28/01/2015 UNIVERSITEIT VAN TILBURG STAKINGSRECHT VOOR WERKNEMERS De rechten van werknemers om te staken Suzanne van de Castel Onder begeleiding van Harry van Drongelen S. van de Castel, Stakingsrecht VOORWOORD Voor u ligt mijn scriptie over de rechten van werknemers op het gebied van staking. Na 4 jaar Bachelor Rechtsgeleerdheid heb ik mijn studie afgesloten met de Master Arbeidsrecht. Tijdens mijn studie heb ik veel hoogte punten gehad. Zeker het studeren in Amerika en de stage bij Boels Zanders Advocaten waren erg leuk en leerzaam. Het studeren, zeker het afstuderen, is niet zonder slag of stoot gegaan. Ik wil dan ook mijn vrienden en familie bedanken voor de steun en motivatie. Vooral mijn lieve Willem Wouters die me tot het einde door heeft aangemoedigd en gesteund en trots op me is. Zonder mijn vader Onno van de Castel was het ook een stuk lastiger geweest. Dank je wel voor het opnieuw en opnieuw nakijken en corrigeren van mijn schrijven. Het onderwerp stakingsrecht is tijdens de colleges van Harry van Drongelen aangesneden. Als scholier en student heb ik stakingen altijd interessant gevonden. Of het de studentenstakingen over de 1040 schooluren of werkstakingen zijn, dat maakt me niet uit. De kracht van verenigen blijft me fascineren. Tijdens een oriënterend gesprek bleek Harry van Drongelen heel enthousiast te zijn. Dat is de beste start voor het schrijven van een afstudeerscriptie. Bedankt voor de energie en begeleiding. Ik ben blij met het eindresultaat. Pagina 2 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht INHOUD Voorwoord .........................................................................................................................................................................2 Inhoud ..................................................................................................................................................................................3 Hoofdstuk 1: Inleiding .............................................................................................................................................5 1.1 Waarom staken? ............................................................................................................................................5 1.2 Wat is stakingsrecht? .................................................................................................................................7 1.3 Andere pressiemiddelen ...........................................................................................................................8 1.4 Staken of niet staken?............................................................................................................................ 10 Hoofdstuk 2: Geschiedenis van het stakingsrecht ......................................................................... 12 2.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 12 2.2 Het coalitieverbod in het Wetboek van Strafrecht ........................................................... 12 2.3 Na het coalitieverbod .............................................................................................................................. 14 2.4 Civielrechtelijke aansprakelijkheid ............................................................................................... 15 2.5 Nieuwe wetgeving? ................................................................................................................................... 19 Hoofdstuk 3: Stakingsrecht in Nederland .............................................................................................. 22 3.1 Europese invloed op het stakingsrecht ..................................................................................... 22 3.2 Het NS arrest en de Streekvervoerstaking ............................................................................ 23 3.3 Ultimum remedim ...................................................................................................................................... 25 3.4 Beperkingen door schade aan derden ....................................................................................... 28 3.5 Zijn de rechten duidelijk voor de werknemers? ................................................................. 30 Hoofdstuk 4: Stakingsrecht volgens het ESH..................................................................................... 32 4.1 Artikel 6 ESH .................................................................................................................................................. 32 4.2 Artikel G ESH ................................................................................................................................................. 36 Hoofdstuk 5: Stakingsrecht en het VwEU ............................................................................................. 39 5.1 Mededingingsrecht..................................................................................................................................... 39 5.2 Evenredigheidstoets ................................................................................................................................. 42 5.3 Viking ................................................................................................................................................................... 43 5.4 Laval ..................................................................................................................................................................... 46 5.5 De sociale rechten vs de interne markt .................................................................................... 47 Pagina 3 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Hoofdstuk 6: EVRM en het stakingsrecht .............................................................................................. 51 6.1 Artikel 11 EVRM ........................................................................................................................................... 51 6.2 Beperkte rechten aan de hand van artikel 11 EVRM ...................................................... 53 6.3 EVRM en het recht op werkstaking .............................................................................................. 54 6.4 Interpretatie van het EVRM ................................................................................................................ 56 Hoofdstuk 7: Conclusie ........................................................................................................................................ 58 7.1 Hoe het stakingsrecht begon ............................................................................................................ 58 7.2 De internationale bronnen naast elkaar ................................................................................... 60 7.2.1 ESH .............................................................................................................................................................. 60 7.2.2 VwEU........................................................................................................................................................... 62 7.2.3 EVRM........................................................................................................................................................... 63 7.3 Conclusie ........................................................................................................................................................... 65 7. 4 Aanbevelingen ............................................................................................................................................. 66 Literatuur: ...................................................................................................................................................................... 68 Parlementaire stukken: ................................................................................................................................... 71 Pagina 4 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 1: INLEIDING Wie in april en mei 2014 regelmatig in de treinen van de Nederlandse Spoorwegen (NS) heeft gezeten, heeft een verandering opgemerkt. Degene die zelf geen last hebben van de vuile treinen, hebben zeker over de staking gehoord of gelezen in de media. Als protest tegen te lage lonen en het niet uitbetaald krijgen van de eerste 2 ziektedagen, zijn de schoonmakers gaan staken. Vakbond FNV Bondgenoten steunt deze actie en eist betere arbeidsvoorwaarden voor de schoonmakers. Een loonsverhoging van 50 cent per uur, de uitbetaling van de eerste 2 ziektedagen en meer tijd voor het verrichten van de arbeid staan op de eisenlijst van FNV Bondgenoten.1 De schoonmaakstaking veroorzaakt veel overlast voor de reizigers.2 Er zijn afvalbakken die niet geleegd worden waardoor het vuil op blijft hopen. Treinen worden niet meer schoongemaakt, vloeren plakken en het begint vies te ruiken in de trein. 5 weken staken zorgt voor een inkeer bij de NS en op 27 mei 2014 komen de partijen tot een cao-akkoord.3 1.1 WAAROM STAKEN? Een staking kan door arbeiders gebruikt worden als een pressiemiddel bij CAOonderhandelingen. Wanneer de werkgever of werkgevers geen gehoor geven aan de wensen en eisen van de werknemers staan de werkgevers er over het algemeen sterk voor. Een werkgever kan makkelijk roepen dat de werknemers een andere baan kunnen zoeken als het ze niet bevalt. ‘Voor jou 10 anderen’. Als een grote groep werknemers ineens dreigt met stoppen, dan veroorzaakt dat al grotere problemen. Werknemers kunnen daarnaast nog versterking krijgen van vakorganisaties. FNV Bondgenoten is een van de grootste vakorganisaties in Nederland en zet zich in voor de belangen van haar leden. Samen sta je sterk. 1 Feiten en cijfers achter de schoonmaakactie, FNV Bondgenoten april 2014, p. 3. 2 Deel treinreizigers merkt gevolgen schoonmaakstaking, omroepwest.nl bekeken op 8 augustus 2014, gepubliceerd op 29 april 2014. 3 Schoonmaakstaking ten einde, ns.nl bekeken op 8 augustus 2014, gepubliceerd op 27 mei 2014. Pagina 5 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht De mogelijkheid om te staken is al een eeuwenoud fenomeen voor werknemers om druk uit te oefenen op de werkgever. In de 14e eeuw is staken al een middel voor werknemers om de werkgever te belasten. Tussen 1810 en 1986 is er veel veranderd op het gebied van werkstakingen (zie hoofdstuk 2). Tot 1872 is een coalitieverbod van kracht waardoor het organiseren en verenigen van werknemers verboden is.4 Vanaf dat jaar is staken niet meer bij wet verboden. In hoofdstuk 3 wordt het stakingsrecht in Nederland behandeld. Welke rechten kennen de werknemers in Nederland op het gebied van werkstaking? Door de Internationale invloeden is het noodzakelijk om verschillende Internationale bronnen nader toe te lichten. In hoofdstuk 4 zal eerst het Europees Sociaal Handvest (ESH) behandeld worden. Aan de hand van de toelichting van het Europees Comité voor Sociale Rechten zal het doel van het ESH duidelijk worden. Het Europees Comité voor Sociale Rechten onderzoekt ook of de lidstaten zich aan de regels houden van het Handvest.5 In hoofdstuk 5 komt de invloed van 2 uitspraken van het Hof van Justitie aan bod. Deze uitspraken zijn Viking en Laval en geven weer een andere kijk op het stakingsrecht. In hoofdstuk 6 zal het EVRM aan bod komen. De diverse Internationale bronnen hebben invloed op het stakingsrecht zoals we dat kennen in Nederland. De Internationale bronnen dragen ook bij aan de grondwettigheid van het stakingsrecht. Het stakingsrecht is niet opgenomen in de Nederlandse Grondwet, maar wel in internationale bronnen.6 Een werkstaking is een machtig middel voor werknemers. Het kan ook veel onrust en problemen veroorzaken. Denk aan de overlast die de reizigers ondervinden door de schoonmaakstaking bij de NS. De werkgevers zijn zeker niet blij met een staking. Het werk komt stil te liggen of loopt vertraging op. Er zal schade ontstaan bij de werkgever, waarvoor hij in de meeste gevallen zelf moet opdraaien. 4 Aerts 2007, p. 107. 5 Blanpain 2010, p. 10. 6 Velaers 1999, p. 211. Pagina 6 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Is een werkstaking nog wel van deze tijd? Mensen hebben altijd wel wat te zeuren, terwijl de arbeidsvoorwaarden in Nederland relatief goed zijn. Of is een staking een noodzakelijk middel om de arbeidsvoorwaarden juist op pijl te houden? Moeten we staken met het staken of doorgaan met acties? Dat is een belangrijke vraag, over het antwoord verschillen werkgever en werknemer vaak van mening. Is het nog wel duidelijk voor partijen welke rechten er aan het stakingsrecht zijn verbonden? Naar aanleiding van een literatuuronderzoek en bestudering van de Internationale en nationale bronnen geef ik een antwoord op bovenstaande vragen. Aan de hand van jurisprudentie van verschillende hoven en rechtbanken probeer ik de rechten van de werknemers op het gebied van werkstaking in kaart te brengen. 1.2 WAT IS STAKINGSRECHT? Er zijn verschillende definities van het stakingsrecht. Veel auteurs geven geen juridische definitie, maar beschrijven een staking als het tijdelijk neerleggen van de arbeid met als doel eisen ingewilligd te krijgen. In het oud Nederlandse woordenboek wordt een staking als volgt omschreven: “Ophouden met den arbeid, het werk (tijdelijk) neerleggen ten einde betere arbeidsvoorwaarden te kunnen bedingen of als protest.” Voor een werkstaking is de factor arbeid van belang. Men stopt (tijdelijk) met de arbeid met als doel om betere arbeidsvoorwaarden te creëren. Het is een collectief drukmiddel die werknemers gezamenlijk kunnen inzetten om de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden naar hun hand te zetten. In beginsel organiseert een vakbond de staking. De wet kent geen definitie van werkstaking, maar in de literatuur worden wel diverse definities genoemd. Definities verschillen, van de vrijheid van werknemers om de arbeid neer te leggen, tot het niet verrichten van de Pagina 7 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht arbeidsprestatie om een bepaalde daad te doen of na te laten.7 Over het algemeen heeft men een goed beeld van een werkstaking. De meeste stakingen komen op het nieuws en de werknemers zijn er zelf persoonlijk bij betrokken. Een juridische definitie is: “Een werkstaking is een pressiemiddel van werknemers in hun streven arbeidsvoorwaarden, verhoudingen of omstandigheden in hun richting te beïnvloeden.”8 Een staking is één van de pressiemiddelen die een vakbond kan inzetten.9 Van belang bij een staking is de collectieve onderhandeling die vooraf nodig is om de staking rechtmatig te maken. Het is niet toegestaan om ad hoc, zonder waarschuwing, te stoppen met werken. De werkgever moet eerst op de hoogte van het probleem zijn waardoor de werkgever en de werknemers samen kunnen praten over de mogelijke oplossingen. Voordat een staking rechtmatig kan zijn, moet een collectief overleg plaatsvinden. Beide partijen onderhandelen en proberen samen een oplossing te bedenken voor het probleem.10 Het is mogelijk dat na diverse sessies geen compromis mogelijk is, omdat de belangen teveel verschillen of dat een van de partijen niet wil schikken. Wanneer de werkgever niet wil toegeven, dan is een collectieve actie de volgende stap om in te zetten als pressiemiddel in de onderhandelingen. 1.3 ANDERE PRESSIEMIDDELEN Een staking is één van de mogelijke pressiemiddelen die na collectieve onderhandelingen ingezet kan worden. Deze scriptie gaat over het recht van de werknemers om te staken, voor de volledigheid zal ik kort andere vormen van pressiemiddelen aanhalen. Een werkstaking gaat regelmatig gepaard met een van onderstaande alternatieve pressiemiddelen, ter versterking van de staking of als een eerste stap voorafgaande aan een staking. 