Beïnvloeding van gedrag door middel van descriptieve norm en persoonlijke of milieuvoordelen. Renske Kunen 507702 Bachelorscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen Faculteit Geesteswetenschappen Universiteit van Tilburg Begeleidster: dr. M. M. Jongenelen Tweede lezer: dr. M. M. H. Pollmann 2014/2015 Inhoudsopgave Pagina Samenvatting 3 1. Theoretisch kader 4 1.1 Descriptieve norm 1.2 Persoonlijk versus algemeen belang 1.3 Hypotheses 1.4 Toepassing 2. Methode 9 2.1 Proefpersonen 2.2 Overzicht en design 2.3 Materiaal en manipulaties 2.4 Instrumentatie 2.5 Procedure 3. Resultaten 15 3.1 Experiment deel 1 3.2 Experiment deel 2 4. Discussie 17 4.1 Verwachtingen 4.2 Verklaringen 4.3 Vervolgonderzoek 4.4 Tot slot Literatuurlijst 21 Bijlagen 22 Bijlage 1: Consentverklaring Bijlage 2: Vragenlijst Bijlage 3: Coverstory eetexperiment Bijlage 4: Coverstory drinkexperiment 2 Samenvatting Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de descriptieve norm van invloed is op menselijk gedrag. Oftewel men gaat zijn eigen gedrag aanpassen aan hoe de mensen in de omgeving zich gedragen. In dit onderzoek wordt daaraan het onderscheid tussen persoonlijk en milieuvoordelen toegevoegd. De voordelen voor de persoon zelf of voor de maatschappij worden expliciet benoemd. Aan dit tweedelige experiment deden 135 studenten van de Universiteit van Tilburg mee. De hypotheses waren ‘Een aanwezige descriptieve norm leidt vaker tot gewenst gedrag dan wanneer er geen descriptieve norm aanwezig is.’ en ‘Het effect van de descriptieve norm is groter bij een milieuvoordeel dan bij een persoonlijk voordeel.’ De proefpersonen werd verteld dat het een onderzoek naar de werking van het geheugen in combinatie met voedingsmiddelen betrof. In werkelijkheid waren de twee afhankelijke variabelen de keuze tussen traplopen of de lift en de keuze tussen sojachocolademelk of gewone chocolademelk. Proefpersonen kregen ter afleiding een geheugentest met daarin teksten over het daadwerkelijke onderzoek. In het 3x2 tussenproefpersoon ontwerp werd de descriptieve norm gemanipuleerd (aanwezig of afwezig). Daarnaast werden er in de verschillende versies ook de voordelen gemanipuleerd (persoonlijk voordelen, milieuvoordelen en een controle conditie zonder voordelen). Per conditie verschilden de teksten over sojamelk en traplopen. Vervolgens koos de proefpersoon of deze met de trap of de lift naar boven ging en of hij/zij een pakje gewone chocolademelk of sojachocolademelk wilde. Uiteindelijk waren de data van 121 proefpersonen bruikbaar voor de analyses. De resultaten lieten zien dat descriptieve norm niet van invloed was op het gedrag van de proefpersonen. Daarnaast was er geen verschil tussen de condities met persoonlijke voordelen en milieuvoordelen. Hiervoor zijn verschillende verklaringen mogelijk. Het zou zo kunnen zijn dat de proefpersonen een te sterke attitude hadden ten opzichte van sojamelk of uit gewoonte altijd de lift nemen in plaats van de trap. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen waarom de descriptieve norm geen invloed had op het gedrag in dit experiment. 3 1. Theoretisch kader 1.1 Descriptieve norm Men staat op wanneer een bejaarde de bus instapt en er geen zitplaatsen meer zijn. Men houdt zich rustig in een bibliotheek. Men steelt of vernielt geen verkeersborden en ga zo maar door. Dit zijn allemaal voorbeelden van sociale normen; we weten allemaal dat we ons er aan moeten houden en toch zijn lang niet overal geschreven regels voor. Hoe zit dit? Er is een onderscheid te maken tussen dingen die verplicht zijn of verwacht worden en dingen die men in de omgeving daadwerkelijk doet. Deze worden ook wel gebiedende norm en descriptieve norm genoemd. Met de gebiedende norm wordt bedoeld: Alles wat men goed- of afkeurt (Cialdini, Reno & Kallgren, 1990). Bijvoorbeeld de snelheidslimieten op de Nederlandse wegen, het winkeldiefstal verbod en het feit dat men een medemens niet mag verwonden of erger. Als men zich niet aan de gebiedende norm houdt, loopt men het risico op een boete of, wanneer het misdrijf echt ernstig is, een gevangenisstraf. Daarnaast is er de descriptieve norm. Daarmee wordt bedoeld: het gedrag dat mensen in de omgeving daadwerkelijk uitoefenen (Cialdini, Reno & Kallgren, 1990). Een duidelijk voorbeeld van het onderscheid tussen gebiedende en descriptieve norm is de snelheid op de N2. Het snelheidslimiet is daar 80 kilometer per uur, dat is dus de gebiedende norm. De werkelijke snelheid van het verkeer dat op de N2 rijdt, ligt echter regelmatig hoger dan 80 kilometer per uur. In dat geval is de descriptieve norm dus afwijkend van de gebiedende norm. Doordat men veel mensen harder ziet rijden, zou het kunnen dat men geneigd is zelf ook harder te gaan rijden. Dit onderzoek gaat over de descriptieve norm, omdat het gedrag van mensen te beïnvloeden is door omgevingsfactoren. Zo liet het onderzoek van Cialdini (2003) zien dat mensen afhankelijk van hun omgeving meer of minder afval op de grond gooien. De descriptieve norm bij dit onderzoek was de omgeving, was deze schoon of al vies? Hiermee wordt bedoeld; wat doen mensen in de omgeving met hun afval, onafhankelijk of het verboden is om vuil rond te laten slingeren. Cialdini (2003) kwam erachter dan men eerder vuil liet vallen in een al smerige omgeving dan in een schone omgeving. Daarbij kwam uit het onderzoek dat de meeste bevuiling plaatsvond wanneer men een omstander de omgeving zag bevuilen (descriptieve norm), echter ging dit alleen op wanneer het een al smerige omgeving betrof. Wanneer men een schone omgeving zag waarin iemand vuil liet slingeren gingen mensen minder afval weggooien. Die persoon die het afval in een schone omgeving weggooit 4 is in strijd met de descriptieve norm en versterkt deze dus. Men laat dus zijn gedrag beïnvloeden door hoe de omgeving zich gedraagt. 