BIOLOGIE HOOFDSTUK 4 Voortplanting en seksualiteit 4.1 van

advertisement
BIOLOGIE
HOOFDSTUK 4
Voortplanting en seksualiteit
4.1 van eicel tot baby
Bevruchting:
Eisprong/ovulatie = er komt een eicel vrij uit een eierstok. (1 keer per maand) Die komt terrecht in 1
van beide eileiders. Als rond die tijd sex plaatsvind kan de eicel bevrucht worden en kan de vrouw
zwanger worden.
Er is maar 1 zaadcel die de eicel bevrucht. De kern dringt dan binnen in de eicel. De chromosomen
komen bij elkaar. -> de eicel is bevrucht.
Zygote = bevruchte eicel. Deze maakt een ondoordringbare laag na de bevruchting zodat hij niet nog
eens bevrucht word. Na 30 uur deelt de bevruchte eicel. Er komt geen cytoplasma zodat de cellen niet
groeien. Klievingsdeling = deling waarbij de cellen niet groeien. 3 dagen later is er een klompje van 16
cellen gevromd. Door trilhaarcellen word het klompje delende cellen in ongeveer 5 dagen naar de
baarmoeder vervoerd.
Embryonale ontwikkeling:
Als het klompje in de baarmoeder komt zijn het +/- 100 cellen. Balusta = er ontstaat een holte in het
klompje cellen in de baarmoeder. In die holte komt het kind. Innesteling = de buitenste cellaag
(vlokken) groeit het baarmoderslijmvlies in. Daaromheen komen in de baarmoeder bloedholten.
Placenta = de vlokken en de bloedholten. In de placenta zitten bloedvaten van zowel moeder als
embryo.
In het ebryo komen eerst het hart en de bloedvaten. In de navelstreng komen 3 bloedvaten. 2 daarvan
(slagaders) vervoeren afvalstoffen van het embryo naar de placenta. De andere (ader) vervoert
zuurstof en voedingsstoffen. De bloedsomlopen blijven gescheiden. Tijdens de ontwikkeling krijgen
cellen een eigen bouw en functie.
Als eerste ontstaat het zenuwstelsel. Foetus = Na 8 weken -> embryo +/- 3 cm lang. Door vruchtwater
en vruchtvliezen word het embryo beschermt tegen stoten.
Ontwikkeling geslachtsorganen:
De eerste weken is er geen verschil te zien tussen jongen en meisje. Dat hangt af van de
geslachtschromosomen. Meisje = XX Jongens = XY. Na 14 weken is pas zichtbaar met echo of het een
jongen of een meisje is.
Mannelijk geslachtsorgaan:
De balzak, zaadballen en penis groeien in de puberteit sterk onder invloed van hormonen. Kort
daarna begint de groei van okselhaar en schaamhaar. De temperatuur van de zaadballen moet +/- 2
graden lager zijn dan de lichaamstemperatuur. Bij kou word door het lichaam de balzak tegen het
warme lichaam aangetrokken. Bij warmte ontspannen deze spiertjes en kunnen de zaadballen
afkoelen. Zwellichamen = Bij seksuele opwinding vullen deze zich met bloed en word de penis stijf.
(erectie). Zaadlozing = spiertjes rond de bijbal en zaadleiders trekken samen en duwen zaadcellen
naar de penis.
Sperma = het vocht dat de prostaatklier en de zaadblaasjes meegeven samen met de zaadcellen.
Vrouwelijk geslachtsorgaan:
De eerste uitwendige verandering bij meiden is borstontwikkeling. Kort daarn begint ook de groei van
oksel en schaamhaar. En daarna de groei van de vagina, clitoris, baarmoeder, eierstokken en
schaamlippen. Ook vorden de heupen verbreedt.
Elke maand ontwikkelt er in 1 van de eierstokken een eicel. Onbevruchte eicellen sterven binnen 24
uur af en ‘lossen op’. Iedere maand word het baarmoederslijmvlies voorbereid op een mogelijke
innesteling. Nieuw baarmoederslijmvlies verhoogt de kans op een succesvolle innesteling.
Menstruatie = spieren van de baarmoeder trekken samen en stoten het baarmoederslijmvlies af.
(gebeurd als er geen bevruchting plaatsvond).
Omdat vrouwen een kortere urinebuis hebben hebben ze meer kans op blaasontsteking.