7 Rood 1978, p. 13-15. 8 Rood 1991, p. 11. 9 Jacobs 2010, p. 685. 10 Jacobs 2013, p. 90. Pagina 8 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Een eerste alternatief pressiemiddel is bijvoorbeeld de langzaamaanactie.11 Wanneer werknemers de werkgever onder druk willen zetten zonder de arbeid neer te leggen, is het mogelijk om heel langzaam te werken. Bij een langzaamaanactie blijven de werknemers de werkzaamheden verrichten, maar de omzet zal dalen voor de werkgever, omdat werknemers langzamer werken. Bij de langzaamaanactie loopt het bedrijf een risico om schade op te lopen doordat de productie niet naar behoren geschied. De schade blijft meestal beperkt door het blijven verrichten van de werkzaamheden. Nog een pressiemiddel is de stiptheidsactie waarin werknemers juist precies volgende de richtlijnen werken. Denk hierbij aan het voorschrift van de Nederlandse Spoorwegen om bij elk perron de voorruit van de trein schoon te maken. Volgens de richtlijnen van de NS is dat nodig zodat de machinist goed zicht heeft. Dat gebeurt in de praktijk niet, want dat kost teveel tijd. Wanneer dat wel gebeurt, zullen de treinen vertragingen oplopen. Zulke acties, maar ook selectieve stakingen of af en toe staken, worden als oneerlijk gezien.12 De mogelijkheid tot het goedkeuren van zulke acties is er wel, maar de voorkeur gaat hiernaar niet uit. De werknemers zijn nog altijd aan het werk waarvoor de werkgever loon betaalt, maar er ontstaat wel schade.13 Werkgevers kunnen ook een collectieve actie inzetten, namelijk de uitsluiting.14 Als reactie op een collectieve actie van werknemers kan de werkgever ervoor kiezen om de werknemers te weigeren op het werk toe te laten. Dit kan offensief gebeuren waardoor de werkgevers sterker in de onderhandelingen staan. Een uitsluiting kan ook defensief ingezet worden wanneer de collectieve actie van de 11 Jacobs 2013, p. 228. 12 Rood 1991, p. 51. 13 Hof Amsterdam 9 februari 1967, NJ 1967/437. Jacobs 2010, p. 696. 14 Jacobs 2010, p. 685. Pagina 9 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht werknemers negatief effect heeft voor de werkgever.15 In Nederland is een uitsluiting nog niet voorgekomen.16 Welke pressiemiddelen de werknemers of werkgevers ook inzetten, het is een middel van de ene partij om op de andere partij druk uit te oefenen bij collectieve onderhandelingen. In beginsel zijn collectieve onderhandelingen in het leven gebracht om vrede tussen werkgevers en werknemers te behartigen en dit vast te stellen in een CAO (collectieve arbeidsovereenkomst). Na vaststelling van de CAO mogen partijen van elkaar aannemen dat na overleg geen staking meer nodig is. Een staking kan dan ook uitgesloten worden in de CAO. Wanneer een belangengeschil onder de aandacht komt of een kader of raamkarakter van de CAO afwijkt, kan een werknemer toch staken, ondanks een vredesclausule.17 1.4 STAKEN OF NIET STAKEN? Werknemers die staken hebben geen recht op loon. Ik zal verder niet ingaan op het recht op loon tijdens stakingen of andere collectieve acties, maar beperk me tot het recht dat de werknemers hebben op het inzetten en uitoefenen van een staking. Internationale bronnen geven een vrij ruim recht aan de werknemers om te staken (zie hoofdstuk 6). Een werknemer heeft het recht om zich te verenigen en zo een sterk front te vormen tegen de werkgever bij onderhandelingen. De Nederlandse rechters leggen beperkingen op bij het stakingsrecht van werknemers (zie hoofdstuk 3). 15 Jacobs 2010, p. 707. 16 Jacobs 2010, p. 708. 17 Jacobs 2013, p. 223. Pagina 10 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Daarom schrijf ik deze scriptie, om te laten zien dat de Nederlandse rechters niet altijd dezelfde betekenis hanteren als de internationale bronnen. Krijgen de werknemers in Nederland wel de rechten die ze verdienen? Kunnen ze gebruik maken van het recht om te staken zoals dat is bedoeld volgens de Internationale bronnen? Pagina 11 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 2: GESCHIEDENIS VAN HET STAKINGSRECHT 2.1 INLEIDING Het recht op werkstaking voor werknemers in Nederland kent een lange weg van een strafbaar feit tot het stakingsrecht zoals we dat nu kennen. In 1810 kent de Code Pénal, ofwel het Franse Wetboek van Strafrecht, artikel 415 en 416 die het verenigen van werknemers om samen werk te onderbreken verbiedt. Corporaties met de intentie om werk te onderbreken zijn verboden. Het duurder willen maken van de arbeid is ook verboden, denk aan een staking voor loonsverhoging. Samen met collega’s om de tafel zitten en bespreken hoe het anders zou kunnen op de werkvloer kan al uitlopen tot een strafrechtelijke vervolging. 2.2 HET COALITIEVERBOD IN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT Een werkstaking is in de periode van 1810 tot 1872 een strafbaar feit. Getuige de tekst uit de Code Pénal artikel 415: "Alle onderlinge zamenspanning of vereeniging van de zijde der werklieden, om tegelijkertijd het werk te doen ophouden, het werk in een fabriek of werkplaats te verbieden, het te werk komen en blijven voor of na zeker uur te beletten en in 't algemeen, om den arbeid te doen staken, te beletten of duurder te maken, zoo wanneer er eenige poging in het werk gesteld of een aanvang met de uitvoering gemaakt is, zal gestraft worden met een gevangenis van ten minste een maand, en ten hoogste drie maanden. De hoofden of aanleggers zullen gestraft worden met een gevangenzetting van twee tot vijf jaren." Het noemen van ‘in vereniging’, geeft aan dat voor een staking meer dan een individu nodig is. Daarnaast is opmerkelijk dat het streven naar een staking al voldoende is voor een strafmaat. Dat de werkstaking daadwerkelijk slaagt heeft geen invloed op de strafbaarheid. Dat geeft de ordehandhaver veel ruimte om de Pagina 12 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht opkomende arbeidsconflicten snel te onderdrukken. Het verbod van de Code Pénal zorgt er niet voor dat er nooit is gestaakt. In de periode van 1815 tot 1841 zijn er 52 werkstakingen geweest.18 In de periode van 1850 tot 1869 zijn er 23 zaken aangespannen voor een overtreding van artikel 415 Code Pénal.19 Werkgevers mogen ook geen samenspanningen organiseren of in vereniging handelen. Artikel 414 Code Pénal verbiedt de onderlinge samenzwering die ervoor zorgt dat er tegen recht en billijkheid loonvermindering wordt bedwongen. Artikel 416 Code Pénal geeft een strafbaarstelling op gedragingen van werknemers om samen te spannen en tegelijkertijd de arbeid neer te leggen.20 Een werkstaking van spoorwegpersoneel in 1869 te Rotterdam zorgt voor veel beweging in de gedachtegang van politici. De leider van deze werkstaking krijgt een gevangenisstraf van 2 jaar.21 Werknemers worden meer en meer onderdrukt. Naast de onderdrukking van de werknemers, vraagt men zich af of het coalitieverbod in strijd is met artikel 10 Grondwet (oud): het recht van vereniging en vergadering. Op 29 maart 1870 ligt een wetsvoorstel op tafel om artikelen 414, 415 en 416 Code Pénal nader te bekijken.22 Er komt een politiek debat op gang in de Tweede Kamer met de vraag of het zinvol en nodig is om artikelen 414-416 Code Pénal op te heffen. Tegenstanders van het voorstel beargumenteren dat de noodzakelijkheid ontbreekt, omdat het toch een dode letter is.23 De wettelijke bepalingen worden niet of nauwelijks nageleefd. Als de artikelen een dode letter zouden zijn, waarom is in 1869 toch een leider van een werkstaking veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar? Een ander argument is de angst van opkomende werkstakingen van arbeiders en 18 Verlee 1995. 19 Van Drongelen 2005, p. 41. 20 Van Cleef & Van Cleef 1841, p. 16. 21 Spruit 1955, p. 19. 22 Van Drongelen 2005, p. 48. 23 Van Drongelen 2005, p. 56. Aldus Kamerleden Godefroi, Heemskerk Azn en De Brauw (Hand. II 1871/72). Pagina 13 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht vreemdelingen.24 Wanneer de werknemers vrij zijn om te staken, zou men meer gaan staken. Een arbeidsovereenkomst is een private overeenkomst. Het idee om een private overeenkomst aan een strafrechtelijke sanctie te koppelen is sinds 1870 steeds minder geaccepteerd.25 De voorstanders van het opheffen van de artikelen 414, 415 en 416 Code Pénal beargumenteren dan ook dat de werknemers(verenigingen) het wapen van de werkstaking in handen moet krijgen. Het hoort niet thuis in het publiekrecht. In 1872 zijn artikelen 414-416 Code Pénal vervangen door artikel 284 Wetboek van Strafrecht (oud). Het einde van het coalitieverbod is een feit.26 Na de invoering van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht in 1886 wordt het laatstgenoemde artikel ingetrokken.27 Inbreuk maken op de vrijheid van een ander tijdens arbeid door geweld, bedreiging of een ander strafbaar feit, is wel strafbaar. Arbeiders zijn vrij om zich te verenigen en te vergaderen behoudens bij de wet gestelde grenzen. 2.3 NA HET COALITIEVERBOD Na het afschaffen van het coalitieverbod is er een opkomst van vakorganisaties te zien. De eerste vakvereniging vormt zich al in 1866, tijdens het coalitieverbod. In 1871 richten geschoolde arbeiders het Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond (ANWV) op.28 Sinds 1872 is een toename in vakverenigingen merkbaar. Door belangenconflicten komen er steeds meer georganiseerde vakorganisaties die elk voor eigen leden opkomen. Zo komt het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) voor Christelijke arbeiders in 1909 op en in 1925 het Rooms-Katholiek 24 Van Drongelen 2005, p. 57. Aldus Kamerlid Van Zuijlen van Nijevelt (Hand. II 1871/72). 25 Van Drongelen 2005, p. 68. 26 Spruit 1955, p. 19. 27 Van Drongelen 2005, p. 83. 28 Van der Velden 2009, p. 28. Pagina 14 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Werklieden Verbond (RKWV). Het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) is een vakcentrale, opgericht in 1906 door vijftien vakbonden als reactie op de spoorwegstakingen. Het NVV gaat in 1977 samen met het Nederlands Katholiek Vakverbond op in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, sinds 1976). De begrippen ‘arbeider’, ‘werknemer’ en andere termen om werknemers mee aan te duiden, worden vaak door elkaar gebruikt. Juridisch is het onderscheid niet altijd duidelijk. In 1907 wordt de diversiteit aan begrippen voor werkende geschrapt en het begrip arbeider (tegenwoordig werknemer) krijgt een duidelijke omschrijving in het Burgerlijk Wetboek.29 De arbeidsovereenkomst is geregeld waarbij de ondergeschiktheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever in de arbeidsverhouding vast komt te staan. Een andere verandering in de machtsverhouding tussen werkgever en werknemer is dat sinds de inwerkingtreding van de Wet op de arbeidsovereenkomst30 geschillen tussen beiden partijen worden aangeduid als rechtsgeschillen. Voorheen worden geschillen, die op de werkvloer naar voren komen, vrijwel niet voor de rechter gebracht.31 2.4 CIVIELRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID Nu de geschillen tussen werkgever en werknemer rechtsgeschillen zijn, kan men voor werkstakingen ook naar de rechter voor een civiele aansprakelijkheid jegens de wederpartij. Staken wordt gezien als een wanprestatie, omdat de werknemers in strijd met de arbeidsovereenkomst handelen wanneer ze niet aan hun werkzaamheden voldoen. Bij een werkstaking worden de stakers als individu aangesproken op grond van artikel 1639 BW (oud). De werknemer pleegt wanprestatie door geen arbeid te verrichten.32 29 Van der Velden 2009, p. 25. 30 Wet 13 juli 1907, stb. 1907/193. 31 Van Drongelen 2005, p. 68. 32 Van der Velden 2009, p. 48. Pagina 15 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht In 1919 is in het Cohen-Lindebaumarrest33 de onrechtmatige daad ruimer uitgelegd. In de zaak Cohen tegen Lindebaum gaat het niet om het neerleggen van de arbeid, maar om spionage in het bedrijf wat schade veroorzaakt. Onrechtmatige daad is sinds 1919 volgens de Hoge Raad het volgende: ‘Dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat óf inbreuk maakt op eens anders recht, óf in strijd is met des daders rechtsplicht óf indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijke verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed, terwijl hij door wiens schuld ten gevolge dier daad aan een ander schade wordt toegebracht, tot vergoeding daarvan is verplicht’ Tegenwoordig is deze benadering van de onrechtmatige daad opgenomen in artikel 6:162 BW. Het handelen van een derde is pas onrechtmatig als het niet vervullen van de verbintenis aan hem te wijten is.34 De Hoge Raad spreekt in 193735 over een uitgelokte wanprestatie. Wanneer een partij een wanprestatie pleegt, is het profiteren daarvan als derde onwenselijk. Het uitlokken van deze wanprestatie is onrechtmatig. Het doen oproepen van een werkstaking door een vakorganisatie zou in beginsel een uitlokking van een wanprestatie kunnen zijn en dus onrechtmatig. Dit is een open deur voor de rechtspraak. De werknemers en de werkgever hebben samen een arbeidsovereenkomst getekend met de verplichting van de werknemers om de arbeid te verrichten. Voor het bedingen van de arbeid krijgen ze een beloning in de vorm van loon. Het niet verrichten van de arbeid aan de kant van de werknemers is het niet-nakomen van de verplichting uit het arbeidscontract. Een niet-nakoming van een overeenkomst was toen en is nu een wanprestatie. 33 HR 31 januari 1919, NJ 1919/161. 34 Van der Velden 2009, p. 32. 35 HR 11 november 1937, NJ 1937. Pagina 16 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Sinds 1945 zijn er wel gronden die een werkstaking rechtvaardigen. Wanneer een staking betrekking heeft op een arbeidsvoorwaarde kan deze gerechtvaardigd worden. De werkgever of werkgeversorganisatie tegen wie de staking is gericht, moet aanleiding geven voor de gestelde eisen. Men kan geen werkstaking organiseren tegen een werkgever die zelf geen macht of zeggenschap heeft over de redenen die aanleiding geeft om over te gaan tot een staking. Een staking moet daarnaast een privaatrechtelijke voorziening tussen werkgever en werknemer nastreven. Dat kan een intrekking van een ontslag zijn, maar andere arbeidsvoorwaarden zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld de hoogte van het salaris en het aantal vakantiedagen. 36 Onder bovengenoemde voorwaarden kan een staking, die in beginsel een wanprestatie is, toch rechtmatig zijn. De Rechtbank Amsterdam acht een werkstaking snel onrechtmatig. In 1958 wordt er in Amsterdam ‘wild’ gestaakt door arbeiders van een schildersbedrijf.37 Een wilde staking is een staking die niet is georganiseerd door een erkende vakbond/vakorganisatie. De rechtbank geeft als verklaring dat de schilders verzuimen de bedongen arbeid te verrichten. Zoals gezien in het arrest CohenLindebaum is de grond voor onrechtmatige daad ruim uitgelegd waardoor het niet verrichten van de arbeid een onrechtmatige daad is. In 1958 zijn heiers aan het staken in Amsterdam.38 Deze staking is georganiseerd door een bond, een broederschap van 75 jaar oud. Deze bond is niet erkend als een vakbond. De werknemers gaan langzaam werken als protest tegen de loonsverlaging, het langzaam werken is een pressiemiddel. De Rechtbank van Amsterdam vindt dit onrechtmatig en legt een dwangsom op, de werknemers moeten hun werk in de volle omvang hervatten. Het bestaan van een 75 jaar oude bond is voor de rechtbank geen reden om de werkstaking als 36 Cornelissens 1961, p. 82. 