deze link

advertisement
door de oude stad Maastricht
Onze wandeling vangt aan in het oostelijk deel van de stad Maastricht, dat Wyck heet en in de middeleeuwen als
bruggehoofd van de op de westelijke Maasoever gelegen stad fungeerde. In het verloop van de Wilhelminasingel lag
de vroegere omwalling met gracht. Eén van de oudste straten is de Hoogbrugstraat, verkeersader, die aansloot op de
middeleeuwse Duitse Poort. Tal van monumentale woningen in 17e en 18e eeuwse stijl flankeren deze straat. Van
zeer bijzondere schoonheid zijn de panden: 'In den Keersseboom', nr. 11, met een pilastergevel uit 1752, waarvan het
bijzondere is, dat de koetspoort zich in het midden bevindt; nr. 36 (Lod. XVI); nr. 37 (17e eeuws St. Gillishospitaal)
en nr. 72 (Lod. XVI), terwijl nr. 43 (1) een refugie (= vluchthuis) was van het klooster van Meerssen, gebouwd in
1690 in laat-renaissancestijl; het achterhuis dateert blijkens laat-gothische accoladeboogjes uit de 16e eeuw.
Alvorens de Rechtstraat in te slaan, gaan we nog even rechtdoor tot aan het Waterpoortje (2) aan de rivier de Maas,
vanwaar we een fraai zicht hebben op het oude stadsbeeld. Hier moet de eerste middeleeuwse houten brug gelegen
hebben, die later om strategische redenen in noordelijke richting werd verlegd. In de Rechtstraat vinden we vrijwel
huis aan huis historische gevels. In het bijzonder noemen we nr. 69: 'De gouden leeuw', met grote koetspoort,
gebouwd in zuiver Maaslandse renaissancestijl, en de nrs. 54-56 op de hoek van de Wycker Smedenstraat. We
komen nu uit op de Wycker Brugstraat, ontstaan tengevolge van een doorbraak in de 19e eeuw, een rechtstreekse
verbinding tussen het westelijke stadsdeel en het station. Alvorens links af te slaan kunt u nog even door lopen naar
de neo-gothische St. Martinuskerk (3), gebouwd naar een ontwerp van Dr. P. Cuypers en in 1858 in gebruik
genomen. In deze kerk bevinden zich het 14e eeuwse miraculeuze zwarte kruisbeeld en de fraaie koperen doopvont,
in 1482 vervaardigd door Johannes van Venlo.
Thans begeven wij ons naar de middeleeuwse St. Servaasbrug. Deze fraaie romaanse bogenbrug ontleent haar naam
aan het feit, dat ze tot 1646 eigendom was van het St. Servatiuskapittel. Nadat de bovengenoemde houten brug in
1275 tijdens een processie was ingestort, is zij tussen 1281 en 1298 in steen vernieuwd en in 1683 hersteld door de
Dominicanerbroeder Franciscus Romanus. De brug telde oorspronkelijk negen bogen. Hiervan is er ten behoeve van
de aanleg van het gedempte kanaal naar Luik aan de Maastrichter zijde één afgebroken, terwijl een tweede boog en
een ellipsvormige verbindingsboog aan de Wycker zijde ten offer vielen aan de Maaskanalisatie. Genoemde
ellipsvormige boog dateerde overigens eerst uit het begin van de 19e eeuw en werd gebouwd ter vervanging van een
houten constructie met poortgebouw. Dit houten bouwwerk was een overblijfsel uit de tijd, dat men moest trachten
binnengetrokken vijandelijke troepen de pas af te snijden. Dat deze verdedigingsmethode ook fataal kon zijn voor de
eigen bevolking, is gebleken in 1579, toen voor Spanjaarden vluchtende Maastrichtenaren ter plaatse bij honderden
in de Maas zijn verdronken. Het zal wel duidelijk zijn, dat de St. Servaasbrug als de meest noordelijk gelegen
Maasoeververbinding in de geschiedenis een belangrijke rol heeft gespeeld. Vanaf de brug zien we uit naar het
stedelijke silhouet met de vele torens en hoge daken. Helaas werden de gekanteelde walmuren afgebroken en
ontbreken een aantal torens van in latere tijden gesloopte kerkgebouwen.
In het eigenlijke Maastricht aangekomen, slaan we onmiddellijk links af achter een vrijstaande groep gerestaureerde
huizen. Eén ervan vertoont nog een fragment van een verdedigingstoren uit de middeleeuwse omwalling. Via een
pleintje met een beeld, dat de 'Maastrichtse geest' verzinnebeeldt, komen we in het oudste deel van de stad, het
voormalige Romeinse castellum. We lopen de smalle Stokstraat in, die zeer rijk is aan monumentale panden uit de
17e en 18e eeuw. Van bijzondere schoonheid is het pand op nr. 28 ‘In den steenen Bergh’ uit 1669. De Stokstraat
behoort tot een gebied, dat in de 19e eeuw zodanig in verval was geraakt, dat sanering noodzakelijk werd. Het
gerehabiliteerde Stokstraatgebied geniet een internationale faam en maakt door de aanwezigheid van vele winkels
een levend deel uit van de city. Tijdens de restauratiewerkzaamheden werden de resten blootgelegd van een Romeins
badhuis en van een Romeinse muur met torens. Halverwege de Stokstraat kruisen we de Eksterstraat, welke aansloot
op de in de Romeinse tijd aangelegde Maasbrug. Het puin hiervan ligt onder een dam op de bodem van de rivier. Het
bevat belangrijk beeldhouwwerk, waarvan de fragmenten worden bewaard in het Bonnefantenmuseum. Op het
pleintje staat rechts een beeld, menig bezoeker zal tevergeefs zoeken naar de betekenis ervan en we laten dat ook zo.
Nieuwsgierig ?? Mail uw antwoord naar ons en mocht u het fout hebben dan geven wij uw het antwoord. Bijna aan
het einde van de Stokstraat ziet u links Pieke zitten, een beeldje ter herinnering aan Pieke uit het stokstraatkwartier,
een roman van Bèr Hollewijn. Aan het einde van de straat staat aan de rechterzijde een voormalig militair
wachtgebouwtje, niet ver van de plaats, waar zich een stadspoort bevond. Naar het zuiden is de stadsmuur nog intact.
Merkwaardig is de daarop gebouwde via een brede trap bereikbare rij huizen. Ook de walmuur in de noordelijke
richting was met woningen bezet. De hiervóór gelegen kade heet Het Bat, een naam die we ook in Luik tegenkomen.
Hier lag de aanlegplaats voor de vrachtvaart.