Maagdenvlies = vliesje rond de ingang van de vagina. Gaat stuk bij de eerste keer sex. Gaat samen
met wat bloedverlies.
Leefstijl:
Eerst hadden mensen veel bijgeloof bij de zwangerschap. Bijvoorbeeld dat als je een haas zag rennen
dat je kind dan een hazelip kreeg. Of dat je geen eieren mag eten tijdens de zwangerschap anders is
je kind bij de geboorte kaal.
Tegenwoordig is de medische kennis erg gegroeit en verdwijnt het bijgeloof. Als de vrouw tijdens de
zwangerschap drugs gebruikt kan het kind verslaafd ter wereld komen. En als moeders roken of stress
hebben tijdens de zwangerschap hebben de baby’s gemiddeld een lager geboortegewicht.
Het is goed om extra eiwit en kalk rijke voeding te eten. Als de moeder foliumzuurtabletten slikt is de
kans kleiner op een open ruggetje. Een goede dagelijkse hygiëne van de geslachtsorganen van beide
partners helpt problemen met de gezondheid voorkomen.
Psychische veranderingen in puberteit:
In de puberteit voel je je vaak onbegrepen en onzeker. Je wilt nieuwe dingen uitproberen. Je vormt in
de puberteit een eigen oordel over normen en waarden die je van je ouders mee hebt gekregen.
Ongewenste intimiteiten:
In Zuid-Afrika is elke 83 seconden een vrouw slachtoffer van verkrachting. Verkrachting = extreme
vorm van ongewenste intimiteiten. Ongewenst seksueel binnendringen in het lichaam van een ander.
Meisjes zijn in Nederland vaker slachtoffer dan jongens. Incest = als een familielid is betrokken bij
ongewenste intitmiteit. Veel ongewenste intimiteiten leiden tot geestelijke schade. Aanranding = als
iemand ongewenst je geslachtsdelen aanraakt.
4.2 vorming geslachtscellen
Ingedaalde zaadballen:
Voor de geboorte liggen de zaadballen in de buikholte en voor de geboorte dalen deze af. Gebeurt dit
niet, dan kan dit problemen met de zaadcelproductie geven in de puberteit.
Aantal chromosomen:
Karyogram = gefotografeerde cromosomen van een cel netjes gesorteerd in paren
bijeen.Lichaamscellen noemen we diploïd (2N). Zowel je vader als je moeder heeft informatie geleverd
over al je eigenschappen. Geslachtscellen zijn haploïd. Haploïd = cellen met van elk chromosoompaar
maar één exenplaar (geslachtscellen).
Na de bevruchting bevat een zygote weer een diploïd aantan chromosen, van elke eigenschap dus
dubbele informatie (één van vader en één van moeder).
Meiose:
De haploïde geslachtscellen (met 23 chromosomen) ontstaan uit speciale diploïde cellen (met 46
chromosomen) in de zaadballen en de eierstokken. Dat word bereikt door mitose.
Meiose = de deling die het chromosoomaantal halveert.
Bij mannen begint dit in de puberteit en gaat het het hele leven door. 1 meiose duurt bij mannen
ongeveer 60 dagen.
Bij vrouwen begint dit voor de geboorte maar stopt dit in de PROFASE I. (binas 76B2) Vanaf de
puberteit tot de overgang maakt elke maand 1 eicel meiose I af. Voor een meiose verdubbeld het
DNA. Zo bestaat elk chromosoom uit2 chromatiden. Meiose bestaat uit 2 delen: Meiose I en Meiose
II.
Meiose I: de chromosoomparen gaan uit elkaar. Zo krijg je 2 haploïde groepen chromosomen. Allebei
in een aparte cel. Alle chromosomen zijn nog steeds dubbel met 2 chromatiden.
Meiose II: Bij vrouwen gebeurt dit alleen als een eicel bevrucht is. De chromatiden van de verdubbelde
chromosomen gaan uit elkaar. (als bij mitose).
 4 cellen met elk een haploïd aantal chromosomen. Deze cellen bevatten de complete erfelijke
informatie voor alle eigenschappen. (enkelvoud)
Vorming zaadcellen:
In de puberteit start de vorming van zaadcellen in de zaadballen: +/- 80
miljoen per dag. In de zaadballen zitten dunne zaadbuisjes. In de wand
van de zaadbuisjes zitten 1000en cellen die steeds delen vanaf de
puberteit. (mitose). Uit die cellen bestaan cellen die voorlopercellen zijn
van de zaadcellen.