37 Cornelissens 1961, p. 83. 38 Cornelissens 1961, p. 83. Pagina 17 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht rechtmatig te zien. De loonsverlaging is ook niet een privaatrechtelijke voorziening die de werknemers nastreven tussen werknemer en werkgever. Het komt niet vaak voor dat een werkstaking als rechtmatig gezien wordt door de rechtbank. Een andere werkstaking uit 1958 keert het tij. Deze staking komt in 1960 voor de Hoge Raad en leidt tot als het Panhonlibcoarrest.39 De arbeidsomstandigheden aan boord van de Panhonlibco schepen laten te wensen over. Er wordt gevaren onder ‘goedkope vlag’, dat betekent dat de bemanning geen collectieve arbeidsovereenkomst heeft. De werkstaking wordt georganiseerd door de werknemers om de slechte arbeidsomstandigheden van de bemanning onder de aandacht te brengen. De Panhonlibco zaak is in 1958 eerst in Amsterdam voor de rechtbank verschenen waar de werkstaking onrechtmatig wordt verklaard. Tevens is een gelijke zaak over de Panhonlibco schepen in Rotterdam voor de rechtbank berecht. In Rotterdam is het oordeel dat de staking niet onrechtmatig is. De werkgever laat het er niet bij zitten en gaat in cassatie. In 1960 is de Panhonlibco zaak van Rotterdam voor de Hoge Raad verschenen. De Hoge Raad verklaart een staking of een boycot, in beginsel als een wanprestatie wegens het niet-nakomen van de bedongen arbeid. De omstandigheden van de bemanning in deze zaak zijn zodanig slecht dat een verdere voortzetting van de arbeid niet gevergd kan worden. Wanneer dit het geval is, dan is een werkstaking een geldig pressiemiddel en geen wanprestatie. De Hoge Raad bekrachtigt hiermee de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam.40 Dankzij het Panhonlibco-arrest is het mogelijk om arbeidsomstandigheden te toetsen aan een norm. Wanneer de omstandigheden zo slecht zijn dat men niet kan verwachten dat een arbeider kan werken of voortzetting van de arbeid niet meer reëel is, dan is een staking gerechtvaardigd. Het stakingsrecht is sinds 1960 een beperkt recht van arbeiders om bij barre arbeidsomstandigheden als 39 HR 15 januari 1960, NJ 1960/84. 40 Cornelissens 1961, p. 85. Pagina 18 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht pressiemiddel in te zetten tegen de werkgever zonder daarvoor de civielrechtelijke consequenties te moeten dragen. 2.5 NIEUWE WETGEVING? Na het wetsvoorstel van 1870 is in 1969 opnieuw een wetsvoorstel tot stand gekomen met daarin een poging om een nationale wetgeving op het gebied van stakingsrecht te realiseren.41 Dit is wetsvoorstel 10 111. Op advies van de SER (Sociaal Economische Raad) heeft Nederland een ontwerp gemaakt om het stakingsrecht te reguleren. Nederland loopt achter, in veel landen is stakingsrecht al een grondrecht.42 Het wetsvoorstel acht een staking in beginsel rechtmatig. Een werkstaking zou onrechtmatig zijn wanneer: (i) de werkstaking in strijd is met de wet of zij ten doel heeft de werkgever te bewegen tot gedragingen, welke in strijd met de wet zijn, tenzij het gaat om gedragingen waardoor de werkgever in strijd zou handelen met art. 14 Wet CAO en de vereniging geen partij is bij de cao bedoeld in dat artikel; (ii) de vereniging in strijd handelt met een verplichting van de vereniging uit hoofde van een cao waarbij zij partij is; (iii) de vereniging in strijd handelt met normen welke gelden in het onderling verkeer tussen werkgevers dan wel verenigingen van werkgevers en verenigingen van arbeiders; (iv) er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het doel van de werkstaking en de gevolgen van het toepassen van het stakingsmiddel; en (v) de werkstaking onder zodanige omstandigheden plaatsvindt dat daardoor kennelijk in strijd wordt gehandeld met de zorgvuldigheid welke bij het toepassen van het stakingsmiddel betaamt.43 De wetgever heeft voor ogen om een werkstaking als rechtmatig te beschouwen. De bovenstaande uitzonderingen op de rechtmatigheid kan men zien als 41 Lenssen 2011, p. 9. 42 Jacobs 2013, p. 203. 43 Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2. Pagina 19 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht voorwaarden van een staking. Zo geeft sub (i) aan dat een staking noch in strijd met de wet noch de werkgever ertoe mag zetten in strijd met de wet te handelen.44 Een werknemer mag bijvoorbeeld geen staking organiseren om daarbij de werkgever onder druk te zetten om fraude te plegen. Het stakingsrecht is een collectief actierecht, sub (ii) geeft aan dat een staking onrechtmatig is wanneer de werkstaking in strijd is met de verplichtingen die in de CAO zijn vastgesteld waarbij de werknemers zijn aangesloten.45 Een staking is vaak georganiseerd door een vakbond die gebonden is aan de CAO. Een wilde staking is alleen mogelijk als de werknemers die staken niet tegen het beleid van de vakbond handelen, anders zal de staking alsnog onrechtmatig zijn. Daarmee behoudt de vakbond controle op haar leden en kunnen uit de hand gelopen stakingen onrechtmatig verklaard worden. De andere uitzonderingen geven een subjectieve toetsing van onrechtmatigheid. Wanneer een staking in strijd is met normen en met de zorgvuldigheid kan de staking ook onrechtmatig zijn. De rechter heeft hier een relatief open norm om aan te toetsen. Het wetsvoorstel is nooit wet geworden. In 1971 is de voortgang van het wetsontwerp stopgezet waarna het niet verder is behandeld. In 1980 is het voorstel definitief ingetrokken.46 Het wetsvoorstel wordt echter door de rechters gebruikt als toetsingskader voor rechtmatigheid. In 1972 erkent het Hof Amsterdam dat een staking in beginsel rechtmatig is. Een staking die via een erkende bond wordt georganiseerd valt daarmee ook in de risicosfeer van de werkgever.47 Bijkomende omstandigheden kunnen de staking onrechtmatig maken. Hierbij volgt het Hof Amsterdam de 44 Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2. 45 Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2. 46 Lenssen 2011, p. 10. 47 Hof Amsterdam 13 april 1972, NJ 1972/192 (Rood, SMA, 1998, p.323). Pagina 20 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht norm van wetsvoorstel 10 111.48 De wilde stakingen vallen na de uitspraak van 1972 nog altijd in de risicosfeer van de werknemer, civiele aansprakelijkheid is nog mogelijk. Werknemers krijgen meer vrijheid op het gebied van het stakingsrecht. De omzetting van het in beginsel onrechtmatig naar het rechtmatig achten van een werkstaking zorgt voor een toenemende vrijheid van werknemers om te staken. 48 Schut 1996, p. 16. Pagina 21 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 3: STAKINGSRECHT IN NEDERLAND Na 1972 is een werkstaking in beginsel rechtmatig. Dit is de eerste stap naar het erkennen van het stakingsrecht. In dit hoofdstuk zal ik de verdere ontwikkeling van het stakingsrecht van werknemers in Nederland beschrijven. 3.1 EUROPESE INVLOED OP HET STAKINGSRECHT In 1980 bekrachtigt Nederland het ESH.49 Voor de werking van het stakingsrecht, opgenomen in artikel 6 lid 4 ESH, is geen Nederlandse wet nodig. In het NS arrest50 heeft de Hoge Raad vastgesteld dat artikel 6 lid 4 ESH behoort tot de in artikel 93 Grondwet bedoelde bepalingen die naar haar inhoud een ieder kunnen verbinden.51 Artikel 6 lid 4 van het ESH geeft werknemers en werkgevers het recht om collectief op te treden in gevallen van belangengeschillen. Verder wordt er expliciet vermeld dat het stakingsrecht ook onder het collectief optreden valt. Het recht om te staken is hierdoor geformaliseerd. Het ESH kent ook een uitzondering op het stakingsrecht. Artikel G (voor herziening artikel 31) geeft een beperking van het stakingsrecht. Artikel G beoogt dat de beperkingen van artikel 6 bij wet zijn voorgeschreven of noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.52 De noodzaak moet slaan op bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden. Er is nog steeds een mogelijkheid om een werkstaking onrechtmatig te verklaren. Het ESH is van een hogere orde dan ons nationale recht en dat betekent dat niet zonder meer mag worden afgeweken van dit recht van werknemers om te 49 Wet van 8 maart 1980, houdende uitvoering van artikel 19, zevende lid van het op 18 oktober 1961 te Turijn gesloten Europees Sociaal Handvest. 50 HR 30 mei 1986, NJ 1986/688. 51 Schut 1996, p. 44. 52 Dat het niet verplicht is om een nationale wet te hebben zal in hoofdstuk … aan de orde komen. Pagina 22 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht staken. De Hoge Raad volgt niet louter het ESH. Via artikel G ESH is het mogelijk om beperkingen op te leggen aan het recht om te staken. De Nederlandse rechters gebruiken dit artikel om de mogelijkheid van een ultimum remedim toe te passen. Een staking kan niet zondermeer ingezet worden, het is pas mogelijk om te staken wanneer alle andere middelen niet meer toereikend zijn. Tevens vindt de Hoge Raad het noodzakelijk om een belangenafweging te maken. In hoofdstuk 4 zal ik verder ingaan op het ESH. 3.2 HET NS ARREST EN DE STREEKVERVOERSTAKING In 1986 heeft de Hoge Raad een staking getoetst aan de hand van het ESH. 53 De werknemers van NS voeren collectieve acties van 17 oktober tot en met 5 december 1983 tegen het plan van de minister van Sociale Zaken om bekortingen op de brutosalarissen door te voeren. Deze collectieve acties bestaan uit een normale staking, stiptheidsacties en langzaamaanacties.54 De vraag is of deze collectieve acties naar omstandigheden redelijke acties zijn. Het ESH dekt meer dan alleen de normale staking, de definitie is ruim. Wel moet, volgens de Hoge Raad, rekening worden gehouden met evenwichtsverstorende elementen.55 Deze toetsing valt binnen de toetsing van normale stakingen. De NS (werkgever) beweert dat de stiptheidsstakingen en langzaamaanacties onredelijk zijn. De kosten voor de werknemers zijn gering en doordat deze acties steeds van korte duur zijn en op een andere locatie, behouden de werknemers aanspraak op loon. Een stiptheidsactie en langzaamaanactie kan naar omstandigheden onredelijk zijn doordat de schade die de werkgever loopt te groot is.56 De Hoge Raad komt met twee belangrijke elementen over de beoordeling van de rechtmatigheid van een staking. In beginsel is een staking rechtmatig, tenzij zwaarwegende procedureregels zijn geschonden. De tweede 53 HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688. 54 Schut 1996, p. 44. 55 Schut 1996, p. 45. 56 HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688. Pagina 23 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht uitzondering is een afweging van omstandigheden.57 De rechter zal de omstandigheden per geval bekijken en oordelen of de bonden in redelijkheid wel of niet tot deze actie mogen overgaan. In deze uitspraak oordeelt de Hoge Raad dat de staking niet onevenredig zwaar is voor de werkgever, maar sluit niet uit dat onder omstandigheden collectieve acties wel onrechtmatig zijn. Een staking kan bijvoorbeeld strijdig zijn met de procedureregels wanneer de staking zonder tijdige mededeling aan de werkgever plaatsvindt. Wanneer zwaarwegende procedureregels zijn geschonden, kan de staking ook onrechtmatig zijn. In het NS arrest is noch sprake van schending van zware procedure regels noch sprake van omstandigheden waardoor de staking rechtmatig is. Naast toetsing van de procedureregels zal de Hoge Raad ook de belangen van beide partijen afwegen in de beoordeling van de werkstaking. In het streekvervoerarrest58 is de vraag beantwoord aan welke vereisten moet zijn voldaan voordat een staking niet langer geduld hoeft te worden. VSN (Vereniging Streekvervoer Nederland) is houdster van de aandelen van nagenoeg alle busmaatschappijen in Nederland en met 14.000 personeelsleden een groot bedrijf. De arbeidsomstandigheden laten te wensen over dit leidt tot veelvuldig onderhandelen tussen FNV en VSN. Uit de onderhandelingen komt echter geen overeenkomst waarna een staking volgt. Tijdens de streekvervoerstaking worden beperkingen op het collectief actierecht met een beroep op artikel 6:162 BW aangebracht met een toets aan de hand van het proportionaliteitscriterium (zie paragraaf 3.5). Daarnaast is een toets te vinden in de overweging van de Hoge Raad waarin gekeken wordt naar de belangen van partijen en de noodzaak van de staking. De afweging van belangen moet met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.59 In het Streekvervoerarrest spelen de belangen van derden een grote rol. 57 Jacobs 2013, p. 206. 58 HR 21 maart 1997, NJ 1997/437. 59 HR 21 maart 1997, NJ 1997/437. Pagina 24 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht 3.3 ULTIMUM REMEDIM In de Douwe Egberts zaak (hierna DE) erkent de Hoge Raad het stakingsrecht als ultimum remedim, ofwel een uiterst middel.60 De werkgever is, na onderhandelingen met de vakbond, niet zeker of de distributie via DE blijft bestaan waardoor er onzekerheid ontstaat bij de werknemers. Wanneer DE overgaat tot de outsourcing van de distributie zouden veel werknemers hun baan verliezen. Na onderhandelingen is de toekomst voor de werknemers nog altijd onzeker. De werkgever kan of wil geen uitspraken doen waardoor de werknemers vrezen voor hun baan. Ze gaan staken, omdat de onderhandelingen op niets uitlopen. De werkgever eist dat de staking eindigt, hij zou namelijk nog open staan voor onderhandelingen. Een staking is niet nodig en voorbarig. De werknemers hebben na de vele onderhandelingen geen zekerheid en wachten niet meer af. De opbouw van artikel 6 lid 4 ESH geeft aan dat er eerst overleg en onderhandelingen tussen partijen moet plaatsvinden voordat er naar een collectieve actie gegrepen kan worden.61 De Hoge Raad oordeelt als volgt: “Dit houdt in dat slechts naar dit zware wapen gegrepen mag worden als andere middelen om overeenstemming te bereiken - met name onderhandelingen hebben gefaald'.62 De Hoge Raad acht de staking in de DE zaak volstrekt voorbarig en prematuur. Ondanks de terughoudende opstelling van de rechter in deze zaak, zou er geen sprake zijn van een ultimum remedim.63 De meningen over dit begrip lopen uiteen. Zo begrijpt Luttmer-Kat dat artikel G ESH ruimte laat voor toetsing en dat het ultimum remedim valt onder dit artikel.64 Schut en Len zien artikel G als een middel waar een marginale toetsing van de rechter bij hoort. “Het is een 60 HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. 61 Loonstra 2014, p. 5. 62 HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. 63 Loonstra 2014, p. 5. HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. 64 De Vries 1992 p. 21. Pagina 25 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht gesloten systeem ter bescherming van openbare orde en volksgezondheid.”65 Volgens Jacobs moet de ultimum remedim leer helemaal niet worden toegepast in arresten zoals de DE zaak.66 Er is beperkte schade en de belangen van derden zijn nauwelijks aangetast. De rechter behoort terughoudend te toetsen, daar hoort de ultimum remedim toets niet bij. De Meyer stelt het nog extremer. Er is helemaal geen plaats voor ultimum remedim in artikel 6 ESH. Er is gekozen voor een ruime erkenning van het stakingsrecht en er is geen reden om dit recht te beperken.67 Het argument van de werkgever dat onderhandelingen mogelijk zijn, geeft geen reden voor een beperking van het stakingsrecht. Alleen wanneer er totaal geen onderhandelingen zijn geweest voordat een collectieve actie wordt ingezet, zal dit tot een onrechtmatige staking leiden.68 In de DE zaak zou een mogelijkheid van onderhandelingen open staan. De werkgever geeft namelijk aan nog te willen praten. Doordat onderhandelingen niet uitgesloten kunnen worden, is een staking niet het juiste middel om in te zetten. Wanneer het woord van de werkgever, nog te willen onderhandelen, genoeg zou zijn voor het onrechtmatig verklaren van een staking, dan zou elke staking snel eindigen. Een juiste beoordeling aan de hand van een ultimum remedim is lastig. Toch komt het ultimum remedim ergens vandaan. Ambtenaren zijn in beginsel uitgezonderd van het stakingsrecht. Later is beslist dat in de lijn van reële participatie de ambtenaren ook recht moeten hebben op stakingen. Door de functie die ambtenaren bekleden, is een direct recht niet wenselijk. Daarom is gekozen voor een oplossing in het ultimum remedim. Ambtenaren hebben recht op staking, alleen wanneer dit middel een uiterst middel is voor nastreven van belangen.69 In de toelichting van het Europees Comité voor Sociale Rechten wordt dit ook duidelijk. Het recht op staken voor mensen in dienst van de openbare orde mag niet ontnomen worden. Wel is dit een beperkt recht.70 65 De Vries 1992 p. 21. 