-1-
door de oude stad Maastricht
Aan de Graanmarkt heeft men tijdens de restauratie van het Stokstraatkwartier terwille van de sfeer het 17e eeuwse
café 'La bonne femme' gehandhaafd, ook al camoufleert dit gebouwtje ten dele de koorpartij van de O.L. Vrouwebasiliek (4). Dit oudste monument van Maastricht, gelegen in een hoek van het oude castellum, gaat in zijn
geschiedenis vermoedelijk terug tot een Romeinse tempel. In de periode, toen Maastricht bisschopsstad was (380722), stond op de plaats van het huidige kerkgebouw de verdwenen episcopale kerk. Door welke oorzaak deze kerk
verdween is niet bekend. De tegenwoordige westbouw, het oudste deel van de basiliek, dateert van vóór het jaar
1000 en heeft de vorm van een burcht. Mede door de gebezigde ruige kolenzandsteen heeft deze westbouw een
streekeigen karakter (vgl. St. Servaaskerk). Het bovengedeelte in mergel met laat-romaanse motieven dateert evenals
het kerkschip uit de jaren 1170- 1190. Als voorbeeld heeft de abdijkerk van Kloosterrade (Rolduc) bij Kerkrade
gediend. We vinden dezelfde dwarse tongewelven met de afwisselend zware en lichte pijlers. Van bijzondere
schoonheid is het koor met de prachtige halfronde absis en haar in twee verdiepingen opgetrokken omgang. De rijk
gebeeldhouwde kapitelen zijn beroemd. Onder de kruising bevindt zich de ruime oostelijke krocht, die uit twee
gedeelten bestaat. Het oostelijke gedeelte bevat de pijlers, die de zuilen op het koor dragen. Deze crypte werd in
1018 ingezegend door Balderik III, bisschop van Luik. In de westbouw bevindt zich eveneens een krocht. Ze bestaat
uit drie langwerpige traveeën; De zaal op de tweede verdieping, toegankelijk langs brede trappen, deed vermoedelijk
dienst als vergaderzaal voor het kapittel en het zendgerecht. Tot het kerkmeubilair behoren de doopvont van de
Maastrichtse geelgieter Aert van Tricht ( ca. 1500 ), een preekstoel in Lodewijk XIV-stijl en het fameuze orgel,
geplaatst in een kast met geschilderde vleugels uit 1652. Opmerkelijke beelden zijn: De NoodGods (ca. 1400), O.L.
Vrouw met de inktkoker (laat 15e eeuws), St. Anna te Drieën (vroeg 16e eeuws), toegeschreven aan Jan van
Steffenswert, alsmede een Christoffel met kind, eveneens toegeschreven aan deze kunstenaar. Verder verwijzen we
naar een fraai St. Barbarabeeld en een groep van de H. Drievuldigheid (begin 18e eeuw). Opmerkelijk zijn tenslotte
de schilderingen op een tweetal pijlers, voorstellende de H. Catharina van Alexandrië (15e eeuw) en St. Christoffel
(1571). De schatkamer bevat onder meer kostbare reliekhouders, ivoren kunstwerken en geweven stof, waaronder het
'Levietenkled' van St. Lambertus (ca. 709). Het portaal aan de linkerzijde van de westbouw dateert uit de 12e en de
14e eeuw. Het geeft niet alleen toegang tot de basiliek, maar ook tot de 'Kapel van Mérode', waarin sedert ca. 1837
het miraculeuze beeld van de 'Sterre der Zee' staat opgesteld. Het beeld is afkomstig van het voormalige
Franciscanenklooster aan de St. Pieterstraat en getuigt van een bijzondere verfijning. De gelaatstrekken van de
Moeder Gods zijn zeer innemend en het Jezuskindje is levensecht uitgebeeld. Mogelijk hebben we hier te doen met
Boheems werk uit de eerste helft van de 15e eeuw. De triptiek van het altaar is in de neo-gothische stijl kunstzinnig
gesneden. In het portaal schenken we voorts aandacht aan de in de muren aangebrachte beeldhouwwerken. Het zijn
de 'Zegevierende Christus' (ca. 1175) en de 'Eed op de relieken' (zelfde tijd). We zien hier de keizer, die, zoals wordt
aangenomen, de prins-bisschop van Luik beleent. Tenslotte bereiken we via de kapel de prachtige laat-gothische
kruisgang, volgens de jaartallen in enkele traceringen gebouwd in 1558/9. Hierin zijn verder gemodelleerd de
wapens van Luik (perroen), Maastricht (ster) en de keizer (dubbele adelaar). Wij worden hier eraan herinnerd, dat de
O.L. Vrouwekerk in de middeleeuwen een kapittelkerk is geworden en dat haar parochiële functie overging naar de
in 1342 gebouwde St. Nicolaaskerk, welke het O.L. Vrouweplein -vroeger kerkhof -aan de noordzijde afsloot. Een
bezoek aan de Pandhof is zeker de moeite waard.
Van de O.L. Vrouwe-basiliek begeven we ons naar de Koestraat, die enkele fraaie gevels bezit (nrs. 14, 16 en 20).
We komen nu aan bij de prachtige Bisschopsmolen (5) in Lodewijk XV-stijl, een watermolen op het riviertje de
Jeker met een heel oude geschiedenis. Het bouwwerk dankt zijn naam aan het feit, dat Godfried van Bouillon, de
aanvoerder van de eerste kruistocht, de molen in 1096 verkocht aan de bisschop van Luik. We gaan naar links en
volgen nu de schilderachtige Ridderstraat, zo genoemd naar het monumentale huis 'De Ridder', gebouwd over de
Jeker. Het is een pand uit het midden van de 17e eeuw met een gezwenkte topgevel, een zeldzaamheid in Maastricht.
Halverwege kunt u ev. naar rechts gaan, de bisschopsmolengang, tussen de nieuwbouw door en zo de achterzijde
bereiken van de watermolen. Let bij het oversteken van de jeker eens op de overhangende toiletten die u links in de
verte ziet. Langs ‘Achter de Oude Minderbroeders' en de St. Bernardusstraat, vroeger Helstraat geheten, komen we
uit bij de enige overgebleven middeleeuwse stadspoort, de Helpoort (6). Dit stoere in kolenzandsteen opgetrokken
gebouw is de oudste poort van Nederland. Het maakt deel uit van de eerste stadsommuring van 1229, welke, zoals
we reeds zagen, nog gedeeltelijk intact is. Ten westen van de Helpoort hebben na 1229 verschillende partiële
stadsuitbreidingen plaats gehad, die aanpassing van de ommuring noodzakelijk maakten. Zo maakt het Pater Vinktorentje (7) deel uit van een uitbreiding in 1300, terwijl het z.g. Pesthuis (8) staat op een muurfragment uit 1400.
