UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2011 - 2012 ONTWIKKELING VAN EEN POST ANESTHESIE PATIENTEN CLASSIFICATIE SYSTEEM Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Door Chris Vandergucht Promotor: Prof. Dr. E. Mortier Copromotor: Dr. D. Myny Begeleider: Dr. N. Den Blauwen UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2011 - 2012 ONTWIKKELING VAN EEN POST ANESTHESIE PATIENTEN CLASSIFICATIE SYSTEEM Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master of Science in de Verpleegkunde en Vroedkunde Door Chris Vandergucht Promotor: Prof. Dr. E. Mortier Copromotor: Dr. D. Myny Begeleider: Dr. N. Den Blauwen Abstract Inleiding: Elke patiënt op de Post Anesthesia Care Unit heeft nood aan verpleegkundige zorg. Het is echter moeilijk te bepalen hoe hoog die zorg is. Doorheen de jaren zijn de klachten inzake de verhoogde werkdruk in de verpleegkundige zorg toegenomen. Het vinden van evidentie omtrent standaarden voor personeelsbezetting op een PACU is schaars. Een gebruiksklaar systeem om zorgzwaarte en/of werklast te meten dat in PACU omgeving kan aangewend worden, lijkt niet meteen voor handen. Doelstelling: Het ontwikkelen van een post anesthesie patiëntenclassificatie systeem dat aan de basis kan liggen van een optimale werklastverdeling van de verpleegkundigen werkzaam in een PACU. Onderzoeksmethode: Door middel van een self report methode werd getracht om de verpleegkundige zorg in de PACU in kaart te brengen. Variabelen die invloed zouden kunnen hebben op deze zorg werd mede door de experten bepaald. Van 179 patiënten werd de postoperatieve zorg geregistreerd. Resultaten: De opnameduur en duur van de totaalzorg werden als afhankelijke variabele aangeduid. Significante resultaten werd gevonden voor het voorspellen van deze uitkomsten. Cardiale belasting, diabetes hebben, de duur van de operatie en de aanwezigheid van een postoperatieve thoraxdrain waren de gemeenschappelijke voorspellende factoren. Een classificatie van patiëntenzorg kon worden opgesteld. Negenentwintig percent van de patiënten werd in de juiste categorie voorspeld. Besluit: Ondanks de ontwikkeling en voorspelling van een patiëntenclassificatie werd de totstandkoming van een betrouwbaar werkinstrument niet gerealiseerd. Verder onderzoek zal noodzakelijk zijn om uit te maken of de resultaten en conclusies gegrond zijn. Aantal woorden masterproef: 12567 (exclusief bijlagen en bibliografie) I Inhoudstafel Abstract .............................................................................................................................. I Inhoudstafel ...................................................................................................................... II Woord vooraf.................................................................................................................. IV Hoofdstuk 1: Literatuuroverzicht .............................................................................. 1 1.1. Inleiding ............................................................................................................. 1 1.2. Doelstelling van dit onderzoek: ......................................................................... 6 1.3. Bijkomende onderzoeksvragen: ......................................................................... 6 1.4. Concepten nader bekeken .................................................................................. 7 1.4.1. Zorgzwaarte - patient acuity en werklast ................................................... 7 1.4.2. Classificatiesystemen .............................................................................. 10 1.5. De studiesetting: PACU 1K12 UZ Gent ......................................................... 11 Hoofdstuk 2: Methodologie .................................................................................... 12 2.1. Kiezen van determinanten uit bestaande tools ................................................. 12 2.2. Kiezen van extra determinanten ...................................................................... 13 2.3. Opmaken registratieformulier .......................................................................... 14 2.3.1. Registratie patiëntengegevens ................................................................ 15 2.3.2. Tijdsregistratie van patiëntenzorg ............................................................ 15 2.4. Patiëntenregistratie........................................................................................... 16 2.5. Statistische Analyse ......................................................................................... 17 Hoofdstuk 3: 3.1. Resultaten .......................................................................................... 19 Resultaten uit bevraging experts ...................................................................... 19 3.1.1. De 27 basisdeterminanten........................................................................ 19 3.1.2. Determinanten aangereikt door de experten ............................................ 21 3.1.3. Finale determinanten op registratieformulier .......................................... 22 3.2. Resultaten uit patiëntenregistratie .................................................................... 23 3.2.1. Karakteristieken van de patiëntenpopulatie............................................. 23 3.2.2. Werking van de PACU ............................................................................ 26 3.2.3. Verbanden, verschillen en voorspelling van de verblijfsduur ................. 30 3.2.4. Patiëntenzorg, zorgduur en verpleegkundige werklast. ........................... 33 II 3.2.5. 3.3. Verbanden, verschillen en voorspelling van de verblijfsduur ................. 35 Mogelijkheid tot opstellen en verklaren classificatie? ..................................... 38 Hoofdstuk 4: Discussie............................................................................................ 42 4.1. Beperkingen en sterkten van het onderzoek .................................................... 42 4.2. Duiding bij de resultaten .................................................................................. 42 Hoofdstuk 5: 6. Conclusie ........................................................................................... 45 Literatuurlijst ....................................................................................................... 46 7.1 Bijlage 1: Informatie- en toestemmingsformulier ‘patiënt’ ............................ 50 7.2. Bijlage 2: Informatie- en toestemmingsformulier ‘verpleegkundige’ ............ 55 7.3. Bijlage 3: Vragenlijst Determinanten ............................................................. 59 7.4. Bijlage 4: Registratieformulier ....................................................................... 60 8. Lijst van illustraties ............................................................................................. 61 8.1. Lijst van tabellen .............................................................................................. 61 8.2. Lijst van figuren ............................................................................................... 61 III Woord vooraf Na 11 jaar terug op de schoolbanken. Ik had nooit gedacht een masterproef te schrijven, maar kijk nu. Ik ben trots om jullie elk gevonden korreltje van schrijverstalent in deze masterproef, tot het behalen van de titel ‘Master Of Science in de Verpleegkunde en de Vroedkunde’, te kunnen presenteren. Omdat ik zelf werkzaam ben in het operatiekwartier heeft de problematiek rondom het perioperatief gebeuren mij altijd geboeid. Daarom ben ik Rebecca Van de Velde dankbaar dat zij het topic voor deze masterproef heeft opengesteld. De inzichten en steun waren een inspiratie doorheen de masterproef. Grote dank aan mijn promotor Prof. Dr. Eric Mortier, copromotor Dr. Dries Myny en begeleider Dr. Nadia Den Blauwen om mij deze kans te geven. Alhoewel ik deze masterproef zo zelfstandig mogelijk wou aanpakken, stonden hun deuren steeds voor mij open. Bedankt Prof, om toch nog een gaatje in uw agenda te vinden voor mij. Bedankt Dries, voor de statistische input en vooral bedankt voor de tijd die je tijdens je doctoraat hebt vrijgemaakt voor mij. Bedankt Nadia voor het vertrouwen en de hulp. Graag wil ik de verpleegkundigen van de PACU UZ Gent hartelijk bedanken. Hun snelle respons op de vragenlijst en hun enorme inzet tijdens de patiëntenregistratie zijn van enorm belang geweest. Zonder hun enthousiasme was deze studie niet mogelijk geweest. Collega’s, zowel verpleegkundigen als artsen; bedankt voor de steun en het luisterend oor. Dankzij jullie is het prettig werken in het OK. Bedankt mam voor de vele ‘babysit’ uren en de helpende hand in het huishouden, wat de combinatie van werken en studeren doenbaar maakte. Maar de meeste waardering gaat naar Peter, die daadwerkelijk het bloed, zweet en tranen heeft zien vloeien en die mij telkens weer de gepaste bemoedigende woorden toefluisterde. Schat, merci ! Chris Vandergucht Augustus, 2012 IV Hoofdstuk 1: Literatuuroverzicht 1.1. Inleiding De Post Anesthesia Care Unit (PACU) wordt in de volksmond de ontwaakzaal of recovery genoemd. Het is de afdeling waar patiënten verder ontwaken uit hun slaap na een chirurgische ingreep of interventionele procedure onder narcose. De eerste vermelding van een ontwaakzaal dateert uit de vroege 19e eeuw in Engeland (Barone, Pablo, Barone, 2003). Ze beschrijft de aanwezigheid van enkele bedden in de nabijheid van de operatiezalen die gereserveerd werden voor erg zieke en geopereerde patiënten, naast de operatiezalen. In 1863 vermeldde Florence Nightingale dat het niet uitzonderlijk was in sommige ziekenhuizen een kleine ruimte te voorzien nabij de operatiezaal waarin patiënten verbleven tot ze voldoende hersteld waren van de chirurgische effecten (Nightingale, 1863). Deze kleine ruimte omvatte twee bedden (één voor de patiënt en één voor de verpleegkundige) zodat de verpleegkundige elk moment van de dag haar patiënt kon observeren en verzorgen. Tijdens WOII had de ontwaakzaal zijn dienst bewezen en werd het gebruik verder bekend. Vanaf de jaren ‘60 werd de aanwezigheid van een ontwaakzaal essentieel bevonden in de Verenigde Staten van Amerika en in Canada (Farman, 1979). Een Nederlandse omschrijving van een PACU wordt in 1999 als volgt omschreven: “een specifieke chirurgische afdeling voor intensieve observatie en verzorging” (Hemelsoet-Vervliet, 1999). Het begrip PACU heeft tegenwoordig een bredere inhoud. Door de technologische evolutie is men in staat om meer vitale parameters te monitoren (vb. arteriële en centrale bloeddrukken). De PACU in een ziekenhuis is een cruciaal onderdeel van de operatieafdelingen geworden. Deze afdeling is speciaal ontworpen om de eerste zorg toe te dienen aan patiënten die herstellen na een chirurgische ingreep. Het gericht bewaken van de vitale parameters is belangrijk alsook het uitvoeren van verpleegkundige interventies bij afwijkingen van deze vitale parameters. Tijdens de observatie van de patiënt is er aandacht voor pijncontrole, wondzorg en wonddrainage, sedatie, diurese, infuusbeleid, decubituspreventie enzoverder. Er wordt eveneens deskundige ondersteuning en begeleiding geboden bij het verwerken van lichamelijke, psychische, 1 sociale en maatschappelijke gevolgen van de chirurgische ingreep. Handelingen worden toegelicht en houdingen worden verklaard. Zo worden niet louter verpleegkundige handelingen verricht maar wordt de patiënt ook ingelicht over zijn verblijf, de controles, zijn ontslag en eventueel bezoek. Informatie geven aan de familie en doorverwijzen naar de behandelende arts voor medische zaken behoren eveneens tot het takenpakket van de PACU verpleegkundige. De definitie van PACU heeft niet alleen een bredere betekenis gekregen, ook de inhoud van de verpleegkundige zorg is veranderd. Door de diversiteit aan patiënten en pathologieën is de nood aan zorg elke minuut van de dag anders. Dit vergt veel flexibiliteit van de verpleegkundige en de organisatie. De gemiddelde zorgzwaarte van de patiënt is toegenomen (Donoghue, Decker, Mitten-Lewis &Blay, 2001; Levenstam & Bergbom, 2002) en omdat de eisen verhoogd zijn om alle zorg te documenteren, kan een zorgverlener ook minder tijd wijden aan de eigenlijke zorg (Fagin, 2001). Studies hebben aangetoond dat verpleegkundigen ondervinden dat ze te weinig tijd hebben om adequate zorg te verlenen (Al-Kandari & Thomas, 2008). De zorgzwaarte is ook toegenomen door herhaaldelijke opname van een andere patiëntenpopulatie. Er is verhoogde vraag naar het verzorgen van zeer kritieke patiënten op de Intensieve Zorgen afdelingen (IZ). Bij een tijdelijk tekort aan IZ-bedden, worden deze patiënten naar de PACU doorverwezen waardoor de werkdruk verhoogt (Rozenberg, 2002; Vijaya Kumar, Cheater, Raw, Nagaraja, 2008; Ziser, Alkobi, Markovits, 2002). De onzekerheid over de verwachte zorgzwaarte van de patiënt, evenals een verhoogde opname van patiënten tijdens piekuren, verhoogt immers de werkdruk. Wanneer de maximale opnamecapaciteit van patiënten op de PACU bereikt wordt, kan dit ook een vertraging veroorzaken van de operatieplanning en –schema’s (Schoenmeyr et al., 2009). Elke patiënt op de PACU heeft nood aan verpleegkundige zorg. Het is echter moeilijk te bepalen hoe hoog die zorg is. Men kan pas bij opname van de patiënt op de PACU inschatten hoe de toestand van die patiënt is. Door ervaring en intuïtie kan de verpleegkundige de nood aan zorg voor de patiënt meebepalen. Onderzoek toont aan dat de zorgzwaarte van een patiënt of patient acuity een invloed heeft op de werklast van de verpleegkundige (Pearson et al., 2006). Uit een conceptanalyse van Brannan & Daly 2 (2009) kan men patient acuity omschrijven als “een maatstaf van ziektegraad van de patiënt en de intensiteit van de nodige verpleegkundige zorg”. Deze definitie is tweeledig: enerzijds houdt ze rekening met de fysische en psychologische toestand van de patiënt en anderzijds met de nood aan verpleegkundige zorg en de daarmee verbonden werklast. Doorheen de jaren zijn de klachten in verband met de verhoogde werkdruk in de verpleegkunde zorg toegenomen. Werklast kan immers een invloed hebben op zowel verpleegkundige adverse events (Al-Kandari & Thomas, 2008) als patiënt adverse events (Cho, 2001). Voorbeelden van verpleegkundige adverse events zijn: vermoeidheid, verminderde jobtevredenheid en burnout (Garrett, 2008). De adverse events met betrekking tot de patiënten zijn onder andere medicatiefouten, val van de patiënt, doorligwonden en nosocomiale