H2-§2-HOE HARD IS GESTEENTE? Reliëf Hoogteverschillen in het landschap Verwering Het verbrokkelen van gesteente onder invloed van het weer en de werking van planten Manieren van verwering 1. Spleten en gaten regen ijs zet uit scheur word uitelkaar geduwd uiteindelijk breekt het steen 2. Zon warm steen zet uit ’s nachts koud steen krimpt steen brokkelt af 3. Spleet plantenwortel wortel groeit dikker drukt spleet uitelkaar steen breekt 4. Regen gesteente lost op in water Erosie De uitschurende werking van stromend water, wind of ijs Grind Door rivierwater afgeronde stenen Rivierdal - Word steeds dieper doordat grind de bodem langzaam uitschuurt - V-dal Gletsjers IJsmassa in hooggebergte die langzaam naar beneden beweegt. Gletsjerdal - Het ijs van de gletsjer schuurt over gesteente waardoor een dal ontstaat met gladde gepolijste vormen - U-dal Wind Zand in de wind zorgt voor erosie. H2-§3-WAAR BLIJFT ALLE ZAND, GRIND EN KLEI? Sedimentatie Proces waarbij korrels blijven liggen, het neerleggen van materiaal uit de bergen 1 Proces sedimentatie Delta Leren bron 8 blz. 32 Zandbank Erosie in de berg Zand grind en klei in de rivier Teveel water Rivier overstroomd Water stroomt langzaam of staat stil (buiten de rivier oevers) Zand, grind en klei zakken naar de bodem Nieuwland in zee dat ontstaat door sedimentatie waar een rivier in zee uitmondt - Ondiepe plaats in zee - Waar de stroming van de zee word afgeremd (kust) vallen de zandkorrels naar beneden - Top van een zandbank kan een strand worden. - Bij hoogwater, het zand wordt op het Duinvorming strand gelegd - Bij laagwater, het zand wordt tegen de duinen aangewaaid - De planten houden het zand tegen Sedimentgesteente - Gesteente dat ontstaat wanneer lagen sediment worden samen geperst - zand zandsteen - klei schalie - schelpen klaksteen - gebeurt bij een dikte van honderden meters er bovenop Fossielen - overblijfselen of afdrukken van planten of dieren H2-§4-GEBERGTEN VERSLIJTEN, GEBERGTEN ONTSTAAN Jong gebergte - Een gebergte met veel reliëf, hoge scherpe toppen en diepe dalen Oud gebergte - Een gebergte met weinig reliëf, lage toppen en brede dalen Van zeebodem naar berg Aardkorstplaat beweegt Botsen tegen elkaar Zeebodem zit daar tussen Wordt bij de botsing omhoog geduwd Er vormt een berg Leren bron 13 blz. 35 2 Magma Stollingsgesteente Vloeibaar gesteente onder de grond Gesteente dat ontstaat wanneer vloeibaar magma stolt (graniet) Graniet Stollingsgesteente dat gekenmerkt wordt door vlekjes H2-§7-HET NEDERLANDSE LANDSCHAP ONTSTAAT (Douche) Putje van Noordwest- Alle grote rivieren stromen via Europa Nederland naar zee. - Sediment uit gebergten wordt hier laag voor laag afgezet - Nederland zakt langzaam weg, maar door deze nieuwe lagen blijft het toch boven zee uitsteken. Jong Landschap - Gebergten en gesteenten zijn miljoenen jaren oud. - Nederlandse grondsoorten zijn slechts een paar honderd tot een paar duizend jaar oud, dus relatief jong. Oppervlakte Nederland In de bovenlaag van het landschap zit: - Zand - Grind - Zwerfstenen - Zeeklei - Rivierklei - Veen Temperatuur - Miljoenen jaren lang was het heel koud in Nederland. Leren bron 30 blz. 40 Hoog Nederland - Oostelijk deel ligt hoger dan het westelijk deel. - Van 200.000 tot 10.000 jaar geleden was het in Nederland heel koud. - Gletsjers uit Scandinavië liepen door tot halverwege Nederland - IJs smolt toen het warmer werd, opzijgeschoven grond bleef liggen. Stuwwallen - Heuvels in Hoog Nederland ontstaan uit achtergebleven, door de gletsjers opzijgeschoven grond. Voorbeeld: - Veluwe 3 Zwerfstenen Laag Nederland Waddenzeeën Moerassen Veen - Grote en zware rotsblokken die met het ijs meegekomen zijn. - Ze komen uit Noorwegen en Zweden. - Soms meer dan een meter doorsnede. - Westelijk deel van Nederland - Sinds 10.000 jaar geleden is zeespiegel langzaam gestegen met tientallen meters. - Zorgt voor ontstaan van nieuwe grondsoorten - Zee vormt stranden en duinen - Achter de duinen ontstaat waddengebied - Bij vloed onder water, bij eb stroomt water weg. - Water staat stil, klei-sediment zakt naar de bodem - Dikke lagen zeeklei ontstaan - Duinen sluiten zich - Wadden worden moerassen - Dode plantenresten onder water - Zonder zuurstof geen vertering - Er ontstaat een nieuwe grondsoort: Veen. Leren bron 33 blz. 41 H2-§8-HET NEDERLANDSE LANDSCHAP INGERICHT Onder zeeniveau - Helft van Nederland ligt lager dan het NAP (zeeniveau) Vroeger: Kustlandschap - Mensen woonden op terpen - Het land liep regelmatig onder water - Nieuwe laag zeeklei werd gevormd Nu: Zeekleilandschap - Alles is plat - Hier en daar een dijk - Rechtlijnige verkaveling met sloten, akkers en weilanden Verkaveling De verdeling van de grond in aparte akkers en weilanden Bedijking 1100 na Chr. eerste dijken aangelegd. Gevolg: - Terpen niet meer nodig - Land liep niet meer onder water - Er kwam geen nieuwe laag klei bij. 4 Buitendijkse kant Wadden Polders Gemaal Afwisselend landschap Eerste bewoners Zandgronden Mest Kunstmest Leren bron 34 en 35 blz. 42 Gebied buiten de dijk dat niet beschermd wordt tegen water Onbegroeide delen van de Waddenzee die 2 keer per dag droogvallen - Bedijkt gebied waarbinnen de waterstand geregeld wordt. - Vruchtbare landbouwgronden door kleigrond - Ontstaan door bedijken van door sedimentatie opgehoogde buitendijkse wadden. Een pomp waarmee polders worden droog gepompt. Akkers, weilanden en bossen wisselen elkaar af in Hoog Nederland. - nauwelijks sloten - onregelmatige verkaveling - kronkelende wegen - In Hoog Nederland wonen al duizenden jaren mensen, ze leefden als jagers in de bossen. - In Laag Nederland werden de eerste terpen pas 500 voor Chr. gebouwd. - Niet geschikt voor landbouw. - Mest nodig om grond vruchtbaar te maken. - Schapenpoep was de oplossing. - Later kwam er kunstmest Uitwerpselen van dieren die gebruikt worden om akkers vruchtbaar te maken. Mest die gemaakt is in een fabriek. 5