samenwerkingsovkamkshgversie4a

advertisement
1
Model samenwerkingsovereenkomst AMK – SHG
Het bevoegd gezag van:
Bureau Jeugdzorg [naam toevoegen], wettelijk belast met de uitvoering van de taken van het Advies
en Meldpunt Kindermishandeling hierna te noemen BJZ/AMK, voor deze overeenkomst
vertegenwoordigd door [naam en functie];
en
Steunpunt Huiselijk Geweld [naam toevoegen], hierna te noemen SHG, voor deze overeenkomst
vertegenwoordig door [naam en functie toevoegen;]
Overwegende,
Dat het voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling noodzakelijk is dat
AMK en SHG intensief samenwerken;
Dat deze samenwerking op cliënt – of systeemniveau vooral noodzakelijk is indien binnen het
cliëntsysteem sprake is van (een vermoeden van) huiselijk geweld én kindermishandeling;
Dat de wettelijke taken van het AMK bestaan uit1:
-
-
het geven van advies en consult;
het naar aanleiding van een melding van (een vermoeden van) kindermishandeling
onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling;
het beoordelen van de vraag of, en zo ja, tot welke stappen de melding aanleiding geeft;
het binnen bureau jeugdzorg overdragen van een zaak opdat hulp in gang kan worden
gezet2;
het in kennis stellen van justitiële autoriteiten van (het vermoeden van) kindermishandeling
indien het belang van de minderjarige, dan wel de ernst van de situatie waarop de melding
betrekking heeft, daar aanleiding toe geeft;
het op de hoogte stellen van degene die de melding gedaan heeft van de stappen die naar
aanleiding van de melding zijn ondernomen;
Dat de wettelijke taken van het SHG3 bestaan uit:
-
-
het desgevraagd verstrekken van advies aan degene die een vermoeden van huiselijk geweld
heeft, over de stappen die in verband daarmee kunnen worden ondernomen en daarbij zo
nodig ondersteuning verlenen;
het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld;
het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen bij
huiselijk geweld van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden daarvan, indien het
belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de melding betrekking
heeft daar aanleiding toe geeft;
1
Deze taken zijn overgenomen uit artikel 11 Wet op de jeugdzorg
In de praktijk zet het AMK ook andere vormen van hulp in gang.
3
Deze taken zijn overgenomen uit artikel 21c Wet maatschappelijke ondersteuning.
2
Model Samenwerkingsovereenkomst AMK – SHG versie 4. Tekst mr. Lydia Janssen
2
-
-
het in kennis stellen van de politie van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden
daarvan, indien het belang van de betrokkene dan wel de ernst van de situatie waarop de
melding betrekking heeft daar aanleiding toe geeft;
het in kennis stellen van het AMK van een melding van huiselijk geweld of een vermoeden
daarvan als er kinderen in het gezin zijn en het op de hoogte stellen van degene die de
melding heeft gedaan van de stappen die naar aanleiding van de melding zijn ondernomen;
Dat onder kindermishandeling wordt verstaan4: elke vorm van een voor een minderjarige
bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of
andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van
onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te
worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel;
Dat onder huiselijk geweld wordt verstaan5 : lichamelijk, geestelijk of seksueel geweld of bedreiging
daarmee door iemand uit de huiselijke kring;
Dat onder een advies wordt verstaan: het door een professional of een particulier vragen van raad
aan het BJZ/AMK of het SHG in verband met (een vermoeden van) huiselijk geweld of
kindermishandeling;
Dat onder een melding wordt verstaan: het informeren van het BJZ/AMK over een vermoeden van
kindermishandeling opdat het BJZ/AMK dit vermoeden kan onderzoeken en kan beoordelen of en zo
ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft, dan wel het informeren van het SHG over een
vermoeden van huiselijk geweld opdat het SHG kan beoordelen of en zo ja op welke wijze toeleiding
naar passende hulp voor alle betrokkenen plaats kan vinden;
Dat het BJZ/AMK op grond van de Wet op de jeugdzorg en het SHG op grond van de Wet
maatschappelijke ondersteuning over bevoegdheden beschikken om persoonsgegevens aan elkaar
te verstrekken voor zover noodzakelijk voor de aanpak van huiselijk geweld of kindermishandeling;
Dat BJZ/AMK en SHG elkaars expertise erkennen en gaarne bereid zijn om van elkaars expertise
gebruik te maken in de uitoefening van hun taken;
Dat de expertise van het BJZ/AMK zich primair richt op het beoordelen van de veiligheid van de
minderjarige;
Dat de expertise van het SHG zich primair richt op het beoordelen van de veiligheid van
meerderjarige slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld;
In aanmerking nemende,
De Wet maatschappelijke ondersteuning;
De Wet op de jeugdzorg;
4
5
Definitie overgenomen uit artikel 1 Wet op de jeugdzorg
Definitie overgenomen uit artikel 1j Wet maatschappelijke ondersteuning.