infecties (Cho, 2001; Duffield et al., 2011). Uit de analyse van Brannen & Daly (2009) komt naar voor dat patient acuity wordt gebruikt bij classificatiesystemen die patiënten categoriseren naargelang hun behoefte aan verpleegkundige zorg. Ze beschrijven daarbij dat het vastleggen van de zorgzwaarte bepalend is voor het opstellen van een klassenverdeling. De laatste jaren is de interesse voor meetinstrumenten voor werklast en classificatiesystemen gegroeid omdat werklast een belangrijke factor is voor het bepalen van de verpleegkundige kost (Cockerill, O’Brien-Pallas, Bolley & Pink, 1993). Zorgmanagers kunnen deze informatie gebruiken om meer effectief en objectief te onderhandelen voor adequate middelen (Harper & McCully, 2007). De verpleegkundige kost, waarvan 80% besteed wordt aan loon, bedraagt ongeveer 44% van de directe zorg (Kane & Siegrist, 2002). Een optimaal personeelsbeleid betekent dan ook een belangrijk onderdeel voor de uitgavepost van een ziekenhuis. Het vinden van evidentie omtrent standaarden voor personeelsbezetting in een PACU is echter schaars. Deze bevinding werd in 2007 door Mamaril et al. bevestigd. Volgens de American Society of PeriAnesthesia Nurses (ASPAN) moet er steeds een minimumbezetting zijn van twee verpleegkundigen. Zij geven verder een richtlijn voor personeelsinzet met onderverdeling in drie klassen. Klasse 1:2 heeft een ratio van één verpleegkundige per twee patiënten. Drie mogelijkheden kunnen voorkomen: één stabiele bewusteloze patiënt ouder dan acht jaar en één stabiele patiënt vrij van 3 complicaties die bij bewustzijn is; twee stabiele patiënten bij bewustzijn en vrij van complicaties; twee bij bewustzijn stabiele patiënten vrij van complicaties jonger dan acht jaar onder begeleiding van familie. Klasse 1:1 kent een verhouding van één verpleegkundige tot één patiënt. Volgende situaties worden hierbij geschetst: patiënt bij opname met onstabiele ademhaling: elke bewusteloze patiënt jonger dan acht jaar. Een tweede verpleegkundige moet steeds beschikbaar zijn om assistentie te verlenen. Verder beschrijft de ASPAN een klasse 2:1 waarbij twee verpleegkundigen voor één patiënt zorgen. Dit betreft ernstig zieke en onstabiele patiënten (ASPAN, 2012). Tijdens eens conferentie in 2010 gaf de organisatie ‘British Anaesthetic and Recovery Nurses’ (BARNA) een bondig overzicht met betrekking tot minimale PACU staf. Bij aankomst van de patiënt in de PACU zijn twee verpleegkundigen nodig. Tijdens de stabilisatieperiode wordt dit één verpleegkundige voor twee patiënten en bij patiënten die hun ontslagcriteria behalen, is er een ratio van één verpleegkundige op drie patiënten (BARNA, 2010). De Beroepsvereniging Recovery Verpleegkundigen (BRV1) heeft ook een standpunt ingenomen inzake personeelsinzet. Zij stelt een minimum bezetting van twee verpleegkundigen voor en een opsplitsing in drie categorieën. Categorie I stelt één verpleegkundige voor drie patiënten met als voorwaarde: wakker, stabiel en na een eenvoudige of mineure ingreep. Voor categorie II is een ratio van één verpleegkundige per twee patiënten indien dit kinderen uit categorie I zijn en/of patiënten die een grote ingreep hebben ondergaan. De laatste categorie, categorie III heeft een relatie van één verpleegkundige op één patiënt. Dit zijn patiënten die nog bewusteloos zijn na de ingreep of waarbij de vitale functies nog instabiel zijn (BRV, 2012). Er wordt bijna geen evidentie als basis van deze normen aangehaald. Voor het berekenen van de personeelsbezetting kan verwezen worden naar de componenten zoals werklast en classificatie. Er is weinig materiaal beschikbaar over evidentie om deze werklast te berekenen of evidentie waarop een classificatiesysteem is gebaseerd. De surgical recovery scale (SRS) heeft als doel het postoperatief herstel van de patiënt in kaart te brengen. Deze schaal richt zich niet specifiek tot de eerste postoperatieve uren, maar wordt op langere termijn gebruikt. Het systeem maakt gebruik van een 1 Sinds eind 2007 is er vanuit BRV Nederland een Vlaamse afdeling ontstaan 4 vragenlijst welke door de patiënt wordt ingevuld en is dus minder evident voor gebruik in een PACU setting. De post anesthetic recovery score (PARS) of de Aldrete recovery/ontwaakscore richt zich specifiek op voorbereiding van het ontslag van de patiënt naar de afdeling of naar huis (Aldrete & Kroulik, 1970; Chung, 1995). Oorspronkelijk bevatte deze score vijf items waaronder fysieke activiteit, respiratoire stabiliteit, circulatie (bloeddruk), bewustzijnsniveau en kleur van de patiënt. Op elk item kan nul, één of twee punten gescoord worden met een maximum van tien punten, welk aangeeft dat de patiënt zich in de beste conditie bevindt (Aldrete & Kroulik, 1970). Een minimum van negen punten is vereist om als patiënt ontslagen te worden uit de PACU naar een verder zorgproces (Marchall & Chung, 1999). Tegenwoordig wordt deze schaal in aangepaste vorm gebruikt waarbij onder andere kleur van de patiënt wordt vervangen door de zuurstofsaturatie van het bloed. Het uitgangspunt blijft echter hetzelfde, namelijk de patiënt moet voldoende punten scoren om ontslagen te kunnen worden. Een bekende classificatie voor chirurgische patiënten is de ASA score. Deze werd initieel in 1941 opgesteld door de American Society of Anesthetists. Het doel van deze indeling is de graad van ziekte of fysieke toestand van de patiënt aan te duiden voor anesthesie en chirurgie. Het systeem is echter niet bedoeld om het operatief risico te meten. In een studie van Bjorklund de Lima, Borges, da Costa & Rabelo (2010) werd aangetoond dat het Perroca Classification System een correlatie vertoonde met de ASA score. Perroca werkt met 13 indicatoren waarbij telkens vijf punten kunnen gescoord worden. De totaalscore van deze indicatoren bepaalt tot welke zorgcategorie de patiënt behoort. Dit systeem is weinig gevalideerd en is niet vertaald naar het Engels. De Therapeutic Intervention Scoring System-28 (TISS-28) is een instrument dat wordt gebruikt om op Intensieve zorgen de zorgzwaarte en werklast te meten. Een verpleegkundig beleid betreffende acuity classification in een ziekenhuis in Shreveport (Verenigde Staten) maakt melding van het gebruik van de TISS op IZ, maar voor de PACU wordt een andere, niet benoemde classificatie gebruikt. Een gebruiksklaar systeem om zorgzwaarte en/of werklast te meten in een PACU setting lijkt niet meteen voorhanden. De staf van de PACU van het Universitair Ziekenhuis Gent heeft bijzondere interesse in de problematiek van zorgzwaarte, 5 werklast, personeelsinzet en kwaliteit van zorg. De hoofdverpleegkundige zou bepaalde evidentie omtrent normering van personeelsbezetting kunnen hanteren als pleidooi bij het hoger management. Omdat zij zelf vaststellen dat evidentie schaars is, werd deze materie uiteindelijk de doelstelling van deze masterproef. 1.2. Doelstelling van dit onderzoek Het ontwikkelen van een postanesthesie patiëntenclassificatiesysteem dat aan de basis kan liggen van een optimale werklastverdeling van de verpleegkundigen werkzaam in een Post Anesthesia Care Unit. 1.3. Bijkomende onderzoeksvragen Zijn er factoren die invloed hebben op de werkdruk van de PACU? Kan een verband gelegd worden tussen de karakteristieken van de patiënt en de tijd die de verpleegkundige nodig heeft om zorg te bieden aan de patiënt? Zijn er factoren die deze zorgduur kunnen voorspellen? Zijn er mogelijkheden om de patiënten in categorieën in te delen? Indien deze categorieën kunnen worden opgesteld, zijn er predictieve factoren die de categorie kunnen voorspellen? Kan reeds een denkoefening worden gemaakt bij het succesvol opstellen van een systeem om dit toe te passen op het huidige personeelsbeleid van de PACU van UZ Gent? Deze masterproef zal verder bestaan uit volgende hoofdstukken: In hoofdstuk twee komt de methodologie aan bod. Hier wordt beschreven op welke manier de studie werd uitgevoerd. Hoofdstuk drie geeft de presentatie van de resultaten van de statistische analyse weer. Het vierde hoofdstuk betreft de discussie en commentaren van de resulaten. Tot slot volgt hoofdstuk vijf met de conclusie van deze studie en de aanbevelingen voor verder onderzoek. 6 1.4. Concepten nader bekeken De strategie voor het opzoeken van literatuur was drieledig. Een initiële zoekstrategie werd uitgevoerd in de databanken Pubmed, Science Direct en Cinahl om een optimale lijst van zoektermen te identificeren. Een afbakening werd gemaakt door naar literatuur te zoeken in Engels- en Nederlandstalige verpleegkundige tijdschriften niet ouder dan tien jaar waarvan minstens een abstract beschikbaar was. De eerste zoekopdracht strartte met de woorden postoperative of PACU en workload of werklast. Deze literatuur werd doorgenomen en diende als basis om de lijst van zoektermen te vervolledigen. Een tweede uitgebreide zoekstrategie werd uitgevoerd naar aanleiding van de gevonden sleutelwoorden uit de eerste zoektocht. Bij deze twee zoekopdracht werd de beperking van publicatiejaar opgegeven om meer literatuurgegevens te genereren. De derde zoekstrategie betrof het vinden van artikels via de sneeuwbal methode. Literatuurlijsten van reeds gevonden artikels werden onderzocht. Artikels met link naar ‘users interested in this article also expressed an interest in the following:’, werden ook onder de loep genomen. Zoektermen Engels: assessment, scoring system, patient classification, PACU, recovery, postoperative management, patient acuity, nursing workload, nurse staffing, job satisfaction, Quality of Worklife, Zoektermen Nederlands: zorgzwaarte, werkdruk, ontwaakzaal, uitslaapkamer 1.4.1. Zorgzwaarte - patient acuity en werklast Bij het zoeken naar de Nederlandse term ‘zorgzwaarte’ wordt weinig literatuur gevonden. De weinige verwijzingen bevinden zich vaak in teksten waar de bronvermelding niet gecontroleerd kon worden. Gevonden definities missen vaak validatie van de omschrijving. Enkele voorbeelden van definities zijn: “Zorgzwaarte is zwaardere zorg voor een patiënt die resulteert in een uitgebreider zorgprofiel en/of meer tijdsbeslag van de medisch specialist(en), leidend tot een hoger kostenbeslag dat niet wordt veroorzaakt door inefficiëntie.” (Bakker, F. Ludwig, M. Den Teuling, E., 2007) 7 “Onder zorgzwaarte verstaat men de werkdruk voor de verpleegkundige en verzorgende, uitgedrukt in tijd en/of activiteiten. In dit onderzoek wordt de zorgzwaarte uitgedrukt in minuten. Dit is een maat om de inzet van mensen en middelen in verschillende zorgsectoren te berekenen.” (Movisie, 2010). In beide definities is aandacht voor de tijd en de inhoud van de activiteiten met de daarbij horende inzet. Werkdruk en tijd zijn dus verbonden met het concept zorgzwaarte. Voor een grondig literatuuronderzoek laat de term zorgzwaarte zich niet zomaar vertalen. Een veel voorkomende internationaal gebruikte term is patient acuity. Ondanks het gebruik van deze term wordt dit concept doorheen de literatuur ook weinig gevalideerd. Om de zorgzwaarte in te schatten moet men een idee hebben van de tijd die een verpleegkundige nodig heeft om zorg te verlenen. In de literatuur wordt voornamelijk melding gemaakt van drie methoden om de verpleegkundige werktijden te meten namelijk time and motion, work sampling en self-report (Rosenfeld, McEvoy & Glassmann, 2003; Bartholomeyczik & Hunstein, 2004). Time and Motion methode: Dergelijke studiemethode houdt in dat één observator een bepaalde persoon continu volgt gedurende een hele tijd waarbij de duur en het voorkomen van verschillende taken wordt gedocumenteerd. Een recente time and motion studie van Abbey, Chaboyer & Mitchell (2012) gaf volgende resultaten voor IZ afdelingen: 41% directe patiëntenzorg, 32% indirecte patiëntenzorg, 5% niet-verpleegkundige zorg en 22% voor persoonlijke zaken. In een studie van Hohgood, Villani & Quattlebaum (2005) kwam naar voor dat een spoedopnameverpleegkundige 26% van zijn tijd spendeert aan directe patiëntenzorg, 48% aan indirecte patiëntenzorg, 7% aan niet-verpleegkundige zorg en 19% aan persoonlijke zaken. Work sampling methode: In een work sampling studie wordt een grote groep van activiteiten geobserveerd over een langere tijdsperiode. De observaties gebeuren op willekeurige tijdstippen gedurende 8 het verloop van de studie. Work sampling baseert zich op de probabiliteitstheorie. Hierbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het voorkomen van een klein aantal gebeurtenissen eenzelfde verdeling heeft als het voorkomen van gebeurtenissen over een langere periode (Hagerty, Chang & Spengler, 1985). Meestal wordt work sampling gebruikt voor het observeren van meerdere personen. Belangrijk om weten, is dat work sampling geen eigenlijke meting doet van de duur van een activiteit. Het geeft alleen een indicatie van het percentage van de activiteit over de som van alle activiteiten. Om de verschillende activiteiten te observeren moet voldoende tijd voorzien worden waardoor de tijdsduur van de studie kan oplopen. Wanneer voldoende data verzameld zijn van een toereikend aantal tijdstippen, kan dit percentage worden berekend (Robinson, 2010). Een voordeel van de time and motion methode is dat meerdere participanten kunnen geobserveerd worden omdat er geen nood is aan een one-to-one observatie (Pellentier & Duffield, 2003). Een eerste work sampling studie over de verpleegkundige activiteiten van een PACU gaf volgende resultaten: 35% directe patiëntenzorg, 12% beoordelen patiënt, 7% communicatie met patiënt, 9% documenteren, 9% andere verpleegkundige taken, 7% communicatie met anderen, 2% niet-verpleegkundige taken en tot slot 19% persoonlijke activiteiten (Kiekkas et al., 2005). Self-Report methode: Deze methode vloeit voort uit de vorige methode met het verschil dat de geobserveerde persoon aan zelfregistratie doet van handelingen. Voor elke gekozen methode, moet men natuurlijk bedacht zijn op het Hawthorne effect. Dit is het (meestal gunstige) effect van een interventie op een onderzochte persoon, dat uitsluitend te wijten is aan het feit dat deze aan een onderzoek meedoet. Sommige methodes worden ook gecombineerd. Bij een vergelijkende studie tussen een zelf gerapporteerde work sampling en een geobserveerde work sampling ging de voorkeur naar de methode gebruik makend van de externe observator, waarbij de invloed van een mogelijks Hawthorne effect niet kon worden onderbouwd (Ampt, Westbrook, Creswick & Mallock, 2007). De kost van de datacollectie is belangrijk voor het kiezen van een methode. Work sampling genereert meestal minder kosten dan de continue observaties van de time and motion methode. Het one-to-one observeren vergt meerdere 9 obervatoren waardoor dergelijke studies hun aantal participanten limiteren. Time and motion studies geven gedetailleerde beschrijvingen van activiteiten van enkele participanten terwijl work sampling minder details genereren maar wel van een grotere groep deelnemers (Finkler, Kniwkman, Hendrickson, Lipkin, Thompson, 1993). 