Van Trefossa naar Kid Dynamite door Bert Jansma Op 19 februari jongstleden had ik het genoegen in het Winternachtenfestival in het Haags Filmhuis een film en zijn maakster aan het publiek te mogen voorstellen. De maakster was Ida Does, geen onbekende bij TV West, en haar film ‘Trefossa’. Een documentaire over de dichter Trefossa, een pseudoniem voor Henry de Ziel. De eerste dichter die op hoog niveau gedichten schreef in het Sranangtongo, ooit wel Negerengels of takki takki genoemd. De taal van Suriname die in Trefossa’s tijd (hij leefde van 1916 tot 1975) op school in Suriname absoluut niet gesproken mocht worden. Een ontroerend document over een zuiver mens die zijn doelen heel hoog stelde, en daarbij waarschijnlijk zichzelf tekort heeft gedaan. Hij was de man die het woord Srefidentie bedacht, voor het onafhankelijkheidsstreven van Suriname. Wat heeft dat met jazz te maken? Nou, niet veel. Al gebruikt Ida Does op de geluidsband één keer een song van Billie Holiday. Maar van het een komt altijd het ander. Op hetzelfde festival was ook een boekenstalletje van Carl Haarnack die het Antiquariaat Buku leidt. Te vinden op het Internet en in de zomer in de Oudemanhuispoort bij het oergebouw van de universiteit van Amsterdam. Carl Haarnack is gespecialiseerd in boeken en documenten over Suriname, over de Antillen, de koloniale historie. Mij ging het, ná Trefossa, om zijn Surinamica. En daar vond ik een editie van Rudie Kagie’s boek De eerste neger. Gekocht. Want ik zag er, snel bladerend, iets over jazz in staan. Surinaamse jazz. En wel de muziek van Kid Dynamite, geboren als Arthur Parisius, anno 1911 in Suriname, als verstekeling naar Nederland gekomen. Hier maakte hij al vóór de tweede wereldoorlog furore als Kid Dynamite, en werd later de trekpleister in de jazzclub Casablanca. Herman Oppenneer van het Nederlands Jazz archief had al een mooie biografie aan hem gewijd, Rudie Kagie geeft een breder maatschappelijk beeld. Hij sprak met Frits Blijd die samen met Parisius, met één dubbeltje op zak, als verstekeling op de ss Cottica in 1928 in Amsterdam aankwam. Ze hadden vier dagen zonder eten en drinken gehurkt ergens in het ruim gezeten, zijn toen op zoek gegaan naar een levensmiddelenkast in de kombuis die ze openbraken. Waarbij ze betrapt werden en vervolgens als dekschrobbers de reis naar Nederland mochten verdienen. Blijd en Parisisus behoorden tot een groep jonge Surinamers die in het blanke Nederlandse amusementswezen terechtkwamen. Ze maten zich artiestennamen aan. Freddie Blythe, Rico Fernando. En ze deden van alles. Blyd was tapdanser, stond als kok in de keuken van het Rotterdamse ‘negercabaret’ – zo heette dat toen Casanova. En na de oorlog poseerde hij als negermodel op de Rietveldacademie. Op het Arbeidsbureau hadden ze achter zijn naam als beroep ‘kleurling’ geschreven. Ook Blyd kwam op de Zeedijk in de Casablanca terecht, toen zwarte muzikantendie óók nog Nederlands spraken een klein mirakel waren. Ze werden blijkbaar gerespecteerd, althans vertrouwd. Want toen in die Casablanca een zakkenroller aan het werk was geweest, kwam de politie al de aanwezigen ondervragen. De tien zwarte gasten mochten meteen naar huis. ‘Je kunt ze níet vertrouwen met vrouwen’, aldus de politie-ambtenaar in functie, ‘maar zakkenrollen, nee, dat deed een Surinamer niet’. Achteraf vertelde Blyd dat een van hen ’t wél