66 Jacobs 2013, p. 209. 67 De Meyer 2012, p. 37. 68 De Meyer 2012, p. 39. 69 MvA I, 8686, R533. 70 MvA I, 8686, R533. Concl. I, 38-39. Pagina 26 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht De rechter noemt de staking, naast het feit dat het geen uiterste middel is, tevens premature. Deze staking wordt gebruikt als pressiemiddel om eventuele beëindigingen van banen te voorkomen, dan wel zekerheid over deze banen te garanderen. De Hoge Raad acht het onrechtmatig dat de staking ingezet wordt als argumenten opnieuw op tafel komen en er nog onderhandeld kan worden. De Voorzieningenrechter te Haarlem is nog altijd overtuigd van de ultimum remedim toets. In de zaak tegen Transavia lopen de onderhandelingen tussen werkgever en werknemer vast. Als reactie op de starre houding van de werkgever besluit de Vereniging van Nederlandse Verkeervliegers een staking in te zetten als pressiemiddel.71 De rechter vindt de actie prematuur en onzorgvuldig, omdat er niet voldoende onderhandeld zou zijn. Beide partijen hebben echter geruime tijd, zelfs tot diep in de nacht, met elkaar onderhandelingen gevoerd.72 Ondanks het feit dat een staking geen uiterste middel moet zijn, is het opmerkelijk dat de voorzieningenrechter de lange starre onderhandelingen niet ziet als voldoende. Er zijn immers diverse pogingen ondernomen om samen tot een overeenkomst te komen. Vergaderingen tot diep in de nacht met geen resultaat zou erop moeten wijzen dat partijen weldegelijk geprobeerd hebben om tot een overeenstemming te komen. In het DE arrest blijkt dat de Hoge Raad naar aanleiding van het ultimum remedim een staking onrechtmatig acht. Het is nog mogelijk dat partijen tot een overeenstemming komen. De rechters kunnen aan de hand van deze toets bepalen of een staking rechtmatig is of niet. Toch is daar een nuancering op te vinden in recente jurisprudentie. Zo heeft de Rechtbank Utrecht als uitgangspunt genomen dat de vraag of een staking in een concreet geval als "uiterst middel" is gehanteerd, door de rechter met terughoudendheid moet worden beantwoord.73 De vakbonden beslissen wanneer en of er gestaakt moet worden en of er sprake 71 Rb. Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210. 72 Rb. Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210. 73 Rb. Utrecht 8 maart 2008, JAR 2008/103. Pagina 27 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht is van een ultimum remedim.74 In bijzondere gevallen zal de rechter anders dan de vakbonden oordelen. Het ultimum remedim is nog steeds in gebruik. 3.4 BEPERKINGEN DOOR SCHADE AAN DERDEN Het stakingsrecht is een fundamenteel recht wat enkel in bepaalde gevallen beperkt kan worden. Na recente jurisprudentie wordt het ultimum remedim terughoudend getoetst. Verder zijn er nog meer gronden waarop een staking beperkt kan worden. In 1992 heeft de Hoge Raad een uitspraak berecht waarin een beperking noodzakelijk is. Deze staking betreft de zorg, de rechters willen schade aan patiënten voorkomen en beperken de staking.75 Hiervoor doet de rechter een beroep op artikel 1401 BW (oud), de onrechtmatige daad. Tegenwoordig is dit artikel opgenomen in 6:162 BW: “Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (..).” De onrechtmatige daad is een doen of nalaten, dat betekent dat het geen handeling hoeft te zijn. Een beroep op onrechtmatige daad slaagt ook wanneer iemand iets had moeten doen om een situatie te voorkomen, maar dit niet heeft gedaan. De handeling, of het nalaten, moet in strijd zijn met de wet of wat volgens ongeschreven recht in strijd is met het maatschappelijke verkeer. Het eerste is duidelijk, een werkstaking is niet in strijd met de wet. Sterker nog, werknemers hebben het recht om te staken. Het laatste is als volgt te omschrijven: men behoort zich te gedragen zoals men in de maatschappij mag verwachten, zorgvuldig en behoorlijk.76 Dat is een vage norm, maar er zijn ook geen rechtsregels om houvast aan te geven. De mate van schade die de gedraging met zich meebrengt, speelt daarbij wel een rol. 74 Van der Helm, Arbeidsrecht 2014/39. 75 HR 22 november 1991. NJ 1992, 508. 76 Spier 2009, p. 44. Pagina 28 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Wanneer de staking patiënten in gevaar kan brengen en onherstelbare schade kan veroorzaken, is dat een onacceptabele situatie. Als de gezondheid van patiënten in gevaar komt, is een beroep op onrechtmatige daad mogelijk. Op grond van artikel 1401 BW (oud) is de staking in strijd met het maatschappelijk verkeer. Het is alleen mogelijk om in uitzonderlijke gevallen beperkende voorwaarden aan een staking te koppelen.77 Wanneer de Hoge Raad vreest voor de gezondheid van patiënten is een beperking, via de onrechtmatige daad, op grond van artikel G ESH gegrond. Het is niet meteen noodzakelijk dat de hele volksgezondheid in gevaar is, maar het beschermen van de rechten van derden valt wel hieronder. Het is onrechtmatig om door een staking de gezondheid van derden op het spel te zetten. In het Streekvervoerarrest heeft de Hoge Raad78, na een staking van 7 dagen, beslist dat de staking te veel schade voor derden veroorzaakt. De Hoge Raad kijkt niet enkel naar het nut, maar ook naar de gevolgen voor derden door de staking. Door de schade die de passagiers oplopen is deze staking in de ogen van de Hoge Raad een inbreuk op de rechten van derden. Niet alleen de mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer, maar ook de werkgevers van deze reizigers lopen schade op.79 De reizigers zouden namelijk niet op tijd op de arbeidsplaats kunnen komen waardoor ook de werkgevers getroffen worden. Ook hier wordt een beroep gedaan op onrechtmatige daad, de staking wordt door de Hoge Raad als onrechtmatig verklaard en beperkt deze wegens maatschappelijke redenen.80 De beperking heeft tot gevolg dat het personeel enkel tussen 10:00 en 15:00 uur mag staken om de schade aan derden te minimaliseren. Op deze manier zou er zo min mogelijk schade ontstaan aan derden, omdat er tijdens de spits gewoon gereden wordt. De rechter beroept zich op artikel 1401 BW (oud) en verklaart de staking disproportioneel. De Hoge Raad ziet middels een proportionaliteitseis de staking als een zodanige inbreuk op de rechten van 77 Concl. XIII-1, 157. 78 HR 21 maart 1997, NJ 1997/437. 79 Jacobs 2013, p. 211. 80 HR 21 maart 1997, NJ 1997/437. Pagina 29 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht derden dat maatschappelijk gezien de staking beperkt moet worden. Als bussen niet meer rijden, dan moet men zoeken naar andere mogelijkheden. Het flexwerken, zoals we dat tegenwoordig kennen, is in 1997 niet gebruikelijk. Thuiswerken is vaak geen optie, maar men kan fietsen, carpoolen of indien nodig met de taxi gaan. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat de Nederlandse economie in gevaar komt wanneer men voor een bepaalde tijd geen gebruik van het openbaar vervoer kan maken. Een serieuze bedreiging voor de nationale veiligheid of volksgezondheid, openbare orde en maatschappij is in mijn ogen ook niet aan de orde. In tegenstelling tot de staking van de zorg, brengt de staking van het streekvervoer geen gevaar voor de gezondheid van mensen. De Hoge Raad heeft in deze zaak zelf een proportionaliteitseis gebruikt.81 3.5 ZIJN DE RECHTEN DUIDELIJK VOOR DE WERKNEMERS? Het is mogelijk voor de Nederlandse rechter om zelf invulling te geven aan het ESH (zie hoofdstuk 4). De jurisprudentie moet dan toegankelijk en duidelijk zijn voor een ieder. Of bovenstaande uitspraken zorgen voor de nodige helderheid valt te betwisten. In 2009 heeft de Rechtbank in Amsterdam beslist dat een staking van het openbaar vervoer niet door mag gaan.82 Als protest tegen het verhogen van de AOW-leeftijd hebben 4 vakbonden van het openbaar vervoer in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag een staking aangekondigd. Deze staking is onrechtmatig verklaard door de rechtbank. De AOW-leeftlijd is geen onderwerp dat opgelost kan worden door onderhandelingen met vakbond en werkgever.83 Daarnaast is de actie zelf premature. Er is nog geen overleg geweest waardoor de staking te vroeg is. De vakbonden kunnen andere middelen inzetten, waardoor de staking geen ultimum remedim is.84 Deze uitspraak heeft geleid tot een hoger beroep bij 81 Jacobs 2013, p. 211. 82 Hof Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162. Rechter verbiedt staking bij GVB in 2009, rtvnh.nl 6 oktober 2009. 83 Hof Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162, RO 3.2. 84 Rb. Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162, RO 3.2. Pagina 30 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht het Hof Amsterdam.85 AOW-leeftijd is een politieke kwestie, in eerste instantie kun je niet tegen politieke kwesties staken. De verhoging van de AOW-leeftijd zou toch onherroepelijke consequenties voor de onderhandelingspositie van de vakbonden tot gevolg hebben.86 De staking is wel rechtmatig, ondanks het feit dat de voorgenomen verhoging van de AOW-leeftijd een louter politieke kwestie is en daarom geen onderwerp van collectieve onderhandelingen. De AOW-leeftijd is namelijk zozeer verweven met de arbeidsvoorwaardenpositie van de werknemers dat verhoging daarvan onherroepelijk consequenties zal hebben voor de onderhandelingspositie van de bonden met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden. Het is niet altijd duidelijk voor werknemers en vakbonden wanneer ze wel of niet kunnen overgaan tot een staking. Rechtbanken zijn het niet altijd eens en er is een ruime interpretatiemogelijkheid. In de volgende hoofdstukken zal ik verschillende internationale bronnen onder de loep nemen. Voor werknemers en werkgevers is het prettig om een duidelijk beeld te krijgen van de rechten rondom het stakingsrecht. 85 Hof Amsterdam 4 mei 2010, JAR 2010/140. 86 Hof Amsterdam 4 mei 2010, JAR 2010/140. Pagina 31 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 4: STAKINGSRECHT VOLGENS HET ESH Nederland kent geen nationale wet op het gebied van stakingsrecht. Sinds 1986 is duidelijk dat de Hoge Raad het ESH directe werking toekent. In dit hoofdstuk zal ik artikel 6 van het ESH nader toelichten. Het stakingsrecht dat is opgenomen in dit artikel kent haar beperkingen, want ook een fundamenteel recht als staken is geen absoluut recht. Deze beperkingen zijn opgenomen in artikel G ESH. Dat Nederland geen wetgeving op dit gebied heeft, wil niet zeggen dat er geen invloed van de Nederlandse rechters mogelijk is. Aan de hand van diverse jurisprudentie en commentaar van het Europees Comité voor Sociale Rechten zal ik knelpunten aanhalen op het gebied van het recht van de werknemers om te staken. 4.1 ARTIKEL 6 ESH Het ESH is sinds 18 oktober 1961 open voor ondertekening en ratificatie. De lidstaten van de Raad van Europa willen via het Handvest de sociale rechten van de burgers verbeteren.87 Voor de bescherming van de economie en het maatschappelijk belang hebben alle werknemers en werkgevers recht op vrijheid van vereniging.88 Bij vrijheid van vereniging hoort het recht op collectieve onderhandelingen. 89 Artikel 6 gaat daarover: “Teneinde de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen, verbinden de Partijen zich: 1. paritair overleg tussen werknemers en werkgevers te bevorderen; 87 Preambule ESH. 88 Preambule ESH, 5. 89 Preambule ESH, 6. Pagina 32 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht 2. indien nodig en nuttig de totstandkoming van een procedure te bevorderen voor vrijwillige onderhandelingen tussen werkgevers of organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers, met het oog op de bepaling van beloning en arbeidsvoorwaarden door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten; 3. de instelling en toepassing van een doelmatige procedure voor bemiddeling en vrijwillige arbitrage inzake de beslechting van arbeidsgeschillen te bevorderen; en erkennen;” Zonder collectieve actie is het recht op collectief onderhandelen een half recht, om Blanpain aan te halen: “Collective bargaining without the right to strike is collective begging.”90 Dat betekent dat een onderhandeling zonder pressiemiddel net zo zinvol is als bedelen. Als de werknemers geen druk kunnen uitoefenen via een staking, dan zal de werkgever niet eens willen luisteren, omdat de werknemers toch niets kunnen doen. Ze hebben afzonderlijk geen macht. Het recht op collectieve actie, dan wel werkstaking, geeft de werknemer wel een middel. Dit recht is opgenomen in lid 4 van artikel 6: “4. het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.” Hieronder licht ik de elementen uit lid 4 toe. Om te beginnen valt op dat zowel werknemers als werkgevers recht hebben op collectief optreden.91 Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen werknemers en werkgevers. Ook een werkgever kan een pressiemiddel inzetten tegen de werknemers. Een voorbeeld hiervan is een uitsluiting waarbij de werkgever de toegang van de werknemers tot zijn werkplek verbiedt.92 Het is niet de bedoeling om alleen werknemers het recht op collectieve actie te geven. Het kan voorkomen dat juist de werkgever 90 Blanpain 2010, p. 660. 91 Fase, Van Drongelen 2004, p. 83. 92 Jacobs 2010, p. 707. Pagina 33 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht bescherming geniet. Het stakingsrecht is niet gebonden aan een organisatie, ongeorganiseerde werknemers mogen ook staken.93 Ondanks het feit dat artikel 6 lid 2 ESH over de onderhandelingen tussen werkgevers en werknemersorganisaties gaat, geeft artikel 6 lid 4 ESH geen onderscheid tussen een wilde en een georganiseerde staking. Artikel 6 lid 4 geeft het recht op collectief optreden, met inbegrip van het stakingsrecht. Het stakingsrecht is één vorm van collectief optreden (zie paragraaf 1.3). Andere vormen, zoals de stiptheidsactie, zijn ook mogelijk via het ESH, maar zijn niet expliciet genoemd. Bij deze en andere soorten collectieve acties kan de rechter bepalen dat de actie onrechtmatig is. Bij een langzaamaanactie zijn de werknemers namelijk nog wel aan het werken, maar veroorzaken toch schade bij de werkgever. Dit kan effect hebben op de doorbetaling van lonen en andere rechten die de werknemers hebben. Wanneer de werknemers aan het staken zijn, dan hoeft de werkgever de lonen niet door te betalen van de stakende werknemers. In sommige gevallen zelfs niet aan de werknemers die niet mee staken. In geval van een belangengeschil hebben werkgevers en werknemers recht op collectief optreden.94 Een belangengeschil is elk geschil waarbij een gang naar de rechter niet eenvoudig is. Niet elk geschil staat open voor een gang naar de rechter.95 Voor een eenvoudige gang naar de rechter moet er een rechtsgrond geschonden zijn, zoals een wanprestatie artikel 6:74 BW. Voordat een staking mogelijk is moeten eerst alle rechtswegen bewandeld zijn.96 Een belangengeschil is geen rechtsgeschil, maar wat dan wel? Belangengeschillen kunnen via een collectieve onderhandeling besproken 93 Rood 1991, p. 30. 