1.4.2. Classificatiesystemen Tijdens het bestuderen van de literatuurgegevens omtrent zorgzwaarte komt de term classificatiesysteem eveneens naar voren. De meeste artikels uit het literatuuronderzoek geven een beschrijving van een systeemontwikkeling of vergelijken systemen die de zorgzwaarte meten. In enkele takken van de verpleegkundige zorg zijn er dergelijke systemen te vinden: acute zorg, thuiszorg, revalidatie, etc. (Jennings, 2008). Er is weinig objectieve en gevalideerde informatie betreffende de werklastsystemen die door managers gebruikt worden. Het vergelijken van dergelijke systemen is moeilijk door gebrek aan standaardisering van metingen (Fasoli, Fincke & Haddock, 2011). Een scoresysteem laat niet alleen toe om een score te bepalen die de zorgintensiteit van de patiënt weerspiegelt maar kan ook een instrument voor audit zijn. Het kan helpen om de eigen performantie te meten over de tijd. Het meten en vergelijken van performantie tussen verschillende diensten is echter onderhevig aan enige misinterpretatie (Bouch & Thompson, 2008). De meeste moderne systemen bestaan idealiter uit twee onderdelen, namelijk een zorgzwaarte instrument en een bestaffingsschema (Walts & Kapadia). Bij het opstellen van een classificatiesysteem moet aandacht voor enkele principes bestaan. Om een zicht te krijgen op de complexiteit van variabelen moeten meerdere metingen gebeuren zowel met betrekking tot de patiënt, als de verpleegkundige en de organisatie. Eenvoud en aandacht voor de kost moeten daarbij middelen zijn. Bestaande meetwaarden moeten waar mogelijk gebruikt worden om de impact van extra werklast voor de verpleegkundige te minimaliseren. In het ontwikkelen van een systeem moet zowel aandacht zijn voor de directe zorg als voor het advies van experten (Fasoli, Fincke & Haddock, 2011). Zoals eerder vermeld, wordt in sommige ziekenhuizen gebruik gemaakt van de ASPAN classificatie, maar evidentie voor dit systeem ontbreekt echter. In studies betreffende de PACU wordt ook weinig melding gemaakt van de zorgdoelen van de PACU. Het is niet altijd duidelijk of al dan niet geventileerde 10 patiënten worden opgenomen en welke ondersteuning door niet-verpleegkundigen aan de PACU verpleegkundigen wordt geboden. 1.5. De studiesetting: PACU 1K12 UZ Gent De PACU maakt deel uit van de sector Kritieke Diensten, samen met de diensten spoedopname, intensieve zorgen en het operatiekwartier. Op jaarbasis worden ongeveer 21000 patiënten opgenomen in de PACU. Omdat het operatiekwartier in twee lokalisaties is opgesplitst over de campus, is de PACU eveneens opgedeeld over de twee sites. Om een reëel verdeelde studiepopulatie te verkrijgen bestaande uit zowel korte als langdurige ingrepen en mineure als majeure chirurgie, werd de keuze gemaakt om op één site (1K12) te registreren. De overnachtende patiënten worden op één site opgevangen (1K12) om de inzet van personeel en middelen te optimaliseren. Op de andere site (6K2) worden meer kinderen alsook patiënten uit het chirurgische dagziekenhuis opgenomen en wordt gewerkt met een ‘snelontslag’ procedure. Het volledige zorgteam van de PACU bestaat uit verpleegkundigen en logistieke medewerkers (vervoer patiënten, aanvullen materiaal, koerierfunctie) en wordt ondersteund door een administratieve kracht tijdens de dagshift (8u – 18u of 20u). Een anesthesist is steeds bereikbaar om het ontslag van de patiënt te formaliseren en eveneens als zich problemen voordoen. Er wordt getracht om een ratio personeelsbezetting in de PACU te voorzien van één verpleegkundige per vier, maximum vijf patiënten. Aangezien de PACU 24 uur operationeel is, wordt er in verschillende shiften gewerkt. Overlappingen in de shiften zijn noodzakelijk voor de continuïteit van het zorgproces en om te zorgen dat voldoende pauzes mogelijk zijn. Tijdens het onderzoek zijn 18 posities, waarvan twee volledig aparte ruimtes in de PACU beschikbaar. Deze posities zijn uitgerust om niet geventileerde/geïntubeerde patiënten te verzorgen. 11 Hoofdstuk 2: Methodologie De beschrijving van de methodologie is tweeledig. In een eerste deel wordt getracht om determinanten van zorgzwaarte voor de PACU patiënten te identificeren aan de hand van een literatuurstudie. Eerste zullen mogelijke factoren van andere systemen worden geselecteerd. De voorkeur gaat daarbij uit naar reeds gevalideerde systemen. Om meer betrouwbaarheid te krijgen, zullen de bekomen elementen in tweede instantie voorgelegd worden aan experten. Door middel van een vragenlijst kunnen deze experten nog andere elementen aanhalen. Nadat de determinanten geanalyseerd en vastgelegd zijn, worden deze geïntegreerd in een registratieformulier. Het tweede deel omvat een gegevensregistratie van de PACU. Het registratieformulier, dat maar definitief vorm kreeg na het eerste deel, bestaat uit verschillende onderdelen. Een deel bevat het vastleggen van patiëntengegevens en een ander deel bestaat uit een tijdsregistratie. Deze laatste heeft als doel zicht te krijgen op de tijd welke een verpleegkundige besteedt aan de (in)directe zorg voor de patiënt. De studie werd goedgekeurd door het Ethisch Comité, de directie van het Universitair Ziekenhuis Gent, de directeur verpleging, het diensthoofd anesthesie en door de vakbondsorganisaties. 2.1. Kiezen van determinanten uit bestaande tools De Post Anesthetic Recovery Scale of Aldrete score heeft aandacht voor vijf items. Het item activiteit heeft drie gradaties: het bewegen van vier ledematen vrijwillig of op vraag, bewegen van twee ledematen en het niet kunnen bewegen van de ledematen. Deze controle wordt vaak al uitgevoerd in het operatiekwartier na het extuberen van de patiënt. Voor het compact houden van het registratieformulier wordt deze determinant voorlopig niet gekozen. De ademhaling wordt gescoord door: het vrij kunnen ademen en hoesten, dyspneu of apneu. Dit item wordt eveneens in het OK gecontroleerd, maar de kans bestaat dat de patiënt ademhalingsmoeilijkheden krijgt door nawerkingen van medicatie. Deze parameter wordt op het registratieformulier gescoord door observatie 12 van de aanwezigheid van een stabiele ademhaling en dat de patiënt al dan niet met een zuurstofmasker in de PACU wordt opgenomen. Een derde item van de Aldrete score, nauw verbonden met de ademhaling, is de zuurstofsaturatiewaarde. Bij het installeren van de patiënt in de PACU behoort het opvolgen van de saturatie tot de standaardhandelingen bij het aanleggen aan de monitor, waardoor de meting van deze score weinig belasting heeft op de werkdruk. Naast de ademhaling wordt de cardiale functie bepaald in de Aldretescore. Hier wordt de bloeddruk van de patiënt vergeleken met de preoperatief gemeten bloeddrukwaarden. Deze vergelijking gebeurt door middel van afwijkingspercentages ten overstaande van de basisbloeddruk. Het berekenen van deze score kan tijdrovend zijn, maar om het belang van het item niet te verliezen wordt geopteerd de cardiale functie op een andere manier te registreren. De keuze wordt gemaakt tussen (preoperatief) cardiale belasting of geen cardiale klachten. Als vijfde en laatste item wordt het bewustzijnsniveau gecontroleerd. Omwille van onder andere medicatiebijwerkingen is dit een determinant die terug te vinden is op het registratieformulier. De Tiss-28, voornamelijk gebruikt in de setting van intensieve zorgen, biedt ook een waardevolle inbreng. Men gebruikt daarbij verschillende topics waaronder basisactiviteiten, cardiovasculaire ondersteuning, ondersteuning van de ademhaling, renale, neurologische en metabolische ondersteuning. Elk van deze topics bevat onderdelen die nuttig kunnen zijn in de PACU setting. Bij de basisactiviteiten is er aandacht voor de monitoring van de vitale paramaters, het toedienen van medicatie, de wondzorg en de zorg voor drainagesystemen. Voor de cardiovasculaire ondersteuning wordt de aanwezigheid van arteriële en/of centrale lijn als parameters meegenomen. Aangezien de focus van de ademhaling in de TISS hoofzakelijk op ondersteuning door middel van ventilatie ligt, wordt hier geen parameter gekozen. De renale en neurologische ondersteuning wordt vertaald naar aanwezigheid van respectievelijk een blaassonde en een intracraniële drukmeting (ICP). 2.2. Kiezen van extra determinanten Een vragenlijst wordt opgesteld om te achterhalen welke determinanten inzake zorgzwaarte en werkdruk belangrijk zijn voor de experten. De experten zijn hier de 13 verpleegkundigen werkzaam op de PACU. Een aantal factoren werden reeds aan de hand van het literatuuronderzoek geïncludeerd. Deze lijst wordt initieel ter inzage voorgelegd aan een expert en wordt verder aangevuld met andere potentiële determinanten. Na het bereiken van een consensus, wordt de vragenlijst definitief opgesteld (zie bijlage 3). Door middel van een Likert-schaal kunnen 27 definitieve determinanten bevraagd worden. Er wordt navraag gedaan in hoeverre een determinant de zorg voor de patiënt verzwaart. In de opsomming van de determinanten wordt geen onderscheid gemaakt indien het item eerder een impact heeft op de zorgzwaarte van de patiënt of op de werkdruk. Het doel is zo spontaan mogelijk antwoorden te verkrijgen. Vijf mogelijkheden worden aangeboden via multiple choice om de mening weer te geven van de verpleegkundige over de belangrijkheid van de determinant: geen belang, weinig belang, neutraal, van belang en veel belang. Het is mogelijk deze lijst van determinanten zelf aan te vullen en te quoteren. Elke verpleegkundige werkzaam op de PACU UZ Gent wordt gecontacteerd. Verpleegkundigen welke geruime tijd afwezig zijn van de dienst (wegens zwangerschap of langdurig ziekte) worden niet bevraagd zodat de meest accurate informatie wordt bekomen. Om een optimale bereidheid voor het invullen van de vragenlijst te bereiken wordt anonimiteit gegarandeerd. Door de grootte van de verpleegkundige groep kan identificatie via potentiële karakteristieken immers makkelijk achterhaalt worden. De vragenlijsten worden door middel van een meegeleverde omslag teruggestuurd. Vierentwintig verpleegkundigen (83%) geven tijdig toestemming. Er worden 23 vragenlijsten ontvangen waarbij 14 verpleegkundigen (61%) op de mogelijkheid zijn ingegaan om bijkomende elementen op te geven. Deze aangereikte determinanten worden meegenomen in het registratieformulier indien zij relevant zijn voor de patiënten doelgroep. Opmerkingen inzake kinderen worden bijvoorbeeld niet als relevant voor het registratieformulier beschouwd. 2.3. Opmaken registratieformulier Het formulier bestaat uit twee grote onderdelen: registratie van patiëntengegevens en een tijdsregistratie van het werk door de verpleegkundige uitgevoerd in functie van de patiënt. 14 2.3.1. Registratie patiëntengegevens Voor deze gegevens wordt een onderscheid gemaakt tussen twee sets van data. De eerste set data beschrijft de toestand van de patiënt bij opname. Deze gegevens bevatten zowel de demografische gegevens (dossiergegevens) als een beschrijving, welke een momentopname is, van de toestand van de patiënt bij opname in de PACU. Volgende determinanten komen hiervoor in aanmerking: leeftijd, geslacht, soort ingreep, duur chirurgie, ASA score, diabetes/cardiaal belast, aantal IV lijnen, aantal drains, aanwezigheid blaassonde, bewustzijnsgraad, zuurstofsaturatie, nausea- en VAS-score. Een tweede set data is voorbehouden voor het noteren van de extra verpleegkundige zorgen (al dan niet naar aanleiding van events) tijdens het verblijf van de patiënt. Determinanten die hiervoor geselecteerd worden: aanleggen van verbanden, plaatsen invasieve lijn, uitvoeren van blaassondage, toedienen van bloedderivaten, bloedafname verrichten en begeleiden van bezoekers. Bij de tijdsregistratie wordt zowel het uur van opname als het uur dat de verpleegeenheid wordt verwittigd voor het afhalen van de patiënt alsook het uur van formeel ontslag worden genoteerd. 2.3.2. Tijdsregistratie van patiëntenzorg Om een zicht te krijgen op de tijd die een verpleegkundige besteed aan patiëntenzorg, wordt een tijdsregistratie voorzien. De verpleegkundige activiteiten worden onderverdeeld in drie categorieën: directe zorg aan bed, overdracht en administratieve taken. Onder directe zorg aan bed wordt verstaan elke soort zorg waarbij de verpleegkundige aan bed is van de patiënt. De overdracht behelst zowel de overdracht bij de opname van de patiënt tussen arts en verpleegkundige als de overdracht die nodig is bij pauze en shiftwissel van de verpleegkundigen. De administratie kan bestaan uit het invullen van het patiëntendossier, het dialogeren met de arts, het opzoeken van informatie en het voeren van telefoongesprekken in functie van de patiëntenzorg. Een extra categorie wordt voorzien indien de zorg door meer dan één verpleegkundige wordt uitgevoerd. Deze categorieën weoden in samenspraak met de adjunct- hoofdverpleegkundige vastgelegd. Per uur dat de patiënt in de PACU verblijft, bestaat 15 een overeenkomende tijdsregistratie. In deze tijdsregistratie kan de verpleegkundige per tijdseenheid van twee en een halve minuut de zorg aankruisen op het formulier. Er wordt voor één formulier gekozen (zie bijlage 4) om het gebruiksgemak te optimaliseren en om de tijdsduur voor het invullen van het formulier zo laag mogelijk te houden. Er wordt gewerkt via het ‘aanvinken’ van mogelijkheden of het invullen van getallen om de registratie zo vlot mogelijk te laten verlopen. Aangezien een PACU een afdeling is voor eerder kortstondige opnames, worden standaard negen tijdsregistratie uren vermeld. In geval van langdurige opnames wordt een extra formulier voorzien met enkel tijdsregistraties. In geval er geen, gedeeltelijke of een slechte registratie wordt uitgevoerd, kan de verpleegkundige dit ook aangeven op het formulier om de betrouwbaarheid van de data te vrijwaren. Onderaan het formulier is de mogelijkheid om ‘registratie betrouwbaar’ of ‘registratie niet betrouwbaar’ aan te vinken. Op elk registratieformulier wordt een adremasticker (naam patiënt en het UZ-identificatienummer) aangebracht om te vermijden dat formulieren verwisseld of verloren worden. Bij het ontbreken van bepaalde demografische gegevens kan de onderzoeker via deze identificatie de gegevens achterhalen. Bij het digitaal verwerken van de data wordt aan elk ingevoerd formulier een volgnummer gegeven zodat daarmee de anomisatie van de patiënt wordt gegarandeerd. 