1.2 Persoonlijk versus algemeen belang Er is al veel onderzoek gedaan naar de invloed van een aanwezige descriptieve norm. Een punt waarop onderscheid gemaakt kan worden bij bestaande studies is het onderzoek naar het persoonlijke belang of het gemeenschappelijke-/milieubelang. Met persoonlijk belang wordt bedoeld dat men er voor zichzelf belang bij heeft, bijvoorbeeld wanneer men vaker de trap neemt is dit goed voor de gezondheid van deze persoon. Bij gemeenschappelijk belang is het voordeel niet direct merkbaar voor de persoon die het gedrag uitoefent, maar is het een voordeel voor de gehele samenleving. Bijvoorbeeld wanneer men geen afval op straat gooit, blijft de omgeving schoon voor iedereen. Een onderzoek naar de descriptieve norm met betrekking tot het persoonlijke belang is dat van Rimal, Lapinski, Cook en Real (2005). De proefpersonen kregen een tekst met daarin informatie over (veel/weinig) persoonlijke voordelen van yoga en het aantal (veel/weinig) mensen dat yoga uitoefent (descriptieve norm). Na afloop werd hen gevraagd of ze van plan waren in de toekomst yoga te gaan doen en of ze zichzelf ertoe in staat achten dit op regelmatige basis vol te houden. Uit het onderzoek bleek dat een hoge of lage descriptieve norm niet direct invloed had op het gedrag; het maakte dus niet uit of er in de tekst stond dat veel of weinig mensen aan yoga deden. Daarnaast was opmerkelijk dat proefpersonen die veel voordelen lazen die betrekking hadden op hen zelf, de intentie hadden yoga te gaan doen. Uit het onderzoek van Burger en Shelton (2011) kwam dat de descriptieve norm wel van invloed was op het gedrag, want mensen namen vaker de trap na het lezen van een bordje dat veel mensen de trap namen (descriptieve norm). Een bordje met daarop enkel positieve effecten op de gezondheid had geen effect op het aantal mensen dat de trap nam. Descriptieve norm is dus op sommige vormen van gedrag wel van invloed en op sommige vormen van gedrag niet, maar het is nog onduidelijk wanneer wel en wanneer niet. De voorgaande onderzoeken gaan over persoonlijk voordeel. Er zijn echter, zoals eerder genoemd, ook onderzoeken naar descriptieve norm in combinatie met samenlevingsvoordelen. Uit een studie (Goldstein, Cialdini & Griskevius, 2008), naar het hergebruik van handdoeken in hotels, kwam dat mensen vaker hun handdoek twee keer gebruikten wanneer gezegd werd dat anderen dat ook deden. Dit betekent dat de boodschap het effectiefst was wanneer de descriptieve norm aanwezig was. In een vervolg onderzoek hebben Goldstein et al. (2008) getest welke vorm van descriptieve norm het effectiefst werkte. Daaruit kwam dat deze norm het meest effectief was wanneer de proefpersoon zich het meest 5 verbonden voelde met de boodschap. In dit onderzoek was dat wanneer op het bordje stond dat hotelgasten die eerder in dezelfde kamer als de proefpersoon gezeten hadden ook hun handdoeken hergebruikte. Nolan, Schultz, Cialdini, Goldstein en Griskevicius (2008) hebben onderzocht hoe ze mensen de meeste energie konden laten besparen. Proefpersonen lieten met behulp van een enquête weten dat ze het behoud van het milieu de belangrijkste reden vonden om energie te besparen. Uit de praktijk bleek echter dat proefpersonen zich het meest lieten beïnvloeden door te lezen dat een groot deel van de buurtbewoners ook energie bespaarde. Dit laatste onderzoek noemde voordelen voor het milieu en een persoonlijk voordeel, want men bespaart geld door minder energie te verbruiken. De proefpersonen zelf gaven aan dat het milieu de belangrijkste reden was voor energiebesparing, maar zoals dit onderzoek ook liet zien hebben deze niet altijd gelijk (Nolan et al., 2008). In dit onderzoek waren echter de verschillende voordelen niet samengevoegd met de descriptieve normen, dit was een aparte variant. Het is nog niet onderzocht of gedrag met persoonlijke voordelen of juist gedrag met milieuvoordelen het eenvoudigst te beïnvloeden is door argumenten met een descriptieve norm. Eerdere onderzoeken laten zien dat de descriptieve norm van invloed is op zaken met persoonlijk voordeel, maar ook op zaken met milieuvoordeel (Rimal et al., 2005; Burger & Shelton, 2011; Goldstein et al., 2008; Nolan et al., 2008).Vandaar dat in dit onderzoek de descriptieve norm in combinatie met persoonlijk voordeel vergeleken wordt met de descriptieve norm gecombineerd met een voordeel voor het milieu. Waar het van belang is de descriptieve vorm aan beide voordelen toe te voegen, is het ook van belang om te kijken of één van deze voordelen zonder de descriptieve norm al een sterkere invloed heeft. Uit een onderzoek van Grimmer en Woolley (2012) blijkt dat het niet van invloed is op de aankoopintentie wanneer de advertentie meer is gericht op eigen persoon, het milieu of het product. Het onderzoek laat daarentegen wel zien dat wanneer proefpersonen een meer milieubewuste persoonlijkheid hebben, ze meer beïnvloed worden door milieubewuste argumenten en proefpersonen die minder milieubewust zijn meer beïnvloed worden door persoonlijke voordelen. De vraagstelling van dit onderzoek is: “Is het effect van de descriptieve norm afhankelijk van persoonlijke of milieuvoordelen?” 