94 De Vries 1992, p. 20 95 Rood 1991, p. 30 96 HR 19 april 1991, NJ 1991, 690, p. 2973. Pagina 34 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht worden. Een belangengeschil onder artikel 6 lid 4 ESH kent een ruime uitleg.97 In het algemeen zijn belangengeschillen alle geschillen die tussen een werkgever en – een deel van – het personeel via collectief onderhandelen kunnen worden opgelost. De Hoge Raad heeft in de zaak tegen McCain Europe BV98 impliciet geoordeeld dat een herstructureringsplan een belangengeschil is volgens het ESH. Geschillen over herstructurering kunnen dus aangemerkt worden als belangengeschillen.99 Er is geen uitspraak waar het begrip expliciet is uitgelegd, maar een belangenschil betreft in ieder geval een arbeidsvoorwaarde en er mag geen procedure in de wet bestaan die tot het beoogde resultaat kan leiden.100 In lid 4 van artikel 6 ESH is de zin “Behoudens verplichtingen van de CAO” opgenomen. Dat gaat over de vredesclausule die vaak is opgenomen in de CAO.101 Het belangengeschil mag niet gaan over het bestaan, de geldigheid, interpretatie of de schending van de CAO.102 Een CAO is bedoeld als overeenkomst om de vrede te bewaren tussen partijen.103 Vakbonden en werknemers behoren niet te staken als er een CAO is afgesloten met de werkgever. Als er een staking volgt dan is de actie in beginsel in strijd met artikel 6 lid 4 ESH en onrechtmatig. Er kunnen omstandigheden voorkomen dat een staking alsnog rechtmatig is, ondanks de vredesclausule. Dat kan voorkomen wanneer het onderdeel waarover het belangengeschil gaat niet is opgenomen in de CAO. Het kan ook voorkomen dat door een reorganisatie of nieuwe onderhandelingen, de kern van de CAO wijzigt. Bij een dergelijke wijziging zal de vredesclausule niet meer voor een verbod op collectieve actie zorgen. 97 Rb. Arnhem, 25 augustus 2004, 102132/HA ZA 03-1175. 98 HR 28 januari 1000, JAR 2000/63 99 Pres. Rb. Amsterdam 26 augustus 1998, JAR 1998/195. 100 Mollema 2006, 18. 101 Rood 1991, p. 31. 102 Rb. Arnhem, 25 augustus 2004, 102132/HA ZA 03-1175. 103 Jacobs 2013, p. 223. Pagina 35 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht De redenering van het Europese Comité voor Sociale Rechten is dat elke onderhandeling tussen werknemers(verenigingen) en werkgevers(verenigingen) valt onder de betekenis van de collectieve onderhandelingen van artikel 6 ESH. De onderhandelingen moeten overeenstemmende belangen betreffen en beide partijen moeten als doel hebben het oplossen van de problemen.104 Verder zijn er geen beperkingen aan het soort onderhandelingen volgens het Europees Comité. De collectieve acties, waaronder stakingen, beïnvloeden het belangengeschil tussen beide partijen. Een staking is een actie die de werknemer een sterkere onderhandelingspositie geeft waardoor de onderhandeling gelijkwaardiger wordt.105 Een staking is net als een oorlog. Geen van beide partijen zal met plezier aan een staking deelnemen. De mogelijkheid voor de werknemers om een collectieve actie te initiëren geeft een voordeel bij de onderhandelingen. Zonder dit recht heeft de werkgever geen druk bij de onderhandelingen en zou continu voor de meest gunstige uitkomst kiezen. Ondanks het belang van werkstakingen zijn er regels en beperkingen in het Handvest opgenomen. 4.2 ARTIKEL G ESH In het ESH is een extra artikel opgenomen wat specifiek de beperkingen van diverse artikelen geeft. Artikel G ESH geeft ook de beperking aan van artikel 6 en luidt als volgt: “1. Wanneer de in deel I genoemde rechten en beginselen en de in deel II geregelde doeltreffende uitoefening en toepassing hiervan zijn verwezenlijkt, kunnen zij buiten de in deel I en deel II vermelde gevallen generlei beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van 104 105 Concl. IV, 50. Rood 1991, p. 30. Pagina 36 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden. 2. De krachtens dit Handvest geoorloofde beperkingen op de daarin vermelde rechten en verplichtingen kunnen uitsluitend worden toegepast voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.” Uit dit artikel valt op te maken dat artikel 6 ESH zelf nauwelijks beperkingen kent, alleen bij nationale wet voorgeschreven en wat in een democratische samenleving noodzakelijk is voor de bescherming van rechten en vrijheid van derden, volksgezondheid, openbare orde en nationale veiligheid. Dit zijn limitatief opgesomde uitzonderingen die het stakingsrecht een gelimiteerde beperking oplegt. Er is wel ruimte voor de lidstaten om het stakingsrecht zelf te reguleren door de toevoeging van “… bij de wet zijn voorgeschreven”.106 Het recht op collectieve actie is een grondrecht wat na ratificatie niet enger opgevat mag worden.107 De lidstaten zijn vrij om zelf wetgeving over het stakingsrecht op te nemen, de rechten van de werknemers mogen niet beperkt worden. De vrijheid die in artikel G is opgenomen is bedoeld om de lidstaten de mogelijkheid te bieden extra bescherming voor de werknemers op te nemen in de nationale wet. Een beperking op grond van maatschappelijke noodzaak – “wat in de democratische samenleving noodzakelijk is voor de bescherming van …” behoort ook met terughoudendheid getoetst te worden. Er moet een afweging gemaakt worden of de bescherming van de maatschappij/samenleving evenredig is aan de beperking van het stakingsrecht. Naast deze afweging moet er een voldoende en relevante grond zijn voor de beperking van het stakingsrecht.108 Recht op collectieve actie is namelijk een grondrecht en mag niet zomaar beperkt worden. 106 Betten 1985, p. 191. 107 Rood 1991, p. 34. 108 De Meyer 2012, p. 59. Pagina 37 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Wanneer er geen nationale wetgeving is, is aanvulling van het stakingsrecht via de rechtspraak mogelijk.109 De rechtspraak moet dan wel voor een ieder duidelijk en kenbaar zijn. Men wordt geacht de wet te kennen, maar moet zeker de mogelijkheid hebben om deze te leren kennen. De uitspraken moeten openbaar zijn en gepubliceerd worden zodat iedereen eenvoudig toegang heeft tot de uitspraken. De gemiddelde burger heeft geen kennis genomen van de rechtspraak op het gebied van stakingsrecht. Het is niet eenvoudig voor de burgers om hun rechten op het gebied van stakingsrecht aan de hand van de jurisprudentie te weten. Vaak worden stakingen via werknemersverenigingen geïnitieerd. Men mag verwachten dat de verenigingen wel kennis hebben genomen van de rechtspraak. Bij de rechtspraak is het aan de rechtelijke macht om met hoge zorgvuldigheid en terughoudendheid te toetsen. De rechters hebben de mogelijkheid om Internationale bepalingen te interpreteren en indien nodig aan te vullen zonder het fundamentele recht op staken te beperken.110 109 Rood 1991, p. 34. 110 De Meyer 2012, p. 57. Pagina 38 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 5: STAKINGSRECHT EN HET VWEU Nederland kent haar invloed op het stakingsrecht vooral via artikel 6 lid 4 ESH. Niet alleen het Europees Sociaal Handvest heeft regels met betrekking tot het stakingsrecht. In dit hoofdstuk zal het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU, voorheen EG-Verdrag) centraal staan. Het VwEU legt de nadruk op de sociale bescherming. In tegenstelling tot het ESH kent het VwEU wel rechtspraak en met name de Finse zaak Viking en de Letse zaak Laval zijn van belang voor het stakingsrecht. Deze 2 arresten komen in dit hoofdstuk uitgebreid aan bod. De impact van beide zaken is groot geweest. 5.1 MEDEDINGINGSRECHT Voordat ik de Viking en Laval arresten bespreek vraagt het mededingingsrecht de nodige aandacht. Het waarborgen van het Mededingingsrecht is in het VwEU opgenomen. Artikel 101 van het VwEU (voorheen 81 EG-Verdrag) gaat over regels met betrekking tot de mededinging. De vrijheid van mededinging en onderhandeling staat centraal. Artikel 101 VwEU: 1. Onverenigbaar met de interne markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst […]. 2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig. 3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing worden verklaard […]. Pagina 39 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Dit artikel geeft een verbod op de overeenkomsten met als strekking de mededinging te beperken.111 Na aanleiding van het VwEU is het verbod om de mededinging te beperken ook te vinden in artikel 6 Mededingingswet: “Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst.” Zo wordt misbruik van een economische machtspositie beperkt.112 Door bepaalde onderhandelingen en overeenkomsten te verbieden die bedoeld zijn om invloed uit te oefenen, kan de concurrentiepositie van andere partijen gelijk blijven. Via onderhandelingen zouden afspraken gemaakt kunnen worden die de concurrenten verzwakken. Een verbod geldt niet wanneer deze overeenkomst bijdraagt “(…) tot verbetering van de productie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang.” (artikel 6 lid 3 Mw.) De doelstelling van het VwEU is om de ontwikkeling van de economische activiteiten binnen de EU te bevorderen.113 Bij een harmonische, evenwichtige en duurzame ontwikkeling is geen plaats voor overeenkomsten die de machtsverhouding van een partij versterkt ten opzichte van andere partijen. Het VwEU staat voor een hoog niveau van sociale bescherming.114 In de EU staat collectiviteit en het mededingingsrecht centraal.115 111 Van Lierop 2007, p. 35. 112 Korsten 2008, p. 5. 113 Van Drongelen 2009, p.110. 114 Van Drongelen 2009, p.110. 115 Sprengers 2014, p. 322. Pagina 40 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht De relatie tussen de collectieve arbeidsvoorwaarden en het mededingingsrecht is te vinden in het Albany-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.116 Albany International is aangesloten bij een collectieve arbeidsovereenkomst waar een bepaling in is opgenomen waar de werknemers het niet mee eens zijn. Deze bepaling gaat over het pensioenfonds van de werknemers, waardoor de werknemers verplicht zijn om deel te nemen aan het pensioenfonds. De vraag is dan ook of de verplichting tot deelname aan dit fonds in strijd is met artikel 101 VwEU. Artikel 101 VwEU is niet van toepassing wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst naar haar aard en doel rechtvaardigt dat deze buiten de reikwijdte van het artikel valt.117 De overeenkomst valt naar haar aard buiten de reikwijdte wanneer het gaat om een collectieve onderhandeling. In de Albany zaak is er sprake van een collectieve overeenkomst waar een collectieve onderhandeling aan vooraf gaat. Aan dit vereiste is voldaan. De overeenkomst moet ook gericht zijn om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Het pensioensfonds, waar de werknemers verplicht aan moeten deelnemen, is ter begunstiging van het pensioen van de werknemers. Aan beide voorwaarden is voldaan waardoor het Hof van Justitie stelt dat de verplichte deelname aan het pensioensfonds buiten artikel 101 VwEU valt en rechtvaardig is. De werknemers hebben namelijk baat bij de voorwaarden en er is ruimte voor onderhandelingen tussen beide partijen. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit een beperkte uitleg gegeven aan de mogelijkheid om een overeenkomst buiten de reikwijdte van artikel 101 VwEU te laten vallen. Een collectieve arbeidsovereenkomst valt alleen buiten de reikwijdte wanneer deze over de sociale bescherming van werknemers gaat.118 Het Hof van Justitie stelt dat deze uitleg te beperkt is. In de zaak Van der Woude119 wordt duidelijk dat wanneer een onderhandeling aangaande de overeenkomst bijdraagt aan verbeteringen voor werknemers, deze onderhandeling ook niet onder artikel 101 VwEU valt. In 116 HvJ EG 21 september 1999, nr. C-67/96. 117 Van Drongelen 2009, p. 111. 118 Van Drongelen 2009, p. 111. 119 HvJ EG 21 september 2000, nr. C-222/98. Pagina 41 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht de zaak Van der Woude gaat het om ziektekosten die bijdragen aan de verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Het Hof van Justitie heeft voor ogen om de contractsvrijheid in acht te houden. Andere onderhandelingen, niet alleen over sociale bescherming, kunnen ook naar aard en doel buiten de reikwijdte van artikel 101 VwEU vallen. De uitspraak Albany is het uitgangspunt voor de beoordeling van de collectieve arbeidsovereenkomsten, maar deze mogen niet te beperkt ingevuld worden. Dat niet elke collectieve overeenkomst buiten de reikwijdte van artikel 101 VwEU valt blijkt uit de Pavlov zaak van het Hof van Justitie.120 Hier is ook een verplichting opgenomen om deel te nemen aan een pensioenregeling, net als in de Albany zaak. Naar de aard zal de onderhandeling ook buiten artikel 101 VwEU vallen. Deze pensioenregeling is een beroepspensioenregeling waardoor het doel niet voldoet aan de eisen zoals in de arresten Albany en Van der Woude. Het doel is om de werknemers te begunstigen, niet om afspraken tussen beroepsgroepen onderling te begunstigen. Bij deze uitspraak is er wel een beroep op artikel 101 VwEU mogelijk.121 5.2 EVENREDIGHEIDSTOETS Het Hof van Justitie heeft in enkele uitspraken over stakingen de nadruk van het mededingingsrecht naar de achtergrond gebracht door het recht op staken tegenover andere fundamentele rechten te zetten en daartussen een afweging te maken. Het Hof van Justitie heeft het recht op vrij verkeer tegenover de vrijheid van vergaderen gezet. De zaak Schmidberger is een zaak waarin de Brennerpas wordt geblokkeerd als een protest tegen vervuiling en ecologische schade.122 120 HvJ EG 12 september 2000, nr. C-180/98. 121 Van Drongelen 2009, p. 114. 122 HvJEG 12 juni 2003, zaak C-112/00. Pagina 42 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Hier is geen sprake van een werkstaking, maar het laat het Hof van Justitie wel een afweging maken tussen het belemmeren van het vrije verkeer en de vrijheid van vergadering. Deze afweging is een zogenoemde evenredigheidstoets. Het Hof van Justitie vindt na afweging de belemmering van het vrije verkeer een noodzakelijke consequentie voor het behoud van de vrijheid van vergaderen.123 De uitspraak Schmidberger geeft de noodzakelijke afweging die het Hof van Justitie moet maken. Wanneer het stakingsrecht tegenover andere fundamentele rechten staat, zoals vrijheid van verkeer en vrijheid van vergaderen, dan kunnen deze rechten botsen. De volgende uitspraken gaan over het botsen van verschillende fundamentele rechten. 5.3 VIKING Viking is een Finse vennootschap die 7 schepen exploiteert. Een van die schepen is de Rosella die tussen Tallinn (Estland) en Helsinki (Finland) als ferry vaart. Om kosten te besparen richt Viking een dochteronderneming in Estland op, om vervolgens de Rosella om te laten vlaggen. Het is de bedoeling om de Rosella onder Estse vlag te laten varen in plaats van Finse. Op die manier kan Viking de goedkopere Estse CAO handhaven waar ook een lager loon voor de werknemers bij hoort.124 De Finse vakbonden van transportarbeiders en de Internationale vakbond van transportarbeiders verzetten zich samen tegen het omvlaggen van de Rosella en tegen de bedoeling van Viking om een Estse crew aan te nemen die onder de goedkopere Estse CAO vallen. De vakbonden kondigen een staking aan waarna een maand later een poging tot bemiddeling komt. Het resultaat van de bemiddeling laat te wensen over en de bonden gaan staken.125 Viking gaat naar de High Court of Justice om de staking te beëindigen wegens het in strijd zijn met artikel 49 VwEU, vrijheid van vestiging: 123 De Meyer 2012, p. 104. 124 Van Hoek 2008, p. 191. 