-2-
door de oude stad Maastricht
Dit gebouw (muurankers 1775) ontleent zijn naam aan het ernaast gelegen geamoveerde stadspesthuis en bevatte in
feite een papiermolen. Het Pater Vink-torentje is genoemd naar een Franciscaner pater, die beschuldigd werd van het
in 1638 ontdekte verraad ten gunste van de Spanjaarden. De hoofden van de ter dood veroordeelde medeplichtigen
werden op pieken gestoken en tentoongesteld op een bastion, dat sedertdien 'De vijf Koppen' wordt genoemd. In de
muur tussen dit bastion en het bolwerk 'Haet ende Nijt' met laat-gothische driepasfries werd in 1880 een poort
aangebracht, genaamd 'Poort Waarachtig'. Een wandelingetje over de omwalling is aan te bevelen.
Wij bereiken nu één der fraaiste en meest romantische plekjes van de stad, waar het voormalige
Feilzusterskloostertje (9) aan de Begijnenstraat en het voormalige Minderbroedersklooster (thans Rijksarchief) (10)
aan de St. Pieterstraat domineren. De Feilzusters bouwden hun kloostertje in 1647 in Maaslandse renaissancestijl. De
dwarsvleugel met kapel is verdwenen. De Minderbroeders of Franciscanen vestigden zich reeds in 1234 te
Maastricht. In 1300 begonnen zij aan de St. Pieterstraat de bouw van de kerk, die rond het jaar 1400 gereed kwam.
Als gevolg van de bezetting van de stad door de Staatsen in 1578 en het 'grouwelick verraet' van 1638 moesten de
Minderbroeders en de Jezuïeten de stad twee maal verlaten en werden de kloostergebouwen gedeeltelijk verwoest.
Eerstgenoemden hebben hun klooster nooit teruggekregen en waren gedwongen in 1669 een nieuw klooster te
bouwen elders in de stad. Na de St. Bartholomeuskerk te Meerssen is deze Franciscanenkerk met haar Noordfranse
stelsel van steunberen en luchtbogen wel de mooiste hoog-gothische kerk van de gehele Maasgouw. Het interieur
heeft een statige architectuur. De Kerk wordt gedekt door kruisribgewelven, terwijl de zuilen voorzien zijn van voor
de streek kenmerkende Maaskapitelen (bladmotief). Achter de kloostergebouwen, op het einde van de 19e eeuw
gerestaureerd door pr. P . Cuypers, ligt de zeer ruime pandhof. Tegenover dit klooster bevindt zich de Waalse kerk
(11). De rechthoekige toren wordt bekroond door een spits met koepeltje. Het meubilair vertoont de Lodewijk XIVen Lodewijk XV-stijl. In deze kerk werd in de woelige dagen van de Franse Republiek de 'Godin van de Rede'
vereerd.
Iets verder bereiken we het Lange Grachtje met een gedeelte van de eerste stadsmuur en een uitgebouwde halfronde
muurtoren. Hierna keren we terug naar de St. Pieterstraat, waar we, via een poortje (nr. 29), de Leeuwenmolen (17e
eeuw) bezichtigen. Aan de Nieuwenhofstraat treffen we restanten aan van de tweede stadsommuring, die van ca.
1350 dateert en een stadsoppervlakte omsloot, driemaal zo groot als bij de eerste ommuring. Zij onderscheidt zich
van de eerste omwalling onder meer door op regelmatige afstanden geplaatste torens. Tegenover de Zwingelput is
een poortje in de muur aangebracht, dat leidt naar een houten bruggetje over de Jeker, die hier als stadsgracht
fungeerde. Men heeft dit poortje bij de bouw aan moeten brengen om te voorkomen, dat de Nieuwenhof, welke
binnen de muur kwam te liggen, werd afgesneden van het moederklooster de Aldenhof (thans dierenpark). De
gedenksteen aan de achterkant boven het poortje herinnert aan een invasie van wilde zwijnen in de strenge winter
van 1947. We beklimmen nu de muur en volgen deze tot boven de waterpoort De Reek (12), waar de noordelijke tak
van de Jeker de stad binnen stroomt. Daarna dalen we af naar de binnen de muur gelegen voormalige watermolen De
Reek in de Heksenhoek en staan dan voor het Conservatorium. Hier stond voorheen de molen van Dolk, die
ongeveer dezelfde proporties had. Architect van het moderne gebouw is Ir. P. H. Dingemans. We houden rechts aan
en bereiken het De Bosquetplein. Rechts hiervan ligt de Nieuwenhof (13), eens een begijnhof. Het is in oorsprong
een laat-gothisch kloostertje met kapel, waarvan de bouw in 1489 begonnen werd. Alleen het koor van de
schilderachtig gelegen kapel dateert echter nog uit die tijd. Een tweetal grafstenen uit 1286 en 1294 met gegraveerde
figuren doet vermoeden, dat er reeds vóór 1489 een kerkje heeft gestaan. De overige gebouwen dateren in hoofdzaak
uit de 17e eeuw. Uit die eeuw dateert ook de preekstoel. Een fraaie voordeuromlijsting is uitgevoerd in de Lodewijk
xv-stijl. In de linkerhoek van het De Bosquetplein treffen we nog een kloostergebouw aan, voorheen bewoond door
de Grauwzusters, sedert 1920 Natuurhistorisch museum (14). Het gebouw dateert uit het begin van de 17e eeuw en is
versierd met speklagen en gezwenkte topgevels. De Grauwzusters kwamen naar Maastricht om zieken en
krankzinnigen te verplegen. Zij breidden het gebouwtje uit met een vleugel, die opvalt door zijn steil lessenaarsdak,
en met een eenvoudige kapel. Het huidige museum is vooral van belang wegens de interessante collectie fossielen uit
het Zuidlimburgse mergelland en de wereldberoemde mierencollectie van pater Wasmann.
We begeven ons nu naar de Grote Looiersstraat, een voormalige gracht, thans een overkluisde arm van het riviertje
de Jeker. Via een met hardsteen omlijste deur, bekroond door een reliëf en een tijdvers (1715), treden we binnen in
het St. Martinushofje (15). De huisjes van dit begijnhof zijn gerestaureerd, doch zonder herstel van de kruisvensters.
Door haar sfeervolle bebouwing behoort de Grote Looiersstraat tot de meest karakteristieke straten van Maastricht.