1.3 Hypotheses De eerste hypothese voor dit experiment is eenvoudig. Aan de hand van eerder onderzoek (Rimal et al., 2005; Burger & Shelton, 2011; Goldstein et al., 2008; Nolan et al., 6 2008) kan men afleiden dat mensen zich laten beïnvloeden door wat de omgeving doet. De eerste hypothese is als volgt: H1 Een aanwezige descriptieve norm leidt vaker tot gewenst gedrag dan wanneer er geen descriptieve norm aanwezig is. Aangepaste hypotheses voor dit experiment: Mensen kiezen vaker de trap bij een aanwezige descriptieve norm dan wanneer deze norm afwezig is. Mensen kiezen vaker voor soja chocolademelk bij een aanwezige descriptieve norm dan wanneer deze norm afwezig is. De volgende hypothese is wat ingewikkelder aangezien het lastig te voorspellen is of de descriptieve norm sterker van invloed is op persoonlijke of op milieuvoordelen. Aan de ene kant zijn er onderzoeken die laten zien dat de descriptieve norm van invloed is bij persoonlijke voordelen, zoals het yoga experiment (Rimal et al., 2008) en het traplopen experiment van Burger en Shelton (2011). Uit deze onderzoeken blijkt echter ook dat wanneer de descriptieve norm wegvalt, men nauwelijks te beïnvloeden is met persoonlijke voordelen. Het onderzoek van Nolan et al. (2008) laat zien dat descriptieve norm van invloed is op het gedrag, terwijl mensen zich daar niet van bewust zijn. In dat onderzoek worden persoonlijke en milieuvoordelen genoemd, waarbij proefpersonen de voorkeur geven aan het milieu. Ook Cialdini (2003) en Goldstein et al. (2008) vonden dat de descriptieve norm van invloed is bij milieuvoordeel. Daarom is het het meest waarschijnlijk dat de descriptieve norm een groter effect heeft bij een milieuvoordeel. Mensen vinden het belangrijk om deel uit te maken van een groep; als de ene iets goeds doet voor de groep, kan de ander eigenlijk niet achterblijven. De tweede hypothese in dit onderzoek is daarom ook: H2 Het effect van de descriptieve norm op het gedrag is groter bij een milieuvoordeel dan bij een persoonlijk voordeel. Aangepaste hypotheses voor dit experiment: 7 Mensen kiezen vaker de trap wanneer er milieuvoordelen genoemd worden dan wanneer er persoonlijke voordelen genoemd worden. Mensen kiezen vaker voor soja chocolademelk wanneer er milieuvoordelen genoemd worden dan wanneer er persoonlijke voordelen genoemd worden. Deze effecten worden gedurende dit experiment onderzocht door mensen onbewust te laten kiezen voor de trap of de lift, na het lezen van een tekst met daarin persoonlijke of milieuvoordelen voor traplopen. Proefpersonen krijgen ook een tekst te lezen met daarin persoonlijke en milieuvoordelen over sojamelk, waarna ze in het tweede deel van het experiment de keuze dienen te maken tussen soja chocolademelk of gewone chocolademelk. De proefpersonen krijgen teksten met of zonder de descriptieve norm erin verwerkt. De teksten zitten ter afleiding van het daadwerkelijke doel verwerkt in een geheugentest. Meer hierover volgt in het methode gedeelte. 1.4 Toepassing Dit onderzoek is mogelijk van belang voor de gezondheidszorg. Door te onderzoeken welke manier van beïnvloeding het meest effectief is, kan dit toegepast worden op belangrijke boodschappen in de zorg. Wil men bijvoorbeeld zorgen dat er minder zout gebruikt wordt in eten, dan is het belangrijk om te weten op welke manier men deze boodschap het beste zou kunnen formuleren. Afgaande op de hypothese in dit onderzoek zou het effectiever zijn om te melden: ‘Eet minder zout, dat doet de medemens ook want dat bespaart ziektekosten’ dan te zeggen ‘Eet minder zout, dat doet de medemens ook want dat is goed voor de gezondheid’. Dit komt doordat ziektekosten meer vallen onder het algemene belang; als iedereen minder vaak ziek is wordt de ziektekostenpremie vanzelf lager. De gezondheid van één persoon is niet direct van algemeen belang. Verder zou het onderzoek ook nog van belang kunnen zijn voor marketingstrategieën. ‘Koop deze spijkerbroek, want veel mensen dragen deze en leveren daarmee een bijdrage aan het milieu’ zou, als de hypothese van dit onderzoek klopt, een grotere invloed hebben dan ‘Koop deze spijkerbroek, want veel mensen dragen ze al omdat ze goedkoop zijn’. Dit onderzoek kan dus gebruikt worden in de gezondheidswereld om mensen te overtuigen bepaald gedrag wel of niet uit te oefenen en in de marketing om mensen een bepaald product te laten kopen. 8 2. Methode 2.1 Proefpersonen Aan dit tweedelige experiment hebben 135 proefpersonen meegedaan. Er waren echter proefpersonen waarvan de data voor het traplopen deel wel bruikbaar waren, maar voor het sojamelk experiment niet en andersom. Voor het traplopen experiment waren de data van 121 proefpersonen bruikbaar, de andere 14 hadden in de gaten waar het experiment daadwerkelijk over ging of hadden de prime niet of onjuist onthouden. De proefpersonen waren allemaal studenten van de Universiteit van Tilburg, voornamelijk van de opleiding Communicatie en Informatiewetenschappen. Van de 121 proefpersonen die wel geanalyseerd konden worden, waren er 27 van het mannelijke geslacht en 94 van het vrouwelijke geslacht. De leeftijd van deze proefpersonen was gemiddeld 20,8 jaar (sd 2,38) en varieerde van 18 tot 30 jaar. Voor het sojamelk experiment waren de data van 105 proefpersonen bruikbaar, de andere 30 hadden in de gaten waar het experiment daadwerkelijk over ging of hadden de prime niet of onjuist onthouden. Van de 105 proefpersonen die wel geanalyseerd konden worden, waren er 23 van het mannelijke geslacht en 82 van het vrouwelijke geslacht. De leeftijd van deze proefpersonen was gemiddeld 20,7 jaar (sd 2,39) en varieerde van 18 tot 30 jaar. De proefpersonen voor dit experiment werden geworven door middel van de proefpersonenpool. Dit is een groep met voornamelijk eerstejaarsstudenten die dient deel te nemen aan een aantal experimenten om daarmee punten te verzamelen die ze nodig hebben om hun studie af te kunnen afronden. Daarnaast deden er nog enkele bekenden van de proefpersoonleiders mee aan het experiment. 2.2 Overzicht en design Dit experiment had een 2x3 tussen-proefpersoon design. De proefpersonen werden willekeurig in één van de zes condities ingedeeld. De proefpersonen kregen in dit experiment een powerpointpresentatie met daarin teksten te lezen over soja melk en traplopen waarna ze vervolgens naar boven moesten komen voor het tweede deel van de geheugentest waarbij ze de keuze dienden te maken tussen de trap en de lift. Ook mochten ze boven kiezen tussen een pakje soja chocolademelk of gewone chocolademelk. De teksten in de powerpointpresentaties verschilden per conditie. Er werd onderscheid gemaakt tussen wel of geen aanwezige descriptieve norm en een onderscheid tussen persoonlijk voordeel, milieuvoordeel en geen voordelen (controleconditie). Om dit te verduidelijken staan de condities nogmaals omschreven in tabel 1. 