Model Samenwerkingsovereenkomst AMK – SHG versie 4. Tekst mr. Lydia Janssen
3
MAKEN OVER HUN SAMENWERKING DE VOLGENDE AFSPRAKEN:
1.
Inschakelen van de expertise van de andere instelling
In alle gevallen waarin dit voor een zorgvuldige taakuitoefening noodzakelijk is, doen
BJZ/AMK en SHG een beroep op elkaars expertise.
2.
Beoordelen en doorverwijzen van een advies of een consult
1. De instelling aan wie een advies- of consultvraag wordt gesteld, beoordeelt tijdens het
adviesgesprek of de adviesvrager aan de juiste instelling advies vraagt. Is dit niet het geval,
dan verwijst de instelling de professionele adviesvrager door naar de juiste instelling. Is de
adviesvrager een particulier, dan vraagt de instelling of hij er prijs op stelt dat zijn
contactgegevens worden doorgegeven aan de instelling die hem advies kan geven, opdat
deze instelling zo spoedig mogelijk contact met hem opneemt. Wenst de adviesvrager dit
niet, dan verstrekt de instelling de adviesvrager de gegevens van de instelling die hem advies
kan geven.
2. Tussen BJZ/AMK en SHG vindt over doorverwijzingen in verband met advies of consult geen
terugkoppeling plaats.
3.
Navragen of het cliëntsysteem bekend is bij de andere instelling
Als een melding6 betrekking heeft op (gevolgen van) geweld waarbij meerderjarigen én
minderjarigen als slachtoffers of getuigen zijn betrokken, vragen BJZ/AMK en SHG bij elkaar
na of er gegevens over de leden van het cliëntsysteem bekend zijn.
4.
Beoordelen van de melding
De instelling die op basis van een contact met een professional of een particulier tot het
oordeel komt dat er sprake is van een melding , beoordeelt binnen vijf werkdagen:
of de melding bij de juiste instelling is gedaan;
of een gezamenlijk optreden, in een van de vormen zoals beschreven in artikel 6 lid 1,
van BJZ/AMK en SHG noodzakelijk is omdat de melding (gevolgen van) geweld betreft
waarbij zowel minderjarigen als meerderjarigen als getuigen of als slachtoffers zijn
betrokken.
5.
Doorgeleiden van de melding
1. Is een melding niet bij de juiste instelling gedaan, dan zorgt de instelling die de melding heeft
ontvangen ervoor dat de volledige melding, inclusief naam en contactgegevens van de
6
Gedoeld wordt op het begrip ‘melding’ zoals beschreven in de handelingsprotocollen voor AMK en SHG.
Model Samenwerkingsovereenkomst AMK – SHG versie 4. Tekst mr. Lydia Janssen
4
melder, uiterlijk binnen twee werkdagen bekend wordt bij de juiste instelling. Daarbij wordt
de reden van doorgeleiding vermeld.
2. De instelling die de doorgeleide melding ontvangt, bevestigt de ontvangst van de melding
aan de andere instelling.
3. Na de doorgeleiding is de instelling aan wie de melding is doorgeleid verantwoordelijk voor
de behandeling van de melding. Hierover vindt geen terugkoppeling plaats tussen BJZ/AMK
en SHG, tenzij de instelling die nu voor de melding verantwoordelijk wordt, een beroep wil
doen op de expertise van de andere instelling.