125 HvJ EG 11 december 2007 C-438/05. Pagina 43 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht “In het kader van de volgende bepalingen zijn beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat verboden. Dit verbod heeft eveneens betrekking op beperkingen betreffende de oprichting van agentschappen, filialen of dochterondernemingen door de onderdanen van een lidstaat die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd. De vrijheid van vestiging omvat, behoudens de bepalingen van het hoofdstuk betreffende het kapitaal, de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan alsmede de oprichting en het beheer van ondernemingen, en met name van vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 54, overeenkomstig de bepalingen welke door de wetgeving van het land van vestiging voor de eigen onderdanen zijn vastgesteld..” Naast het mogelijk in strijd zijn met artikel 49 VwEU, zou er ook een onwettige beperking van het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten zijn.126 De High Court of Justice stelt Viking in het gelijk.127 De vakbonden gaan in hoger beroep waarop de Court of Appeal prejudiciële vragen stelt aan het Europese Hof. Daarmee vraagt de nationale rechter uitleg aan de internationale rechtbank over de uitleg van het VwEU. Er zijn diverse prejudiciële vragen gesteld. De vraag die van belang is voor het stakingsrecht gaat over de collectieve acties. Is Albany van toepassing, of valt het omvlaggen van de boot voor het creëren van goedkopere arbeid wel binnen de werkingssfeer van artikel 49 VwEU? Deze vraag is ontkennend beantwoord. Het Hof van Justitie erkent beide fundamentele rechten – vrijheid van vestiging en stakingsrecht – maar laat de werking van artikel 49 VwEU niet buiten werking. Een beperking van de vrijheid van vestiging is mogelijk, alleen voor zover noodzakelijk kan worden geacht voor de bescherming van het stakingsrecht. 126 Hartkamp 2009, p. 22. 127 Van Pepijpe 2008, p. 175. Pagina 44 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht In Finland is een staking onrechtmatig wanneer deze in strijd is met de goede zeden, het nationaal recht of het gemeenschapsrecht. Viking heeft recht op vrijheid van vestiging en vakbonden hebben het recht op collectieve acties. Het toestaan van een staking van de vakbonden beperkt de vrijheid van vestiging van Viking. Hierdoor ontstaat een conflict tussen de twee fundamentele rechten, vrijheid van vestiging en sociaal recht op collectieve actie (stakingsrecht). Het Hof van Justitie heeft de beredenering van de uitspraak Schmidberger meegenomen in de overweging. Er moet een evenredigheidstoets komen bij de beoordeling van de rechten. De bescherming van werknemers is het doel van de collectieve actie, dit belang kan het beperken van een fundamentele vrijheid rechtvaardigen. Het VwEU heeft het doel om de sociale bescherming en de economie te behartigen. Het is aan de nationale rechters om de feiten te toetsen. Hierbij behoort hij de rechten van het vrije verkeer en de verbetering van de arbeidsomstandigheden af te wegen. De zaak wordt terugverwezen naar de nationale rechter, maar geeft wel de volgende onderzoeksvragen mee: “Zijn de arbeidsplekken daadwerkelijk in gevaar? Is de staking een rechtmatige actie voor het bereiken van het doel? Is deze actie noodzakelijk?”128 Het Hof van Justitie stelt gerichte onderzoeksvragen waardoor de nationale rechter een juiste evenredigheidstoets kan maken. Staken mag waardoor in principe de vrijheid van vestiging van de werkgever beperkt kan worden. Door het omvlaggen van de schepen zijn de werkomstandigheden van de arbeiders aangetast waardoor de arbeidsvoorwaarden verslechteren. Werknemers hebben het recht om zich te verzetten wanneer na collectieve onderhandelingen met de werkgever geen overeenkomst mogelijk is. Het Hof van Justitie heeft in de uitspraak Viking vastgesteld dat het VwEU de sociale rechten beschermt. Door beperkingen op het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal toe te staan, kunnen de sociale rechten verbeterd worden. Het is niet de bedoeling om het vrij 128 De Meyer 2012, p. 108. Pagina 45 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht verkeer zomaar te beperken. Het VwEU staat voor een harmonisatie tussen werkgelegenheid en sociale bescherming. Wanneer twee fundamentele rechten botsen behoort de rechter een goede afweging te maken middels het stellen van de juiste vragen en deze op hun waarde te toetsen. 5.4 LAVAL Laval is een Letse vennootschap die 35 werknemers in Zweden ter beschikking stelt voor de uitvoering van werkzaamheden voor haar Zweedse dochtermaatschappij. De Zweedse vakbonden verlangen dat de werknemers onder Zweedse CAO gaan werken, Laval weigert dit.129 Als reactie hierop organiseren de vakbonden een blokkade van het bouwterrein van Laval. Dit leidt tot een boycot en later het faillissement van Laval.130 In Laval gaat het om collectieve arbeidsvoorwaarden. In beginsel is het niet mogelijk om collectieve acties te voeren wanneer er collectieve arbeidsovereenkomsten zijn afgesproken. Dit is wel mogelijk wanneer de sociale partners geen CAO met elkaar hebben afgesloten. Bij deze staking staan ook twee fundamentele rechten tegenover elkaar. Het recht op collectieve actie bij belangengeschillen tegenover het recht op vrijheid van dienstverrichting van de werkgever.131 Het Hof van Justitie erkent het stakingsrecht als een grondrecht, maar geeft ook aan dat er beperkingen mogelijk zijn. Voor een goede afweging van de rechten moet er een evenredigheidstoets komen. Het Hof van Justitie benadrukt het belang van het streven naar het vrij verrichten van diensten. Dit fundamenteel recht mag alleen beperkt worden indien de beperking een met het VwEU verenigbaar legitiem doel nastreeft.132 De 129 Van Hoek 2008, p. 193. 130 HvJ EG 18 dec 2007 C- 341/05. 131 Hoebeeck 2009, p. 8. 132 Van Peijpe 2008, p. 175. Pagina 46 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht rechtvaardigheid is te vinden in het algemeen belang. De beperkingen hiervan mogen niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om het doel te bereiken. In Laval hebben de vakorganisaties het doel de werknemers uit Letland niet toe te laten op de werkvloer wanneer ze niet onder hun CAO werken. Zweedse werknemers ondervinden een nadeel wanneer goedkopere werknemers de klussen overnemen. De staking is onrechtmatig. Een vakbond kan geen eisen stellen met als doel het vrij verkeer van diensten aan banden te leggen. 5.5 DE SOCIALE RECHTEN VS DE INTERNE MARKT In de zaken Viking en Laval is een afweging gemaakt tussen de sociale rechten en de interne markt. Doordat er steeds fundamentele rechten tegenover elkaar staan, moeten de rechters een juiste afweging maken. Bij Laval heeft het Hof van Justitie ten gunste van de interne markt gesproken. De staking heeft als doel het belemmeren van het vrijverkeer. Niet het nastreven van betere arbeidsomstandigheden. In de zaak Rüffert133 worden Poolse werknemers door de aannemer onderbetaald. Polen kent geen wettelijk minimumloon, dus moet de aannemer zorgen dat het salaris conform de CAO is. De aannemer heeft in Duitsland een opdracht aangenomen waarna de Duitse hoofdaannemer erachter komt dat de Polen onderbetaald worden.134 De vraag die hier speelt: “Is er sprake van een niet-gerechtvaardigde beperking van het vrij verrichten van diensten in de zin van het VwEU, wanneer de aanbestedende dienst bij wet wordt verplicht om opdrachten voor bouwwerken enkel te gunnen aan ondernemingen die zich bij inschrijving schriftelijk ertoe verbinden hun werknemers bij de uitvoering van deze werken minstens het loon te betalen dat op de plaats van uitvoering bij collectieve arbeidsovereenkomst is vastgesteld?” Met andere woorden, is het strijdig met het recht op vrij verkeer van diensten wanneer de ondernemers gebonden zijn aan de CAO van de vestigingsplaats? Dat betekent dat de 133 HvJ EG 3 april 2008, nr. C-346/06. 134 Prechal & De Vries, Viking/Laval en de grondslagen van het internemarktrecht, 2008/11. Pagina 47 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht aannemer van de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd de loonnorm bepaald. Het Hof van Justitie heeft in de zaak Rüffert de nodige afwegingen gemaakt. Ten eerste moet er gekeken worden of er sprake is van een CAO die algemeen verbindend is. Dat wil zeggen dat de CAO geldt voor de gehele bedrijfstak en dat elke ondernemer die onder deze bedrijfstak valt gebonden is aan deze CAO. Ten tweede bepaalt de lidstaat die arbeiders ontvangt het loonpeil. Hierdoor ontstaat er een afhankelijkheid van andere lidstaten.135 Naast de ongewenste afhankelijkheid, is een lidstaat niet bevoegd om een loonpeil als arbeidsvoorwaarde op te leggen. De eis dat alleen een onderneming de klus mag uitvoeren wanneer hij zich aan de CAO houdt, is in strijd met het fundamentele recht van vrijheid van diensten. Er wordt dan ten onrechte een economische last opgelegd aan andere lidstaten. Voor het begunstigen van de sociale rechten is het opleggen van beperkingen aan andere lidstaten niet toegestaan. De uitspraken Laval en Viking hebben niet alleen invloed op het stakingsrecht, maar ook bij andere zaken die een afweging tussen de sociale rechten en de interne markt maken. Volgens werkgevers hebben Viking en Laval geen grote veranderingen tussen het vrij verkeer en het stakingsrecht veroorzaakt. De Europese vakvereniging (ETUC) denkt hier anders over. Deze uitspraken zouden de economische vrijheid voorrang geven op het stakingsrecht.136 In Viking en Laval kijkt het Hof van Justitie steeds naar het doel van de werknemersbescherming en of de belemmering van het vrij verkeer (of een ander fundamenteel recht) te rechtvaardigen is vanuit deze bescherming. In plaats van kijken naar gelijke rechten maakt het Hof van Justitie een afweging of de beperking van het ene recht te rechtvaardigen is vanuit de doelstelling van 135 HvJ EG 3 april 2008, nr. C-346/06 RO 33. 136 Sprengers 2014, p. 320. Pagina 48 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht het beschermen van de werknemers.137 In Viking veroorzaakt het omvlaggen van Rosella een negatief gevolg. De Finse werknemers kunnen uiteindelijk hun baan verliezen wanneer de werkgever Estse werknemers in dienst neemt voor lagere lonen. Het staken is na afweging een rechtmatige actie. Bij Laval is het doel om Letse werknemers niet toe te laten op Zweedse arbeidsplaatsen wanneer dit niet volgens Letse CAO gebeurt. Het belemmeren van het vrij verkeer door middel van de blokkade is een onrechtmatige actie wanneer het doel is om werknemers van andere lidstaten niet toe te laten.138 Het recht op vrij verkeer moet afgewogen worden tegen de doelen van de sociale politiek, dat heeft het Hof van Justitie laten zien naar aanleiding van Viking en Laval.139 Wanneer een collectieve actie aan de orde is, zal de rechter een evenredigheidstoets uitvoeren. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een staking zijn diverse vragen van belang. Bij de zaak Viking is naar voren gekomen dat een staking een geschikte actie moet zijn en zal de noodzaak van de actie bekeken worden. Bij Laval en later bevestigd bij Rüffert staat een afweging tussen de sociale rechten en de interne markt voorop. Het gevaar hiervan kan zijn dat er vaker afwegingen gemaakt zullen worden tussen het doel van de stakingsactie en aangewende middelen.140 Het Hof van Justitie had ook de redenering van de uitspraak Albany kunnen gebruiken waar de CAO buiten de toepassingssfeer van de verdragsrechtelijke mededinging valt. Het Hof heeft geen immuniteit toegekend aan de collectieve acties waardoor ook de collectieve onderhandelingen kracht verliezen. Collectieve acties en collectieve onderhandelingen zijn namelijk verbonden.141 De afname van kracht heeft vooral tot gevolg dat de partij aan de kant van de werknemers weinig te zeggen heeft bij de collectieve onderhandelingen. Toch kiest het Hof 137 Sprengers 2014, p. 324. 138 Hartkamp 2009, p. 9. 139 De Meyer 2012, p. 115. 140 De Meyer 2012, p. 116. 141 De Meyer 2012, p. 124. Pagina 49 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht van Justitie voor een evenredigheidstoets en weegt de sociale rechten en de interne markt tegen elkaar af. Aan de hand van het doel van de sociale actie kan beoordeeld worden of een beperking op vrijheid van vestiging, vrijverkeer van diensten of andere fundamentele rechten noodzakelijk is. Pagina 50 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 6: EVRM EN HET STAKINGSRECHT Naast het Europees Sociaal Handvest (ESH) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU) is het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van invloed op het stakingsrecht. In dit hoofdstuk zal ik de invloed van diverse internationale bronnen op het EVRM bespreken. Dankzij het ESH is de invloed van artikel 11 EVRM drastisch veranderd, maar ook andere bronnen hebben de denkwijze van het Europese Hof van de rechten van de Mens (EHRM) gewijzigd. 6.1 ARTIKEL 11 EVRM In artikel 11 EVRM is de vrijheid van vergadering en vereniging opgenomen. De geschiedenis van het Europese recht toont aan dat de link tussen collectief onderhandelen en staking niet altijd bestond zoals we die nu kennen. In 1970 bepleit het EHRM dat het stakingsrecht geen verlengstuk van collectief onderhandelen is.142 In het arrest Schmidt and Dahlstrom143 van 1976 besluit het EHRM om deze rechten niet samen te voegen. Stakingsrecht zou niet onder de reikwijdte van artikel 11 vallen. “Artikel 11. Vrijheid van vergadering en vereniging 1.Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen. 2.De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door 142 Jacobs 2010, p. 662. 143 EHRM 6 februari 1976 Schmidt and Dahlstrom. Pagina 51 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.” De tekst van artikel 11 slaat voornamelijk op de vrijheid van vergadering en vereniging en de oprichting van een vakvereniging. Een ieder heeft recht op vergadering en vereniging. Artikel 6 lid 4 jo G ESH gaat over het recht op collectief onderhandelen. De beperkingen, zoals in artikel 11 lid 2 EVRM is opgenomen, lijken wel op de beperkingen van artikel G ESH. De doelstelling van beide internationale bronnen is verschillend. Het EVRM gaat over individuele vrijheidsrechten terwijl het ESH sociaal gekwalificeerde grondrechten behartigt.144 Toch zijn de opgenomen beperkingen niet heel verschillend. Zo kent artikel 11 lid 2 EVRM een mogelijke beperking van het verenigingsrecht wanneer de nationale veiligheid in gevaar kan komen.145 Deze mogelijkheid is opgenomen om in extreme gevallen een staking te beperken of te stoppen. Denk aan tijden van oorlog of wanneer spionage noodzakelijk wordt. Artikel G ESH geeft ook de mogelijkheid om een staking te beperken wanneer deze de nationale veiligheid in gevaar brengt. Wanneer de openbare orde in gevaar komt wordt dit vaak in combinatie met de nationale veiligheid geschetst. Openbare orde is ruimer, denk aan een plakverbod, vergunningen verlenen voor standplaatsen en andere noodzakelijke beperkingen om de openbare orde te bewaren.146 Een beperking bij stakingen wegens openbare orde is mogelijk wanneer de staking overlast veroorzaakt voor de maatschappij. Andere beperkingen die in artikel 11 lid 2 EVRM zijn opgenomen gaan over de volksgezondheid, goede zeden en vrijheiden en rechten van derden. Dat een 144 Tilstra 1994, p. 224. 145 Tilstra 1994, p. 233. 146 Tilstra 1994, p. 234. Pagina 52 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht staking de volksgezondheid in gevaar kan brengen is te zien in het arrest uit de zorg (zie paragraaf 3.4).147 De rechter wil het risico niet nemen dat patiënten onherstelbare schade oplopen. 