Examen Reologie juni 2005

advertisement
...
Examen Instrumentele LManalyse januari 2005: M.
Eeckhout
Schriftelijke voorbereiding met mondelinge toelichting 6-tal vragen, 2 reeksen, ongeveer 1-2u
voorbereiden. Vraag 6 ging over de powerpoint voorstellingen en werkjes van iemand anders.
Reeks 1
1. Een bepaalde component wordt te lang weerhouden bij GC. Hoe kan men dit
oplossen?
2. Retentie index I van 2,3 dimethylbutaan bij 120°C op een SE-30 kolom (silica) is 574,
op een carbowaxkolom bij dezelfde omstandigheden is I=576. Wat wordt hiermee
bedoeld en leg uit.
3. Geef het principe van GC-MS. Welk voordeel heeft een MS detector.
4. Wanneer wordt headspace analyse toegepast?
5. Op welke principes is de retentie bij HPLC gebaseerd? Wat is een eluotrope reeks en
wat is het nut van deze te kennen?
6. Verschil tussen vlam AAS en vlamloze AAS.
Reeks 2
1. Geef het verschil in oorzaken van bandverbreding bij capillaire en gepakte kolommen
bij GC.
2. Gegeven formule: Rs= √n /4 * (α-1)/α * k2/(1+k2). Verklaar de symbolen en hoe kan
met deze veranderen? Geef de tekeningen van het resultaat.
3. Geef het verschil tussen ionexchange en ionpairingchromatografie.
4. Waarom is een klein lineair verband nadelig?
5. Leg uit: splitter en splitless injectie.
6. Verschil tussen vlamloze AAS en vlam AAS.
Examen Granen 1 januari 2005: I. Deleyn
Schriftelijke voorbereiding met mondelinge toelichting, kleine vragen ter verduidelijking van
hetgene je hebt opgeschreven. 1 reeks vragen.
1. Samenstelling van een mix voor “rustieke sandwiches”: moutbloem, roggekorrels,
zonnebloempitten, natuurlijk tarwezuurdesem, roggebloem, dextrose, tarwegluten,
zout, SSL, DAWE, ascorbinezuur, enzymen. Wat is de functie en eigenschappen van
de toegevoegde componenten?
2. Geef de stappen in de verwerking van tarwe tot bloem. Geef een schematisch
overzicht en leg elke stap voldoende uit.
Examen Melkkunde januari 2005: P. Van Assche
Schriftelijke voorbereiding met mondelinge toelichting, beetje bijvragen als het antwoord
onvolledig was. Op 2 uur kan je makkelijk buiten zijn. 2 reeksen:
Reeks 1:
1. Geef de technologische eigenschappen van xanthine-oxidase.
2. Situeer directe UHT en sterilisatie in fles in een tijd-Temperatuur diagramma met
aanduiding van de temperaturen.
3. Schematiseer directe UHT.
4. Waarvoor worden carragenaten gebruikt in de melkindustrie?
Reeks 2:
1. Fermentaties die in lactose voorkomen
2. Situeer directe UHT en sterilisatie in fles in een tijd-Temperatuur diagramma met
aanduiding van de temperaturen.
3. Schematiseer indirecte UHT.
4. Waarvoor wordt pectine en algenaten gebruikt?
Levenmiddelenmicrobiologie januari 2005: G.Vlaeminck.
Reeks 1:
1. Geef 2 micro-organismen die instaan voor het bederf bij vis. Bespreek kort de
belangrijkste eigenschappen en het voorkomen.
2. Een kind wordt ziek van het eten van een sandwich met gemalen vlees en krijgt
bloederige diarree. Welke pathogeen kan hier de oorzaak zijn. Bespreek.
3. Bespreek het principe en de toepassingen van impedantietechnieken in de
voedingsindustrie.
4. Bespreek de intrinsieke en extrinsieke factoren die de houdbaarheid van verpakte
salami in gecontroleerd atmosfeer beïnvloeden.
Reeks 2:
1. Bespreek het bederf van bier. Geef 2 micro-organismen en licht toe.
2. Een kind wordt ziek van het eten van een sandwich met varkensvlees. Welke
pathogeen kan hier de oorzaak van zijn, en bespreek.
3. Bespreek het principe van bioluminiscentie
4. Bespreek de intrinsieke en extrinsieke factoren die de houdbaarheid van verpakte
salami in gecontroleerd atmosfeer beïnvloeden.
Reeks 3:
1. Geef 2 micro-organismen die fruitsap bederven en beschrijf deze.
2. Na het eten van een broodje met garnalen krijgt iemand gastro-enterididis, Men denkt
dat de oorzaak bij de producent ligt. Welke organismen zijn de boosdoener en
beschrijf. Welke vragen zou je stellen om met zekerheid te zeggen over welk
organisme het gaat.
3. Flowcytometer; leg uit en beschrijf.
4. Bespreek de intrinsieke en extrinsieke factoren die de houdbaarheid van verpakte
salami in gecontroleerd atmosfeer beïnvloeden.
Reeks 4:
1. Bederf van eieren. Geef micro-organismen en beschrijf.
2. Een kind drink gepasteuriseerde melk dat over tijd is. Het wordt ziek moet braken en
heeft diarree. Welke pathogeen is hier de oorzaak.
3. Bespreek het principe en de toepassingen van impedantietechnieken in de
voedingsindustrie.
4. Bespreek de intrinsieke en extrinsieke factoren die de houdbaarheid van gerookte hesp
beïnvloeden.
Cel- en gentechnologie januari 2005: K.Messens.