-3-
door de oude stad Maastricht
Het meest opvallende gebouw is het voormalige Armenhuis (16) met brede gevel (nr. 17), welke de bocht in de straat
volgt. Het werd gesticht in 1755. Fraai is de met rococo-ornament versierde deuromlijsting. Aardige accenten in het
straatbeeld vormen de beeldengroep rond de dialectschrijver Olterdissen aan de zijde van het De Bosquetplein en
'Levensvreugde' aan de andere zijde. Hier zijn we het reeds besproken Lange Grachtje langs de 1e omwalling
genaderd. Slaan we nu linksaf (Achter de Molens), dan staan wij vóór een 17e eeuws muurhuis en het Kleine
Grachtje, waar nog een stuk van de oudste stadsmuur gespaard bleef. Halverwege komt u via een poortje op een
mooi binnenplein met de jeker aan uw voeten. Via de rustieke Verwerhoek, met links moderne nieuwbouw steken
we de Jeker over en komen we in de Lenculenstraat. Op nr. 34 bewonderen we één van de schaarse Maastrichtse
monumentale topgevels, een lust om naar te kijken. Aan deze straat ligt ook de voormalige ingangspartij van de Zetel
van het Provinciale Bestuur, een schepping van rijksbouwmeester Ir. G. C. Bremer. Schuin ertegenover, op nr. 33,
een interessant complex gebouwen, daterend uit 1690 en oorspronkelijk huisvesting biedend aan een gereformeerd
weeshuis en thans toneelacademie.
We zijn nu de plaats genaderd, waar vroeger de Lenculenpoort in de ommuring van 1229 heeft gestaan. In de
Bouillonstraat bezichtigen we het pleintje met het voormalige militaire wachthuisje (17). Het monumentale
gebouwtje dateert van ca. 1770. Tegenover de voorgevel van het zogenaamde Gouvernement (Provinciaal Bestuur)
liggen de monumentale panden nrs. 8 en 10, daterend uit de 17e eeuw. De vroegere koetspoort is vervangen door een
fraaie voordeur met omlijsting in Lodewijk XV-stijl. Teruggekeerd in de Tongersestraat, slaan we linksaf naar de
Ezelmarkt. Aan de linkerzijde een hoekpartij van de 1e stadsmuur met waterpoort voor de noordelijke tak van de
Jeker en aan de rechterzijde het voormalige klooster der zusters van het H. Graf of Sepulchrijnen (18). Deze zusters
stonden bekend als 'Bons Enfants'. Het gerenommeerde eethuisje, dat ernaast is gelegen, voert dezelfde naam. Het
klooster is in 1626 gebouwd op de plaats, waar eens de schepenbank stond van het graafschap van de Vroenhof.
Tussen 1686 en 1710 volgde de bouw van de kerk in classicistische stijl met een pilastergevel en een fronton, waarin
een gebeeldhouwd reliëf is aangebracht, dat de Verrijzenis van Christus voorstelt. Bouwmeester was Gilles Doyen.
We bevinden ons thans in het hart van het Maastrichtse 'quartier latin', een klein stadsgebied, waar tal van hogere
onderwijsinstituten op het gebied van de kunsten zijn gevestigd, zoals het Conservatorium en de Jan van Eyck
academie. Laatstgenoemde instelling is gehuisvest in een door architect F. P. J. Peutz ontworpen gebouw. Hebt u nog
even tijd, dan loopt U de Bonnefantenstraat in. Hier treft u de fraaie 17e eeuwse woning 'Het huis op de Jeker' (19)
aan, dat gebouwd is over het water en voorzien is van 2 trapgevels. We keren nu terug naar de Tongersestraat en
bereiken via de Minderbroedersberg het gebouw waar vroeger het Paleis van Justitie was gevestigd (20), geflankeerd
door fragmenten van de 13e eeuwse stadsmuur. In dit uit 1699 daterende gebouw vestigden zich de Minderbroeders
of Franciscanen, nadat zij het klooster aan de St. Pieterstraat hadden moeten verlaten. In 1798 raakten de paters ook
dit klooster kwijt. Zij versaagden echter niet en een eindje verder aan de Tongersestraat hadden ze u hun derde
Maastrichtse klooster (21) achter een poort in de stijl van de barok. Alleen de poort is nog bewaard gebleven. Op de
plaats van hun klooster verrees nieuwbouw. Nog iets verder aan de overzijde ontwaren we links de prachtige poort,
die toegang verschaft tot het kerkpleintje vóór de voormalige neo-gothische Jezuïetenkerk. Het bijbehorende
kloostergebouw is een moderne schepping van Ir. A. Swinkels, hier is nu de Universiteit van Maastricht gevestigd.
Aan het einde van de Tongersestraat stond vroeger de Tongerse Poort. Het voormalige militaire wachthuis met breed
dakoverstek is nog aanwezig. Hier eindigt tevens de lange aaneengesloten stadsmuur , die we bij De Reek verlaten
hebben. Vermeldenswaard is, dat deze muur iets ten zuiden van genoemd wachthuis geheel uit mergel en niet uit
lagen bak- en mergelsteen is samengesteld. De oorzaak hiervan is, dat de Fransen in 1673 een bres in de muur
schoten en dat de Zonnekoning, Lodewijk XIV, zich triomfantelijk de stad liet binnendragen. Tijdens dit beleg
sneuvelde d' Artagnan, één van de drie Musketiers, die in de historische roman van Alexandre Dumas een tijdloze
gestalte verkregen. Aan de overzijde van het Tongerseplein, in het Aldenhofpark, treffen we nog resten aan van een
verdedigingswerk uit de 17e eeuw. Ter hoogte van de voormalige Jezuïetenkerk gaan we de Abtstraat in. Aan de
linkerzijde liggen enkele schilderachtige woningen met tussendorpelvensters. De westwand van deze straat werd
vroeger geheel in beslag genomen door de verpleeginrichting Calvariënberg. In dit uitgestrekte complex bevond zich
het 17e eeuwse klooster, gesticht door Elisabeth Strouven. Halverwege de straat links de ingang tot de
verpleegkliniek Clevarie en even verderop op nr. 2a het mooie woonhuis Calvariënberg. Aan de voet van de torens
van de St. Servaaskerk, die men bij het kruisen van de Kommel hier in het perspectief heeft, tekent zich het 16e
eeuwse vierkante witte torentje af van het voormalige vluchthuis van de abdij van Herckenrode (22). Abdis Barbara
van Hinnisdael heeft in de zuidelijke tuinmuur haar wapenschild met kromstaf laten aanbrengen met jaartal 1645.