2.4. Patiëntenregistratie De keuze wordt gemaakt om te werken met een convenience sample. Elke patiënt, man of vrouw, ouder dan 18 jaar die na chirurgische ingreep op de PACU UZ2 verblijft, wordt geïncludeerd. Exclusiecriteria waren: patiënten jonger dan 18 jaar, anderstaligen die het Nederlands niet machtig waren en het Nederlandstalig toestemmingsformulier niet konden ondertekenen. Statistieken2 betreffende opnames van patiënten op de PACU geven een ratio van 40 opnames per dag. Vermits ook kinderen, anderstaligen, IZ-transfer patiënten en preoperatieve opnames hierin vervat zitten, wordt er gerekend op een potentieel van 20 2 Op basis van gegevens verschaft door de hoofd adjunct verpleegkundige PACU 16 patiënten per dag. De grootte van de steekproef is van groot belang voor de validiteit van classificatiesystemen. Een grote steekproef is wenselijk omdat een te kleine proef minder betrouwbare resultaten tot gevolg kan hebben. Hoe groot deze moet zijn, is echter moeilijk te bepalen (Bouch & Thompson, 2008). Wegens de beperktheid in tijd van dit pilootproject voor deze thesis en om de dienst PACU niet teveel te belasten, wordt het aantal te includeren patiënten geschat op 200 proefpersonen. Dit komt overeen met een registratieperiode van tien werkdagen of twee weken. Gedurende twee weken word dagelijks een overzicht gemaakt van de planning van de chirurgische ingrepen voor de volgende dag. Patiënten welke voldoen aan de criteria worden preoperatief bezocht en na het geven van de nodige informatie wordt hun toestemming gevraagd. Door middel van een onopvallende sticker met het woord ‘studie’ of ‘geen studie’ op het voeteinde van het bed wordt inclusie in de studie aangegeven. Op deze manier is het voor de PACU verpleegkundige visueel zichtbaar wanneer de patiënt deelneemt aan de studie. Informatie- en toestemmingsformulieren worden in de bedholderea (de wachtzaal van het operatiekwartier) voorzien zodat er ook de mogelijkheid bestaat om ongeplande, niet-electieve patiënten te includeren. De verpleegkundigen op de bedholderea worden geïnstrueerd hoe zij op een adequate manier deze patiënt moeten informeren en toestemming vragen. Gedurende de periode van maandag 5/12/2011 t.e.m. vrijdag 16/12/2011 wordt er toestemming verkregen van 209 patiënten. Van deze 209 patiënten worden uiteindelijk 178 formulieren geregistreerd (85%). Het ontbreken van 31 patiënten is hoofdzakelijk te wijten aan uitgestelde operaties, onverwachte postoperatieve opname op IZ of er is niet geregistreerd op de PACU. 2.5. Statistische Analyse Voor het uitvoeren van de statistische analyses op de verschillende gegevens wordt gebruik gemaakt van het statistisch verwerkingsprogramma IBM SPSS Statistics 20. Een aantal grafieken en tabellen wordt met behulp van het programma Microsoft Excel 2010 gegenereerd. Bij het weergeven van continue variabelen wordt het gemiddelde, de standaarddeviatie (SD) en het minimum en maximum genoteerd. Er wordt voor elke variabele aan de hand van een normaliteitstest en een Q-Q plot nagegaan of de waarden 17 normaal verdeeld zijn. Voor de normaliteitstest kan gekozen worden tussen de Kolmogorov-Smirnov toets en de Shapiro-Wilk toets. Deze laatste toets geniet de voorkeur bij kleinere steekproeven (n<50), waardoor hier in de studie geopteerd wordt om de waarden van de Kolmogorov-Smirnov test te gebruiken. Gezien de waarden van enkele variabelen voor deze toets significant zijn, (p < .05) wordt de nulhypothese dat de variabelen normaal verdeeld zijn, verworpen. Voor het analyseren van de data gebruiken we verder niet-parametrische testen. De Spearman correlatie test wordt gekozen voor de continue variabelen. Bij het verwerken van categorische variabelen wordt gebruik gemaakt van de Chi-kwadraattoets om te onderzoeken of tussen twee variabelen een statistisch significant verband bestaat. Gemiddelden worden vergeleken aan de hand van de Mann-Whitney U test of de Kruskal-Wallis test (ongepaarde niet parametrische test). Nadat verbanden worden gelegd tussen verschillende determinanten wordt via regressieanalyses getracht om voorspellende factoren aan te wijzen. Statistische significantie wordt gedefinieerd als de tweezijdige getoetste p waarde kleiner is dan .05. Sterke statistische significantie wordt bepaald als p < .001. 18 Hoofdstuk 3: Resultaten 3.1. Resultaten uit bevraging experts Drieëntwintig vragenlijsten worden teruggestuurd. Met uitzondering van één participant, die geen enkele determinant scoort, hebben de overige participanten bijna alle 27 basisdeterminanten een score gegeven volgens de aangereikte Likert schaal. Voor de analyse van de resultaten van de vragenlijsten wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van beschrijvende statistieken. In de data wordt een totaal van 32 ontbrekende waarden geregistreerd (5%) op een geheel van 27 determinanten in 23 vragenlijsten. 3.1.1. De 27 basisdeterminanten De determinanten worden eerst gesorteerd op het item ‘veel belang’ en dan volgens het hoogst gescoorde percentage. Daarna wordt opeenvolgend ‘van belang’, ‘neutraal’, ‘weinig belang’ en ‘geen belang’ geordend (zie figuur 1). Zeven determinanten worden door meer dan de helft van de experten (n≥11) beoordeeld als een determinant met ‘veel belang’. De hoogst scorende determinant heeft vooral betrekking op de werkdruk, namelijk de impact van ‘meerdere patiëntenopnames per verpleegkundige op hetzelfde moment’. Zevenentachtig procent van de verpleegkundigen (n=20) geeft aan deze determinant de belangrijkste invloed. Het gegeven dat ‘een patiënt woelig en verward toekomt op de PACU’ heeft volgens de experten (78%, n=18) ook een hoge impact. ‘Een hoge pijnscore (VAS >7) bij aankomst op de PACU’ sluit de top drie af met eveneens 78% (n=18). Doordat de VAS-score een lager percentage ‘van belang’ behaalt ten opzichte van ‘een opname van een woelige/verwarde patiënt’, staat de VAS-score na ‘woelige /verwarde patiënt’. De determinant ‘de peroperatieve oplaaddosis van analgesie’ behaalt een percentage van 61% (n=14). De determinant ‘soort ingreep’ wordt door 74% (n=17) van de experten als belangrijk bevonden. Vervolgens wordt de lijst aangevuld met de determinanten ‘ingrepen waarbij complexe verbandzorg verwacht wordt’ (57% en n=13) en ‘het uitvoeren van vasculaire controles’ (52% en n=12). De ‘nauseascore’ behaalt een score van 48% (n=11) die net onder de grens van 50% van de mening van de experten ligt. 19 Van de determinanten die procentueel het laagst scoren op ‘veel belang’ scoort ‘diabetes’ het laagste. Alhoewel ‘diabetes’ een percentage van 57% behaalt op ‘van belang’ is er geen enkele expert die ‘diabetes’ als een factor van veel belang beschouwt. ‘De aanwezigheid van een blaassonde’ behaalt een even laag percentage als de determinant ‘uitvoeren van bloedafname’, namelijk 9% (n=2). De ‘ASA-score’ en de leeftijd behalen hetzelfde resultaat met een percentage van elk 13% (n=3). Belang determinanten door de experten (%) geen belang weinig belang > 1 opname/verpleegkundige verwarde/woelige patiënt VAS soort ingreep opladen analgesie verbandzorg vasc. controle nauseascore geven van vaso-actieve med cardiaal belast kans op nabloedingen alg gezondheid aanwezigheid art/centr BWZ aantal infusen neuro controle geven van bloedderivaten aanwezigheid spuitpomp duur ingreep uitvoeren blaassondage aanwezigheid thoraxdrain aantal drains leeftijd ASA bloedafname aanwezigheid blaassonde diabetes neutraal van belang veel belang 04,3 87 0 17,4 78,3 04,3 13 78,3 04,3 17,4 73,9 0 17,4 17,4 60,9 04,3 21,7 13 56,5 0 43,5 52,2 04,3 8,7 34,8 47,8 0 13 43,5 39,1 0 13 43,5 39,1 0 13,6 47,8 34,8 0 13 47,8 34,8 0 13 47,8 34,8 4,30 26,1 30,4 34,8 04,3 30,4 30,4 30,4 08,7 60,9 26,1 04,3 8,7 52,2 26,1 04,3 17,4 47,8 26,1 4,30 30,4 34,8 26,1 0 13 60,9 21,7 04,3 26,1 47,8 17,4 4,34,3 26,1 39,1 17,4 0 34,8 47,8 13 8,7 8,7 17,4 43,5 13 04,3 13 69,6 8,7 8,70 43,5 30,4 8,7 04,3 34,8 56,5 0 Figuur 1: Overzicht determinanten volgens ‘veel belang’ (%) 20 3.1.2. Determinanten aangereikt door de experten Veertien van de 24 participerende verpleegkundigen hebben van de mogelijkheid gebruikt om zelf determinanten op te geven. Op de vragenlijsten worden verschillende items aangehaald die uiteindelijk gebundeld worden in 19 extra determinanten. Deze worden eveneens volgens de Likert schaal gescoord. Deze determinanten scoren hoofdzakelijk met ‘veel belang’. Er wordt daarbij geen enkele determinant aangeduid dat geen impact had op de zorg. Zes verpleegkundigen geven aan dat ‘het ontvangen en te woord staan van bezoek’ een impact heeft op het werk. ‘Het opnemen van een patiënt in een bevuild bed’ (bloedvlekken of bevuild door ontsmettingsmiddel en dergelijke) en ‘de afwezigheid van een duidelijk postoperatief beleid bepaald door de arts’ scoren qua belang even hoog met een percentage van 13% (n=3). Vervolgens wordt deze top drie verder aangevuld (van hoog naar laag percentage) door: Opzoeken van thuismedicatie Afwezigheid van een anesthesist Aanwezigheid van pijnpomp (aanschakelen) Opnemen van telefoons Huilend kind Patiënt met halsevidement / canule Onstabiele patiënt Opname van IZ patiënt Foutief aangelegd verband Geen opvolging van de patiënt door de arts Afwezigheid van de secretaresse Personeelstekort Patiënt met mentale retardatie Leeftijd van de patiënt indien kind Het te laat afhalen van de patiënt door de verpleegeenheid In- en uitstroom van patiënten 21 3.1.3. Finale determinanten op registratieformulier Uiteindelijk worden volgende te registreren elementen op het formulier opgetekend: Leeftijd geslacht Cardiaal belast (ja – nee) diabetespatiënt ( ja – nee) ASA score chirurgische discipline soort anesthesie soort ingreep duur van de ingreep uur van opname PACU uur van ontslag PACU uur dat afdeling wordt verwittigd om patiënt af te halen aantal IV lijnen aanwezigheid arteriële (ja-nee) aanwezigheid centrale (ja-nee) aanwezigheid IV spuitpomp (ja-nee) aanwezigheid PCEA pomp (ja-nee) aantal drains in totaal aantal drains op zak/vacuüm aantal penrose drains aantal thoraxdrains aanwezigheid ICP aanwezigheid blaassonde bewustzijn van de patiënt aankomst met zuurstofmasker zuurstofsaturatie bij aankomst respiratoire stabiliteit (ja-nee) nauseascore VAS score uitvoeren van neurologische observaties vasculaire observaties nood aan verbandzorg plaatsen arteriële tijdens verblijf uitvoeren blaassondage aantal uitgevoerde bloedafnames toedienen bloed, plasma toedienen van zuurstof ontvangen van bezoek (duur) registratie is betrouwbaar (zie bijlage 4) 22 3.2. Resultaten uit patiëntenregistratie Niet alle registratieformulieren worden volledig ingevuld. Indien formulieren niet volledig worden opgemaakt, geeft de verpleegkundige soms tijdsgebrek als reden schriftelijk aan op het formulier. In 5% van de gevallen wordt er niets geregistreerd. In deze gevallen kunnen aan de hand van het dossier enkele patiëntengegevens achterhaald worden zoals geslacht, leeftijd, ASA score, soort chirurgie, tijdstip van ingreep, opname en ontslag van de PACU. Negen procent van de ingevulde formulieren betreft enkel de registratie van gegevens bij de opname van de patiënt. Bij deze groep wordt wel de toestand van de patiënt bij opname genoteerd. Dit houdt in dat er meer dan louter dossiergegevens beschikbaar waren zoals bijvoorbeeld het aantal IV lijnen, aanwezigheid van blaassonde, zuurstofsaturatiegehalte, niveau van bewustzijn, VAS score enzovoort. Dit betekent dat bijna 85% volledige van de opnames wordt geregistreerd. Nochtans moet hier vermeld worden dat bij de groep van volledig ingevulde registraties toch soms bepaalde tijdsregistraties ontbreken. Meestal uit dat zich in het ontbreken van één of meerdere uren van de totale tijdsregistratie. Bij het verwerken en analyseren van tijdsregistraties wordt hier rekening mee gehouden. Bij 84 formulieren (47%) wordt de optie gebruikt om aan te geven of de registratie al dan niet betrouwbaar is. Hiervan wordt 10% (of 5% van alle registraties) als onbetrouwbaar aangegeven. De overige 90%, dus 43% van alle registraties, wordt expliciet als betrouwbaar benoemd. 3.2.1. Karakteristieken van de patiëntenpopulatie Leeftijd en geslacht Zoals reeds vermeld, bestaat de onderzochte groep uit 178 personen bestaande uit 110 vrouwen (62%) en 68 mannen (38%). Dit geegt een V/M ratio van 1,6. De leeftijd varieert van 21 tot 88 jaar met een gemiddelde leeftijd van 55 jaar. Bijna de helft van de patiënten bevindt zich in de leeftijdscategorie tussen 51 en 70 jaar (46%) (zie tabel1). ASA score en soort anesthesie De hoogste ASA klasse betreft een ASA III score. Deze patiëntengroep bedraagt 23% van het totaal aantal. De grootste groep patiënten (41%) heeft een ASA II score. De groep patiënten met een normale gezondheid of ASA I score, telt 29%. Finaal is een 23 groep patiënten (7%) waarbij de ASA score niet van toepassing is omdat de ingreep onder lokale anesthesie wordt uitgevoerd. De meeste patiënten (91%) worden chirurgisch behandeld onder algemene narcose. Op de tweede plaats staat lokale anesthesie met 6% ( zie tabel 2). Tabel 1: Overzicht van de leeftijd in categorieën ingedeeld n = 178 frequentie percentage 18j - 30j 17 9,6 31j - 50j 52 29,2 51j - 70j 85 46,1 ≥ 71j 27 15,2 totaal 178 100 Tabel 2: Soort anesthesie gebruikt tijdens chirurgie aantal 160 11 2 1 1 1 178 algemene lokale locoregionale epidurale spinale sedatie/Stand by totaal valid % 90,9 6,3 1,1 0,6 0,6 0,6 100 Cardiaal belast / diabetes Bij 8% van de patiënten wordt er expliciet cardiale belasting en bij 11% diabetes vermeld. Chirurgische discipline Initieel wordt een onderscheid gemaakt tussen acht disciplines: orthopedie, plastische heelkunde, neurochirurgie, thoracale heelkunde, vasculaire heelkunde, endovasculaire heelkunde, gastro-intestinale heelkunde en algemene hepatobiliaire heelkunde. Omdat sommige verpleegkundigen geen onderscheid maken tussen vasculaire heelkunde en endovasculaire heelkunde, wordt deze onder één noemer gezet met name vasculaire 24 heelkunde. Hetzelfde probleem stelt zich met gastro-intestinale en algemene hepatobiliaire heelkunde. Deze groep ingrepen wordt in de verdere statistieken samen verwerkt onder de naam digestieve heelkunde. Uiteindelijk wordt met zes disciplines gewerkt. Het merendeel van de patiënten wordt na een orthopedische ingreep opgenomen op de PACU (44%). Op de tweede plaats komt digestieve heelkunde met 20%. Verder wordt de lijst vervolgd door vasculaire heelkunde (13%), plastische heelkunde (13%), neurochirurgie (7%) en thoracale heelkunde met 3%. De lagere percentages