4. De instelling die de melding nu gaat behandelen, neemt contact op met de melder om hem
te informeren over de reden van de doorverwijzing, waarbij de instelling hem informeert
over de wijze waarop de melding zal worden behandeld.
6.
Gezamenlijk optreden
1. Betreft een melding (gevolgen van) geweld waarbij minderjarigen en meerderjarigen als
slachtoffers of getuigen zijn betrokken, dan neemt de instelling die de melding ontvangt,
uiterlijk binnen vijf werkdagen contact op met de andere instelling om samen te beoordelen
of een gezamenlijk optreden noodzakelijk is. Indien dit het geval is, maken beide instellingen
afspraken over dit gezamenlijk optreden. Deze afspraken betreffen in ieder geval:
- De aard van het gezamenlijk optreden, neemt de ene instelling het voortouw en
ondersteunt de andere instelling, of vraagt de melding om intensief gezamenlijk
optreden van beide instellingen;
- De taken die iedere instelling gaat uitvoeren, de onderlinge afstemming van deze
taken en de termijn waarbinnen deze taken zullen worden afgerond;
- De wijze waarop BJZ/AMK en SHG elkaar op de hoogte houden van de resultaten van
hun taakuitoefening;
- De namen van de beroepskrachten die als contactpersoon namens SHG en BJZ/AMK
zullen optreden bij de behandeling van de melding en wie van deze beroepskrachten
zal optreden als casusregisseur;
- De wijze waarop de contacten met de cliënt en zijn gezinsleden zullen verlopen en
welke functionaris(sen) deze contacten zal of zullen leggen.
2. De taak van de casusregisseur is het bewaken van (de voortgang van) de uitvoering van de
afspraken zoals omschreven in lid 1.
3. Beide instellingen leggen de afspraken over het gezamenlijk optreden vast in hun
cliëntdossier.
4. Blijkt tijdens de behandeling van een melding dat een gezamenlijk optreden noodzakelijk
is, dan zoekt de instelling die de melding behandelt zo spoedig mogelijk nadat deze
noodzaak is gebleken contact met de andere instelling om afspraken te maken over een
gezamenlijk optreden zoals in dit artikel beschreven.
7. Verstrekken van gegevens
1.
De instellingen verstrekken elkaar, op eigen initiatief en desgevraagd, alle gegevens over
meldingen die zij hebben ontvangen en over de behandeling en de uitkomsten daarvan,
voor zover de verstrekking van deze gegevens noodzakelijk is voor een effectieve
Model Samenwerkingsovereenkomst AMK – SHG versie 4. Tekst mr. Lydia Janssen
5
2.
taakuitoefening van beide instellingen, conform de wettelijke bepalingen en de
privacyreglementen die op beide instellingen van toepassing zijn.
Indien een instelling aan een melder of een informant anonimiteit ten opzichte van de
cliënt(en) heeft toegezegd, geldt deze anonimiteit ook ten opzichte van de andere
instelling. De instelling die de anonimiteit heeft toegezegd, draagt er daarom zorg voor dat
bij het verstrekken van gegevens aan de andere instelling geen gegevens worden verstrekt
waaruit de identiteit van de melder of de informant direct of indirect kan worden afgeleid.
8. Registratie ten behoeve van evaluatie en het afleggen van verantwoording
De instellingen dragen er zorg voor dat zij ten behoeve van de evaluatie van hun
samenwerking en ten behoeve van het afleggen van verantwoording aan de financiers van
de instellingen, de daarvoor relevante gegevens vastleggen. De instellingen leggen deze
gegevens zoveel mogelijk op uniforme wijze vast.
9. Evaluatie van de samenwerking
Met het oog op het optimaliseren van hun samenwerking evalueren de instellingen hun
samenwerking telkens als de samenwerking daar aanleiding toe geeft, doch in ieder geval
eenmaal per jaar.
[plaats en datum van ondertekening]
Model Samenwerkingsovereenkomst AMK – SHG versie 4. Tekst mr. Lydia Janssen
Download