gedaan had, maar dat doet niets aan het verhaal af. Goed, Casablanca en de jazz van Kid Dynamite. Zijn artiestennaam zou hij, volgens een overlevering, te danken hebben aan het feit dat hij z’n eerste geld in Nederland verdiende als vuurvreter in een circus. En van dat geld zou hij een klarinet gekocht hebben, later een tenorsax. Om zichzelf méér te leren spelen dan die blokfluit uit Suriname. Want de cabarets en de Negro Palaces, zoals ze toen heetten, waren gek op zwarte muzikanten, die Amerikaanse swing speelden, de jitterbug en de Black Bottom Stomp. Via Rudie Kagie’s boek kwam ik bij een documentaire uit 2001 terecht die ik nooit gezien had. Maker is Hans Hylkema, die ook al dat mooie document over het laatste optreden van Eric Dolphy maakte. Kid Dynamite is het onderwerp van zijn documentaire, die indertijd op tv werd uitgezonden en nu op dvd te koop is. De toenmalige echtgenote van Kid Dynamite is er in te zien en te horen, zijn twee zoons, saxofonist Hans Dulfer die als jonge knul stiekem de Casablanca frekwenteerde. Met oude foto’s, opnames van winti-bijeenkomsten in Suriname. Want Dynamite geloofde in Wintie, en sloeg - volgens een collega - destijds op schnabbeltoer in de niet verlichte oorlogsjaren, met een koffer voor zich uit in het donker om boze geesten te verdrijven. Er zijn maar een paar opnames van Kid Dynamite. Eén van voor de Tweede Wereldoorlog. Een van de Avro uit 1956. Daarop zingt hij met de Bonanza boys de calypso’s ‘Marian’ en de ‘Banana Boat song’. Maar dan is hij al op zijn retour en is de jazz ver weg. In zijn beste tijd speelde hij met Coleman Hawkins die vanaf 1935 enkele jaren in Nederland was en die zei: “Let everybody know that Kid Dynamite is allright. En hij wordt elke keer beter”. Hylkema laat in zijn documentaire een heel bizar anti-jazz propaganda-filmpje zien uit de tweede wereldoorlog van de Cultuurkamer, waarvoor nota bene Kid Dynamite en andere zwarte musici werden gevraagd. Én betaald. Zéér curieus. Want dat filmpje laat een stel hevig swingende jazzmusici zien, inclusief Kid, en hun uit de bol gaande publiek. Maar het eindigt met een paar donkere benen en daarboven een bananenrokje. Met op de geluidsband de strenge tekst: ‘Dit is waar dit toe leidt’. ‘Barbarisme’. Met die tekst ook nog afschrikwekkend groot in beeld. Het filmpje had in de oorlogsbioscoop niet de uitwerking die de makers ervan verwachtten. Iedereen wilde het zien. Want eindelijk geen Tiroler Bub’n of andere Holzhacker muziek, maar swing. Nog gekker is het dat Kid Dynamite en de zijnen wel in beeld zijn, maar helemaal niet te horen. Want op de geluidsband klinkt Nat Gonnella met zijn band. Die was dan wel Engels, maar in elk geval Arisch, moeten ze bij de Cultuurkamer gedacht hebben. Van de literatuur van Trefossa, naar de jazz van Kid Dynamite. De documentaire over Trefossa kunt u op Paasdag zien op TV West. Voor Kid Dynamite moet u naar de Internet winkel. De saxofonist overleed in 1963, op schnabbeltoer in Duitsland, bij een autoongeluk. In Rotterdam is nog een straat naar hem genoemd. Althans, die straat héétte eerst de Kid Dynamite-straat. Maar bewoners vonden die naam te explosief. Want er was ook nog een kleuterschool in die straat, begrijpt u? Dus werd het, heel keurig, de Parisisustraat. En niemand weet meer wie dat nou weer was. Column voor Radio West (Jazz op West) 31 januari 2008.