Tot de zaadcellen vrijkomen bij een zaadlozing blijven ze bewaard in de bijballen. Sperma = 10%
zaadcellen + 90% vocht. Bij een te hoge temperatuur kan de zaadcelvorming fout gaan. Dan kunnen
ze een afwijkende vorm krijgen.
Vorming eicellen:
Bij mannen ontstaan door een meiose uit een voorlopercel steeds 4 haloïde zaadcellen; terwijl bij
vrouwen bij de meiose uit een diploïde cel maar 1 haploïde cel ontstaat.
Tweelingen:
Het komt voor dat 2 eicellen zich tegelijk volledig ontwikkelen. Als ze dan beide met een zaadcel
versmelten ontstaat er een twee-eiige tweeling.
Het komt ook voor dat 1 eicel zich ontwikkeld. Als er dan bij een deling twee losse groepjes cellen
ontstaan die allebei uitgroeien tot een embryo ontstaat er een één-eiige tweeling. Deze bestaan dus
uit dezelfde bevrchte eicel en hebben precies hetzelfde DNA.
Als de twee groepjes cellen niet volledig van elkaar scheiden, ontstaat een siamese tweeling.
4.3 hormonen regelen
Startschot puberteit:
Hypofyse = hormoonklier die onderaan tussen beide hersenhelften
ligt. Deze klier produceerd de hormonen FSH (follikelstimulerend
hormoon) en LH (luteïniserend hormoon) . Deze hormonen zetten
allerlei processen in gang die het kinderlichaam veranderen in een
volwassen lichaam. De hormonen worden vervoerd door het bloed.
Alleen de zaadballen en de eierstokken reageren hierop.
Vruchtbaarheid bij jongens:
FSH => stimuleert zaadballen om zaadcellen te maken
LH => Stimuleert speciale cellen tussen de zaadbuisjes om testosteron te produceren.
Testosteron => beperkt de LH productie zodat er geen overproductie testosteron komt.
=>Stimulerende invloed op de productie van zaadcellen. => vruchtbaarheid,
=> Schaamhaar +baard/snor
=> verhoogde spierontwikkeling
=> stimuleert groei penis&balzak
Secundaire geslachtskenmerken = geslachtskenmerken die ontstaan in de puberteit.
Primaire geslachtskenmerken = geslachtskenmerken die vanaf de geboorte aanwezig zijn.
Tertiaire geslachtskenmerken = geen lichamelijke kenmerken, maar het ontwikkelen van een eigen
zelfstandige denkwijze + daarbij horend gedrag.
Vruchtbaarheid bij meisjes:
FSH + LH => starten menstruatiecyclus.
Follikel = blaasje van een aantal cellen, waaronder de toekomstige eicel. Deze rijpende follikels
vormen vrouwelijke geslachtshormonen (oestrogenen). Daardoor groeit er nieuw
baarmoederslijmvlies aan de binnenkant van de baarmoeder.
Er is maar één follikel die volledig ontwikkelt en deze vormt een eicel. De andere andere
verschrompelen.
De grote hoeveelheid oestrogenen stimuleert de productie van LH. Door de plotselinge toename van
LH barst de eicel uit de follikel en komt in de eileider terecht (ovulatie/eisprong).
Geel lichaam = restant van de follikel. Stimuleert het hormoon progesteron.
Doormiddel van progesteron ontstaan er extra bloedvaten in het baarmoederslijmvlies. Zo kan er veel
voedingsstoffen en zuurstof worden vervoerd bij een mogelijke zwangerschap.
Als er geen bevruchting is sterft het geel lichaam af en stopt de productie van progesteron. Doordat
de productie van progesteron daalt sterft het baarmoederslijmvlies ook af en begint de mestruatie.
Oestrogenen en progesteron => remt FSH productie
Door de daling van progesteron word er weer FSH gevromt => menstruatiecyclus start opnieuw.
Zwangerschap:
Rond dag 14 kan de bevruchting zijn. Dan stopt de ‘normale’ cyclus en komt er een productie van
hormonen die is aangepast aan de zwangerschap.
HCG = Humane Chorion Conadotropine. Word gevormd in de vlokken bij een bevruchting.