9 Tabel 1 Overzicht condities. Voordelen Persoonlijke voordelen Descriptieve norm Aanwezig Conditie 1 80 procent van de Tilburgse studenten neemt de trap/ meer en meer Tilburgers verkiezen sojamelk boven koemelk. Sojamelk/traplopen heeft voordelen voor de gezondheid. Afwezig Conditie 4 Sojamelk/traplopen heeft voordelen voor de gezondheid. Milieu voordelen Conditie 2 80 procent van de Tilburgse studenten neemt de trap/ meer en meer Tilburgers verkiezen sojamelk boven koemelk. Sojamelk/traplopen heeft voordelen voor het milieu. Conditie 5 Sojamelk/traplopen heeft voordelen voor het milieu. Geen voordelen (controle) Conditie 3 80 procent van de Tilburgse studenten neemt de trap/ meer en meer Tilburgers verkiezen sojamelk boven koemelk. Conditie 6 (Geen extra informatie) 2.3 Materiaal en manipulaties Voor dit experiment zijn verschillende materialen gebruikt. De proefpersonen kregen als eerste twee consentverklaringen om te ondertekenen; één voor de proefpersoon en één voor de proefleider. Het consentformulier is als bijlage toegevoegd. Vervolgens kregen de proefpersonen een formulier met een aantal achtergrondvragen. Ook dit formulier is terug te vinden in de bijlagen. Daarna kregen ze de coverstory te lezen, waarin stond dat het doel van het experiment is om te onderzoeken hoe het geheugen reageert op verschillende voedingsmiddelen en dat de proefpersoon dient te kiezen uit pepernoten of speculaas. Het gehele verhaal staat ook weer in de bijlagen. Vervolgens ging de proefpersoon verder met de geheugentest in de vorm van een powerpointpresentatie, waarnaast deze een formulier had om de antwoorden in te vullen. Deze powerpointpresentatie bevatte onder andere een tekst over traplopen en over sojamelk. Deze teksten zijn op verschillende wijze gemanipuleerd. In tabel 2 staat hoe deze manipulaties er uitzagen voor traplopen en in tabel 3 staat hoe deze manipulaties er uitzagen bij de tekst over sojamelk. 10 Tabel 2 Voordelen Persoonlijke voordelen Manipulaties traplopen Descriptieve norm Aanwezig Uit een recente enquête onder Tilburgse studenten is gebleken dat 80 procent van de studenten de trap neemt naar een hoger gelegen verdieping. Zelfs als er een lift binnen handbereik is. Deze resultaten zijn positief, aangezien het nemen van de trap voordelen heeft voor de gezondheid: • Verbeterde conditie • Verlaagde kans op hart- en vaatziekten • Verhoging van het maximale zuurstofopnamevermogen Afwezig Veel gebouwen bestaan uit een of meerdere verdiepingen. Bij het begeven naar een hoger gelegen verdieping staat men regelmatig voor de keuze: de trap nemen, of de lift? Uit onderzoek is gebleken dat de keuze voor de trap het meest logisch is aangezien het vele voordelen heeft voor de gezondheid: • Verbeterde conditie • Verlaagde kans op hart- en vaatziekten • Verhoging van het maximale zuurstofopnamevermogen Milieuvoordelen Uit een recente enquête onder Tilburgse studenten is gebleken dat 80 procent van de studenten de trap neemt naar een hoger gelegen verdieping. Zelfs als er een lift binnen handbereik is. Deze resultaten zijn positief, aangezien het nemen van de trap, in vergelijking met de lift, voordelen heeft voor het milieu: • Energiebesparing • Verminderde CO2 uitstoot • Duurzaamheid Veel gebouwen bestaan uit een of meerdere verdiepingen Bij het begeven naar een hoger gelegen verdieping staat men regelmatig voor de keuze: de trap nemen, of de lift? Uit onderzoek is gebleken dat de keuze voor de trap het meest logisch is aangezien het vele voordelen heeft voor het milieu: • Energiebesparing • Verminderde CO2 uitstoot • Duurzaamheid Geen voordelen (controle) Uit een recente enquête onder Tilburgse studenten is gebleken dat 80 procent van de studenten de trap neemt naar een hoger gelegen verdieping. Zelfs als er een lift binnen handbereik is. Een trap bestaat gemiddeld uit vijftien treden en is een stabiel geheel door zijn constructie van: • Traptreden • Stootborden • Trapbomen Veel gebouwen bestaan uit een of meerdere verdiepingen Bij het begeven naar een hoger gelegen verdieping staat men regelmatig voor de keuze: de trap nemen, of de lift? Een trap bestaat gemiddeld uit vijftien treden en is een stabiel geheel door zijn constructie van: • Traptreden • Stootborden • Trapbomen 11 Tabel 3 Manipulaties Sojamelk Voordelen Persoonlijke voordelen Descriptieve norm Aanwezig Uit een enquête onder Tilburgse supermarkten en diverse horecagelegenheden blijkt dat de verkoop van sojamelk het laatste jaar sterk gestegen is. Meer en meer mensen verkiezen sojamelk boven koemelk. Deze resultaten zijn positief, aangezien het drinken van sojamelk voordelen heeft voor de gezondheid: • Verlagen van cholesterolgehalte • Rijk aan vitamine B en D • Stabiliseren van suikerspiegel Afwezig Sojamelk is voor velen misschien nog onbekend. Het is een mogelijke vervanger van koemelk en is honderd procent plantaardig. Bovendien heeft het een subtiel zachte smaak en is het vrij van gluten. Het drinken van sojamelk levert voordelen voor de gezondheid: • Verlagen van cholesterolgehalte • Rijk aan vitamine B en D • Stabiliseren van suikerspiegel Milieuvoordelen Uit een enquête onder Tilburgse supermarkten en diverse horecagelegenheden blijkt dat de verkoop van sojamelk het laatste jaar sterk gestegen is. Meer en meer mensen verkiezen sojamelk boven koemelk. Deze resultaten zijn positief, aangezien de teelt van sojabonen voordelen heeft voor het milieu: • Weinig waterverbruik • Efficiënt energieverbruik • Minder CO2 uitstoot Sojamelk is voor velen misschien nog onbekend. Het is een mogelijke vervanger van koemelk en is honderd procent plantaardig. Bovendien heeft het