Klimatologie: Van Zuylen

advertisement
Klimatologie: Van Zuylen
Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk
door drie factoren bepaald
GEOGRAFISCHE BREEDTE( HOEK VAN INVAL
VAN DE ZON)
DE OVERHEERSENDE WINDEN MET
HUN STIJG- EN DAALBEWEGINGEN
CONTINENTALITEIT( D.I DE MATE WAARIN EEN
GEBIED INVLOED VAN ZEE ONDERVINDT)
Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk
door drie factoren bepaald
GEOGRAFISCHE BREEDTE( HOEK VAN INVAL
VAN DE ZON)
DE OVERHEERSENDE WINDEN MET
HUN STIJG- EN DAALBEWEGINGEN
CONTINENTALITEIT( D.I DE MATE WAARIN EEN
GEBIED INVLOED VAN ZEE ONDERVINDT)
De NP is steeds naar ons toegekeerd. De schaduwlijn dag/nacht verschuift in de loop
van het jaar. De aarde draait daarnaast in 24 uur om haar eigen scheefstaande as.
Hierdoor ontstaan gebieden rond de polen( witte en blauwe gebieden) met 24 uur
of meer dag of nacht.
21 juni en 22 december met doorsneden van de aarde met de richting van
de zonnestralen en de lengte van dag en nacht.
De aardas staat scheef op de aardbaan en blijft zo staan tijdens haar reis om de zon.
Er ontstaan daardoor 4 opvallende parallellen.
66½ begrenst het gebied rond de polen met pooldag en poolnacht.
23½ begrenst het gebied met loodrechte zonnestraling
De lengte van de dag neemt met toenemende geografische breedte af.
De R-balk geeft het tijdstip van zonsopkomst aan, de L-balk het tijdstip van
ondergang.
De middenbalk geeft de daglengte aan.
We verwachten dat overal bij toenemende breedte de daglengte zal ………
In werkelijkheid zijn er grote afwijkingen t.o.v. de breedtecirkels
Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk
door drie factoren bepaald
GEOGRAFISCHE BREEDTE( HOEK VAN INVAL
VAN DE ZON)
DE OVERHEERSENDE WINDEN MET
HUN STIJG- EN DAALBEWEGINGEN
CONTINENTALITEIT( D.I DE MATE WAARIN EEN
GEBIED INVLOED VAN ZEE ONDERVINDT)
Deze afwijkingen zijn het gevolg van de aanwezigheid van de dampkring.
De aarde zit in een luchtenveloppe waarin stromingen voorkomen die zorgen
voor een herverdeling van de zonnewarmte
Lucht heeft een gewicht.
1 dm3 lucht van 0⁰ weegt 1,2 gram
1 dm3 koude lucht weegt meer dan 1 dm3 warme lucht
Er ontstaat circulatie van lucht van een warmer naar een kouder gebied.
Vergelijk in de kamer van de CV naar een raam
Zo’n circulatie vindt ook plaats tussen de evenaar en de polen
Die luchtstroom gaat niet volgens de kortste weg. Door de draaiing
van de aarde is er een afwijking. Op het NH naar RECHTS, op het
ZH naar LINKS
Omdat de aarde draait, draait de dampkring min of meer mee.
Draait de dampkring even snel als de aarde: WINDSTIL
Draait de dampkring sneller: WESTENWIND, Langzamer: OOSTENWIND
Rode pijl= draaiing aarde: Blauwe pijl= draaiing dampkring
Windrichting is hier dus………
Omdat het onderste deel van de dampkring, doordat het aan de aarde
aangeplakt zit, even snel moet draaien als de aarde zelf moeten de gebieden met
oostenwinden en westenwinden even groot zijn.
Daardoor per halfrond drie windgordels en dus drie afzonderlijke windcirculaties
Stijging geeft N (depressie), daling geeft mooi en rustig weer (opklaring)
Stijging tegen loefzijde gebergte: STUWINGSNEERSLAG, daling aan lijzijde: FÖHN
Stijging bij sterke verwarming : STIJGINGSNEERSLAG
Van de evenaar naar de polen zal de plantengroei dus niet alleen bepaald
worden door de lager wordende T, maar ook door de aanwezigheid van de
windgordels met de daarbij horende stijg- en daalgebieden.
Zo ontstaat een schematische voorstelling van plantengordels langs de
meridiaan van 20⁰.
In het tropische regenklimaat ( bv Singapore) ontstaat o.i.v. constant hoge
T en grote hoeveelheid N, een tropisch regenwoud.
Kenmerk A-klimaat: T in koudste maand ≥ dan 18⁰
Verspreiding Af-klimaat rond de evenaar
BW-klimaat ( Caïro)
Dalingsgebied rond 30⁰.
T wisselt in het jaar, dit i.t.t. de tropen. Overdag zeer hoge en s’nachts
zeer lage T. Hoe komt dat?
Karakteristiek voor B is droogte ( N en verdamping)
Spreiding BW en BS klimaat. Ligging tussen 20⁰ en 30⁰ aan weerszijde van
de evenaar
De koude zeestromen bevorderen de daling van lucht, hierdoor aan
westkusten van continenten woestijnkarakter
Het klimaat van een gebied wordt voornamelijk
door drie factoren bepaald
GEOGRAFISCHE BREEDTE( HOEK VAN INVAL
VAN DE ZON)
DE OVERHEERSENDE WINDEN MET
HUN STIJG- EN DAALBEWEGINGEN
CONTINENTALITEIT( D.I DE MATE WAARIN EEN
GEBIED INVLOED VAN ZEE ONDERVINDT)
In het stijggebied van de gematigde breedte bevinden zich twee klimaten. Het
zeeklimaat (Cf en Cw/Cs) en het land of boreaal klimaat ( Df en Dw/Ds).
In een zeeklimaat is loofwoud de overheersende vegetatie.
Kenmerk C : gemiddelde T in de koudste maand ≥ (niet lager dan) -3⁰ C en in
de warmste maand tussen 10 en 18⁰ C.
Gebieden op gematigde breedte zonder invloed van zeewinden behoren
tot het land– of boreaal klimaat. Vegetatie: naaldwoud
Kenmerk: Gemiddelde T in de koudste maand < -3⁰ C en in de warmste
maand > 10⁰ C (= boomgrens)
Spreiding Loof- en naaldwouden
Het ZH: Er zijn geen naaldwouden op het ZH, loofwoud slechts beperkt
Wat is de reden hiervoor?
In poolgebieden overwegend dalende luchtbeweging. Hierdoor
weinig N (sneeuw). Toch kan er een dik pak sneeuw liggen??????
ET klimaat= toendraklimaat; EF kilmaat is ijs- of sneeuwklimaat
Kenmerk: T in warmste maand ≤ 10 ⁰ C
Bovenste en onderste helft geeft de gevolgen van de verschuiving van
de loodrechte zonsinval. Er ontstaan gebieden met zomer- en
winterregens
Akyab ligt aan de kust van Birma (Miramar)
Voorbeeld van zomerregens a.g.v. de moesson
Zomerregens in Afrika, Azië en Australië
Door verschuiving van de windgordels verandert de windrichting in deze
gebieden van zomer naar winter.
In zomer van evenaar af, in winter naar evenaar toe
Verschuivinggebied: Zomerdroogte Cs klimaat
Hete droge, zonnige zomers o.i.v. dalende luchtbeweging en zachte
regenrijke winters o.i.v. stijgbewegingen
Zonale ligging van klimaten
Toendra (klimaat)
Download