Oefentoets Fm1 Concept Betekenis van de economie (2; 1Kf;1Kb) 1. Welke uitspraak over bedrijven is het meest juist? (pm) a. Bedrijven hebben alleen een economisch aspect. b. Bedrijven hebben verschillende aspecten, die met elkaar samenhangen en waaronder het economisch aspect sterk op de voorgrond treedt. c. Bedrijven hebben weliswaar allerlei aspecten maar die kunnen allemaal herleid worden tot het economisch aspect. 2. Hagemeyer, een bedrijf in de distributie en het onderhoud van electrotechnische producten, had in haar jaarverslag de volgende zin staan: “Terugbrengen van het aantal leveranciers en het verstevigen van de relatie met de belangrijkste leveranciers”. Waarvan is sprake in dit citaat? (pm) a. Van de doelstelling van Hagemeyer. b. Van de missie van Hagemeryer. c. Van de strategie van Hagemeyer. Ondernemingsvormen (3; 1Kb; 2T) 3. Waarin is voor de ondernemer het voordeel gelegen van een eenmanszaak ten opzichte van een besloten vennootschap? (pm) a. In de aansprakelijkheid van de eigenaar. b. In de continuïteit van de onderneming. c. In de vrijstelling van publicatieplicht. Vennootschapsbelasting : schijf1 t/m € 200.000 20% schijf2 > € 200.000 25% Zelfstandigenaftrek € 4.602 MKB vrijstelling 12% Box 1 Schijf 1 t/m 18.628 Schijf 2 18.628 tot 33.436 Schijf 3 33.436 tot 55.694 Schijf 4 meer dan 55.694 33% 41,95% 42% 52% 1 4. Een ondernemer met een eenmanszaak heeft een winst van € 30.000 in 2011. Over welk bedrag moet hij belasting betalen? (hf) a. € 30.000 b. € 25.398 c. € 22.350 5. Een ondernemer met een BV heeft een looninkomen van € 30.000. Hoeveel belasting moet hij hierover betalen (heffingskorting buiten beschouwing gelaten). (hf) a. € 6.000 b. € 12.585 c. € 10.917 33% van 18.628 = 6.147 41,95 van (30.000 – 18628)= 4.770 10.917 Verschil uitgaven/kosten opbrengsten/ontvangsten (8; 2kf; 3kb; 3T) 6. Een ondernemer investeert in een nieuwe machine van € 50.000. Zijn dit voor de ondernemer kosten? En/of is het een uitgave? (hf; kf) a. het zijn alleen kosten b. het is alleen een uitgave c. het zijn kosten en het is ook een uitgave. 7. Een ondernemer verkoopt in september voor € 20.000 aan goederen op rekening. Is dit in september een opbrengst, een ontvangst, of zowel een opbrengst als een ontvangst? (hf; kf) a. alleen een opbrengst b. alleen een ontvangst c beide, zowel een opbrengst als een ontvangst. 8. Piet Pluim heeft alleen liquide middelen als vlottende activa. Zijn liquide middelen zag hij afgelopen maand dalen van € 650 naar € 420. In diezelfde periode zijn de vaste activa op zijn balans toegenomen met €240 en zijn de schulden afgenomen met €100. Bereken voor Piet de verandering van zijn eigen vermogen over afgelopen maand. (pm; T) a. Zijn eigen vermogen is afgenomen met €230 b. Zijn eigen vermogen is toegenomen met €10 c. Zijn eigen vermogen is toegenomen met €110 Balans Liquide Middelen 650 – 420 = - 230 Eigen vermogen Vaste Activa + 240 Schulden + 10 2 +110 - 100 + 10 9. Nicole Paas is op 1 september van dit jaar een studie begonnen aan een hoge beroepsopleiding ‘vormgeving’. Haar kamerhuur (€300 per maand) betaalt zij op de 28e van elke maand achteraf over diezelfde maand. De verzekeringspremie van €120 per kwartaal betaalt zij op 30 september vooruit voor het laatste kwartaal. Welke bedragen staan in verband met de genoemde kosten op de Balans van Nicole per 1 oktober? (pm T) a. Nog te betalen: €0; Vooruitbetaald: €0 b. Nog te