een subtiel zachte smaak en is het vrij van gluten. Het telen van sojabonen heeft voordelen voor het milieu: • Weinig waterverbruik • Efficiënt energieverbruik • Minder CO2 uitstoot Geen voordelen (controle) Uit een enquête onder Tilburgse supermarkten en diverse horecagelegenheden blijkt dat de verkoop van sojamelk het laatste jaar sterk gestegen is. Meer en meer mensen verkiezen sojamelk boven koemelk. Sojamelk wordt gemaakt van sojabonen, die eerst worden gewassen en vervolgens gepeld en gemalen. De melk wordt onder anderen verwerkt tot: • Desserts • Gezoete dranken • Saus en room om mee te koken Sojamelk is voor velen misschien nog onbekend. Het is een mogelijke vervanger van koemelk en is honderd procent plantaardig. Bovendien heeft het een subtiel zachte smaak, is het licht verteerbaar en vrij van gluten. Sojamelk wordt gemaakt van sojabonen, die eerst worden gewassen en vervolgens gepeld en gemalen. De melk wordt onder anderen verwerkt tot: • Desserts • Gezoete dranken • Saus en room om mee te koken Als laatste materiaal was er nog de coverstory van het drinkgedeelte, deze kreeg de proefpersoon te lezen bij binnenkomst in de tweede ruimte. Deze coverstory is te vinden in de bijlagen. Wanneer de proefpersoon in één van de eerste drie condities zat, moest deze eerst een pakje soja chocolademelk van zijn/haar voorganger weggooien in een prullenbak met daarin al meerdere pakjes soja chocolademelk alvorens deze de keuze diende te maken voor een pakje chocolademelk. Proefpersonen die in de condities zonder de aanwezige descriptieve norm zaten zagen een lege prullenbak en hoefden geen pakje van de voorganger weg te gooien. 12 2.4 Instrumentatie Er waren bij dit experiment twee afhankelijke variabelen, namelijk de keuze van de proefpersonen voor de trap of de lift en de keuze voor soja chocolademelk of gewone chocolademelk. Wanneer de proefpersoon op de derde verdieping aan kwam, stond daar ‘toevallig’ de proefleider bij de koelkast, zodat deze kon kijken of de proefpersoon met de trap of de lift boven kwam. Nadat de proefpersoon had plaatsgenomen achter de laptop mocht deze kiezen uit de gewone of de soja chocolademelk. De proefleider noteerde de keuzes in een excelbestand terwijl de proefpersoon begon met de geheugentest. Een paar keer ging de communicatie tussen de proefleider op de eerste verdieping en de proefleider op de derde verdieping niet helemaal juist. Wanneer de proefleider niet gezien had of de proefpersoon met de trap of de lift aankwam op de derde verdieping, vroeg de proefleider aan het einde van het experiment hoe de proefpersoon boven was gekomen. Sommige proefpersonen konden geen chocolademelk drinken. Om de procedure van het voor ieder onderdeel een slokje drinken voor iedereen gelijk te houden en de coverstory aan te houden, kregen deze personen een bekertje water. Deze proefpersonen konden daardoor niet meegerekend worden in het sojamelk gedeelte van het experiment. Als laatste werd aan de proefpersoon gevraagd wat deze dacht dat de proefleiders probeerden te onderzoeken. Proefpersonen die hierbij iets vermeld hadden van sojamelk of traplopen zijn verwijderd uit de proefpersonen groep voor de variabele die ze geraden hadden of bij beide als ze beide variabelen door hadden. De antwoordformulieren van het eerste deel van de geheugentest waren nog belangrijk bij de verwerking van de gegevens. Daaruit zijn de proefpersonen geselecteerd die minimaal een voordeel goed onthouden hadden bij sojamelk en/of traplopen. De proefpersonen die geen voordelen juist hadden opgeschreven zijn verwijderd uit de proefpersonen groep. Daarnaast is er gekeken bij de proefpersonen of ze de descriptieve norm juist onthouden hadden. Wanneer dit niet het geval was, werden deze proefpersonen ook verwijderd uit de proefpersonen groep. 2.5 Procedure De proefpersonen werden verzocht naar de eerste verdieping te komen in gebouw Dante van de Universiteit van Tilburg. De proefpersonen werd gevraagd om te kiezen tussen pepernoten en speculaas. Dit om hen te laten denken dat het experiment gaat over de invloed van voedingsmiddelen op het geheugen. Vervolgens werd op een laptop een geheugentest afgespeeld waarbij de proefpersoon een antwoordvel kreeg om zijn/haar antwoorden te 13 noteren. De proefpersoon werd verzocht voor ieder onderdeel een hapje te nemen. Dit diende ter afleiding voor datgene dat daadwerkelijk onderzocht werd, namelijk de keuze tussen de trap of de lift en de keuze tussen soja chocolademelk en gewone chocolademelk. In de powerpointpresentatie stonden teksten die gingen over soja melk en traplopen waarin de manipulaties verwerkt waren. Op het antwoordvel dienden zij op te schrijven wat ze zich konden herinneren van de teksten over traplopen en sojamelk. Vervolgens werd de proefpersoon naar de derde verdieping gestuurd, met het antwoordvel om af te geven aan de experimentleider. Op de derde verdieping bekeek de experimentleider onopvallend of de proefpersoon de trap of de lift genomen had. Het antwoordvel maakte het makkelijker voor de experimentleider om de proefpersoon te herkennen. Eenmaal in de kamer moest de proefpersoon kiezen tussen een pakje soja chocolademelk of gewone chocolademelk. Daarna volgde weer een zelfde geheugentest. Wanneer de proefpersoon hiermee klaar was, werd de proefpersoon gevraagd wat deze dacht dat geprobeerd was te onderzoeken. Vervolgens werd de proefpersoon bedankt voor zijn deelname en verzocht of hij/zij dit experiment niet met medestudenten wilde bespreken. 