HCG => in bloed moeder => geel lichaam verschrompelt niet=> geel lichaam maakt steeds meer
progesteron => baarmoederslijmvlies sterft niet af. => er komt geen mestruatie
Bevalling:
1. Ontsluiting => spierenv/d baarmoeder trekken samen. Vliezen breken en vruchtwater loopt
weg.
2. Uitdrijving => Persweeën + samentrekken v/d buikspieren
3. Nageboorte => Naweeën die placenta + resten uitdrijven
4.4 hulp bij voortplanting
In vitro fertilisatie (IVF):
Letterlijke betekenis: In glas bevruchting
IVF bestaat uit 4 fases
1. Stimulering van follikelrijping
2. Aanprikken van follikels
3. Bevruchting
4. Plaatsing in de baarmoeder
De vrouw krijgt hormonen die de groei van het slijmvlies en het innestelen van het embryo
stimuleren.
Andere techniek: ICSI
Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie.
De eicel word vastgehouden met een glazen pipet. De arts brengt dan met een dunne naald een
zaadcel in de eicel.
Erfelijkheidsvoorlichting:
Thalassemie = erfelijke aandoening waarbij de rode bloedcellen kleiner zijn dan normaal.Er is dan
minder hemoglobine in de bloedcellen.
Onderzoekstechnieken:
PRENATALE DIAGNOSTIEK:
Echoscopie = met geluidsgolven een foetus in de baarmoeder onderzoeken.
Vlokkentest = arts zuigt vlokken van de placenta op. Dan onderzoeken ze de chromosomen op
erfelijke afwijkingen (mogelijk vanaf week 10)
Vruchtwaterpunctie = arts zuigt vruchtwater op. Dan worden chromosomen onderzocht op erfelijke
afwijkingen (mogelijk vanaf week 16).
Bij een vlokkentest en een vruchtwaterpunctie bestaat er een kleine kans op een miskraam.
Erfelijkheidsvoorlichting:
Eerst worden alle erfelijke gegevens getekend in een stamboom. Bij ernstige aandoeningen is
Embryoselectie mogelijk.
Embryoselectie = er word een embryo geselecteerd zonder afwijkingen.
De hielprik:
Een medewerker van thuiszorg of GGD neemt een druppeltje bloed af uit de hiel en zo word er
onderzocht of het kind een aandoening heeft.
4.5voorkomen is beter dan genezen
Aids:
Soa die bepaalde witte bloedcellen binnendringt die een belangrijk onderdeel zijn van het
afweersysteem. Het virus vermeerdert en de cellen gaan kapot.
Als je besmet bent met aids kun je van een klein griepje al dood gaan.
Aids: wereldwijd probleem
+/- 33 miljoen mensen besmet, waarvan 22 miljoen in Afrika, waarvan 2,5 miljoen kinderen.
Andere soa / Besmetting met soa:
Zie tabel 27.
Geen bevruchting:
Anticonceptie = het voorkomen van bevruchting
Methoden zonder middel:
Je kunt sex stoppen vlak voorst de man klaar komt. (voor het zingen de kerk uit). Deze methode is
onbetrouwbaar omdat er in het voorvocht ook al zaadcellen zitten.
Ook kun je periodieke onthouding doen. Hierbij reken je de dagen uit dat de eicel bevrucht kan
worden. Dit is niet altijd betrouwbaar omdat de cyclus onregelmatig kan zijn.
Tegenhouden zaadcellen:
Sterilisatie = Bij vrouw: eileiders onderbroken. Bij man: zaadleiders onderbroken.
Tegenhouden kan ook door condoom of pessarium.
Voorkomen van rijpen eicel:
Dit kan d.m.v. de pil. Deze remt de productie van FSH en LH.
Remming innesteling:
Methode die de innesteling voorkomt: Spiraaltje. Kan 3 jaar blijven zitten. Maakt het
baarmoederslijmvlies ongeschikt voor innesteling.
Wel bevrucht, niet zwanger:
Morningafter-pil = hoge concentratie geslachtshormonen die het baarmoederslijmvlies beïnvloeden.
Deze moet binnen 72 na gemeenschap worden ingenomen.
Overtijdbehandeling = baarmoederslijmvlies word weggezogen met eventueel embryo. Dit word vaak
gezien als abortus.
Download