betalen: €0; Vooruitbetaald: €120 c. Nog te betalen: €300; Vooruitbetaald: €120 Op 1 oktober heeft zij haar huur al betaald (geen schuld als balanspost) Op 1 oktober heeft zij de dag ervoor 30/9 120 premie vooruitbetaald (bezitting als balanspost) 10. Sylvia Knol heeft per 1 september de balans van haar studentenhuishouden opgesteld. Haar bankstel heeft ze voor een bedrag van €90 op haar balans opgenomen. Op 15 september verkoopt ze haar oude bankstel voor €120 en ze schaft voor €1.000 een nieuw bankstel aan. Het nieuwe bankstel komt voor €1.000 op haar balans te staan. Wat gebeurt er vanwege deze twee transacties met het eigen vermogen van Sylvia? (pm T) a. Het eigen vermogen stijgt met €30 b. Het eigen vermogen stijgt met €1.030 c. Het eigen vermogen daalt met €970 Op haar oude bankstel behaalt ze bij verkoop een winst van 120 – 90 = 30. Dat is toename van EV. Het nieuwe bankstel impliceert een investering en laat het eigen vermogen ongemoeid. Haar liquide middelen dalen 1.000 en daarvoor komt het bankstel in de plaats voor 1.000 (allebei aan de debetzijde). 11. Welke stelling is juist? (pm; Kb) a. Verschillen tussen liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting leiden automatisch tot verschillen tussen begin- en eindbalans. b. Verschillen tussen liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting leiden tot een mutatie in het eigen vermogen. c. Verschillen tussen liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting hebben altijd te maken met verschillen tussen afschrijvingen en aflossingen. 3 12. Door welke oorzaak kan de kastoename groter zijn dan het resultaat? (pm, Kb) a. Door een afname van crediteuren. b. Door een afname van debiteuren. c. Door een toename van voorraden. 13. Christel Drok heeft een groothandel in kleding. Voor dit jaar verwacht zij een omzet te behalen van €2.400.000. De omzet is regelmatig over het jaar gespreid. Van deze omzet vindt 60% op krediet plaats. Christel geeft haar afnemers anderhalve maand krediet. Van het voorgaande jaar stond er nog een totale vordering op debiteuren open van €100.000. Bereken voor Christel de verwachte ontvangsten van klanten over dit jaar. (pm; T ipb Kb) a. €2.300.000 b. €2.320.000 c. €2.400.000| Verwachte Omzet: 2.400.000 Verwacht te ontvangsten van Debiteuren 1/1: 100.000 + Verwacht niet ontvangen: Debiteuren 31/12: 1,5/12 x 0,6 x 2.400.000 = 180.000 – Verwachte ontvangsten: 2.320.000 Investeringsbegroting en vermogensbehoefte (2; 2T) 14. Uit welke overzichten bestaat de voorgecalculeerde openingsbalans? (pm; kf ipv T) a. Uit de investeringsbegroting en de liquiditeitsbegroting. b. Uit de investeringsbegroting en het financieringsplan. c. Uit het financieringsplan en de liquiditeitsbegroting 15. Een startende ondernemer heeft om van start te gaan een pand nodig van € 200.000. Hierop kan hij een hypothecaire lening krijgen van € 150.000. Daarnaast nog aan vlottende activa incl de voorraden € 50.000. Hij heeft zelf een bedrag van € 20.000 gespaard. Hoe groot is zijn vermogensbehoefte? (hf; T) a. € 250.000 b. € 230.000 c. € 80.000 4 Financieringsplan en Eigen vermogen (5; 2kb en 3T) Danielle Windjes heeft het plan een eigen beautyshop te starten. Na lang onderzoek is zij erachter dat een investering van €90.000 in vaste activa vereist is en een investering van €45.000 in vlottende activa. Van de bank heeft zij de toezegging voor een lening van €50.000. Daarnaast mag zij met haar zakelijke rekenin g voor maximaal €12.000 rood staan. Aan eigen vermogen kan zij maximaal €14.000 inbrengen. 