-4-
door de oude stad Maastricht
We naderen thans het voormalige Kruisherenklooster (23) aan de Kruisherengang, het enige geheel gaaf bewaarde
oude klooster in de stad. Het is gebouwd in mergelsteen en omvat ook een kerk, waarvan het koor, dat tussen 1440
en 1459 tot stand kwam, veel gelijkenis vertoont met dat van de St. Janskerk aan het Vrijthof. De bouwmeesters
hiervan waren Petrus Toom en Johannes van Haren. Eerst in 1501 werd met de bouw van het kerkschip een aanvang
gemaakt. De netgewelven zijn van nog jongere datum en werden waarschijnlijk eerst geconstrueerd bij het herstel
van de in 1579 opgelopen belegeringsschade. Het koorgewelf is versierd met schilderwerk van Meester Gerardus uit
1461. Een grondige restauratie van dit complex had plaats in 1905. Het valt te betreuren, dat de jongere bebouwing
aan het Kommelplein niet in harmonie is gebracht met het dominerende kerkgebouw. Vlak voor het Kommelplein
zien we links het grote moderne Herdenkingsplein.
Langs de Kruisherengang bereiken we de Brusselsestraat. We bevinden ons dan dichtbij 'De Beyart' (24), het
klooster van de Broeders der Onbevlekte Ontvangenis (nr. 38). Op het voorplein treffen we de schilderachtige ruïne
aan van de tussen 1479 en 1510 gebouwde kapel van een klooster voor leden van de Derde Orde van St. Franciscus.
Een zuster van Karel V was hier kloosterzuster. De kapel werd vernield tijdens het beleg door de Fransen in 1794.
Vanuit de Brusselsestraat is op nr. 60 het voormalige Cellebroedersklooster bereikbaar, waarvan slechts de kapel
behouden bleef. Deze dateert uit dezelfde tijd als het verwoeste kapelgebouw van de Beyart en het
Kruisherenklooster. Bijzonder fraai zijn de laat-gothische netgewelven, waarvan de ribben rusten op
muurcolonnetjes, die bekroond worden door gebeeldhouwde kapiteeltjes. In de gewelfvelden werden bij de
restauratie oude schilderingen blootgelegd. Zeer opmerkelijk is de tegen de noordgevel aangebrachte gang met
verdieping in overkragend houten vakwerk. De vensters van deze gang vertonen gedrukte en geprofileerde bogen.
Bijzondere aandacht verdient verder het fraaie patriciërshuis Brusselsestraat 77, dat van 1731-1771 refugie was van
het St. Gerlachusstift te Houthem en later bewoond werd door Jhr. Victor de Stuers, de vader van de Nederlandse
monumentenzorg. We dalen thans de Brusselsestraat af en staan nog een ogenblik stil bij het pand Grote Gracht nr.
92, een voormalige patriciërswoning. Ze werd gebouwd door de graaf van Tilly, die in 1718 gouverneur van
Maastricht werd. De vorstelijke ingangspoort is vrijwel geheel van Naamse steen. Op de binnenplaats kunnen we het
restant van een fontein bewonderen, waarvan het reliëf de figuren van Neptunus en Amphitrite voorstelt.
Alvorens het oudste stadsgedeelte opnieuw binnen te gaan bezichtigen we het pand Grote Gracht 82, waarvan de
monumentale gevel in Ladewijk XVI-Stijl is ontworpen door architect Mathias Soiron. Via de Tweebergenpoort, een
straat, waarvan de naam herinnert aan een oude stadspoort in eerste omwalling, komen we op het Keizer Karelplein.
De St. Servaasfontein direct rechts is een schepping van beeldhouwer Charles Vos (1934). Aan onze rechterhand ligt
de ingang tot de zogenaamde lange gang van de St. Servaaskerk (25), Maastrichts belangrijkste monument. Wat er
nog over is van de door de Maastrichtse bisschoppen Monulphus en Gondulphus rond het jaar 560 gebouwde
'magnum templum' staat niet vast. Vast staat echter wel, dat rond 950 op deze plaats een driebeukige pijlerbasiliek
gebouwd werd, welke in de 11e eeuw werd uitgebreid. De plattegrond toont aan, dat de oorsprong van deze basiliek
ligt in het voorromaanse tijdvak. Duidelijk kenmerkend voor de bouwstijl in het cultuurgebied van het oude
Maasland is de massieve westbouw, die vermoedelijk in drie fasen werd uitgevoerd. In deze westbouw ligt de
beroemde romaanse Keizerzaal, zo geheten naar, de Keizerlijke rechtspraak, die er werd gepleegd. De gang, die de
westbouw met de aan de overzijde van het St. Servaasklooster gelegen proosdij verbond, bevindt zich in het robuuste
bouwsel, dat deze straat als het ware halveert. Merkwaardig is het feit, dat deze westbouw toegewijd was aan de
'heilige' Karel de Grote. Deze keizer was in 1165 met toestemming van de tegenpaus Paschalis III, in
tegenwoordigheid van Keizer Frederik Barbarossa, te Aken heilig verklaard. Nadat de keizer in 1177 vrede gesloten
had met de legale paus Alexander III, schijnt deze verering langzaam te zijn verdwenen. Achterin de kerk staat nog
een meer dan levensgroot beeld van Karel de Grote. De oostelijke absis met dwerggalerij en de beide koortorens
dateren uit de 12e eeuw. U mag zeker niet verzuimen de voormalige hoofdingang der kerk te gaan zien, die nu
toegang geeft tot de oostelijke kloostergang en wordt bekroond door een romaans tympaan van uitzonderlijke
schoonheid met als voorstelling de 'Majestas Domini'. De kloostergang, toegankelijk vanaf het Keizer Karelplein,
met aansluitende kapittelzaal in gothische stijl -thans schatkamer -dateert uit de 15e eeuw. In deze eeuw zijn ook de
zijkapellen gebouwd. Het vroeg-gothische Bergportaal aan het Henric van Veldekeplein is helaas afgesloten door
hekwerk. Dit voor Nederland beslist unieke portaal met zijn in- drukwekkend beeldhouwwerk is waarschijnlijk
gebouwd ter gelegenheid van het in deze kerk voltrokken huwelijk van Keizer Otto IV met Maria van Brabant in
1214. Boven de deur zijn afgebeeld het sterven, de opstanding en kroning van Maria met daaromheen de familie van
de H. Anna met als laatste legendarische afstammeling bisschop St. Servatius. De beelden in groot formaat stellen
figuren voor uit het Oude en Nieuwe Testament.