voor niet-orthopedische ingrepen zijn gedeeltelijk te verklaren omdat deze disciplines chirurgische ingrepen met een ander postoperatief beleid uitvoeren waardoor de patiënt postoperatief naar IZ gaat. Bepaalde ingrepen van plastische heelkunde, zoals bij brandwondenpatiënten gaan postoperatief niet naar de PACU, maar terug naar het brandwondencentrum. Duur van de chirurgische ingreep De gemiddeld ingreepduur van een PACU-patiënt bedraagt 113 minuten (SD = 101). Als we kijken per discipline (zie tabel) duurt een plastische ingreep het langst (222 minuten, SD = 170) en de thoracale heelkunde het kortst (een gemiddelde duur van 74 minuten, SD = 11). Tabel 3: Duur van de chirurgische ingreep, per discipline (minuten) Gemiddelde SD minimum maximum n= Globaal 113 101 5 610 176 Orthopedie 78 56 6 330 77 Heelkunde 222 170 20 610 23 Neurochirurgie 128 99 9 360 13 74 11 55 85 5 86 61 20 275 22 136 93 5 450 36 Plastische Thoracale heelkunde Vasculaire Heelkunde Digestieve heelkunde 25 Postoperatieve toestand van de patiënt Bij de opname in de PACU is bij acht procent van de patiënten een arteriële druklijn aanwezig. Eenzelfde percentage (8%) wordt gevonden voor de aanwezigheid van een centrale druklijn. Bij vijf procent van de patiënten is zowel een arteriële als een centrale lijn present. In tegenstelling tot de arteriële lijn, die hoofdzakelijk aanwezig is bij patiënten van digestieve en vasculaire heelkunde, is de aanwezigheid van een centrale lijn meer gespreid over de chirurgische disciplines, met uitzondering van orthopedie en neurochirurgie. Bijna de helft van de patiënten met een intraveneuze spuitpomp (9%) heeft een plastische ingreep ondergaan. De aanwezigheid van een pijnpomp (9%) wordt voornamelijk bij orthopedische (53%) en digestieve (47%) patiënten opgemerkt. Een kleine meerderheid van de patiënten (53%) heeft één of meerdere drains bij aankomst. De aanwezigheid van één drain is van toepassing op 40% van de patiënten en bij uitzondering registreert men vier of meer drains (5%) voornamelijk bij plastische heelkunde ingrepen. Drieëndertig procent van de patiënten heeft een blaassonde en bij vier procent van de patiënten is het na de opname op de PACU noodzakelijk om een blaassondage uit te voeren. Wat betreft het bewustzijnsniveau komt 37% van de patiënten wakker en bewust toe. De meerderheid (55%) komt echter slaperig maar wekbaar toe in de PACU. Slechts in vijf procent van de gevallen is sprake van verwardheid. Inzake nausea arriveert 98% van de opgenomen patiënten zonder of met slechts milde misselijkheid. Bij 31% van de patiënten wordt expliciet vermeld dat reeds preoperatief anti-emetica werden gegeven. De gemiddelde VAS score voor pijn bedraagt drie (SD = 2.7). Dertig procent van de patiënten geeft aan geen pijn te hebben en 12% geeft een score van zeven of hoger op de VAS schaal. De grote meerderheid van de opgenomen patiënten is respiratoir stabiel (93%) en heeft een gemiddelde zuurstofsaturatie van 96% (SD = 9.4). 3.2.2. Werking van de PACU Opnamemoment – Ontslagmoment Het operatiekwartier is operationeel vanaf 07u30. Alle operatiezalen zijn functioneel tot 16u. Vanaf 16u wordt dan stapsgewijs afgebouwd naar 17u30 en 22u. Zoals eerder vermeld telt de gemiddelde duur van een ingreep 113 minuten (1u43’). De eerste patiënten worden reeds opgenomen vanaf 9u in de PACU (zie tabel 4). Bijna 34% van 26 de opnames gebeurt tussen 9u en 12u en nog eens 34% in de daarop volgende drie uren. Vanaf 18u zijn er minder opnames als gevolg van de afbouw van het operatieprogramma. We merken bij de verdeling betreffende het ontslag dat 7% van de patiënten vóór 9u werd ontslagen. Dit zijn hoofdzakelijk de ‘overnachters’ die na de ochtendverzorging terug naar de afdeling mogen. Tijdens de grootste opnamemomenten van 9u-12u en 12u-15u zijn de ontslagpercentages respectievelijk 19% en 18%. Het grootste aantal ontslagen worden uitgevoerd tussen 15u en 18u. Tabel 4: Indeling van opname-uur in categorieën (aantal en %) Opname tot 9u van 9u tot 12u van 12u tot 15u van 15u tot 18u van 18u tot 21u vanaf 21u n= aantal 1 60 59 41 14 2 177 Ontslag valid % 0,6 33,9 33,9 23,2 7,9 1,1 aantal 12 34 32 57 32 11 178 bezettingsgraad valid % 6,7 19,1 18 32 18 6,2 aantal 8 7 12 14 12 8 % 44 39 67 78 67 44 De bezettingscapaciteit van de PACU wordt ook in beeld gebracht (zie figuur 2). We zien tussen 15u en 18u de hoogste gemiddelde capaciteit van 14 patiënten of 78%. De laagste bezettingsgraad wordt gezien omstreeks 9u ’s ochtend, na het ontslag van de overnachtende patiënten en vóór opname van de eerste chirurgische patiënten. Bezetting patiënten op de PACU 20 15 10 5 0 7u 8u 9u 10u 11u 12u 13u 14u 15u 16u 17u 18u 19u 20u 21u 22u 23u maandag dinsdag woendag donderdag vrijdag gemiddelde Figuur 2: Bezettingsgraad op de PACU per dag en gemiddelde (in aantal patiënten) 27 Afhalen van patiënt door de verpleegeenheid Zoals reeds aangehaald in de inleiding is de doorstroom van patiënten belangrijk voor de werking van de PACU. Bij een vertraagde uitstoom van patiënten kan de maximale opnamecapaciteit van de PACU vlug bereikt worden, waardoor vertraging van het operatieprogramma kan optreden. Het tijdig afhalen van patiënten door de verpleegeenheden is dus van groot belang. De gemiddelde tijd tussen het verwittigen van een verpleegeenheid dat de patiënt mag afgehaald worden, en het moment waarop dat ook effectief gebeurde, bedraagt 36 minuten (SD = 27). De kortste wachttijd bedraagt nul minuten, de langste wachttijd telt 148 minuten. De wachttijden kunnen uitgezet worden volgens discipline (met meestal corresponderende verpleegeenheid). Op kop staan de afdelingen neurochirurgie met gemiddelde wachttijd van 56 minuten (SD = 33) gevolgd door de afdelingen van plastische heelkunde (gemiddelde van 40 minuten en SD = 35), orthopedie (gemiddelde van 34 minuten en SD = 27), digestieve heelkunde (gemiddelde van 34 en SD = 24), vasculaire heelkunde (gemiddelde van 30 minuten en SD = 22) en thoracale heelkunde met een gemiddelde van 28 minuten (SD = 14). Figuur 3: Wachttijd per discipline, verpleegeenheid 28 Verblijfsduur De bezettingsgraad in de PACU wordt niet alleen bepaald door het aantal patiënten maar ook door de verblijfsduur. Om een duidelijker zicht te krijgen op dit gegeven wordt een onderscheid gemaakt tussen de patiënten die wel of niet overnachten op de PACU. De factor ‘overnachter’ wordt als storend beschouwd voor het berekenen van gemiddelden. Een patiënt wordt als ‘overnachter’ beschouwd wanneer hij de nacht moet doorbrengen in de PACU en waarbij de ochtendverzorging door het verplegend personeel van de PACU gebeurt. De indicatie waarom een patiënt moet overnachten kan meerdere redenen omvatten. De aard van de ingreep is bepalend en wordt door de chirurg of anesthesist medische geïndiceerd. Het tijdstip waarop een ingreep doorgaat, was ook van belang en wanneer de patiënt daardoor later op de dag / avond in de PACU wordt opgenomen, kan dit een organisatorische reden voor overnachting betekenen. Er is eveneens de mogelijkheid dat een patiënt langdurig in de PACU verblijft (met meerdere nachten) omdat de patiënt opeenvolgende chirurgische interventies moest ondergaan. Eén vijfde van de patiënten (20%) blijft overnachten in de PACU. De gemiddelde verblijfsduur van de niet- overnachtende patiënt bedraagt 187 minuten (SD = 101). De niet-overnachtende patiënt met de kortste opnameduur verblijft 35 minuten en deze met de langste opnameduur 541 minuten. Bij de overnachtende patiënt is de langste verblijfsduur 1575 minuten (omgerekend bedraagt dit 26u15min). Er is een onderscheid te maken tussen de verschillende chirurgische disciplines. De plastische heelkunde patiënt blijft gemiddeld het kortst met 132 minuten (SD = 50) en de thoracale patiënt het langste met een gemiddelde duur van 304 minuten (SD = 138). Figuur 4 geeft een grafiek weer waar zowel de opnameduur als het percentage opnames per discipline wordt weergegeven en geeft een duidelijker beeld van de invloed van de disciplines op de PACU bezetting. Deze impact was voor de algemene en vasculaire heelkunde patiënt vergelijkbaar door het feit dat er zowel rekening gehouden wordt met de verblijfsduur als de frequentie waarbij deze patiënten worden opgenomen. Hetzelfde is ook geldig voor de disciplines neurochirurgie en plastische heelkunde. 29 Figuur 4: Aantal patiënten (%) en gemiddelde opnameduur (minuten) per discipline 3.2.3. Verbanden, verschillen en voorspelling van de verblijfsduur Voor het analyseren van de verblijfsduur wordt de noodzakelijke verblijfsduur als startpunt genomen. Hieronder wordt verstaan de verblijfsduur zonder rekening te houden met de wachtduur (de tijdsduur van wachten op de verpleegeenheid voor het afhalen van de patiënt). Op het moment van het behalen van de ontslagcriteria verwittigt men de verpleegeenheid en werd de verdere verblijfsduur niet meegerekend. Volgende analyses worden alleen uitgevoerd op de niet-overnachtende patiënten. Een Spearman correlatie wordt uitgevoerd om naar mogelijke verbanden tussen determinanten en de verblijfsduur te zoeken. De leeftijd van de patiënt correleert sterk significant maar weliswaar met een laag correlatiecoëfficiënt (rs = .21, p < .001). De duur van de chirurgie of ingreepduur behaalt een hoger positief verband (rs = .413, p < .001). Het aantal IV lijnen correleert eveneens positief (rs = .356, p < .001). 30 Door middel van de Mann-Whitney U test komen enkele verschillen tussen gemiddelden van patiëntengroepen naar voren. Cardiaal belaste patiënten hebben een hogere verblijfduur met een gemiddelde rank van 97 minuten tegenover de niet-cardiaal belaste patiënten met een gemiddelde rank van 63 minuten (z = -2.874 en p = .004). Hetzelfde kan gezegd worden over diabetes patiënten. Deze groep had een hogere verblijfsduur (gemiddelde rank van 88 minuten) in vergelijking met niet-diabetici (gemiddelde rank van 64 minuten, z = -2.096, p = .036). De aanwezigheid van een arteriële of centrale druklijn geeft ook een verschil in verblijfsduur. Zo hebben de patiënten met een arteriële lijn een gemiddelde rank van 105 minuten, die significant hoger is dan de gemiddelde rank van 65 minuten voor de patiënten zonder arteriële lijn (z = -2.295 en p = .022). Voor het al of niet aanwezig zijn van een centrale lijn is dit respectievelijk een gemiddelde rank van 101 minuten en 65 minuten (z = -2.417 en p = .016). Een patiënt met respiratoire instabiliteit bij opname in de PACU kent een hogere verblijfsduur (gemiddelde rank van 84 minuten) ten opzichte van de respiratoir stabiele patiënten (gemiddelde rank van 57 minuten, z = -2.081 en p = .037). Tot slot geeft de aanwezigheid van een blaassonde een sterk significant verschil. De gemiddelde rank bij patiënten met een verblijfssonde is beduidend hoger met 85 minuten in vergelijking met de afwezigheid ervan (gemiddelde rank van 60 minuten, z = -3.053 en p = .002). De aanwezigheid van een IV spuitpomp of een pijnpomp toont geen significante verschil van de gemiddelde verblijfsduur. Voor het vergelijken van gemiddelden zoals de ‘ASA score’ en de groepsvariabele ‘chirurgische discipline’ (Kruskal-Wallis test) wordt enkel voor de variabele ‘discipline’ een verschil gevonden. De resultaten van de test geven een indicatie dat er een significant verschil is tussen de medianen (χ2 = 19.635 en p = .001). Post-hoc testen worden uitgevoerd aan de hand van een Mann-Whitney U test om telkens de verschillen tussen twee disciplines te vergelijken. Na het uitvoeren van de Bonferroni correctie om type-I-fouten te vermijden worden echter geen significante resultaten meer bekomen. Regressieanalyses worden uitgevoerd om verklarende factoren aan te duiden. Bij het gebruik van de ‘enter’ methode wordt een significant model bekomen (F7,72 = 7.809, p < .001) met een adjusted R square van .376. De voorspellende variabelen hebben volgende waarden: cardiaal belast (β = .276, p < .001), diabetes (β = .241, p = .003), ASA-score (β = -.201, p = .015), duur operatie (β = .257, 31 p = .46), respiratoir stabiel (β = .175, p = .056), thoraxdrain (β = .350, p < .001) en tot slot nausea (β = .345, p < .001). De regressievergelijking ziet er als volgt uit: Voorspelde Opnameduur = 134.62 + 98.36*cardiaal belast + 83.09*diabetes - 23.51*ASA score + 0.42*duur operatie + 75.16*respiratoir stabiel + 293.68*thoraxdrain + 106.95*nausea De gemeten en voorspelde opnameduur (bekomen door de regressievergelijking) correleert sterk significant (rs = .546 en p < .001) (zie figuur 5). Figuur 5: Scatterplot met voorspelde en gemeten opnameduur 32 3.2.4. Patiëntenzorg, zorgduur en verpleegkundige werklast Duur van de installatie van de patiënt bij opname Het duurde gemiddeld 13.7 minuten (SD 7.2) om de patiënt te installeren. Dit houdt in: de patiënt aan de monitor verbinden en de administratie in het elektronisch patiëntendossier (EPD) uitvoeren. De mondelinge overdracht tussen anesthesist en verpleegkundige gebeurt simultaan tijdens deze handelingen. De kortste installatie duurt vijf minuten en de langste 55 minuten. Bij 62% van de patiënten gebeurt de installatie door één verpleegkundige. Een opname van een patiënt door twee verpleegkundigen doet zich voor in 35% van de gevallen. Uitzonderlijk wordt de installatie door drie verpleegkundigen uitgevoerd (2%) of door vier verpleegkundigen (1%). De zorgduur bij een opname door meerdere verpleegkundigen kan niet uit de data achterhaald worden. Werken met meerdere verpleegkundigen Niet alleen bij de installatie van de patiënt maar ook doorheen zijn verblijf zijn er momenten dat de zorg door meerdere verpleegkundigen wordt uitgevoerd. Bij 43% van de patiënten wordt tijdens het verblijf van de patiënt zorg gegeven door meer dan één verpleegkundige. De extra zorgtijd die wordt geboden door een extra verpleegkundige varieert van twee minuten tot een half uur. Zorgduur na behalen van ontslagcriteria Op het tijdstip dat de patiënt de ontslagcriteria behaalt, wordt de verpleegeenheid verwittigd om de patiënt af te halen en noteert men dit op het registratieformulier. Slechts in een beperkt aantal registratieformulieren (22%) kan deze zorgduur achterhaald worden. Gemiddeld wordt er acht minuten zorg gegeven tijdens deze fase met een minimum en maximum van respectievelijk drie en 20 minuten. Ontwikkeling nieuwe variabele : som totaalzorg gemiddelde zorg/uur Het bepalen van een uitkomstvariabele voor het bepalen van de zorgzwaarte is van groot belang. De verpleegkundige activiteiten en de zorgtijdsduur komen hiervoor in aanmerking. Voor elke gegeven zorg wordt de activiteit en duur per uur door de 33 verpleegkundige