14 3. Resultaten 3.1 Resultaten experiment deel 1 In dit deel van het experiment is geobserveerd of proefpersonen meer voor de trap of de lift kozen. Door middel van een chi-kwadraat toets is getoetst of er een significant patroon aanwezig was. De keuze voor trap of lift verschilde niet per conditie (χ2(5)=0.25, p=.98). In tabel 4 staan de keuzes voor trap of lift uitgesplitst per conditie. Tabel 4 De keuze voor trap of lift in relatie met de condities 1 tot en met 6. Keuze van beweging conditie Trap (percentage) Lift (percentage) totaal 1 descriptieve norm aanwezig 6 (31,6%) 13 (68,4%) 19 (100%) persoonlijke voordelen 2 descriptieve norm aanwezig 5 (26,3%) 14 (73,7%) 19 (100%) milieuvoordelen 3 descriptieve norm aanwezig 5 (25,0%) 15 (75,0%) 20 (100%) geen voordelen 4 descriptieve norm afwezig 6 (28,6%) 15 (74,4%) 21 (100%) persoonlijke voordelen 5 descriptieve norm afwezig 6 (28,6%) 15 (74,4%) 21 (100%) milieuvoordelen 6 descriptieve norm afwezig 6 (28,6%) 15 (74,4%) 21 (100%) geen voordelen totaal 34 (28,1%) 87 (71,9%) 121 (100%) Zoals uit tabel 4 valt af te lezen werd in alle condities vaker de trap genomen dan de lift. Bij conditie 1 (descriptieve norm aanwezig en persoonlijke voordelen) kozen proefpersonen het vaakst voor de trap, namelijk 6 van de 19 proefpersonen. Dit is echter geen significant resultaat, dus de hypothese ‘Mensen kiezen vaker de trap bij een aanwezige descriptieve norm dan wanneer deze norm afwezig is.’ moet verworpen worden. Daarnaast zit er geen verschil tussen de verschillende voordelen of de controleconditie dus ook de hypothese ‘Mensen kiezen vaker de trap wanneer er milieuvoordelen genoemd worden dan wanneer er persoonlijke voordelen genoemd worden.’ moet worden verworpen. 3.2 Resultaten experiment deel 2 In dit deel van het experiment is geobserveerd of men meer koos voor gewone chocolademelk of soja chocolademelk. Door middel van een chi-kwadraat toets is getoetst of er een significant patroon aanwezig was. De keuze voor gewone chocolademelk of soja chocolademelk verschilde niet per conditie (χ2(5)=7.84, p=.17). In tabel 5 staan de keuzes voor gewone chocolademelk of soja chocolademelk uitgesplitst per conditie. 15 Tabel 5 De keuze voor gewone chocolademelk of soja chocolademelk in relatie met de condities 1 tot en met 6. Keuze van chocolademelk conditie Soja (percentage) Gewone (percentage) totaal 1 descriptieve norm aanwezig 11 (61,1%) 7 (38,9%) 18 (100%) persoonlijke voordelen 2 descriptieve norm aanwezig 6 (37,5%) 10 (62,5%) 16 (100%) milieuvoordelen 3 descriptieve norm aanwezig 8 (42,1%) 11 (57,9%) 19 (100%) geen voordelen 4 descriptieve norm afwezig 3 (17,6%) 14 (82,4%) 17 (100%) persoonlijke voordelen 5 descriptieve norm afwezig 4 (28,6%) 10 (71,4%) 14 (100%) milieuvoordelen 6 descriptieve norm afwezig 7 (35,0%) 13 (65,0%) 20 (100%) geen voordelen totaal 39 (37,5%) 87 (62,5%) 121 (100%) Zoals uit tabel 5 valt af te lezen werd er in conditie 1 (descriptieve norm aanwezig en persoonlijke voordelen) meer gekozen voor soja chocolademelk dan voor gewone chocolademelk. Bij de overige condities kozen de proefpersonen meer voor gewone chocolademelk dan voor soja chocolademelk. De chi-kwadraat toets liet echter al zien dat er geen patroon aanwezig was in de resultaten, dus het verschil in conditie 1 is niet significant. Daarom zullen de hypotheses ‘Mensen kiezen vaker voor soja chocolademelk bij een aanwezige descriptieve norm dan wanneer deze norm afwezig is.’ en ‘Mensen kiezen vaker voor soja chocolademelk wanneer er milieuvoordelen genoemd worden dan wanneer er persoonlijke voordelen genoemd worden.’ moeten worden verworpen. 16 4. Discussie 4.1 Verwachtingen We hadden verwacht dat mensen na het lezen van informatie over traplopen met daarin een descriptieve norm (‘Uit een recente enquête onder Tilburgse studenten is gebleken dat 80 procent van de studenten de trap neemt naar een hoger gelegen verdieping.’), vaker de trap zouden pakken, dan mensen die een stukje lazen over traplopen zonder een descriptieve norm. Daarnaast dachten we dat milieuvoordelen van grotere invloed zouden zijn op de keuze tussen de trap en de lift dan de persoonlijke voordelen. Hetzelfde verwachtten we voor soja chocolademelk. Proefpersonen die een tekst zouden lezen met daarin een descriptieve norm (‘Meer en meer mensen verkiezen sojamelk boven koemelk.’) zouden vaker kiezen voor soja chocolademelk dan proefpersonen die een tekst lazen over sojamelk zonder een descriptieve norm erin verwerkt. Als laatste dachten we dat proefpersonen die lazen over de milieuvoordelen vaker sojamelk zouden kiezen dan proefpersonen die lazen over de persoonlijke voordelen van sojamelk. Uit de resultaten blijkt echter dat het geen verschil maakt of er een descriptieve norm aanwezig is of niet met betrekking tot de keuze tussen traplopen of de lift nemen en met betrekking tot de keuze tussen soja chocolademelk of gewone chocolademelk. Verder laten de resultaten zien dat de variatie tussen milieuvoordelen en persoonlijke voordelen ook geen invloed heeft op de keuze tussen traplopen of de lift nemen en op de keuze tussen soja chocolademelk of gewone chocolademelk. Er is dus geen enkele voorspelling uitgekomen. 4.2 Verklaringen In dit experiment gebruikten 26 proefpersonen de trap om naar boven te komen ten opzichte van 70 proefpersonen die boven kwamen met de lift. Een mogelijke verklaring voor de massale keuze voor de lift zou kunnen zijn dat deze dichterbij is dan de trap en men voor de trap een extra deur door moet in het gebouw waar het experiment is afgenomen. Wellicht was een hoogteverschil van twee verdiepingen tussen de verschillende experimentruimtes te groot en was het beter geweest wanneer gekozen was voor maar één verdieping verschil. De afgenomen pre-test liet zien dat een derde van de mensen de trap nam in het Dante gebouw van de begane grond naar de tweede verdieping. De trap op de begane grond loopt men echter voorbij wanneer men naar de lift toe gaat, terwijl op de eerste verdieping men eerst de lift ziet en daarna pas de trap. Een andere mogelijkheid is dat de proefpersonen zo gewend zijn om met de lift te gaan en daarover een (te) sterke attitude hebben dat ze daarom bijna niet de trap nemen. Voor de 17 soja chocolademelk geldt