6.2 BEPERKTE RECHTEN AAN DE HAND VAN ARTIKEL 11 EVRM Sinds 1976 blijkt dat het EHRM er geen heil in ziet om het stakingsrecht toe te kennen aan vakverenigingen. Het recht dat het EHRM uit het EVRM haalt, is het recht voor vakverenigingen om gehoord te worden door de werkgever.148 Recht om toegelaten te worden bij onderhandelingen is niet inbegrepen. Dat de vakverenigingen het recht hebben om te staken is uitgesloten. Er zijn weinig mogelijkheden voor de vakverenigingen om daadwerkelijk actie te ondernemen voor de bescherming van de leden.149 De gedachtegang van het EHRM wijzigt vanaf 2002. In 2002 heeft het EHRM voor het eerst het stakingsrecht voorzichtig onder de reikwijdte van artikel 11 EVRM gebracht.150 De uitspraak Unison vs. Verenigd Koninkrijk gaat over onderhandelingen bij het gedeeltelijk privatiseren van een ziekenhuis.151 UCLH (University College Hospital in Londen) gaat met de werknemers onderhandelen. Door de privatisering zouden veel werknemers over moeten naar de overnemende organisatie. Bij een overgang willen de arbeiders gelijke rechten en bescherming genieten als wanneer ze in dienst van UCLH zouden blijven. UCLH weigert deze zekerheid te geven waardoor een staking wordt uitgeroepen. De High Court acht deze staking onrechtmatig, omdat het belangengeschil om toekomstige belangen gaat. 147 Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210. 148 EHRM, National Union of Belgian Police v. Belgium, arrest van 27 oktober 1975, Publ. Hof, Serie A, Vol. 19. 149 Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2346. 150 Sprengers 2014, p. 342. 151 EHRM 10 januari 2002, 53574/99. Pagina 53 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Het EHRM heeft zich over deze zaak gebogen en ontleent meer rechten aan artikel 11 EVRM. Dit artikel is bedoeld om vakverenigingen de mogelijkheid te geven hun leden te beschermen. Zie het als een middel om de collectieve onderhandelingsrechten te waarborgen. Er is geen verplichting opgenomen voor werkgevers om deel te nemen aan de collectieve onderhandelingen.152 Een duidelijk recht op staken is ook niet opgenomen in het artikel. Toch is staken een middel om de belangen van de werknemers te behartigen. Het EHRM overweegt daarnaast ook de rechten van anderen. De economische belangen van de UCLH worden meegenomen in de afweging van het rechtmatig verklaren van een staking.153 In casu besluit het EHRM dat er toch geen sprake is van een rechtmatige staking. Dat zou wel het geval zijn wanneer UCLH al actie had genomen om werknemers te ontslaan. Naar aanleiding van bovenstaande uitspraak heeft het EHRM meer rechten toegekend aan de vakverenigingen. Via de bescherming die artikel 11 EVRM geeft mag een staking ingezet worden om de belangen van leden en werknemers te beschermen. De lidstaten behouden een ruime beoordelingsvrijheid bij het toewijzen van deze rechten. 6.3 EVRM EN HET RECHT OP WERKSTAKING In 2008 trekt het EHRM één lijn met andere internationale controleorganen. Na de uitspraak Demir & Baykara vs. Turkije is duidelijk dat bij de interpretatie van het EVRM ook andere internationale mensenrechteninstrumenten betrokken zijn.154 Demir en Baykara zijn lid en president van een vakvereniging. De vakvereniging heeft een CAO afgesloten voor 2 jaar.155 De werkgever verzuimt 152 Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2346. 153 Sprengers 2014, p. 342. 154 Professor Universita Statele di Milano, Legal World.be. 155 Van Drongelen & A. Jacobs 2009, p. 2346. Pagina 54 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht aan de bepalingen van de CAO te voldoen. In deze zaak staat het recht op collectief onderhandelen centraal.156 Na Demir & Baykara vs. Turkije is het recht op collectief onderhandelen onderstreept. Het EHRM geeft duidelijk aan dat ook andere internationale bronnen van belang zijn in de beoordeling van de rechten van werknemers en werkgevers. Het ESH en VwEU geven beide een ruim recht op collectief onderhandelen. In deze bronnen is het stakingsrecht expliciet genoemd als drukmiddel bij collectieve onderhandelingen. Door de erkenning van het collectief onderhandelen in deze bronnen, wijkt het EVRM ook meer uit na deze rechten.157 Nu is ook via het EVRM een direct beroep mogelijk op recht op collectief onderhandelen. Een belangrijke stap in het stakingsrecht. De bescherming is naar aanleiding van Enerji Yapi-Yol Sen vs. Turkije nog verder uitgebreid. Het stakingsrecht kent sinds 2009 zelf bescherming onder artikel 11 EVRM.158 Enerji is een vakvereniging die een 1-dagsstaking organiseert om sterker in de collectieve onderhandelingen te staan. Naar aanleiding van het ESH kent het stakingsrecht enkel in extreme gevallen een beperking. Toch kreeg Enerji een sanctie opgelegd.159 Net als bij het ESH kent het EVRM ook geen absoluut recht aan het stakingsrecht toe. De staking van Enerji Yapi-Yol Sen wordt gehouden door ambtenaren. Naar de aard van de functie van ambtenaren, acht Turkije de staking onrechtmatig. Uit de toelichting van het Europees Comité voor Sociale Rechten is een staking van ambtenaren wel mogelijk wanneer dit een uiterst redmiddel is.160 Ambtenaren hebben weldegelijk rechten om een staking te gebruiken als 156 EHRM 12 november 2008, 34503/97. 157 Sprengers 2014, p. 343. 158 Sprengers 2014, p. 344. 159 EHRM 21 april 2009, 68959/01. 160 MvA I, R533. Pagina 55 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht pressiemiddel. Het EHRM mag zich niet alleen op het EVRM baseren, andere internationale bronnen moeten ook meegenomen worden bij de interpretatie en beoordeling van conflicten. Turkije acht de staking per definitie onrechtmatig en beperkt deze. Het EHRM heeft beslist dat het beperken van deze staking onrechtmatig is.161 6.4 INTERPRETATIE VAN HET EVRM In het begin is het EHRM stellig over het toewijzen van stakingsrecht aan de hand van het EVRM. De tekst geeft dan ook geen duidelijke rechten. Alleen de vrijheid van vergadering en vereniging is expliciet aangegeven. Artikel 11 EVRM begint daarom als een zuiver vrijheidsrecht voor vergadering en vereniging. Er is geen verplichting voor werkgevers om naar de vakverenigingen te luisteren. Werknemers krijgen wel het recht op collectieve onderhandelingen, toelating tot een overleg en het oprichten van collectieve arbeidsovereenkomsten, maar er is geen garantie dat de onderhandelingen leiden tot een collectieve arbeidsovereenkomst.162 Nadat het ESH en het VwEU wel duidelijk de rechten voor collectief onderhandelen geven verandert het standpunt van het EHRM.163 Niet alleen het ESH en VwEU geven deze rechten, er zijn meerdere verdragen opgericht voor de bescherming van de rechten van de werknemers. Zo is op 9 juli 1948 IAOverdrag nr. 87 opgericht betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht.164 In artikel 2 van dit verdrag is het recht voor werknemers en werkgevers opgenomen om organisaties op te richten. 1 jaar later, op 1 juli 1949, is IAO-verdrag nr. 98 opgericht betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen. In dit verdrag zijn de rechten van 161 Van Drongelen & A. Jacobs 2009, p. 2348. 162 Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2346. 163 Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2348. 164 Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2345. Pagina 56 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht werknemers en werkgevers opgenomen ter bescherming tegen inmenging. Het recht om te organiseren wordt ook via dit verdrag gewaarborgd. Doordat diverse internationale bronnen de vrijheid van collectief onderhandelen waarborgen kan het EHRM niet anders dan dit recht accepteren. Artikel 11 EVRM is daarom ruimer uitgelegd dan voorheen. Het begint met de erkenning van de vrijheid van collectief onderhandelen voor de werknemers en werkgevers. Later heeft het EHRM het stakingsrecht zelf erkend als een recht.165 165 Sprengers 2014, p. 343. Pagina 57 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht HOOFDSTUK 7: CONCLUSIE Werkgevers en werknemers verschillen van mening over de nut van het stakingsrecht. Waar werkgevers juist de lasten dragen van de acties ondervinden werknemers een zekere mate van bescherming tijdens onderhandelingen. Een werkstaking is wel van deze tijd. Ondanks de relatief goede arbeidsomstandigheden in Nederland zijn er werknemers die het onderspit delven. Hoeveel overlast de schoonmaakstaking bij de NS ook veroorzaakt, men ziet wel het nut in van deze actie.166 Een staking blijft een noodzakelijk middel om in bepaalde gevallen de arbeidsomstandigheden op pijl te houden. Zonder het stakingswapen zouden de schoonmakers nog altijd onderbetaald worden met een te hoge werkdruk. Een vraag die ik wil beantwoorden gaat over de rechten die de werknemers hebben op het gebied van stakingen. Zijn deze rechten wel duidelijk? In dit hoofdstuk zal ik de Internationale bronnen ESH, VwEU en het EVRM met elkaar vergelijken. De Nederlandse rechters zeggen het ESH te volgen, maar na bestudering van de bronnen blijkt iets anders. 7.1 HOE HET STAKINGSRECHT BEGON Het stakingsrecht begint als een strafbaar feit. Werknemers die zich verzamelen om te vergaderen kunnen al opgepakt worden. Voor de strafbaarheid is het niet noodzakelijk dat er een succesvolle poging tot staken wordt uitgevoerd. Later komt de gedachte dat een strafrechtelijke sanctie niet past bij het niet nakomen van een arbeidsovereenkomst, omdat het gaat om een private overeenkomst. De wetgever heeft de sanctie dan ook uit het strafrecht gehaald. Een werkstaking wordt gekwalificeerd als een onrechtmatige daad of wanprestatie. Als de werknemer de arbeid neerlegt, is dat in strijd met de arbeidsovereenkomst wat een wanprestatie oplevert. 166 FNV Bondgenoten: Schoonmaakstaking als reddingsboei? 4 januari 2012. Pagina 58 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht De mogelijkheid om een rechtmatige staking te organiseren komt uit het Panhonlibco arrest.167 De Hoge Raad acht in sommige gevallen een staking rechtmatig, maar in beginsel is een staking nog onrechtmatig. Alleen wanneer de arbeidsomstandigheden zodanig slecht zijn dat een verdere voortgang van de arbeid niet meer van de werknemers verlangt kan worden, dan kan een staking rechtmatig zijn. De vrijheid voor de werknemers om te staken begint langzaam op te komen. Van een strafrechtelijke sanctie gaan we naar een systeem waarin de werknemers zonder vervolging kunnen staken. Naar aanleiding van het NS arrest uit 1986 heeft de Hoge Raad168 de directe werking van het ESH erkend. De staking wordt in beginsel een rechtmatige actie. Werknemers en werkgevers mogen bij belangengeschillen actie ondernemen. Voor de werknemers heeft dit grote gevolgen. In plaats van het onderspit te delven bij de collectieve onderhandelingen, hebben de werknemers daadwerkelijk zeggenschap. Hoewel de Hoge Raad pas na 1986 het stakingsrecht als rechtmatig acht, zijn IAO verdragen 87 en 98 eerder bekend. Hierin zijn de rechten voor werknemers om collectief te onderhandelen al onderstreept. Het stakingsrecht is niet opgenomen in deze verdragen, maar het doel om de werknemers te beschermen bestaat al. Internationale bronnen of niet, Nederland kent langzaam meer rechten toe aan werknemers(verenigingen) op het gebied van werkstaking. 167 HR 15 januari 1960, NJ 1960, 84. 168 HR 30 mei 1986, LJN AC9402. Pagina 59 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht 7.2 DE INTERNATIONALE BRONNEN NAAST ELKAAR 7.2.1 ESH De eerste echte invloeden op het Nederlandse stakingsrecht komen van het ESH. In artikel 6 van dit Handvest is expliciet het recht op collectief onderhandelen opgenomen. Werknemers en werkgevers hebben het recht om, in geval van belangengeschillen, collectief op te treden. In lid 4 van het artikel is expliciet het recht op staken toegevoegd. Het stakingsrecht is een van de mogelijke collectieve acties, maar als enige benoemd in het artikel. Andere collectieve acties worden niet per definitie uitgesloten. Artikel 6 lid 4 ESH kent een ruime betekenis voor het stakingsrecht, ook voor het begrip belangengeschil. Daaruit valt op te maken dat een werknemer snel aan de eisen van dit artikel voldoet. De ruime uitleg laat zien dat het ESH het stakingsrecht van groot belang acht. Toch zijn beperkingen mogelijk. Dit blijkt uit artikel G van hetzelfde Handvest. Uit de toelichting van het Europees Comité voor Sociale Rechten169 blijkt dat de beperkingen bedoeld zijn om in extreme gevallen een halt toe te roepen aan een staking. Denk daarbij aan een gevaar voor de volksgezondheid. Op een kleine schaal kan dat betekenen dat artsen een beperking krijgen opgelegd ten aanzien van het stakingsrecht. De levens van patiënten mogen niet in gevaar komen. Aan de hand van het ESH heeft de Hoge Raad meermalen een staking beoordeeld. De stakingen zijn gericht op verbetering of behartiging van de arbeidsvoorwaarden van de werknemers. De staking van de Nederlandse Spoorwegen170 wordt in het leven geroepen, omdat de brutosalarissen worden gekort. Bij de Douwe Egberts171 zaak bestaat een gevaar op verlies van banen. 169 Concl. XIII-1, 157. 170 HR 30 mei 1986, LJN AC9402. 171 HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. Pagina 60 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Ze voldoen aan de eisen van artikel 6 ESH. Een beperking op grond van lid 4 zou niet gerechtvaardigd zijn. Door de staking veroorzaken de werknemers geen gevaar voor de volksgezondheid, nationale veiligheid of openbare orde. Risico’s voor de economie en maatschappij zijn niet in beeld. Toch heeft de Hoge Raad een evenredigheidstoets losgelaten op de beoordeling van de staking. De vraag speelt dan of de collectieve actie wel een redelijke actie is. Voor die toets bekijkt de Hoge Raad alle omstandigheden van het geval. Zo worden de belangen van beide partijen afgewogen. Een andere toets noemt de Hoge Raad letterlijk een ultimum remedim, een uiterst middel.172 Alleen wanneer de staking als een laatste redmiddel gezien kan worden mag er gestaakt worden. De werkgever kan dan voor de rechter bepleiten dat hij nog open staat voor onderhandelingen, ook al zijn er al meerdere pogingen geweest zonder resultaat. Het ultimum remedim is een lastige voorwaarde voor de werknemersvereniging. Recente jurisprudentie legt wel een terughoudende toets op het ultimum remedim. De vakverenigingen moeten aangeven of en wanneer een staking nodig is.173 Hoe moet een vakbond of een werknemer weten dat de werkgever toch nog aan tafel wil zitten om het probleem op te lossen? Op wie rust de bewijslast in deze? Of moet het überhaupt wel worden aangeven? Dat is niet duidelijk op te maken aan de hand van de jurisprudentie. Daarnaast is het in strijd met artikel 6 lid 4 ESH. Alleen in uiterste omstandigheden mag een staking beperkt worden.174 De Hoge Raad geeft wel in haar rechtspraak aan het ESH te volgen, maar uit de toetsingselementen volgt iets anders. Het ultimum remedim is de omgekeerde wereld. 172 HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. 173 Van der Helm, Heeft het ultimum remedium beginstel binnen het stakingsrecht zijn langste tijd gehad? Arbeidsrecht 2014/39, p. 19. 