16. Bereken de financieringskloof van de op te starten beautyshop. (pm; T) a. €85.000 b. €73.000 c. €59.000 17. Hieronder de creditzijde van de balans van Drocom BV: (HF) Balans Drocom BV Credit Geplaatst aandelenkapitaal Agio reserve Winst reserve Banklening Crediteuren 18.000 27.000 18.000 15.000 5.000 83.000 De nominale waarde bedraagt € 1.000. De intrinsieke waarde is a. € 1.000 b. € 2.500 c. € 3.500 63.000 /18 (18000/1000) = 3.500 18. Hieronder de creditzijde van de balans van Drocom BV: (HF) Balans Drocom BV Credit Geplaatst aandelenkapitaal Agio reserve Winst reserve Banklening Crediteuren 18.000 27.000 10.000 15.000 5.000 75.000 De nominale waarde bedraagt € 1.000. Bereken de emissieprijs a. € 1.000 b. € 2.500 c. € 3.500 1.000 + 27.000/18 = 2.500 5 19. Hieronder de creditzijde van de balans van Drocom BV: (HF) Balans Drocom BV Credit Geplaatst aandelenkapitaal Agio reserve Winst reserve Banklening Crediteuren Winst na belasting 18.000 27.000 10.000 15.000 5.000 50.000 125.000 De nominale waarde bedraagt € 1.000. De BV keert 50% dividend uit. Hoeveel is dit? a. € 25.000 b. € 9.000 c. € 27.500 50% van 18.000 (het geplaatst aandelenkapitaal) = 9.000 20. Hieronder de creditzijde van de balans van Drocom BV: (HF) Balans Drocom BV Credit Geplaatst aandelenkapitaal Agio reserve Algemene reserve Banklening Crediteuren Winst na belasting 18.000 27.000 10.000 15.000 5.000 50.000 125.000 De nominale waarde bedraagt € 1.000. De winst wordt geheel gereserveerd. Met welke post wordt de winst verrekend? a. Algemene reserve b. Agio reserve c. De banklening wordt afgelost 6 Analyse financiële structuur (10; 1 kb; 2kb; 7T) Vraag 21 t/m 30 heeft betrekking op onderstaande balans en resultatenrekening (hf) Beginbalans Vaste activa Gebouwen Inventaris 120.000 50.000 Vlottende activa Voorraad Vooruitb. Assurantie kst. Debiteuren Bank Eigen vermogen Geplaatst aandelen kapitaal Agioreserve 170.000 Winstreserve Resultaten rekening (of V&W) Omzet Inkoopwaarde omzet 50.000 20.000 40.000 120.000 110.000 70.000 2.000 20.000 11.000 Lang Vreemd Vermogen Hypothecaire lening Kort Vreemd vermogen 103.000 Crediteuren Te bet.huisvestingskst 100.000 63.000 273.000 Eindbalans Vaste activa Gebouwen Inventaris 118.000 45.000 Vlottende activa Voorraad Vooruitb. Assurantiekst Debiteuren Bank Eigen vermogen Geplaatst aandelen kapitaal Agioreserve 163.000 Winstreserve Winst nb 70.000 3.000 20.000 15.800 Loonkosten Afschrijvingskosten * gebouwen * inventaris 50.000 2.000 5.000 Huisvestingskosten Assurantiekosten Overige kosten 50.000 13.000 273.000 360.000 240.000 50.000 20.000 40.000 24.800 7.000 10.000 6.000 10.000 Bedrijfsresultaat Financieringskosten 83.000 37.000 6.000 Winst vb vpb 20% Winst nb 31.000 6.200 24.800 134.800 Lang Vreemd Vermogen Hypothecaire lening 108.800 Kort Vreemd vermogen Crediteuren Te bet huisvestingskst 271.800 90.000 35.000 12.000 47.000 271.800 21) a) b) c) Beoordeel de liquiditeit aan de hand van de current ratio. De liquiditeit is verbeterd. CR is 108,8/47 = 2,31 was 103/63=1,63 De liquiditeit is verminderd. De liquiditeit is gelijk gebleven. 