aangekruist op een registratieformulier (zie figuur 6). Drie items worden hierbij genoteerd: de zorg aan bed, informatieoverdracht en administratie. …. uur 1e 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 ZORG AAN BED OVERDRACHT ADMIN./ TEL.VERKEER Aantal vpk (als ≠ 1): Figuur 6: Tijdsregistratie uit registratieformulier Op basis van bovenstaande registratie kan de totale zorgduur per patiënt per dag bepaald worden. Deze tijd werd bekomen door de som te maken van de tijd voor ‘zorg aan bed’, ‘administratie’ en het optellen van extra minuten indien de zorg door meer dan één verpleegkundige werd gegeven. Indien de informatieoverdracht bij de opname en het ontslag simultaan gebeurde met de zorg werd deze niet als extra opgeteld. De informatieoverdracht die werd gegeven op het moment van shiftwissel werd niet meegerekend. De tijd gebruikt voor deze overdracht is immers van organisatorische aard. Om ervoor te zorgen dat deze variabele enkel de noodzakelijke zorg omvat, wordt geen rekening gehouden met de zorg die mogelijks gegeven wordt nadat de patiënt de ontslagcriteria heeft behaald en wacht om afgehaald te worden door de verpleegafdeling. Omwille van verstoring van de analyse wordt geopteerd om de ‘overnachters’ te excluderen voor verdere resultatenverwerking. Aangezien deze nieuwe variabele (totale zorgduur) naast de opnameduurvariabele een uitspraak doet over de werkdruk wordt een correlatietest uitgevoerd tussen de opnameduur en de totale zorgduur. Er wordt een sterk positief verband waargenomen (rs = .76, p < .001). Het gemiddelde van de totale zorgduur was 42 minuten (SD = 30), waarbij de kortste zorgduur vier minuten en de langste zorgduur 205 minuten (3u25’) omvat. Bij het maken van een onderscheid tussen de verschillende chirurgische disciplines, is de totale zorgduur het hoogst bij de thoracale patiënt met een gemiddelde van 82 minuten (SD = 39) gevolgd door de vasculaire patiënt (69 minuten en SD = 61). De zorgduur van patiënten van digestieve heelkunde telt een gemiddelde van 49 minuten (SD = 28), de neurochirurgische en orthopedische patiënten respectievelijk 44 minuten (SD = 23) en 34 minuten (SD = 18). De kortste totale zorgduur wordt gemeten bij de plastische heelkunde patiënten. (gemiddelde van 30 minuten en SD = 13). 34 3.2.5. Verbanden, verschillen en voorspelling van de verblijfsduur De meerderheid van de variabelen die geen verband tonen met de verblijfsduur blijken ook geen verband te hebben met de totaalzorgduur. Het aantal IV lijnen vertoont wel een sterk positief verband met de verblijfsduur, net zoals met de totale zorgduur (rs = .497, p < .001). Een sterk verband wordt aangetoond met het aantal drains, weliswaar met een laag correlatiecoëfficiënt (rs = .215, p = .036). De leeftijd vertoont een trend tot significantie (rs = .193, p = 0.057). De Mann-Whitney U test wordt gebruikt om de gemiddelden van de totaalzorgduur ten opzichte van enkele groepsvariabelen te vergelijken. Bij de groepsvariabele ‘cardiaal belast’ wordt een significant verschil vastgesteld. De cardiaal belaste patiënten kregen meer zorg (gemiddelde rank van 69 minuten), dan de niet-cardiaal belaste patiënten (gemiddelde rank van 45 minuten, z = 2.47, p = .014). Patiënten met diabetes hebben significant meer zorg ontvangen (gemiddelde rank van 68 minuten) ten opzichte van niet-diabetes patiënten (gemiddelde rank van 45 minuten, z = -2.55, p = .011). Net zoals met de ‘verblijfsvariabele’ vertoont de aanwezigheid van een centrale druklijn een verschil in zorgduur. Deze patiëntengroep krijgt meer zorg (gemiddelde rank van 76 minuten) dan patiënten zonder centrale catheter (gemiddelde rank van 47 minuten, z = -2.04, p = .042). De aanwezigheid van een arteriële lijn vertoont echter geen verschil. Patiënten met een verblijfssonde hebben een hogere zorgduur met een gemiddelde rank van 69 minuten ten aanzien van patiënten zonder verblijfssonde (gemiddelde rank van 43 minuten, z = 3.35, p = .001). De variabele ‘respiratoire stabiliteit bij opname’ vertoont een trend tot significantie. Een respiratoir stabiele patiënt heeft een kortere zorgduur (gemiddelde rank van 41 minuten) in tegenstelling tot de niet respiratoir stabiele patiënten (gemiddelde rank van 70 minuten, z = -1,73, p = .084). Bij het vergelijken met de groepsvariabelen ‘aanwezigheid van IV spuitpomp en PCEA pomp’ kunnen geen significante verschillen aangetoond worden. Naar analogie met de verblijfsduur worden ook andere groepsvariabelen zoals de ASA-score, bewustzijnsniveau en chirurgische discipline met de Kruskal-Wallis test. Hier worden uiteindelijk na Bonferroni correctie geen significante resultaten verkregen. Een significante regressieanalyse wordt bekomen met F6,57 = 6.63 en p < .001. De variantie wordt voor 37% verklaard door volgende variabelen: cardiaal belast (β = .346, p = .001), diabetes (β = .255, p = .001), 35 duur operatie (β = .325, p = .016), thoraxdrain (β = .249, p = .002), soort anesthesie (β = -.229, p = .031) en chirurgische discipline (β = .207, p = .053). De regressievergelijking ziet er als volgt uit: Voorspelde Zorgduur = 21.71 + 36.44 *cardiaal belast + 25.60*diabetes + 0.16*duur operatie + 61.65*thoraxdrain - 5.11*soort anesthesie + 2.66*chirurgische discipline Aan de hand van deze regressielijn wordt de variabele ‘voorspelde zorgduur’ berekend en een Spearman correlatie wordt uitgevoerd. Deze test is sterk significant met een correlatiecoëfficiënt van rs = .57 en p < .001. Voor een betere visualisatie wordt een scatterplot geconstrueerd: Figuur 7: Scatterplot met voorspelde en gemeten zorgduur 36 De variabele ‘totale zorgduur’ heeft maar betekenis als de totale verblijfsduur van de patiënt bekend is. De behoefte aan een praktische en gebruiksvriendelijkere aanduiding van de zorg bied zich aan. Er wordt besloten om de ‘totale zorgduur’ te kaderen binnen een momentopname van één uur. Het aantal minuten ‘totale zorgduur’ wordt gedeeld door het aantal minuten ‘opnameduur’ en nadien vermenigvuldigd met 60 om tot een nieuwe variabele ‘gemiddelde zorg per uur’ te komen. Deze omkadering bied de mogelijkheid om direct een zicht te hebben op de zorgduur, ongeacht de opnameduur. De gemiddelde zorg bedraagt 17 minuten (SD = 7) met een minimum en een maximum van respectievelijk vier en 43 minuten. Het is interessant om een onderscheid te maken bij het bekijken van deze variabele tussen de wel en niet-overnachters. Er wordt daarbij een verschil van zes minuten waargenomen. Tabel 5: Overzicht totaalzorg en gemiddelde zorg/uur (in minuten) som totaalzorg (algemeen) niet-overnachters overnachters gemiddelde zorg/uur (algemeen) niet-overnachters overnachters gemid. 80 42 221 17 19 13 SD 80 30 45 min 4 4 145 max 316 205 316 7 7 3 4 4 7 43 43 19 Bij het vergelijken van deze gemiddelden aan de hand van de Mann-Whitney U Test zien we een significant verschil voor zowel de som van de totaalzorg als de gemiddelde zorg/uur. De zorgduur bij overnachtende patiënten ligt significant lager dan bij niet overnachtende patiënten (p < .001). Omdat de variabele ‘gemiddelde zorg/uur’ opgebouwd wordt met twee andere variabelen namelijk de opnameduur en de totale zorgduur wordt deze variabele onderworpen aan een correlatietest. Zowel bij de overnachters als de niet-overnachters vertoont de gemiddelde zorg per uur een positief verband met de totaalzorg met respectievelijk rs = .49, p = .011 en rs = .360, p < .001. Indien geen onderscheid wordt gemaakt met de groep overnachtende patiënten, is er geen verband meer tussen de gemiddelde zorg per uur en de totaalzorg. Met de opnameduur vertoont de gemiddelde zorg per uur echter een negatief verband, zowel voor de overnachters (rs = .425, p = .03) als voor de niet overnachters (rs = -.248, p = 37 .014). De correlatie blijft een sterk negatief verband aantonen indien geen onderscheid werd gemaakt met de overnachtende patiënten (rs = -.414, p < .001). 3.3. Mogelijkheid tot opstellen en verklaren classificatie? Gedachte experiment: Per uur kan één verpleegkundige 60 minuten zorg bieden aan de patiënt. Stel dat elke patiënt gemiddeld meer dan 30 minuten zorg nodig heeft per uur dan kan die ene verpleegkundige maar één patiënt volledig verzorgen per uur. Deze redenering kunnen we doortrekken voor andere gemiddelden van zorg. Gemiddelde zorg patiënt: > 30 minuten = per verpleegkundige 1 patiënt (1:1) van 20’ tot 30’ = per verpleegkundige 2 patiënten (1:2) van 15’ tot 20’ = per verpleegkundige 3 patiënten (1:3) van 12’ tot 15’ = per verpleegkundige 4 patiënten (1:4) van 10’ tot 12’ = per verpleegkundige 5 patiënten (1:5) < 10 minuten = per verpleegkundige 6 patiënten (1:6) Dit gedachte experiment maakt het mogelijk om de patiënten in te delen volgens de nood aan gemiddelde zorgtijd per uur. Het bepalen van de cutt-off voor de indeling wordt bepaald door rekening te houden met de beschikbare verpleegkundige zorgtijd. Deze verpleegkundige zorgtijd houdt in dat er een potentieel van 60 minuten zorg kan gegeven worden door één verpleegkundige. Hierbij wordt meteen een link gelegd naar de mogelijke verpleegkundige omkadering. Via dit gedachte experiment kan elke patiënt ingedeeld worden in een categorie aan de hand van zijn gemiddelde zorg per uur, per verpleegkundige. Het grootste aandeel van de niet- overnachtende patiënten (27%) heeft minder dan tien minuten zorg per uur ontvangen. De tweede grootste groep van patiënten (24%) krijgt gemiddeld 12 tot 15 minuten zorg. De resterende groepen ontvangen respectievelijk 15 tot 20 minuten (21%), 10 tot 12 minuten (18%), 20 tot 30 minuten (9%) en tot slot meer dan 30 minuten (1%) zorg ontvangen. 38 Het voorspellen van deze categorieën wordt op twee manieren aangepakt. Een eerste manier bestaat uit een analyse van de ‘gemeten’ berekende gemiddelde zorg per uur. Een regressieanalyse wordt uitgevoerd om te kijken of vanuit de variabele ‘gemiddelde zorg/uur’ voorspellende factoren kunnen aangeduid worden. Geen enkele analyse geeft significante resultaten (ANOVA p = n.s.). De tweede analyse vertrekt vanuit het standpunt van een ‘fictief’ berekende gemiddelde zorg per uur. Eerder werd aangetoond dat zowel de opnameduur als de zorgduur kunnen voorspeld worden. Uit deze gegevens kan een fictief gemiddelde zorg per uur berekend worden. De ‘voorspelde zorgduur’ wordt gedeeld door ‘voorspelde opnameduur’ en tot slot vermenigvuldigd met 60 om een gemiddelde zorg per uur te bekomen. Een significante regressieanalyse wordt bekomen met F1,68 = 80.83 en p < .001 De variantie wordt voor 54% verklaard door de variabele ‘ASA-score’. De regressievergelijking ziet er als volgt uit: Voorspelde ‘fictieve’ gemiddelde zorg/uur = 7.90 + 4.47*ASA score Aan de hand van deze regressielijn wordt de variabele ‘voorspelde gemiddelde zorg/uur’ berekend en een Spearman correlatie wordt uitgevoerd. Deze test correleert sterk significant met de ‘fictieve’ gemiddelde zorg/uur (rs = .752, p < .001) en eveneens met de ‘gemeten’ gemiddelde zorg/uur met een, weliswaar laag positief verband (rs = .249, p = .016.) Een scatterplot wordt gecreëerd voor de ‘voorspelde zorg’ met de ‘fictieve zorg’ (zie figuur 8) en eveneens met de ‘gemeten zorg’ (zie figuur 9). 39 Figuur 8: Scatterplot met ‘voorspelde’ en ‘fictieve’ gemiddelde zorg/uur (minuten) Figuur 9: Scatterplot met ‘voorspelde’ en ‘gemeten’ gemiddelde zorg/uur (minuten) 40 Een hogere ASA-score zal dus een hogere gemiddelde zorg per uur met zich meebrengen. Omwille van de uitkomst van deze resultaten wordt de berekende ‘voorspelde zorg’ door middel van het gedachte experiment in dezelfde categorieën opgedeeld als de ‘gemeten zorg’. Per patiënt wordt de ‘voorspelde zorg’ gecontroleerd naast de ‘gemeten zorg’ om na te gaan in hoeverre de patiënt in de juiste categorie wordt ingedeeld. Bij 92 patiënten (65%) kan een vergelijking gemaakt worden en wordt bij 29% de juiste categorie voorspeld. Tabel 6 geeft aan bij hoeveel patiënten de zorg te laag of te hoog werd ingeschat. Tabel 6: Aantal patiënten correct, te laag en te hoog voorspeld zorg correct voorspeld zorg te laag voorspeld zorg te hoog voorspeld totaal aantal 27 29 36 92 41 % 19,1 20,6 25,5 65,2 valid % 29,3 31,5 39,1 100 Hoofdstuk 4: Discussie 4.1. Beperkingen en sterkten van het onderzoek Het onderzoek werd mono centrisch verricht en de selectie van de steekproef werd aan de hand van een convenience sample bepaald wat een impact kan hebben op de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten. De steekproefgrootte bevatte slechts 200 participanten waardoor de data aan betrouwbaarheid kan inboeten. Door de korte periode van het onderzoek was er beperkte aandacht voor patiënten die niet voor onmiddellijke postoperatieve zorgen op de PACU werden opgenomen. Patiënten die vanuit de dienst Intensieve Zorgen werden doorgestuurd en patiënten die preoperatief werden opgenomen omdat de bedholderea (wachtzaal operatiekwartier) was gesloten, werden niet opgenomen in de studiepopulatie. Dit exploratief onderzoek gedurende twee weken was slechts een momentopname van de dagelijkse PACU activiteiten. Wegens de omkadering van deze thesis werd geopteerd om slechts één site, één PACU, in het onderzoek te betrekken waardoor enkele chirurgische disciplines niet aan bod kwamen. Op de vragenlijst werd een hoog antwoordpercentage verkregen. Dit deed besluiten dat de verpleegkundigen interesse hadden en overtuigd waren van hun bijdrage aan het onderzoek mede door het aanreiken van een aantal extra determinanten. In dit onderzoek werd voor het registreren gekozen voor een self report methode. bijkomende registratie door een onderzoeker zou extra betrouwbare data kunnen opleveren. Niet alleen zorgactiviteiten in functie van de patiënt, maar ook dienst- en persoonlijk gerelateerde activiteiten zouden moeten in kaart gebracht worden. 4.2. Duiding bij de resultaten Tijdens de analyses moest een onderscheid gemaakt worden tussen de overnachtende en niet-overnachtende patiënten waardoor een deel van de data niet ten volle werd benut. De reden was het ontbreken van de registratie van het ontslagtijdstip bij overnachtende patiënten. Er kon geen onderscheid gemaakt worden tussen de zorg gegeven in functie van de postoperatieve zorgen en de bijkomende zorg gegeven wegens het feit dat de patiënt bleef overnachten. 