Reeks1:
1. Verklaar in 5 lijnen:
fusie-eiwit, coïntegratie-strategie, phagimids, insertievector.
2. Geef 3 problemen bij het gebruik van een eukaryotisch gen in een prokaryotische
vector. Geef de vectoren die gebruik worden bij het klonen van dieren. Geef 3 redenen
voor het gebruik van gencloning bij dierlijke organismen
3. Gen (1500bp) wordt omgeven door restrictieknipplaatsen, in plasmide van E.coli. Hoe
gebeurt hiermee de sequenering volgens Sanger-Coulson (alle stappen uitleggen),
welke vector wordt hiervoor gebruikt en waarom? Hoe kan je klonen herkennen
waarbij het gen-insert omgekeerd gebeurd is.
Technologie van de voedingsindustrieën januari 2005:
G.Vlaeminck.
1. Geef 4 technologieën van invriezen van groenten. Bespreek kort en geef voor en
nadelen
2. Geef het moutextractieproces en welk doel heeft dit?
3. Wat is het doel van opwarmen van zaden bij de olieextractie. Hoe zie je het verschil
tussen geraffineerde en niet-geraffineerde vetten. Welke modificatie moeten we
toepassen op koelkastsmeerbare boters te bekomen.
Geeft het verschil tussen TVBN en TMA bepaling. Bespreek de mogelijkheden en de
beperkingen.
Biotechnologische productietechnieken juni 2005:
K.Messens.
1. Verklaar in 5 lijnen:
In vivo gentherapie, TPA, STR (stirred tank reactor), xenobiotica
2. Vragen in verband met excursies:
a. Waarom wordt C.elegans als modelorganisme gebruikt in de biotechnologie
(DevGen)?
b. Wat wordt verstaan onder “groene GGO’s”? (CropScience)
3. Fermentaties
a. Gegeven: Substraatconcentratie is constant, Celconcentratie is een
logaritmische functie. Over welk soort fermentatie gaat het hier en beschrijf.
b. Gegeven: µ=0,5/h; KS=0,1 g/l; S=10 g/l. Wat is µmax en geef de
verdubbelingstijd.
4. Transgene dieren
a. Geef het gebruik van transgene dieren in de geneeskunde
b. Geef technieken voor de productie van transgene dieren
c. Geef 3 voorbeelden van toepassingen.
Examen Granen 2 juni 2005: I. Deleyn
Reeks 1:
a. Geef voor- en nadelen van brood bakken met bakpoeder ipv gist
b. Nut van stomen tijdens bakproces
c. Productie van maïsvlokken
d. Verwerkingsystemen bij vormen van koekjes
Examen Reologie juni 2005: I. Deleyn
Reeks 1:
a. Leg uit: Viscositeit en welke factoren viscositeit beïnvloeden
b. Leg uit: Penetrometrie en geef toepassingen
c. Leg uit: sensorische beoordeling en wat kan je hieruit afleiden?
Reeks 2:
1. 10 vragen juist of fout (zonder giscorrectie)
2. Hoe zou je de consistentie van boter bepalen met de toestellen die zich in het labo
bevinden? Geef aan welke parameters worden ingesteld.
3. TPA: wat kan je hieruit afleiden?
Examen genetische identificatietechnieken juni 2005: K.
Messens
Reeks A:
1. Verklaar in 5 lijnen: reportermolecule, capping, QTL, branched DNA
2. Leg uit: methode van Maxam-Gilbert + geeft sequentie van oorspronkelijk DNA
3. Leg uit: RAPD, geef voor- en nadelen, vergelijk RAPD met RFLP
4. Contaminatieproblematiek: geef 3 methoden om contaminatie te vermijden en leg in 5
lijnen uit
5. Oefening:
a. Waarom wordt ethanol bij DNA extractie toegevoegd?
b. Bereken de samenstelling van een PCR-mix, (gegeven: stock- en
eindconcentraties)
c. Uit VNTR analyse bepalen of iemand de vader.
d. Waarom mag men niet teveel buffer toevoegen bij gelelectroforese?
Reeks B:
1. Verklaar in 5 lijnen: hapteen, tailing, MAS, hybrid capture techniek
2. Leg uit: methode van Sanger-Coulson / geef sequentie van oorspronkelijk DNA
3. Leg uit: NASBA, geef voor- en nadelen, vergelijk NASBA met RFLP
4. Geef 3 methoden om niet-specifieke amplificatie te vermijden en bespreek in 5 lijnen.
5. Oefening:
a. Duid plaats probe aan bij RFLP zodat onderscheid kan gemaakt worden
b. Stamboomanalyse.
Examen Procesbeheersing: G. Vlaemynck
Reeks1:
1. ISO9000, HACCP, FMAE: leg uit, geef verschillen en gelijkenissen
2. verklaar: TMAO, kaizen, theobromine, BRIX, horizontale richtlijn
3. Men bekomt kleverige puree bij productie, wat is de oorzaak en hoe kan men dit
oplossen?
Reeks2:
1. Leg uit: innovatie en kaizen
2. Welke parameters zijn van belang voor aardappels waar chips uit geproduceerd
worden.
3. Waarom wordt alkaliseren toegepast?
Reeks3:
1. Leg uit: HACCP-ISO-BRC
2. Leg uit: Codex alimentarius
3. Leg uit: theobromine
Andere vragen:
1. Leg uit: trigliceridenpatroon
2. Leg uit: FMEA, PMF, verordening, SIRA,...
3. Tempereren, concheren, ...
4. Wat is risico-analyse?
5. Hoe spoor je grauwverkleuring bij aardappelen op?
Download