘coordinatieproblemen’ en ‘op het gebied van terreurbestrijding nog veel verbetering’ op zijn kritiek jegens de Nederlandse politiek. Hij deinst er niet voor terug moslimfundamentalisme ‘een gevaar’ te noemen. Nuancerend: redelijk. Boodschap: kijk uit met het instellen van zo’n nieuwe minister, het kan averechts werken: uitholling van de rechtsstaat. Kritiek: op de Nederlandse politiek. 59. (opinie) Jihad Onderwerp: de jihad. Inhoud: alleen maar. Vorm: er wordt uit de Koran geciteerd. De schrijfster heeft al haar informatie gehaald uit en verwijst naar de Koran. Woordkeuze: ze wil duidelijk wat uitleggen. Haar taalgebruik is objectief, zakelijk. Nuancerend: dit werkt nuancerend. Boodschap: jihad wordt vaak genoemd in het maatschappelijke debat, maar niet echt goed uitgelegd. De meest gebruikte context is – islam-technisch gezien – de minst belangrijke. De belangrijke is namelijk ‘innerlijke strijd tegen onrecht’. Kritiek: op de auteur/opiniemakers die de aanleiding waren voor dit stuk. 60. (opinie) ‘Toch doen we iets niet goed’ Onderwerp: imams in Nederland. Inhoud: een beetje. ‘Moord is verboden volgens de Koran en de islam. Vorm: de geïnterviewde imam. Woordkeuze: n.v.t. Nuancerend: na het uitleggen/verdedigen van de islam aan de hand van stelling/misverstanden, komt er evenwicht en een waarheidsgetrouw beeld naar voren. Dat werkt nuancerend. Boodschap: Nederlanders zouden wat meer van de islam kunnen weten om meer begrip te kweken bij zichzelf. Kritiek: op eigen gemeenschap: ‘misschien hebben wij (lees: moslimgemeenschap) toch iets niet goed gedaan.’ 64