hetzelfde. Volgens Ajzen en Fisbein’s Theory of Reasoned Action (Brock & Green, 2005) is de intentie van gedrag te voorspellen door twee belangrijke variabelen, de attitude ten opzichte van het gedrag en de subjectieve norm (gebiedende en descriptieve norm samen). Deze theorie geeft ook aan dat gedragsintentie een goede voorspeller is voor het gedrag zelf. Het zou dus zo kunnen zijn dat een proefpersoon een sterk negatieve attitude heeft ten opzichte van sojamelk, dan zal deze niet snel geneigd zijn voor soja chocolademelk te kiezen, hoeveel dit dan ook aangeprezen wordt. Mogelijk heeft sojamelk een te gezond imago waardoor mensen er liever niet mee geassocieerd worden of denken dat het ‘te gezond’ is en daardoor nooit lekker kan zijn. In dit experiment is er bewust voor gekozen van te voren geen attitude meting te doen omdat de proefpersonen dan waarschijnlijk eerder door zouden hebben wat er precies onderzocht werd en hun keuze daar mogelijk door beïnvloed werd. Verder zou het zo kunnen zijn dat dit experiment niet tot significante resultaten heeft geleid omdat daadwerkelijk gedrag is gemeten. Eerdere onderzoeken waren voornamelijk onderzoeken naar gedragsintentie, bijvoorbeeld het yoga experiment (Rimal et al., 2008). Mogelijk is gedragsintentie makkelijker te beïnvloeden dan gedrag zelf. Proefpersonen kunnen wel de intentie hebben om het gedrag uit te oefenen, maar of ze het gedrag dan ook daadwerkelijk gaan uitoefenen is nog niet bekend. Gedragsintentie hoeft namelijk niet altijd een goede voorspeller te zijn voor gedrag. Proefpersonen kunnen wel zeggen dat ze yoga gaan beoefenen, maar daarmee is nog niet zeker dat ze ook daadwerkelijk in gaan schrijven en vol blijven houden. In dit onderzoek is de gedragsintentie, net als de attitude, niet gemeten omdat de proefpersonen dan het doel van het onderzoek mogelijk sneller zouden raden. Er was wel genoeg variatie mogelijk. De trap en de lift waren naast elkaar, dus de proefpersonen konden kiezen uit beide mogelijkheden. Daarnaast werden de sojamelk en gewone chocolademelk tegelijkertijd aangeboden. Wat misschien nog een nadeel geweest is, is dat de manipulatie niet direct voor het keuzemoment was, maar dat er een paar minuten tijd zat tussen het lezen van de teksten en het moment waarop de proefpersoon kiest voor de trap of lift en daarna nog een enkele minuten voordat de proefpersoon zijn/haar keuze diende te maken tussen gewone of soja chocolademelk. De Theory of Normative Conduct van Cialdini, Demaine, Sagarin, Barett, Rhoads en Winter (2006) laat zien dat sociale norm alleen van invloed kan zijn op gedrag wanneer er op dat moment bij stilgestaan wordt. Bij het onderzoek van Burger en Shelton (2011) hingen de bordjes onderaan de trap zodat de proefpersonen op dat moment op de hoogte gebracht werden van de descriptieve norm. Mogelijk waren de proefpersonen bij dit onderzoek met hun gedachte alweer heel ergens anders en stonden ze 18 niet meer stil bij de descriptieve norm. Het was echter niet mogelijk om onopvallend de manipulaties te laten lezen dichterbij het keuze moment omdat dat het doel van het onderzoek zou verraden. Uiteraard is het ook mogelijk dat gedrag door nog iets heel anders verklaard wordt; een nog onbekende component die ervoor zorgt dat mensen zich op een bepaalde manier gaan gedragen en keuzes maken. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen waarom de descriptieve norm niet van invloed was op de keuzes die proefpersonen maakten in dit experiment. 4.3 Vervolgonderzoek Men zou in de toekomst het onderzoek mogelijk eerst iets kunnen afzwakken tot een intentiemeting in plaats van een gedragsmeting. Daarmee zou kunnen worden onderzocht welke componenten nog meer de keuze voor een bepaald gedrag bepalen, zonder het werkelijke gedrag van een proefpersoon te hoeven meten. Zo kan gemeten worden welke voordelen het effectiefst iemands gedragsintentie beïnvloeden. Daarna zouden deze voordelen weer gebruikt kunnen worden in het onderzoek naar gedrag. Een mogelijke stap in een vervolgonderzoek zou ook kunnen zijn dat er van de proefpersonen eerst gedrag gemeten wordt, daarna een bepaalde prime en dat er vervolgens nog een keer hetzelfde gedrag gemeten wordt. Dus eerst kijken naar hoe de proefpersoon boven komt, met de trap of de lift, vervolgens de tekst met daarin een descriptieve norm laten lezen en daarna kijken of het gedrag verandert. Daarnaast is het belangrijk om eerst een attitude meting te doen ten opzichte van een bepaald gedrag om uit te sluiten dat de mening ten opzichte van een bepaald gedrag al te vast ligt en daardoor niet meer te veranderen is. Bij voorkeur een behoorlijke periode voor het daadwerkelijk experiment, waarmee voorkomen wordt dat proefpersonen beïnvloed worden door de attitudemeting vooraf. Bij het maken van de keuze voor een bepaald gedrag dient dus rekening gehouden te worden met de mening die proefpersonen al hebben over dat gedrag. 4.4 Tot slot Dit onderzoek heeft helaas niet geleid tot concrete resultaten met betrekking tot de invloed van de descriptieve norm. Het is echter wel opmerkelijk dat het totaal niet overeenkomt met resultaten uit eerdere onderzoeken naar de descriptieve norm. Daaruit kan men concluderen dat het noodzakelijk is verder onderzoek te verrichten naar deze norm, zodat verklaard kan worden waarom deze resultaten verschillen. Waarschijnlijk spelen er nog vele 19 andere factoren mee in de gedragskeuze van de mens en onderzoeken in de toekomst zullen hopelijk uitwijzen wat die precies zijn. 20 Literatuur Brock, T. C., & Green, M. C. (2005). Persuasion: psychological insights and perspectives. Burger, J. M., & Shelton, M. (2011). Changing everyday health behaviors through descriptive norm manipulations. Social Influence, 6(2), 69-77. Cialdini, R. B. (2003). Crafting normative messages to protect the environment. Current directions in psychological