-5-
door de oude stad Maastricht
Enerzijds Abraham, Mozes, koning David en Johannes, anderzijds Simeon (foutief gerestaureerd tot Maria figuur),
Johannes de Doper, Johannes de Evangelist en St. Servaas. Het kerkinterieur wordt ontsierd door de neo-gothische
beschildering uit de vorige eeuw. Hoe het geheel in waarde zou kunnen winnen toont het oostkoor, dat onlangs werd
gerestaureerd en waarbij 16e eeuwse gewelfschilderingen werden blootgelegd. Het laat-gothische netgewelf vervangt
de oorspronkelijke vlakke houten zoldering en steunt op schalken. In het westkoor vallen behalve de kapitelen met
hun rijke decoratieve en figurale beeldhouwwerk verder op de romaanse, door zuiltjes gedragen, altaarmensa. Zij
dateert, evenals het achter het beeld van Karel de Grote staande retabel, van omstreeks het jaar 1170. Verspreid in de
kerk vindt men verschillende grafgedenktekenen, waaronder in het noorderdwarspand dat voor graaf Herman Fred.
van Bergh (1669) en zijn vrouw Walburgis van Lowenstein Rochefort. De hoog opgaande monumenten werden in
1732 vervaardigd door D.G. Bayer uit Namen. De 'Sedes Sapientiae' in Maaslandse stijl uit ca. 1300 verdient alle
aandacht. Afkomstig uit de 14e eeuw is het beeld van St. Servatius, geplaatst tegen de vieringspijler (kruising van het
middenschip met de dwarsbeuk) aan de linkerzijde. Het beeld van St. Lambertus aan de rechterzijde dateert uit de
19e eeuw. Andere beel- den, die bewondering vragen, zijn een St. Barbara (Gelders eind 15e eeuw), een St. Anna-teDrieën van ca. 1500 (Nederrijns?), een kruisbeeld, en niet te vergeten een St. Petrus, opgesteld nabij de
noordwestelijke ingang, uit de 2e helft van de 15e eeuw (Bourgondisch?). Tenslotte kan niet onvermeld blijven, dat
het pronkstuk van de St. Servaaskerk, het uit 1160 daterende reliekschrijn, de zogenaamde Noodkist, sedert de
restauratie door G. Brom te Utrecht, is geplaatst in de crypte vóór de grafkelder van St. Servaas en Karel van
Lotharingen. Het schrijn is uitgevoerd in eikenhout, doch met verguld koper bekleed en rijk versierd met gedreven
figuren en reliëfs, email- en filigraanwerk, alsmede met stukken kristal, die als edelstenen zijn verwerkt. Op de korte
zijden zijn afgebeeld St. Servaas tussen twee engelen en de tronende Christus. Op de lange zijden zijn de apostelen in
beeld gebracht. Op het deksel is in medaillons het Laatste Oordeel weergegeven. De betiteling Noodkist is ontleend
aan het oude gebruik haar in tijden van gevaar in processie door de stad te dragen. De crypte in de viering is een laat19e eeuwse herbouw van de in 1812 gesloopte oorspronkelijke crypte. De aansluitende crypte bevat onder meer een
aantal merovingisch-frankische sarcophagen. Tot aan de opheffing van het kapittel hebben hier de relieken gerust
van de H.H. Monulphus, Gondulphus, Candidus en Valentinus. De vroegmiddeleeuwse stenen reliekenkist van beide
eerstgenoemde heiligen bevindt zich in het koor. Men mag deze kerk niet verlaten zonder een bezoek gebracht te
hebben aan de schatkamer in de voormalige kapittelzaal. Hier vindt men onder meer het door Alexander Farnese van
Parma geschonken borstbeeld van St. Servaas, de sleutel van deze bisschop, alsmede zijn borstkruis, pelgrims- en
bisschopsstaf. Verder bevinden er zich talrijke reliekenhouders van goud en zilver, kunstwerken uit ivoor en vele
kostbare paramenten. Op het Henric van Veldekeplein bevinden we ons in het centrum van Maastrichts tweede oude
kern, het gebied van het Vrije Rijkskapittel van St. Servaas. Het is een genot om hier te toeven aan de voet van de
machtige torens van de St. Servaaskerk en de ernaast gelegen St. Janskerk (26). Aan dit pleintje staan nog enkele
monumentale woonhuizen van de vroegere kapittelheren. De fraaiste woning is wel het pand no.29 in rococo of
Lodewijk XV-stijl, met zijvleugels uit een jongere periode. De woningen aan de westzijde grenzen met hun tuinen
aan de stadsmuur van 1229.
De St. Janskerk werd gebouwd in verschillende tijdvakken. Ze wordt reeds genoemd in de 12e eeuw. Het in de
sobere Nederlandse gothiek gebouwde koor dateert van ca. 1450. In merkwaardige tegenstelling hiermede staat de in
1475 herbouwde toren. Dit 70 m. hoge bouwwerk vertoont een zeer rijke behandeling en versiering en wordt daarom
steeds in één adem genoemd met de torens van Utrecht, Amersfoort en Rhenen uit diezelfde periode. De kerk is door
het Kapittel van St. Servaas gebouwd om te dienen als parochiekerk. Sedert de inname van de stad door Frederik
Hendrik in 1632 is ze in gebruik bij de Ned. Hervormde Gemeente. Voor wat het interieur betreft zijn van belang de
12 kraagstenen in het koor, voorstellende de apostelen, de doopkapel met gebeeldhouwde kraagstenen en een groot
aantal grafmonumenten. Van grote waarde is vooral het monument van vrouwe Gabeliaeu-de Grijse uit 1685 met
gebeeldhouwde kwartierwapens en ridderemblemen. De preekstoel vertoont de Lodewijk X VI-stijl. Op een zuil in
de Z.O.-hoek van de kerk werd een schildering uit de 15e eeuw met de voorstelling van Christus blootgelegd. De
zuilen, die de middenbeuk van de kerk dragen, worden bekroond door kapitelen, die typerend zijn voor het
Maasland. We verlaten thans het gebied van het voormalige Vrije Rijkskapittel en dalen af naar het onvolprezen
Vrijthof. Dit ruime stadsplein dankt zijn roem in de eerste plaats aan het luisterrijke gezicht op het machtige complex
kerkgebouwen, dat we zojuist bezochten. Een ander deel van zijn faam kan worden toegeschreven aan de vele
sfeervolle cafés en terrassen, trekpleisters voor inwoner en vreemdeling. De Hoofdwacht met een galerij van zeven
bogen aan de westwand van het plein dateert van 1736. Aan de zuidwand ligt het Spaans gouvernement (27), een
gebouw waarvan de architectuur uit verschillende tijdvakken dateert.