22) a) b) c) Bereken de Quick ratio aan het einde van het jaar. 2,31 0,83 38,8/47 0,45 23) a) b) c) Bereken de RTV (rentabiliteit totaal vermogen) 9,1% 13,6% 37/ ((273+271,8)/2) = 37/272,4 = 0,136 2,2% 24) a) b) c) Bereken de REV na belasting 11,3% 13,4% 20,3% (110+134,8)/2 = 122,4 24,8/122,4 = 0,203 25) Wat is (in deze casus) het effect van het gebruik van vreemd vermogen op het rendement van het eigen vermogen a) De REV is verhoogd vgl vr 23 en 24 b) De REV is verlaagd c) De REV is gelijk gebleven 7 26) a) b) c) Beoordeel de solvabileits ontwikkeling De solvabiliteit is verbeterd debt ratio van 0,6 naar 0,5 De solvabiliteit is verminderd De solvabiliteit is gelijk gebleven 27) Bereken de debt ratio aan het einde van het jaar. a) b) c) 0,50 0,33 0,56 28) Bereken het gemiddelde debiteuren termijn. a) b) c) 20 25 30 29) a) b) c) Bereken het gemiddelde crediteuren termijn 42,5 dagen 63,75 dagen 42,5/240 x 360 dagen gem cred/inkopen x 360 75 dagen 30) a) b) c) Bereken de opslagduur van de voorraad 95 dagen 97,5 dagen 105 dagen 70/240 x 360 = 137/271,8 dagen dagen dagen 20/360 x 360 gem deb/omzet x 360 dagen 8 Vraag 31 t/m 40 heeft betrekking op onderstaande balans en resultatenrekening (hf) Beginbalans Vaste activa Gebouwen Inventaris 100.000 35.000 Vlottende activa Voorraad Vooruitb. Assurantie kst. Debiteuren Bank Eigen vermogen Geplaatst aandelen kapitaal Agioreserve 135.000 Winstreserve 50.000 20.000 30.000 100.000 50.000 4.000 25.000 21.000 Lang Vreemd Vermogen Hypothecaire lening 7,5% 80.000 Kort Vreemd vermogen 100.000 Crediteuren Te bet.huisvestingskst 40.000 15.000 55.000 235.000 235.000 Eindbalans Vaste activa Gebouwen Inventaris Eigen vermogen J) Geplaatst aandelen kapitaal 31.500 Agioreserve J) + 31.500 Winstreserve Winst vb 40.000 6.000 Lang Vreemd Vermogen 20.000 Hypothecaire lening 7,5% Vlottende activa Voorraad Vooruitb. Assurantiekst Debiteuren Bank 66.000 Kort Vreemd vermogen Crediteuren Te bet huisvestingskst 50.000 20.000 30.000 75.000 C) 12.000 12.000 Resultaten rekening (of V&W) Liquiditeitsoverzicht Omzet Inkoopwaarde omzet 240.000 130.000 Ontvangsten Debiteuren A) 110.000 Loonkosten Afschrijvingskosten * gebouwen * inventaris Huisvestingskosten Assurantiekosten Overige kosten K) Uitgaven Crediteuren Lonen Huisvestingskosten Assurantiekosten Overige kosten D en/of E) 2.000 H F) 6.000 10.000 Bedrijfsresultaat D of E) beginsaldo eindsaldo Winst vb 9 140.000 50.000 13.000 I) L) 21.000 Toelichting: Huisvestingskosten worden achteraf betaald Assurantiekosten worden vooruitbetaald (per 31 dec) De Hypothecaire lening wordt op 31 dec afgelost. 31) a) b) c) Bereken het bedrag aan lonen op de resultaten rekening 52.000 50.000 48.000 32) a) b) c) Bereken de uitgaven aan Overige kosten 10.000 zie RR, geen overlopende posten 20.000 30.000 33) a) b) c) Bepaal de totale uitgaven tav de Hypothecaire lening. 5.000 6.000 11.000 rente en aflossing 34) a) b) c) Bepaal de kosten tav de Hypothecaire lening 5.000 6.000 rente 7,5% v 80.000 (er wordt de laatste dag afgelost) 11.000 35) a) b) c) Welk bedrag aan huisvestingskosten staat op de Resultatenrekening? 10.000 13(-15+12) 13.000 25.000 36 Bereken het bedrag op de resultatenrekening voor de Afschrijving op de inventaris a) 1.500 b) 2.500 c) 3.500 35.000 – 31.500 37) a) b) c) Bereken de uitgaven aan assurantiekosten. 4.000 6.000 8.000 6000-4+6 38) a) b) c) Bereken het bedrag op de eindbalans voor de Gebouwen 98.000 100-2 100.000 102.000 39) a) b) c) Bereken de ontvangsten van Debiteuren. 25.000 240.000 245.000 240 +25 -20 10 40) a) b) c) Bereken de inkopen 120.000 130 (+40-50) 130.000 140.000 11