EUROPESE COMMISSIE Brussel, 30.1.2015 COM(2015) 33 final 2015/0023 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over het verzoek van de Verenigde Staten om een WTO-ontheffing met het oog op voortzetting en verruiming van het toepassingsgebied van de Caribbean Basin Economic Recovery Act (CBERA) van de VS NL NL TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Dit voorstel dient om het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te bepalen over het verzoek van de Verenigde Staten om een WTO-ontheffing met het oog op voortzetting van de Caribbean Basin Economic Recovery Act (CBERA) van de Verenigde Staten van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019, alsmede de verruiming van het toepassingsgebied ervan, en aldus de Europese Unie in staat te stellen dat ontheffingsverzoek te steunen. 2. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Ingevolge artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Raad, wanneer in een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam een besluit met rechtsgevolgen moet worden vastgesteld, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een besluit vaststellen tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen. Het verlenen van een ontheffing aan de Verenigde Staten met het oog op voortzetting en verruiming van het toepassingsgebied van de bestaande ontheffing, die een preferentiële tariefbehandeling toestaat voor de in aanmerking komende producten van oorsprong uit begunstigde Centraal-Amerikaanse en Caribische landen en gebieden, aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de Caribbean Basin Economic Recovery Act, als laatstelijk gewijzigd, valt onder die bepaling aangezien het besluit wordt genomen door een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam (de Algemene Raad of Ministeriële Conferentie van de WTO) en van invloed is op de rechten en verplichtingen van de EU. 3. FACULTATIEVE ELEMENTEN De Commissie zal worden gemachtigd om namens de EU een positief standpunt in te nemen ten aanzien van het verzoek van de Verenigde Staten om een WTO-ontheffing om de bestaande ontheffing te mogen voortzetten en het toepassingsgebied zodanig te mogen verruimen dat de Verenigde Staten van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 in rechtenvrije behandeling kunnen voorzien voor in aanmerking komende producten van oorsprong uit begunstigde Centraal-Amerikaanse en Caribische landen en gebieden. De Verenigde Staten motiveren hun verzoek met de uitzonderlijke economische situatie in de Caribische landen. Het doel van de gewijzigde CBERA is de handel, alsmede de ontwikkeling en het herstel van de economie van die landen te ondersteunen door met een meer liberale toegang en nieuwe handelsmogelijkheden de verhoging van hun productiecapaciteit te bevorderen. Volgens de Verenigde Staten zal de rechtenvrije behandeling uit hoofde van de CBERA de belangen van andere leden, die niet in aanmerking komen voor die behandeling, niet schaden, en er wordt verwacht dat de voortzetting van die rechtenvrije behandeling geen significante verlegging van de invoer in de Verenigde Staten van uit hoofde van de CBERA in aanmerking komende producten van oorsprong uit leden die geen begunstigde landen zijn, zal veroorzaken. Als de gevraagde ontheffing wordt verleend, is dat de vierde verlenging van de preferentiële tariefbehandeling, die momenteel tot en met 31 december 2014 geldt. Op 15 februari 1985 werd aan de Verenigde Staten een ontheffing van verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, NL 2 NL verleend voor de periode van 1 januari 1984 tot en met 30 september 1995. Op 15 november 1995 werd opnieuw een ontheffing verleend aan de VS, overeenkomstig artikel I, lid 1, van de GATT 1994, voor de periode tot en met 30 september 2005, en op 29 mei 2009 opnieuw, voor de periode tot en met 31 december 2014, zodanig dat de Verenigde Staten in rechtenvrije behandeling konden voorzien voor de invoer van in aanmerking komende producten van oorsprong uit begunstigde leden aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de CBERA. Het ontheffingsverzoek brengt geen economische problemen met zich mee voor de EU omdat de rechtenvrije behandeling geen gevolgen heeft voor de EU-handel met de begunstigde landen. NL 3 NL 2015/0023 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over het verzoek van de Verenigde Staten om een WTO-ontheffing met het oog op voortzetting en verruiming van het toepassingsgebied van de Caribbean Basin Economic Recovery Act (CBERA) van de VS DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: NL (1) De Verenigde Staten hebben overeenkomstig artikel IX, lid 3, van de WTOovereenkomst een verzoek ingediend om de bestaande ontheffing te mogen voortzetten tot en met 31 december 2019 en het toepassingsgebied van de bestaande ontheffing van hun verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994) zodanig te mogen verruimen dat de Verenigde Staten in rechtenvrije behandeling kunnen voorzien voor in aanmerking komende producten van oorsprong uit begunstigde CentraalAmerikaanse en Caribische landen en gebieden ("begunstigde landen"), aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de Caribbean Basin Economic Recovery Act van 1983, zoals gewijzigd bij de Caribbean Basin Economic Recovery Expansion Act van 1990 en bij de United States-Caribbean Basin Trade Partnership Act, de Haitian Hemispheric Opportunity through Partnership Encouragement Act van 2006, de Haitian Hemispheric Opportunity through Partnership Encouragement Act van 2008 en de Haitian Economic Lift Program Act van 2010 (hierna: "CBERA zoals gewijzigd"). (2) Op 15 februari 1985 werd aan de Verenigde Staten een ontheffing van verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, verleend voor de periode van 1 januari 1984 tot en met 30 september 1995. Op 15 november 1995 werd opnieuw een ontheffing verleend aan de Verenigde Staten, overeenkomstig artikel I, lid 1, van de GATT 1994, voor de periode tot en met 30 september 2005, en op 29 mei 2009 opnieuw, voor de periode tot en met 31 december 2014, zodanig dat de Verenigde Staten in rechtenvrije behandeling konden voorzien voor de invoer van in aanmerking komende producten van oorsprong uit begunstigde leden aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de CBERA. (3) In artikel IX, leden 3 en 4, van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (de WTO-overeenkomst) worden de procedures voor het verlenen van ontheffingen betreffende de multilaterale handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A, 1B of 1C bij de WTO-overeenkomst en de bijlagen daarbij vastgesteld. 4 NL (4) Het verlenen van die ontheffing zou geen negatieve invloed hebben op de economie van de Unie, noch op de handelsbetrekkingen met de begunstigden van de ontheffing. De Unie steunt bovendien in het algemeen acties tegen armoede en voor stabiliteit in de begunstigde landen. (5) Daarom moet worden vastgesteld dat de Unie in de Algemene Raad van de WTO ten aanzien van het ontheffingsverzoek van de Verenigde Staten een positief standpunt moet innemen, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 Het standpunt dat door de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie moet worden ingenomen is dat zij het door de Verenigde Staten ingediende ontheffingsverzoek met het oog op voortzetting van de Caribbean Basin Economic Recovery Act (CBERA) van de Verenigde Staten van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019, alsmede de verruiming van het toepassingsgebied ervan, in overeenstemming met de voorwaarden in dat verzoek, steunt. Dit standpunt zal door de Commissie tot uitdrukking worden gebracht. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor de Raad De voorzitter NL 5 NL