-6-
door de oude stad Maastricht
De vensters van de eerste verdieping zijn versierd met de wapens van Karel V en Philips II. Deze gothische,
geprofileerde omlijstingen en traceringen vormen de enige restanten van de oorspronkelijke voorgevel uit 1545. Dit
in tegenstelling tot de gevel aan de hofzijde, waar we onder gothische vensters een in latere tijd gesloten zuilengalerij
aantreffen, alsmede fragmenten van de ingangspoort in de vroeg-renaisancestijl. Karel V en Philips II namen hier
hun intrek, wanneer ze de stad met een bezoek vereerden. In dit gebouw moet Parma de vogelvrijverklaring van
prins Willem van Oranje getekend hebben (1581). Een deel van het pand werd gesloopt bij de bouw van de
Nederlandse Bank op de hoek van de St. Jacobstraat. We slaan thans de Bredestraat in. Hier kunnen we opnieuw
genieten van een aantal monumentale panden, al dan niet met koetspoorten, voornamelijk uit de 18e eeuw. Het pand
nr. 17 (Lod. XV) was eigen dom van de graven van Reckheim, terwijl op nr. 26/28 het geboortehuis ligt van Henriet
te gravin d'Oultrement, de tweede gemalin van de Nederlandse koning Willem I. Op de kruising met de
Minckelersstraat staat de in mergel gebouwde Stadsschouwburg (28). Maastrichts eerste kerkgebouw in de barokstijl,
behoorde tot 1773 aan de Jezuïeten. Bouwmeester was Petrus Huyssens uit Brugge. Een gedeelte van hun
kloostergebouw, onder meer een fraaie traptoren, is , Achter de Comedie te zien.
We vervolgen onze weg door de Minckelersstraat waar zich op nr. 3 het geboortehuis bevindt van prof. Minckelers,
de uitvinder van het lichtgas. Zijn standbeeld staat op de Markt. Via 'Achter het Vleeshuis' bereiken we het St.
Amorsplein. Naast oude gevels staan nuchtere bouwsels uit de 19e en 20e eeuw. Midden op het pleintje staat een
oude zuil, bekroond door een modern beeldje van St. Amor. In de Platielstraat valt op nr. 13, het fraaie in 1700
gebouwde koetshuis, behorende bij het pand Bredestraat 26/28, dat nog grotendeels een 17e eeuws karakter draagt.
We komen thans weer op het Vrijthof en slaan nu rechts af. Op de N.O.-hoek van het plein herinnert een perroen in
moderne stijl aan het gezag, dat Luik tot aan de Franse revolutie in Maastricht had. De noordwand van het plein
wordt gedomineerd door een voormalige patriciërswoning (nrs. 47-49). In de jaren 1830-1839, toen Maastricht een
Hollandse enclave in Belgisch gebied was, werd het bewoond door de opperbevelhebber van de vesting, luitenantgeneraal baron Dibbets. Het werd gebouwd in het begin van de 19e eeuw op de plaats, waar eens Maastrichts oudste
klooster, dat der Witte Vrouwen, stond. Het klooster der Witte Vrouwen werd in de 7e eeuw gesticht door bisschop
Johannes Agnus en komt ter sprake in het middeleeuwse mysteriespel: 'Marieke van Nimwegen'. De paus had
Marieke ijzeren ringen aangelegd, waarmede zij 'eene cluse, bi de Witte Wiven tot Maestricht' boete moest doen,
totdat deze ringen van haar handen vielen.
Aan het begin van de Helmstraat staat een kerkgebouw (29), waar tot 1795 de Dominicanen zetelden, een orde die
vermoedelijk reeds in 1250 in Maastricht gevestigd was. De zuiver gothische kerk is in 1294 gewijd. Opmerkelijk
zijn de noordkapel uit ca. 1350 en de O.L. Vrouwekapel aan de zuidzijde (midden 15e eeuw). De zuilen vertonen
Maaskapitelen van Naamse steen, terwijl boven de scheibogen een reeks nissen liggen, die voorzien zijn van
sluitstenen met figuraal beeldhouwwerk. Van de kloostergebouwen resteert een fragment met fraaie gezwenkte
topgevel. Bijna aan het einde van de Helmstraat zien we rechts nog een gedeelte van de 1 e omwalling, de
preekherengang. Aan de Grote Gracht, die bijzonder rijk is aan monumentale gevels, vraagt onze bijzondere
aandacht het pand nr. 18, het monumentale in Lodewijk XV-stijl gebouwde wijnkopershuis uit 1740. Aan wie over
voldoende tijd beschikt raden wij aan even links af te slaan en de Grote Gracht te volgen tot aan de Capucijnenstraat.
Vanuit deze straat bereiken we dan de Capucijnengang, een straatje, dat zijn pittoreske allure ontleent aan de fraaie
17e eeuwse kapel (30) van het voormalige klooster van de Capucijnen. Van de paters, die zich op de
ziekenverpleging toelegden, kwamen tijdens een pestepidemie in 1623 de meesten om. De Grote Gracht geeft
toegang tot de Markt, welk plein gedomineerd wordt door het imposante Stadhuis (31), een zuiver 'Hollandse'
schepping en een hoogtepunt van de Nederlandse burgerlijke bouwkunst in de barok. Architect was Pieter Post. Het
werd gebouwd tussen 1659 en 1665. Langs een dubbele trap betreden we de grote centrale hal, waaromheen, op de
beide verdiepingen, alle ruimten zijn gegroepeerd. Ondanks deze groepering rond een centrum was het bouwwerk
geconcipieerd voor een gebruik in twee helften, dit in verband met de tweeherigheid van de stad. Links zetelden de
Luikse schepenen en functionarissen, rechts hadden de Brabantse en Staatse heren hun plaats. De stoffering van het
gebouw in de loop van de eeuwen is van zodanige waarde, dat een rondgang beslist is aan te raden. Een van de
mooiste vertrekken is de zogenaamde Prinsekamer, waar de vertegenwoordigers of 'commissarissen-deciseurs' van
de prins-bisschop van Luik met hun Staatse collegae vergaderden. Men bewondere het rijke stucplafond van Vasalli,
de schouw met het schilderij van Th. van der Schuer en de prachtige wandtapijten van Frans van der Borght uit
Brussel (1738). De N.0. hoekkamer heeft een plafondschildering van de Limburgse kunstenaar Ch. Eyck en een rijke
schouw. De Brabantse Z.0. hoekkamer, thans burgemeesterskamer, heeft een geschilderd goudleren behang met
Japanse motieven en een schoorsteen met hoge rood-marmeren zuilen.