42 Een bedenking moet gemaakt worden bij de uitstroom van patiënten uit de PACU. Het ontslagpercentage tussen 15u en 18u (32 %) kon enerzijds te wijten zijn aan het hoger opnamepercentage en anderzijds kon dit percentage door de afbouw van het operatieprogramma teweeggebracht zijn. Om zich voor te bereiden op de instroom van patiënten die samengaat met de afbouw van het operatieprogramma, moeten er immers posities op de PACU vrijgemaakt worden. De British Anaethetic and Recovery Nurses maakt een onderscheid in de personeelsomkadering bij het verblijf tussen de ontvangst (twee verpleegkundigen), de stabilisatieperiode (één verpleegkundige voor twee patiënten) en ontslagperiode (één verpleegkundige voor drie patiënten) van de patiënt (BARNA, 2010). In ons onderzoek werd de opname in 62% door één verpleegkundige gedaan en duurde de installatie bijna 14 minuten. Tijdens de stabilisatieperiode werd gemiddeld 17 minuten zorg gegeven. Om te weten hoeveel patiënten de verpleegkundige kon verzorgen tijdens deze periode kon dit gemiddelde via het gedachte experiment verbonden worden met een ratio van één verpleegkundige voor drie patiënten. Dit was één patiënt meer dan de richtlijn van BARNA. Tijdens de ontslagperiode was een gemiddelde zorgduur van bijna acht minuten. Via hetzelfde gedachte experiment kwam dit overeen met een ratio van één verpleegkundige voor zes patiënten. De redenen voor het verschil in ratio van verpleegkundigen versus patiënten tussen de personeelsomkadering van het UZ Gent en de richtlijnen van BARNA waren moeilijk te achterhalen omdat BARNA geen specifieke omschrijving gaf van de PACU setting waarin hun richtlijnen gebruikt worden. De aanwezigheid van administratieve en logistieke ondersteuning zou dit ratioverschil kunnen verklaren, maar daarvoor is evidentie niet voorhanden. De gedachte moet gemaakt worden dat dit onderzoek vooral gefocust was op de aan de patiënt gegeven zorg. Verpleegkundige activiteiten, gerelateerd waren aan de werking van de dienst of persoonsgebonden activiteiten werden niet in kaart gebracht. Het vergelijken van de duur van zorg tijdens de opname, namelijk 14 minuten, was in overeenstemming met de literatuur. De installatie van een patiënt kan door één verpleegkundige gedaan worden in een tijdsduur van 10 à 15 minuten (Dexter, Wachtel & Epstein, 2006). 43 De afhankelijke variabelen ‘totale zorgduur’ en ‘opnameduur’ die instonden voor het nagaan van de werkdruk werden geselecteerd voor het bepalen van mogelijke voorspellende factoren. De twee variabelen vertoonden een sterk positief verband met elkaar. Enerzijds vormden ze een maat voor de werkdruk en anderzijds boden ze elk een andere visie op deze werkdruk. De voorspellende variabelen die uit de regressieanalyses voortkwamen vertoonden voor zowel de zorgduur als de opnameduur enkele gelijkenissen en verschillen. Cardiale belasting, diabetes, operatieduur en de aanwezigheid van een postoperatieve thoraxdrain waren de gemeenschappelijke voorspellende factoren. Een gebruiksvriendelijkere variabele ‘gemiddelde zorg per uur’ werd ontwikkeld. Eén voorspellende determinant werd aangeduid, namelijk de ASA-score. De zorg die hieruit voorspeld werd, vertoonde een positief verband met de gemeten zorg. De patiënt werd in categorieën ingedeeld zowel op basis van de ‘gemeten gemiddelde zorg per uur’ en de ‘voorspelde gemiddelde zorg per uur’. De voorspelbaarheid kan daarbij correct, te laag of te hoog zijn. De kansen uit de voorspelling leunen dicht aan bij de wiskundige kansverdeling. De voorspelling van de patiëntencategorieën moet dus met enige voorzichtigheid benaderd worden. Er is dus een wiskundige kans van één op drie om in één van deze categorieën te liggen. Bij 29% van de patiënten werd de zorg correct voorspeld, bij 32% te laag en bij 39% te hoog. Door het groot aantal categorieën in de patiëntenclassificatie en de ASA-score, waren er te weinig participanten per categorie om een betrouwbaar voorspellend werkinstrument op te stellen. Geen enkel score systeem is ideaal. Classificatiesystemen geven informatie over gelijkaardige scores bij een groep van patiënten maar niet over de individuele patiënt. Zorg moet nog steeds gericht zijn op de noden van iedere patiënt (Bouch & Thompson, 2008). 44 Hoofdstuk 5: Conclusie In dit onderzoek werd de aandacht gevestigd op het ontbreken van een werkbaar werklastinstrument voor de PACU patiëntenzorg en classificatiesystemen. Op basis van dit pilootproject konden antwoorden geformuleerd worden op de vooropgestelde onderzoeksvragen. Voor een goede werking van de PACU is het niet alleen belangrijk een optimale in- en uitstroom van patiënten te handhaven. Een inzicht verwerven in de potentiële verblijfsduur van de patiënt kan de werking eveneens ten goede komen. De verlengde verblijfduur, te wijten aan het laattijdig afhalen van de patiënt door de verpleegeenheid is een element dat, mits het maken van goede afspraken, kan aangepakt worden. Als we deze wachttijd buiten beschouwing laten, bestaat een mogelijkheid om de verblijfsduur te voorspellen. Tijdens dit onderzoek zijn er variabelen naar voren gekomen die een invloed hebben op zowel de opnameduur als de zorgduur van de patiënt. Enkelen daarvan vertoonden zelfs een sterke significante invloed. We konden die variabelen eveneens gebruiken om een voorspelling van de’ totale zorgtijd’ en ‘opnameduur’ te doen. Het indelen van de patiënten in categorieën werd mogelijk gemaakt door middel van een gedachte experiment waarbij er aandacht was voor de verpleegkundige omkadering. De correcte patiëntenclassificatie kon in 29% voorspeld worden aan de hand van de ASA score. Een verdere oefening zal op de PACU uitgevoerd moeten worden om te verifiëren of de aangeduide voorspellende variabelen daadwerkelijk de zorgduur, opnameduur en classificatie voorspellen. Een vervolgonderzoek in meerdere centra met een grotere steekproef en extensievere registratie zal noodzakelijk zijn om uit te maken of de resultaten en conclusies gegrond zijn. Het is aan te bevelen om alle activiteiten uitgevoerd door de verpleegkundige in kaart te brengen om de patiëntenzorg beter te kunnen afbakenen. Een vervolgstudie kan een verdere stap vormen om een gebruiksvriendelijk en voorspellend werkinstrument te ontwikkelen. 45 6. Literatuurlijst Abbey, M., Chaboyer, W. Mitchell, M. (2012) Understanding the work of intensive care nurses: A time and motion study. Australian Critical Care. 25, 13-22 Aldrete, J.A. & Kroulik, D. (1970) A Postanesthetic Recovery Score. Anesthesia and Analgesia, Current Researches. 49(6), 924-934 Al-Kandari, F. & Thomas, D. (2008) Adverse nurse outcomes: correlation to nurses’ workload, staffing and shift rotation in Kuwaiti hospitals. Applied Nursing Research 21(3), 139-146 Ampt, A., Westbrook, J., Creswick, N. & Mallock, N. (2007) A comparison of selfreportes and observational work sampling techniques for measuring time in nursing tasks. Journal of Health Services Research & Policy. 12(1), 18-24 ASPAN (2012) Practice Recommendation 1, Patient Classification/Recommended Staffing Guidelines. Perianesthesia Nursing Standards and Practice Recommendations. 68-70. Opgehaald op 3 mei, 2012, van http://www.aspan.org/Portals/6/docs/ClinicalPractice/PositionStatement/1012/P R_1_P t_Classification_Staffing_Guidelines_2010-12.pdf Bakker, F. Ludwig, M. & Den Teuling, E. (2007) Zorgzwaarte, een onderzoek naar de noodzaak en toepassing van het gebruik van een zorgzwaartesystematiek als onderdeel van de DBC bekostiging. Casemix BARNA (2010) Staffing Ratios in the PACU. BARNA Annual Conference Manchester May 14. Opgehaald op 3 mei, 2012, van http://www.barna.co.uk/documents/Staffing%20Ratios%20in%20the%20PACU _BAR NA%20Annual%20Conference%202010.pdf Barone, C.P., Pablo, C. S. & Barone, G. W. (2003). A History of the PACU. Journal of PeriAnesthesia Nursing, 18(4), 237-241. Bartholomeyczik, S. & Hunstein, D. (2004) Time distribution of selected care activities in home care in Germany. Journal of Clinical Nursing. 13, 97-104 Bouch, D.C. & Thompson, J.P. (2008) Severity Scoring Systems in the Critically Ill. Continuing Education in Anaesthesia, Critical Care & Pain. 8(5), 181-185. Brennan, C.W. & Daly, B.J. (2009) Patient acuity: a concept analysis. Journal of Advanced Nursing. 65(5), 1114-1126 BRV (2012) Bezetting op de Recovery. Standpunten van de BRV. Opgehaald op 3 mei, 2012, van http://www.brvnederland.nl/standpunten.html 46 Chung, F. (1995) Recovery pattern and home-readiness after ambulatory surgery. Anesthesia and Analgesia. 80(5), 896-902 Cho, S.H. (2001) Nurse staffing and adverse patient outcomes: a systems approach. Nursing Outlook 49(2), 78-85. Cockerill, R., O’Brien-Pallas, L., Bolley, H & Pink, G. (1993) Measuring nursing workload for case costing. Nursing Economics. 11(6), 342-349. Dexter, F., Wachtel, R.E., Epstein, R.H. (2006) Impact of Average Patient Acuity on Staffing of the Phase I PACU. Journal of PeriAnesthesia nursing. 21(5), 303-310. Donoghue, J., Decker, V., Mitten-Lewis, S. & Blay, N. (2001) Critical care dependency tool: monitoring the changes. Autralian Critical Care. 14(2), 56-63. Duffield, C., Diers, D., O’Brien-Pallas, L., Aisbett, C., Roche, M., King, M. & Aisbett, K. (2011). Nursing staffing, nursing workload, the work environment and patient outcomes. Applied Nursing Research. 24, 244-255 Fagin, C. (2001) When Care Becomes A Burden: Diminishing Access to Adequate Nursing New York: Milbank Memorial Fund; 2001. Opgehaald op 30 maart, 2012, van http://www.milbank.org/reports/010216fagin.html Farman, J. V. (1979). Do we need recovery rooms? Journal of the Royal Society of Medicine. 72, 270-273 Fasoli, D.R., Fincke, B.G., Haddock, K.S. (2011) Going Beyond Patient classification Systems to Create an Evidence-Based Staffing Methodology. The Journal of Nursing Administration. 41(10), 434-439. Finkler, S.A., Knickman, J.R., Hendrickson, G., Lipkin, M., Thompson, W.G. (1993) A Comparison of Work-Sampling and Time-and-Motion Techniques for Studies in Health Services Research. Health Services Research. 28(5), 577-597 Garrett, C. (2008). The effect of nurse staffing patterns on medical errors and nurse burnout. AORN Journal. 87(6), 1191-1204. Hagerty, B.K., Chang, R.S., Spengler C.D. (1985) Work Sampling Analyzing Nursing Staff Productivity. JONA. 15(9), 9-14 Harper, K. & McCully, C. (2007). Acuity Systems Dialogue and Patient Classification System Essentials. Nursing Administration Quaterly. 31(4), 284-299. Hemelsoet-Vervliet, N. (1999) Heelkundige verpleging. Gent: Academia Press. Hobgood, C., Villani, J., Quattlebaum, R. (2005) Impact of emergency department volume on registered nurse time at the bedside. Ann Emerg Med. 46(6):481-489 47 Jennings, B. (2008) Patient Acuity. In R.G. Hughes (Ed.), Patient Safety and Quality: An Evidence-Based Handbook for Nurses. (chapter 23, pp. 1-8). Rockville: AHRQ. Kane, N. & Siegrist, R. (2002) Understanding Rising Hospital Inpatient Costs: Key Components of Cost and The impact of Poor Quality. Opgehaald op 8 april, 2012, van http://news.heartland.org/sites/all/modules/custom/heartland_migration/files/pdf s/1462 9.pdf Kiekkas, P., Poulopoulou, M., Papahatzi, A., Androutsopoulou, C., Maliouki, M. & Prinou, A. (2005) Nursing Activities and Use of Time in the Postanesthesia Care Unit. Journal of Perianesthesia Nursing. 20(5), 311-322. Levenstam, AK., Bergbom, I. (2002) Changes in patients’ need of nursing care reflected in the Zebra system. Journal of Nursing Management. 10, 191-199. Mamaril, M., Sullivan, E., Clifford, T., Newhouse, R. & Windle, P. (2007) Safe Staffing for the Post Anesthesia Care Unit: Weighting the Evidence and Identifying the Gaps. Journal of PeriAnesthesia Nursing. 22(6), 393-399 Marshall, S. & Chung, F. (1999) Discharge Citeria and Complications After Ambulatory Surgery. Anesth. Analg., 88, 508-517. Nightingale, F. (1863). Notes on hospitals: principles of hospital construction. London: Longmans. 89. Opgehaald op 12 november, 2011, van www.books.google.be Pearson, A., O’Brien Pallas, L., Thomson, D., Doucette, E., Tucker, D., Wiechula, R., Long, L., Porritt, K. & Jordan, Z. (2006). Systematic review of evidence on the impact of nursing workload and staffinf on establishing healthy work environments. Int J Evid Based Healthc, 4, 337-384 Pellentier, D. & Duffield, C. (2005) Work sampling: Valuable methodology to define nursing practice patterns. Nursing and Health Sciences, 5, 31-38 Pirret, M. (2003) A Preoperative scoring system to identify patients requiring postoperative high dependency care. Intensive and Critical Care Nursing, 19, 267-275 Robinson, M. (2010) Work Sampling: Methodological Advances and New Applications. Human Factors and Ergonomics in Manufacturing & Service Industries. 20(1), 42-60 Rosenfeld, P., McEvoy, MD., Glassmann, K. (2003) Measuring Practice Patterns Among Acute Care Nurse Practitioners. JONA, 33(3), 159-165. 48 Schoenmeyr, T., Dunn, P., Gamarnik, D., Levi, R., Berger, L., Daily, B., Levine, W. & Sandberg, W. (2009) A Model for Understanding the Impacts of Demand and Capacity on Waiting Time to Enter a Congested Recovery Room. Anesthesiology. 110, 1293-1304. Vijaya Kumar, M., Cheater, L., Raw, D. & Nagaraja, S.V. (2008) Overflow critical care facility in a teaching hospital: how often do we use it? Critical Care. 12(2). Opgehaald 13 november, 2011, van http://ccforum.com/content/12/S2/P529 Walts, L.M. & Kapadia, A.S. (1996) Patient Classification system: An Optimization Approach. Health Care Management Review. 21(4), 75-82 Ziser, A., Alkobi, M., Markovits, R. & Rozenberg, B. (2002) The Postanaesthesia care unit as a temporary admission location due to intensive care and ward overflow. British Journal of Anaesthesia. 