science, 12(4), 105-109. Cialdini, R. B., Demaine, L. J., Sagarin, B. J., Barrett, D. W., Rhoads, K., Winter, P. L. (2006). Managing social norms for persuasive impact. Social influence, 1(1), 3-15. Cialdini, R. B., Reno, R. R., & Kallgren, C. A. (1990). A Focus Theory of Normative Conduct: Recycling the Concept of Norms to Reduce Littering in Public Places. Journal of Personality and Social Psychology, 58(6), 1015-1026. Goldstein, N. J., Cialdini, R. B., & Griskevicius, V. (2008). A room with a viewpoint: Using social norms to motivate environmental conservation in hotels. Journal of consumer Research, 35(3), 472-482. Grimmer, M., & Woolley, M. (2012). Green marketing messages and consumers' purchase intentions: Promoting personal versus environmental benefits. Journal of Marketing Communications, 1-20. Nolan, J. M., Schultz, P. W., Cialdini, R. B., Goldstein, N. J., & Griskevicius, V. (2008). Normative social influence is underdetected. Personality and social psychology bulletin, 34(7), 913-923. Rimal, R. N., Lapinski, M. K., Cook, R. J., & Real, K. (2005). Moving toward a theory of normative influences: How perceived benefits and similarity moderate the impact of descriptive norms on behaviors. Journal of health communication, 10(5), 433-450. 21 Bijlagen Bijlage 1 Consentverklaring Informatie en Consentverklaring Titel: Snacken en de werking van het geheugen Doel onderzoek: Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van onze afstudeerscriptie aan de Universiteit van Tilburg. Wij willen in dit onderzoek erachter komen hoe het geheugen reageert op verschillende voedingsmiddelen. Duur onderzoek: Het onderzoek duurt ongeveer 20-30 minuten en je kunt er 0.5 proefpersoonuur mee verdienen. Privacy en vertrouwelijkheid: Alle data die worden verzameld zullen hoogst vertrouwelijk behandeld worden. Alle gegevens worden alleen gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Er zal geen gebruik worden gemaakt van de persoonsgegevens en je anonimiteit wordt volledig gewaarborgd. Vrijwillige deelname: Je bent niet verplicht om aan dit onderzoek deel te nemen. Als je toestemt in deelname, kun je op elk moment je deelname aan het onderzoek opzeggen zonder dat dit gevolgen heeft. Je bent niet verplicht om vragen te beantwoorden die je niet wilt beantwoorden. Contact: Mocht je na afloop van dit onderzoek nog vragen hebben, dan kun je contact opnemen met Feike Stegeman.Voor meer informatie over de richtlijnen waaraan onderzoeken dienen te voldoen, zie het proefpersonenreglement en de ethische richtlijnen onder Course Information van de Proefpersonenpool op Blackboard. Toestemming Ik heb de gelegenheid gehad deze Informatie en Consentverklaring te lezen en het onderzoek is aan mij uitgelegd. Ik heb de mogelijkheid gehad vragen te stellen over het onderzoek en mijn vragen zijn beantwoord. Ik ben bereid om te participeren in het huidige onderzoek. Ik krijg een kopie van deze verklaring na ondertekening. _______________________ _________________________ Handtekening proefpersoon Datum _______________________ Naam proefpersoon _______________________ Handtekening proefleider _________________________ Datum 22 Bijlage 2 Vragenlijst Allereerst willen we je vragen een aantal achtergrond gegevens in te vullen. Wat is je geslacht? o man o vrouw Wat is je leeftijd? ……………. Welke opleiding volg je? o Communicatie- en Informatiewetenschappen o Anders: ………………………………………………………… 23 Bijlage 3 Coverstory eetexperiment Deel 1: Voeding en Geheugen Wat je eet en drinkt heeft invloed op je brein en op de mate waarin je je kunt concentreren. In dit experiment gaan we onderzoeken of er verschil is tussen langzame en snelle koolhydraten en het maken van een geheugentest. Het geheugen is een belangrijke cognitieve functie, waarbij er een onderverdeling is in het korteen langetermijngeheugen. Om het geheugen van iemand te beoordelen, zijn er een aantal onderdelen die kunnen worden getest: • Intelligentie • Capaciteit om nieuwe vaardigheden aan te leren • Geheugen voor het verleden • Verbaal geheugen • Visueel geheugen In dit onderzoek wordt er vooral gekeken naar korte termijn geheugen en visuele geheugen. Deze twee onderdelen zullen zowel gecombineerd als apart voorkomen. De geheugentest zal bestaan uit vier onderdelen wat in totaal ongeveer tien minuten zal duren. Daarna ben je klaar met het eerste deel van het experiment. In dit eerste deel van het experiment zullen we ons richten op het eten en het geheugen. De geheugentest zal worden afgenomen met behulp van een PowerPoint. Vragen kunnen worden beantwoord op een apart antwoordformulier. Het is belangrijk om voor ieder onderdeel een klein hapje te nemen, dit staat ook nog aangegeven op de dia’s. Je kunt nu de keuze maken tussen volkorenspeculaas of pepernoten. Zodra deze keuze gemaakt is, kan je beginnen met het experiment. Als er nog vragen zijn over dit experiment, kan je deze nu aan de experimentleider stellen. Als alles duidelijk is kan je beginnen aan de geheugentest door op de spatiebalk te klikken. 24 Bijlage 4 Coverstory drinkexperiment Deel 2: Drinken en Geheugen In het eerste deel van het experiment werd er gekeken naar Voeding en Geheugen. We gaan ons nu richting op Drinken en Geheugen. De geheugentest zal wederom bestaan uit vier onderdelen wat in totaal ongeveer tien minuten zal duren. Daarna ben je klaar met het experiment. De vragen zullen worden afgenomen met behulp van PowerPoint. Het is belangrijk om voor ieder onderdeel van de geheugentest een slokje te nemen, dit staat ook nog aangegeven op de dia’s. Je kunt nu de keuze maken tussen chocolademelk of sojachocolademelk. Zodra deze keuze gemaakt is, kan je beginnen met het experiment. Als er nog vragen zijn over dit experiment, kan je deze nu aan de experimentleider stellen. Als alles duidelijk is kan je beginnen aan de geheugentest door op de spatiebalk te klikken. 25