-7-
door de oude stad Maastricht
Ook dit plafond is van Vasalli. De ernaast gelegen kamer is bekleed met tapijten uit het atelier Coppens te Delft. Aan
deze zijde van het gebouw bevindt zich ook de kamer, waar de wanden bedekt zijn met merkwaardig stucwerk,
gemerkt: Gagini 1789. Vanaf het bordes hebben we een prachtig uitzicht op de westwand van de Markt en de door
het standbeeld van Minckelers gedeeltelijk gemaskeerde Boschstraat. Van zeldzaam monumentale waarde zijn
vooral de nrs. 14, 18 (Lod. XVI) en 20 (Lod. XV). Zij vallen op door hun rijke details. In de Z.W .hoek van het
Marktplein worden we geboeid door een fontein, bekroond door de levensgrote afbeelding van een 'Mooswief'
(groentevrouw), een geschenk van de marktkooplui en vervaardigd door Charles Vos. Aan de Boschstraat
bezichtigen we de St. Mathiaskerk (32). Zij werd gebouwd na de uitbreiding van de stad in de 13e eeuw en
fungeerde als de derde parochiekerk binnen de stadsmuren. Het waren in hoofdzaak de lakenwevers, die haar bouw
bekostigden. Doordat zij ligt opgesloten tussen bouwsels, is vanaf de straatzijde alleen de toren zichtbaar. Deze is
vermoedelijk betrokken geweest bij een belangrijke verbouwing in de 2e helft der 15e eeuw. Aan deze verbouwing
moet haar laat-gothisch karakter worden toegeschreven. Op één van de kraagstenen met engelfiguren in de
noordbeuk treffen we het wapen aan van bisschop Jan van Home (1486-1506). De preekstoel is in Lodewijk XIVstijl. De kerk is enkele bijzonder fraaie beelden uit ca. 1500 rijk. Het was de pastoor van deze kerk, die in 1564
gastvrijheid verleende aan kardinaal Granvelle, toen deze staatsman door het verzet der edelen in Brussel gedwongen
werd beschutting te zoeken. We keren terug naar de Markt en slaan links af naar de Kleine Gracht. Ook hier zijn de
huizen gebouwd tegen de eerste stadsmuur, welke het Marktplein oorspronkelijk diagonaal doorsneed in de richting
van de Grote Gracht. Tussen de vele fraaie gevels excelleert vooral nr. 31 met een voor Maastricht unieke pilasteren halsgevel, voorzien van zwenkingen, en met een sierlijk poortje, dat toegang geeft tot een binnenplaatsje.
De Kleine Gracht mondt uit op de van Hasseltkade. Dat ook hier patriciërs woonden, blijkt bijvoorbeeld uit de
aanwezigheid van het monumentale woonhuis nr. 20, gebouwd in Lodewijk XVI-stijl. Het bevat een vestibule met
door kolommen gedragen koepel. Pand nr. 23 is een typisch 17e eeuws bouwwerkje met lage 6-licht vensters (1641).
Tussen de Wilhelminabrug en de St. Servaasbrug staat de voormalige Augustijnenkerk (33), één van de twee
Maastrichtse kerken in de stijl van de barok. Het is een specimen uit de vroege barok, want de inwijding vond plaats
in het jaar 1661. Van de kloosterbebouwing resteert nog slechts het deel aan de Mariastraat. De gevel van het
kerkgebouw is uitgevoerd in baksteen met overvloedige toepassing van mergel voor de twee pilasterstellingen,
voluutafdekkingen, festoenen, vensteromlijstingen en beeldhouwwerk. In de top is een reliëf aangebracht met als
voorstelling een vlammend hart. Daaronder bevindt zich het wapen van graaf Hendrik Huyn van Geleen, ter
herinnering aan diens belangrijke financiële steun. Iets vóór de St. Servaasbrug bereiken we de smalle Jodenstraat.
Op nr. 12 treffen we, blijkens een versiering met posthoorns, het vroegere station van de paardenpost aan. Vooral de
koetspoort is bijzonder sierlijk van constructie. Links een pand met brede gevel, hardstenen omlijstingen en een
koetspoort. Aan het einde van het straatje rijst een gebouw omhoog, waarvan de zijgevel in houten vakwerk is
opgetrokken. Dit is het Dinghuis (34), waarvan de monumentale voorgevel staat op het kruispunt van de Grote Staat
en Kleine Staat, twee van Maastrichts belangrijkste winkelstraten. Het Dinghuis diende als gerechtshof voor schout
en schepenen. Het heeft met zijn hoge zadeldak nog een uitgesproken laat-middeleeuws karakter (15e eeuw). De in
Naamse steen gebouwde voorgevel dateert eerst uit de 16e eeuwen vertoont vanwege de gebeeldhouwde
boogvullingen boven de vensters overeenkomst met het Spaans Gouvernement aan het Vrijthof. Ofschoon de Grote
Staat nog vele fraaie gevels telt, slaan we nu de Muntstraat in. In originele staat hersteld zijn de panden nrs. 1 en 3.
Sierlijk zijn de festoenen en draperietjes. Weer op de Markt gekomen, nu aan de achterzijde van het stadhuis,
bewonderen we op nr. 55 een fraaie koetspoort en gevelsteen met als inschrift 'In de Blauwe Hand' 1754. Onze
belangstelling wordt tenslotte gevraagd voor de indrukwekkende zijgevel van pand nr. 71 in de zuidwand van het
plein, waar het straatje 'Heilige Geest' in de Markt uitmondt. Deze zijgevel is uitgevoerd in vakwerk en rust vanaf de
eerste verdieping in een overstek op laat-gothische corbeels. Ook de St. Andrieskruisen duiden op een aanzienlijke
ouderdom. De voorgevel van het pand is uitgevoerd in steen en is evenals het dak van jongere datum (18e eeuw). We
eindigen onze wandeling met een kritische blik in de richting van de oostelijke pleinwand, die in de dertiger jaren
helaas doorbroken werd voor de aanleg van de Wilhelminabrug en waar thans moderne kantoorgebouwen oprijzen,
welke naar de mening van velen het fraaie beeld van de oude Maastrichtse binnenstad ontsieren. Hopelijk wordt dit
beeld met de voltooing van het Markt-Maasproject weer enigzins hersteld. Wie de tijd heeft om zijn wandeling voort
te zetten, raden wij aan een bezoek te brengen aan de 18e eeuwse vestingwerken, gelegen aan de rand van de oude
stad in N.W. richting. Hiertoe behoren de door Dumoulin aangelegde Bossche fronten met de bastions Stadhouder,
Erfprins, Holstein en Prins Frederik. Geheel intact is gebleven het vele kilometers lange ondergrondse gangenstelsel.
In de nabijheid ligt het in 1816 gebouwde fort Willem I.
-8-
Download