174 Concl. XIII-1, 157. Pagina 61 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht 7.2.2 VWEU In diverse internationale uitspraken is een toets opgenomen om een staking te beoordelen. In Viking en Laval zijn een belangenafweging en een evenredigheidstoets overwogen om de rechtvaardigheid van de stakingen te bepalen. Het Europese Hof van Justitie heeft zich over deze twee zaken gebogen met in achtneming van het VwEU. Het Hof van Justitie wijkt af van haar eerdere uitspaak Albany door de collectieve onderhandeling geen immuniteit te geven bij de beoordeling of een staking het vrij verkeer zou belemmeren. In plaats daarvan is een afweging gemaakt en zal de rechter per zaak bepalen of een staking rechtmatig is. Van belang is het doel van de staking tegenover de andere vrijheden te plaatsen en via een belangenafweging de juiste keuze te maken. De doelstelling van de Europese Gemeenschap is om werkgelegenheid en sociale bescherming te harmoniseren. Bij een harmonisatie is het nodig om beide kanten te bekijken en van daaruit de beste oplossing te zoeken. Het oordeel dat het Hof van Justitie geeft in Viking en Laval lijkt meer op een ultimum remedim toets dan een rechtvaardiging volgens het ESH. Daaruit valt op te maken dat de Hoge Raad in het NS en DE arrest, dezelfde uitleg deelt als het Hof van Justitie in de Viking en Laval uitspraken. In plaats van de bescherming van de werknemers te waarborgen hanteren deze rechters een afwegingselement. Aan de hand van deze uitspraken is duidelijk te zien het Hof van Justitie het recht op stakingen lager schaalt dan andere internationale rechters. Een staking zal minder snel als rechtmatig gezien worden volgens het VwEU, aldus het Hof van Justitie, net als de Hoge Raad. Het Europees Comité voor Sociale Rechten geeft wel aan dat staken geen absoluut recht is, maar de beperking is alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk.175 Het enkel toelaten van collectieve acties wanneer het nodig is om de minimum arbeidsomstandigheden te waarborgen dan wel te bereiken maakt 175 HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. Concl. XVI-1 vol. 2, 444-447. Pagina 62 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht inbreuk op het fundamenteel recht op collectieve acties.176 Om de arbeidsomstandigheden van de arbeiders te waarborgen, moeten vakverenigingen het recht behouden om de woon- en werkcondities te verbeteren. Een manier om dit te bereiken is via collectief onderhandelen. Stakingen en andere collectieve acties, zijn de middelen om de werknemers en vakverenigingen een sterkere positie in deze onderhandelingen te bieden. Wanneer werknemers en vakverenigingen niet kunnen staken is een collectieve onderhandeling een methode om te smeken bij de werkgever. De kans op een eerlijke onderhandeling is dan niet mogelijk. Na het ESH geeft het VwEU minder bescherming aan de werknemers. De loop van de geschiedenis zou erop duiden dat de Europese Unie, maar ook Nederland zelf, juist meer bescherming aan de werknemers biedt, door van een strafbaar feit, via wanprestatie, naar een opzichzelfstaand recht om te staken te gaan. Nederland ratificeerde het ESH in 1980 en de burgers kunnen een beroep doen op dit Handvest. Echter de uitspraken van de Hoge Raad en het Hof van Justitie wijzen later weer op verdere beperkingen van het grondrecht om te staken. 7.2.3 EVRM Na Viking en Laval heeft een andere internationale rechtbank zich uitgelaten over werkstakingen. Het EHRM kent voor 2002 weinig rechten aan de vrijheid van vergadering en vereniging van artikel 11 EVRM toe. Het EHRM acht dat een collectieve onderhandeling niet samengaat met een collectieve actie. Het EVRM staat voor individuele vrijheidsrechten, niet voor sociale grondrechten. Door deze doelstelling verschilt het EVRM van het ESH. Ondanks de verschillende doelstellingen, kennen de opgenomen artikelen veel overeenkomsten. Artikel 11 EVRM geeft een ruim recht op verenging en vergadering met beperkingen die enkel in extreme gevallen gelden. Deze 176 Sprengers 2014, p. 336. Pagina 63 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht beperkingen zijn vrij gelijk aan de beperkingen die in artikel G ESH zijn opgenomen, namelijk wanneer de nationale veiligheid en openbare orde in gevaar komt, maar ook bij een dreiging van de volksgezondheid. In het begin laat het EHRM artikel 11 EVRM niet onder het stakingsrecht vallen; dit verandert in 2002.177 Het EHRM maakt hier de afweging of een staking rechtmatig is door het belangengeschil van de werknemers te bekijken. In deze uitspraak gaat het over een toekomstig geschil en is de staking premature. Deze uitspraak heeft de reikwijdte van artikel 11 EVRM veranderd. In 2008 komt een andere zaak voor het EHRM waarin gekozen wordt voor een nieuwe benadering van artikel 11. Niet alleen het EVRM, maar ook andere internationale bronnen moeten meegenomen worden bij de beslissing. Het stakingsrecht is een fundamenteel recht, in geval van extreme omstandigheden is een beperking mogelijk volgens het ESH. Dit neemt het EHRM mee in haar overweging. In 2009 wordt het recht op staking voor de werknemers nog ruimer uitgelegd.178 Zelfs ambtenaren hebben een beperkt recht op werkstakingen. Het onrechtmatig verklaren van een werkstaking louter om het feit dat de werknemers ambtenaren zijn gaat niet op. Nadat het VwEU de rechten van werknemers om te staken aan banden legt, breidt het EVRM haar rechten juist uit. Van strenge eisen en beperkingen is enkel sprake in extreme gevallen. 177 EHRM 6 februari 1976 Schmidt and Dahlstrom. 178 EHRM 21 april 2009, 68959/01. Pagina 64 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht 7.3 CONCLUSIE Hoewel de Hoge Raad in haar uitspraken zegt het ESH te volgen, blijkt het tegenovergestelde. Het stellen van eisen aan een staking door middel van het ultimum remedim beperkt het stakingsrecht van werknemers. Het ESH biedt werknemers juist een ruim recht om te staken. In extreme gevallen biedt artikel G ESH een mogelijkheid om de staking te beperken. De gevallen zijn opgenomen en gaan over situaties die de volksgezondheid, nationale veiligheid of openbare orde in gevaar kunnen brengen. Niet wanneer een werkgever nog een laatste mogelijkheid ziet om te onderhandelen en daarom een staking wil voorkomen. Doordat de Hoge Raad werknemerstakingen op grond van een ultimum remedim en de evenredigheidstoets onrechtmatig kan achten, lijkt ze het VwEU te handhaven. In Viking en Laval is duidelijk een afweging gemaakt tussen fundamentele rechten. Een beperking op een fundamenteel recht zoals vrijheid van vestiging en vrijverkeer van diensten is mogelijk. In tegenstelling tot Albany, behoudt artikel 49 VwEU haar werkingsfeer. Een beperking is wel mogelijk voor zover noodzakelijk voor de bescherming van het stakingsrecht. Het VwEU en de Hoge Raad lijken beide het belang in te zien van een evenredigheidstoets. De belangen van partijen worden afgewogen en de omstandigheden van het geval kunnen een staking al dan niet rechtmatig achten. Ik vind het onredelijk dat een rechter aan de hand van een afweging kan oordelen of werknemers mogen staken of niet. Een staking kan inderdaad het vrijverkeer van diensten belemmeren. Als een staking gebonden is aan voorwaarden en geen knelpunten bij de werkgever mag veroorzaken, dan heeft het staken weinig nut. Het element van een staking is juist het dwars zitten van werkgever zodat hij gedwongen is te luisteren naar de eisen van de werknemers. Zolang de nationale veiligheid en volksgezondheid niet in gevaar zijn, zie ik geen nut in het opleggen van voorwaarden voordat een staking rechtmatig kan zijn. Het EHRM geeft wel meer rechten aan de werknemers om te staken. Net als bij het ESH zijn stakingen een fundamenteel recht volgens het EVRM. In geval van Pagina 65 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht een bedreiging van nationale veiligheid of volksgezondheid kan een staking beperkt worden. Of een staking een uiterst middel is, dat maakt niet uit. In de loop van de jaren hebben werknemers meer rechten op het gebied van stakingsrecht. Een strafrechtelijke sanctie is uit den boze, maar de Hoge Raad geeft nog wel mogelijkheden voor de werkgevers om de touwtjes in handen te houden. Elke werkgever kan aangeven dat onderhandelingen open staan. Door de ultimum remedim als voorwaarden voor een staking te behouden, beperk je de rechten voor de werknemers om een eerlijke strijd tijdens de collectieve onderhandelingen te hebben. Werknemers hebben de staking nodig als pressiemiddel. Zonder de mogelijkheid om te staken heeft een collectieve onderhandeling geen zin. Wanneer de Hoge Raad beargumenteerd het ESH te volgen, dan moet ze stoppen met het toetsen van de staking aan de hand van een ultimum remedim en de werkstakingen in beginsel rechtmatig achten. 7. 4 AANBEVELINGEN Uit de wetteksten, uitspraken van verschillende hoven, maar ook uit de literatuur blijkt geen eenduidige uitleg over het recht van werknemers om te staken. Waar het ESH de werknemers een ruim recht biedt, ziet het Hof van Justitie de mogelijkheid voor beperkingen in het VwEU. Doordat Nederland artikel 93 Grondwet kent, werken de internationale bronnen waar Nederland aan gebonden is door in het rechtssysteem. Het EVRM, ESH en VwEU werken alle drie door. Er bestaat tussen deze bronnen geen hiërarchie, dus geen van deze drie bronnen gaat boven de andere. Normaal zou dat geen conflict opleveren, omdat de bronnen of dezelfde inhoud en strekking hebben of er staat in de bron zelf of deze boven een andere bron werkt. Zonder een duidelijke hiërarchie van bronnen is het onduidelijk welke rechten de werknemers hebben op het gebied van werkstakingen. De Nederlandse Hoge Raad beargumenteert het ESH te volgen. Toch lijken de toetsingscriteria meer op het VwEU. Een beroep op 11 EVRM is nog niet aan de Pagina 66 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht orde geweest in de uitspraken van de Hoge Raad over werkstakingen. Het geeft wel een verschil van de rechten die de werknemers genieten op het gebied van stakingen. Het is nog onvoldoende duidelijk wat de rechten van de werknemers zijn. Het ESH geeft een heel ruim recht op staken terwijl het VwEU stakingen sneller beperkt. Het is niet nodig om een nationale wet op te nemen over het stakingsrecht. Alleen de verschillende internationale bronnen zorgen voor onduidelijkheid over de rechten van de werknemers. Wanneer een rechter zich beroept op het ESH, zou deze rechter ook deze denkwijze over moeten nemen. Naar mijn mening moeten de Hoge Raad en lagere rechtbanken, een duidelijke lijn trekken. Idealiter hanteren de Nederlandse rechters het ruime recht van het ESH, zoals ze beweren. Dit past in de tijdlijn van een steeds ruimer recht en de recente interpretatie van het EVRM. De werknemers en werkgevers hebben in mijn ogen geen duidelijkheid over de rechten omtrent werkstakingen. Door de diverse internationale bronnen is het onduidelijk wanneer een werknemer kan staken. Dit kan verbeterd worden door een prejudiciële vraag aan een internationaal Hof te stellen over welke regels leidend zijn. Geven we juist een ruim recht aan de werknemers of hanteren we een staking als een laatste redmiddel? Pagina 67 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht LITERATUUR: Aerts 2007 M.C.M. Aerts, De zelfstandige in het sociaal recht: de verhouding tussen juridische status en sociaal-economische positie, Deventer 2007 Betten 1985 L. Betten, The Right to strike in Community Law, Amsterdam 1985 Van Cleef & Van Cleef 1841 I. van Cleef & P. van Cleef, Netherlandsche rechtspraak, of Verzameling van arresten en gewijsden van den Hoogen Raad der Nederlanden, Amsterdam 1841 Cornelissens 1961 Cornelissens, De Werkstaking, Katholiek Staatkundig Maandschrift 1961 nr.3 Van Drongelen 2005 J. van Drongelen, Van de afschaffing van het verbod van coalitie naar bescherming van de vrijheid van arbeid, Zutphen 2005 Van Drongelen 2009 J. van Drongelen, Vakverenigingsvrijheid, het recht op collectief onderhandelen, mededingingsrecht, Zutphen 2009 Van Drongelen & Jacobs 2009 J. van Drongelen & A. Jacobs, Nieuwe vleugels voor de vakverenigingsvrijheid van art. 11 EVRM, Nederlands juristenblad 2009/36 Fase & Van Drongelen 2004 W.J.P.M. Fase, J. van Drongelen, CAO-recht: het recht met betrekking tot CAO's en de verbindendverklaring en onverbindendverklaring van bepalingen ervan, Deventer 2004 Hartkamp 2009 A.S. Hartkamp, De werking van het EG-Verdrag in privaatrechtelijke verhouding, Amsterdam 2009 Ter Haseborg 2008 R.P.J. ter Haseborg, Ondernemingsrecht, Denventer 2008 Hijma 2010 J. Hijma, Rechtshandeling en overeenkomst, Deventer 2010 Hoebeeck 2009 M. Hoebeeck, Het stakingsrecht en de vier vrijheden, Gent 2009 Van Hoek 2008 A.A.H. van Hoek & M.S. Houwerzijl, Loonconcurrentie als motor van de interne markt? Een tweeluik-Deel 1: De arresten Viking, Laval en Ruffert, NTER, 2008/7/8 Pagina 68 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Jacobs 2010 A.T.J.M. Jacobs, Comparative Labour Law and Industrial Relations in Industrialized Market Economies, Deventer 2010 (ed. Blanpain) Jacobs 2013 A.T.J.M. Jacobs, Collectief Arbeidsrecht, Deventer 2013 Korsten 2008 L.E.J. Korsten, Nederlands Mededingingsrecht, Deventer 2008 Van Lierop 2007 W.A.J. van Lierop, Privaatrechtelijke aspecten van het mededingingsrecht: preadvies 2007 uitgebracht voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer 2007 Loonstra 2014 C.J. Loonstra, Arrest 15 DE, HR 28 januari 2000, JAR 2000/63 (C98/138,), Groningen 2014 Loonstra 1990 C.J. Loonstra, Gezag, medezeggenschap en collectieve actie, Groningen 1990 De Meyer 2012 L. De Meyer, Proportioneel stakingsrecht? De invulling van het stakingsrecht binnen het Europa van de Raad en van de EU, Antwerpen/Cambridge 2012 Mollema 2006 D.F.A. Mollema, Het belangengeschil van belang?, SR 2006/2 Novitz 2010 T. Novitz, Collective Action and Fundamental Freedoms in Europe, Antwerpen 2010 (ed. E. Ales en T. Novitz) Van Peijpe 2008 T. van Peijpe, De arresten Laval en Viking en hun gevolgen, SMA p. 175-186 2008 Rood 1991 M.G. Rood, Staken in Nederland, Amsterdam 1991 Schut 1996 L.A.J. Schut, Internationale normen in het Nederlandse stakingsrecht, Den Haag 1996 Spier 2009 J. Spier, Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer 2009 Sprengers 2014 L.C.J. Sprengers, G.W. van der Voet, Arbeidsrechtelijke reflecties 2014. Bijdragen vanuit verschillende werkgroepen van de VvA, Deventer 2014 Pagina 69 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht Spruit 1955 A. Spruit, Stakingsrecht in het kader van de arbeidsovereenkomst, Groningen 1955 Tilstra 1994 L. Tilstra, Grenzen aan het stakingsrecht, Leiden 1994 Velaers 1999 J. Velaers, De Grondwet en de raad van state, afdeling wetgeving, Apeldoorn 1999 S. van der Velden 2009 S. van der Velden, Stakingen in Nederland, Rotterdam 2009 Verlee 1995 A. Verlee, De Staking, Brussel 1995 L. de Vries 1992 L. de Vries, Collectieve Actie De rechter en de belangen van derden, Gent 1992 Pagina 70 van 71 S. van de Castel, Stakingsrecht PARLEMENTAIRE STUKKEN: Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2 HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161 HR 11 november 1937, NJ 1937 HR 15 januari 1960, NJ 1960, 84 Hof Amsterdam 9 februari 1967, NJ 1967, 437 HvJEG 17 december 1970, nr. C-11/70 Hof Amsterdam 13 april 1972, NJ 1972/192 EHRM 6 februari 1976 Schmidt and Dahlstrom HR 30 mei 1986, LJN AC9402 HvJEG 21 mei 1987, nr. C-249/85 HR 19 april 1991, NJ 1991, 690 HR 22 november 1991. NJ 1992, 508 HR 21 maart 1997, JAR 1997/70 Pres, Rb. Amsterdam 26 augustus 1998, JAR 1998/195 HvJ EG 21 september 1999, nr. C-67/96 HvJ EG 12 september 2000, nr. C-180/98 HvJ EG 21 september 2000, nr. C-222/98 HR 14 januari 2000 JAR 2000/42 HR 28 januari 1000, JAR 2000/63 HR 28 januari 2000, JAR 2000/63 EHRM 10 januari 2002, 53574/99 Rechtbank Arnhem, 25 augustus 2004, 102132/HA ZA 03-1175 Laval: case 341/05, 18 dec 2007 Viking: case 438/05, 11 dec 2007 Rechtbank Utrecht 8 maart 2008, JAR 2008/103 Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210 EHRM 12 november 2008, 34503/97 EHRM 21 april 2009, 68959/01 Rechtbank Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162 Gerechtshof Amsterdam 4 mei 2010, JAR 2010/140 Pagina 71 van 71