88(4), 577-579 49 7.1 Bijlage 1: Informatie- en toestemmingsformulier ‘patiënt’ Informatiebrief voor de patiënt Titel van de studie: Ontwikkeling van een Post Anesthesie Patient Classificatie Systeem Doel van de studie: Men heeft u gevraagd om deel te nemen aan een studie. De hoofdonderzoeker, Dr. Nadia Den Blauwen, nodig u graag uit om deel te nemen aan een studie in het kader van een thesisonderzoek van de student Chris Vandergucht. Elke dag worden verschillende heelkundige ingrepen uitgevoerd waarbij nadien de patiënten opgenomen worden op de P.A.C.U. (Post Anaesthesia Care Unit, ontwaakzaal). Elke nazorg van een ingreep kan verschillen van patiënt tot patiënt. Het doel van deze studie is om een systeem te ontwikkelen waarbij de zorgzwaarte van de patiënt wordt ingeschat. Dit systeem kan er later voor zorgen dat de werkverdeling van de verpleegkundigen beter kan gebeuren wat de kwaliteit van zorg voor de patiënt ten goede komt. Beschrijving van de studie: De geregistreerde gegevens tijdens de opname op de ontwaakzaal zullen onderzocht worden. Er zal gekeken worden welke gegevens belangrijk zijn voor het bepalen van de nood van zorg van de patiënt. Als u deelneemt aan deze studie verandert er niets aan de behandeling die u krijgt. Wel worden er een aantal gegevens geregistreerd uit uw medische en verpleegkundig dossier. Deze gegevens worden op een gecodeerde wijze geregistreerd in een database. Dit betekent dat uw naam niet bekend is in deze database, en dat men uw identiteit ook niet kan nagaan. Er zullen in totaal 200 personen aan deze studie deelnemen. Wat wordt verwacht van de deelnemer? Er worden geen speciale maatregelen van u verwacht. Deelname en beëindiging: De deelname aan deze studie vindt plaats op vrijwillige basis. U kan weigeren om deel te nemen aan de studie, en u kunt zich op elk ogenblik terugtrekken uit de studie zonder dat u hiervoor een reden moet opgeven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op uw verdere relatie 50 en/of behandeling met de onderzoeker of de behandelende arts. De gegevens die werden verzameld zullen dan uiteraard vernietigd worden. Indien u niet wenst deel te nemen kunt u dit kenbaar maken aan de behandelende anesthesist of onderzoeker. Als u deelneemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. Risico’s en voordelen: Deelname aan deze studie brengt voor u geen onmiddellijk therapeutisch voordeel. Uw deelname in de studie kan helpen om in de toekomst patiënten beter te kunnen helpen tijdens de zorg na een heelkundige ingreep. Er zijn geen nadelen verbonden aan de studie. De behandeling die u krijgt bij deelname aan deze studie is dezelfde als zou u niet deelnemen aan de studie. Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u de goedkeuring door de Commissie voor Medische Ethiek te beschouwen als een aanzet tot deelname aan deze studie. Kosten: Uw deelname aan deze studie brengt geen extra kosten mee voor U. Vergoeding: Er is geen vergoeding voorzien voor deelname aan deze studie. Vertrouwelijkheid: In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal u persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd en zal u toegang krijgen tot de verzamelde gegevens. Elk onjuist gegeven kan op uw verzoek verbeterd worden. Vertegenwoordigers van de opdrachtgever, auditoren, de Commissie voor Medische Ethiek en de bevoegde overheden hebben rechtstreeks toegang tot Uw medische dossiers om de procedures van de studie en/of de gegevens te controleren, zonder de vertrouwelijkheid te schenden. Dit kan enkel binnen de grenzen die door de betreffende wetten zijn toegestaan. Door het toestemmingsformulier, na voorafgaande uitleg, te ondertekenen stemt U in met deze toegang. Als u akkoord gaat om aan deze studie deel te nemen, zullen uw persoonlijke en klinische gegevens tijdens deze studie worden verzameld en gecodeerd. Verslagen waarin U wordt geïdentificeerd, zullen niet openlijk beschikbaar zijn. De studie gegevens worden op anonieme manier in een elektronische database geregistreerd. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw identiteit vertrouwelijke informatie blijven. 51 Letsels ten gevolge van deelname aan de studie: De onderzoeker voorziet in een vergoeding en/of medische behandeling in het geval van schade en/of letsel ten gevolge van deelname aan de studie. Voor dit doeleinde is een verzekering afgesloten met foutloze aansprakelijkheid conform de wet inzake experimenten op de menselijke persoon van 7 mei 2004. Op dat ogenblik kunnen uw gegevens doorgegeven worden aan de verzekeraar. Contactpersoon: Als er letsel optreedt ten gevolge van de studie, of als U aanvullende informatie wenst over de studie of over uw rechten en plichten, kunt U in de loop van de studie op elk ogenblik contact opnemen met: Hoofdonderzoeker Student - medewerker Dr. Nadia Den Blauwen Chris Vandergucht 09/322 61 65 [email protected] 52 Toestemmingsformulier Ik, _________________________________________ heb het document “ Informed consent dd. 21 september 2011” pagina 1 tot en met 3 gelezen en er een kopij van gekregen. Ik stem in met de inhoud van het document en stem ook in deel te nemen aan de studie. Ik heb een kopij gekregen van dit ondertekende en gedateerde formulier voor “Toestemmingsformulier”. Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel, de duur, en de te voorziene effecten van de studie en over wat men van mij verwacht. Ik heb uitleg gekregen over de mogelijke risico’s en voordelen van de studie. Men heeft me de gelegenheid en voldoende tijd gegeven om vragen te stellen over de studie, en ik heb op al mijn vragen een bevredigend antwoord gekregen. Ik stem ermee in om volledig samen te werken met de toeziende onderzoeker. Ik zal hem/haar op de hoogte brengen als ik onverwachte of ongebruikelijke symptomen ervaar. Men heeft mij ingelicht over het bestaan van een verzekeringspolis in geval er letsel zou ontstaan dat aan de studieprocedures is toe te schrijven. Ik ben me ervan bewust dat deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek verbonden aan het UZ Gent en dat deze studie zal uitgevoerd worden volgens de richtlijnen voor de goede klinische praktijk (ICH/GCP) en de verklaring van Helsinki, opgesteld ter bescherming van mensen deelnemend aan experimenten. Deze goedkeuring was in geen geval de aanzet om te beslissen om deel te nemen aan deze studie. Ik mag me op elk ogenblik uit de studie terugtrekken zonder een reden voor deze beslissing op te geven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op mijn verdere relatie met de onderzoeker. Men heeft mij ingelicht dat zowel persoonlijke gegevens als gegevens aangaande mijn gezondheid worden verwerkt en bewaard gedurende minstens 20 jaar. Ik stem hiermee in en ben op de hoogte dat ik recht heb op toegang en verbetering van deze gegevens. Aangezien deze gegevens verwerkt worden in het kader van medisch-wetenschappelijke doeleinden, begrijp ik dat de toegang tot mijn gegevens kan uitgesteld worden tot na beëindiging van het onderzoek. Indien ik toegang wil tot mijn gegevens, zal ik mij richten tot de toeziende onderzoeker, die verantwoordelijk is voor de verwerking. Ik begrijp dat auditors, vertegenwoordigers van de opdrachtgever, de Commissie voor Medische Ethiek of bevoegde overheden, mijn gegevens mogelijk willen inspecteren om de verzamelde informatie te controleren. Door dit document te ondertekenen, geef ik toestemming voor deze controle. Bovendien ben ik op de hoogte dat bepaalde gegevens doorgegeven worden aan de opdrachtgever. Ik geef hiervoor mijn toestemming, zelfs indien dit 53 betekent dat mijn gegevens doorgegeven worden aan een land buiten de Europese Unie. Ten alle tijden zal mijn privacy gerespecteerd worden. Ik ben bereid op vrijwillige basis deel te nemen aan deze studie. Naam van de vrijwilliger: _________________________________________ Datum: _________________________________________ Handtekening: Ik bevestig dat ik de aard, het doel, en de te voorziene effecten van de studie heb uitgelegd aan de bovenvermelde vrijwilliger. De vrijwilliger stemde toe om deel te nemen door zijn/haar persoonlijk gedateerde handtekening te plaatsen. Naam van de persoon die voorafgaande uitleg heeft gegeven: _________________________________________ Datum: _________________________________________ Handtekening: 54 7.2. Bijlage 2: Informatie- en toestemmingsformulier ‘verpleegkundige’ Informatiebrief voor de verpleegkundige Beste collega, u wordt gevraagd om deel te nemen aan een studie. Titel van de studie: Ontwikkeling van een Post Anesthesie Patient Classificatie Systeem Doel van de studie: Ontwikkelen van een patiënt classificatie systeem om de zorgzwaarte van de patiënt op de PACU te bepalen. Dit systeem kan er later voor zorgen dat de werkverdeling van de verpleegkundigen optimaal kan verdeeld worden wat de kwaliteit van zorg voor de patiënt ten goede komt. Beschrijving van de studie: Deel1: Via een literatuurstudie zal onderzocht worden welke determinanten een impact hebben op de zorgzwaarte van de patiënt. Om ervoor te zorgen dat alle gekozen determinanten van toepassing zijn op de setting van de PACU zal dit nagegaan worden via een vragenlijst bij de verpleegkundigen op de PACU. In deze vragenlijst zal gevraagd worden om een opinie te geven over mogelijke beïnvloedende factoren op zorgzwaarte en hun belangrijkheid. Deel2: Na analyse van antwoorden van de vragenlijst zal een registratieformulier ontwikkeld worden. Er zal aan de verpleegkundige gevraagd worden dit formulier in te vullen wanneer een nieuwe patiënt op de PACU wordt opgenomen. Op dit invulformulier zal men verschillende variabelen terugvinden alsook een tijdsregistratie voor ‘directe zorg aan bed’. Wat wordt verwacht van de verpleegkundige? Indien u wenst deel te nemen aan de studie zal van u gevraagd worden om een vragenlijst in te vullen. Op deze lijst zal van een aantal determinanten gevraagd worden in hoeverre deze determinant een impact heeft op de zorg van de patiënt. Vb. aanwezigheid blaassonde : quotering van 1 t.e.m. 5 ( van ‘niet belangrijk’ tem ‘heel belangrijk’ Voor het invullen van het registratieformulier wordt van u twee zaken verwacht. Eerst en vooral de registratie van de verschillende parameters van de patiënt (vb leeftijd, aanwezigheid blaassonde,…). Ten tweede wordt u gevraagd om een tijdsmeting van ‘direct zorg aan bed’ uit te voeren. Dit houdt in dat u zo 55 precies mogelijk het aantal minuten dat u zorg hebt gegeven aan bed noteert. Dit gebeurt door het inkleuren van een tijdslijn op de daartoe voorziene plaats op het registratieformulier. Deze registratie zal gebeuren over een periode van twee weken. Deze gegevens worden op volstrekt anonieme wijze geregistreerd in een database. Dit betekent dat uw naam niet bekend is in deze database, en dat men uw identiteit ook niet kan nagaan. Deelname en beëindiging: De deelname aan deze studie vindt plaats op vrijwillige basis. U kan weigeren om deel te nemen aan de studie, en u kunt zich op elk ogenblik terugtrekken uit de studie zonder dat u hiervoor een reden moet opgeven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op uw verdere relatie met de onderzoeker of uw werkgever. Indien u niet wenst deel te nemen kunt u dit kenbaar maken aan uw adjunct hoofdverpleegkundige of aan de onderzoekers die onderaan deze brief zijn vermeld. Als u deelneemt, wordt u gevraagd het toestemmingsformulier te tekenen. Vertrouwelijkheid: In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22 augustus 2002, zal u persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd en zal u toegang krijgen tot de verzamelde gegevens. Elk onjuist gegeven kan op uw verzoek verbeterd worden. Uw persoonlijke gegevens worden niet kenbaar gemaakt aan uw werkgever. Als de resultaten van de studie worden gepubliceerd, zal uw identiteit vertrouwelijke informatie blijven. Letsels ten gevolge van deelname aan de studie: De onderzoeker voorziet in een vergoeding en/of medische behandeling in het geval van schade en/of letsel ten gevolge van deelname aan de studie. Voor dit doeleinde is een verzekering afgesloten met foutloze aansprakelijkheid conform de wet inzake experimenten op de menselijke persoon van 7 mei 2004. Op dat ogenblik kunnen uw gegevens doorgegeven worden aan de verzekeraar. Contactpersoon: Als U aanvullende informatie wenst over de studie of over uw rechten en plichten, kunt U in de loop van de studie op elk ogenblik contact opnemen met: Chris Vandergucht [email protected] Dr. Nadia Den Blauwen 09/322 61 65 56 Toestemmingsformulier Ik, _________________________________________ heb het document “Informatiebrief voor de verpleegkundige ” pagina 1 tot en met 2 gelezen en er een kopij van gekregen. Ik stem in met de inhoud van het document en stem ook in deel te nemen aan de studie. Ik heb een kopij gekregen van dit ondertekende en gedateerde formulier voor “Toestemmingsformulier”. Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel, de duur en over wat men van mij verwacht. Men heeft me de gelegenheid en voldoende tijd gegeven om vragen te stellen over de studie, en ik heb op al mijn vragen een bevredigend antwoord gekregen. Men heeft mij ingelicht over het bestaan van een verzekeringspolis in geval er letsel zou ontstaan dat aan de studieprocedures is toe te schrijven. Ik mag me op elk ogenblik uit de studie terugtrekken zonder een reden voor deze beslissing op te geven en zonder dat dit op enigerlei wijze een invloed zal hebben op mijn verdere relatie met de onderzoeker. Ik begrijp dat auditors, vertegenwoordigers van de opdrachtgever, de Commissie voor Medische Ethiek of bevoegde overheden, mijn gegevens mogelijk willen inspecteren om de verzamelde informatie te controleren. Door dit document te ondertekenen, geef ik toestemming voor deze controle. Bovendien ben ik op de hoogte dat bepaalde gegevens doorgegeven worden aan de opdrachtgever. Ik geef hiervoor mijn toestemming, zelfs indien dit betekent dat mijn gegevens doorgegeven worden aan een land buiten de Europese Unie. Ten alle tijden zal mijn privacy gerespecteerd worden. Ik ben bereid op vrijwillige basis deel te nemen aan deze studie. Naam van de vrijwilliger: _________________________________________ Datum: _________________________________________ Handtekening: Ik bevestig dat ik de aard en het doel van de studie heb uitgelegd aan de bovenvermelde vrijwilliger. De vrijwilliger stemde toe om deel te nemen door zijn/haar persoonlijk gedateerde handtekening te plaatsen. Naam van de persoon die voorafgaande uitleg 57 heeft gegeven: _________________________________________ Datum: _________________________________________ Handtekening: 58 7.3. Bijlage 3: Vragenlijst Determinanten 59 7.4. Bijlage 4: Registratieformulier 60 8. Lijst van illustraties 8.1. Lijst van tabellen Tabel 1: Overzicht van de leeftijd in categorieën ingedeeld p 24 Tabel 2: Soort anesthesie gebruikt tijdens chirurgie p 24 Tabel 3: Duur van de chirurgische ingreep, per discipline (minuten) p 25 Tabel 4: Indeling van opname-uur in categorieën (aantal en %) p 27 Tabel 5: Overzicht totaalzorg en gemiddelde zorg/uur (in minuten) p 37 Tabel 6: Aantal patiënten correct, te laag en te hoog voorspeld p 41 8.2. Lijst van figuren Figuur 1: Overzicht determinanten volgens ‘veel belang’ (%) p 20 Figuur 2: Bezettingsgraad PACU per dag en gemiddelde (in aantal patiënten) p 27 Figuur 3: Wachttijd per discipline p 28 Figuur 4: Aantal patiënten (%) en gemiddelde opnameduur (minuten) per discipline p 30 Figuur 5: Scatterplot met voorspelde en gemeten opnameduur p 32 Figuur 6: Tijdsregistratie uit registratieformulier p 34 Figuur 7: Scatterplot met voorspelde en gemeten zorgduur p 36 Figuur 8: Scatterplot met ‘voorspelde’ en ‘fictieve’ gemiddelde zorg/uur (minuten) p 40 Figuur 9: Scatterplot met ‘voorspelde’ en ‘gemeten’ gemiddelde zorg/uur (minuten) p 40 61 62