De rechten van werknemers om te staken

advertisement
28/01/2015
UNIVERSITEIT
VAN TILBURG
STAKINGSRECHT VOOR WERKNEMERS
De rechten van werknemers om te staken
Suzanne van de Castel
Onder begeleiding van Harry van Drongelen
S. van de Castel, Stakingsrecht
VOORWOORD
Voor u ligt mijn scriptie over de rechten van werknemers op het gebied van
staking. Na 4 jaar Bachelor Rechtsgeleerdheid heb ik mijn studie afgesloten met
de Master Arbeidsrecht. Tijdens mijn studie heb ik veel hoogte punten gehad.
Zeker het studeren in Amerika en de stage bij Boels Zanders Advocaten waren
erg leuk en leerzaam. Het studeren, zeker het afstuderen, is niet zonder slag of
stoot gegaan. Ik wil dan ook mijn vrienden en familie bedanken voor de steun en
motivatie. Vooral mijn lieve Willem Wouters die me tot het einde door heeft
aangemoedigd en gesteund en trots op me is. Zonder mijn vader Onno van de
Castel was het ook een stuk lastiger geweest. Dank je wel voor het opnieuw en
opnieuw nakijken en corrigeren van mijn schrijven.
Het onderwerp stakingsrecht is tijdens de colleges van Harry van Drongelen
aangesneden. Als scholier en student heb ik stakingen altijd interessant
gevonden. Of het de studentenstakingen over de 1040 schooluren of
werkstakingen zijn, dat maakt me niet uit. De kracht van verenigen blijft me
fascineren. Tijdens een oriënterend gesprek bleek Harry van Drongelen heel
enthousiast te zijn. Dat is de beste start voor het schrijven van een
afstudeerscriptie. Bedankt voor de energie en begeleiding. Ik ben blij met het
eindresultaat.
Pagina 2 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
INHOUD
Voorwoord .........................................................................................................................................................................2
Inhoud ..................................................................................................................................................................................3
Hoofdstuk 1: Inleiding .............................................................................................................................................5
1.1 Waarom staken? ............................................................................................................................................5
1.2 Wat is stakingsrecht? .................................................................................................................................7
1.3 Andere pressiemiddelen ...........................................................................................................................8
1.4 Staken of niet staken?............................................................................................................................ 10
Hoofdstuk 2: Geschiedenis van het stakingsrecht ......................................................................... 12
2.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 12
2.2 Het coalitieverbod in het Wetboek van Strafrecht ........................................................... 12
2.3 Na het coalitieverbod .............................................................................................................................. 14
2.4 Civielrechtelijke aansprakelijkheid ............................................................................................... 15
2.5 Nieuwe wetgeving? ................................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 3: Stakingsrecht in Nederland .............................................................................................. 22
3.1 Europese invloed op het stakingsrecht ..................................................................................... 22
3.2 Het NS arrest en de Streekvervoerstaking ............................................................................ 23
3.3 Ultimum remedim ...................................................................................................................................... 25
3.4 Beperkingen door schade aan derden ....................................................................................... 28
3.5 Zijn de rechten duidelijk voor de werknemers? ................................................................. 30
Hoofdstuk 4: Stakingsrecht volgens het ESH..................................................................................... 32
4.1 Artikel 6 ESH .................................................................................................................................................. 32
4.2 Artikel G ESH ................................................................................................................................................. 36
Hoofdstuk 5: Stakingsrecht en het VwEU ............................................................................................. 39
5.1 Mededingingsrecht..................................................................................................................................... 39
5.2 Evenredigheidstoets ................................................................................................................................. 42
5.3 Viking ................................................................................................................................................................... 43
5.4 Laval ..................................................................................................................................................................... 46
5.5 De sociale rechten vs de interne markt .................................................................................... 47
Pagina 3 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Hoofdstuk 6: EVRM en het stakingsrecht .............................................................................................. 51
6.1 Artikel 11 EVRM ........................................................................................................................................... 51
6.2 Beperkte rechten aan de hand van artikel 11 EVRM ...................................................... 53
6.3 EVRM en het recht op werkstaking .............................................................................................. 54
6.4 Interpretatie van het EVRM ................................................................................................................ 56
Hoofdstuk 7: Conclusie ........................................................................................................................................ 58
7.1 Hoe het stakingsrecht begon ............................................................................................................ 58
7.2 De internationale bronnen naast elkaar ................................................................................... 60
7.2.1 ESH .............................................................................................................................................................. 60
7.2.2 VwEU........................................................................................................................................................... 62
7.2.3 EVRM........................................................................................................................................................... 63
7.3 Conclusie ........................................................................................................................................................... 65
7. 4 Aanbevelingen ............................................................................................................................................. 66
Literatuur: ...................................................................................................................................................................... 68
Parlementaire stukken: ................................................................................................................................... 71
Pagina 4 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
Wie in april en mei 2014 regelmatig in de treinen van de Nederlandse
Spoorwegen (NS) heeft gezeten, heeft een verandering opgemerkt. Degene die
zelf geen last hebben van de vuile treinen, hebben zeker over de staking gehoord
of gelezen in de media. Als protest tegen te lage lonen en het niet uitbetaald
krijgen van de eerste 2 ziektedagen, zijn de schoonmakers gaan staken.
Vakbond FNV Bondgenoten steunt deze actie en eist betere arbeidsvoorwaarden
voor de schoonmakers. Een loonsverhoging van 50 cent per uur, de uitbetaling
van de eerste 2 ziektedagen en meer tijd voor het verrichten van de arbeid staan
op de eisenlijst van FNV Bondgenoten.1
De schoonmaakstaking veroorzaakt veel overlast voor de reizigers.2 Er zijn
afvalbakken die niet geleegd worden waardoor het vuil op blijft hopen. Treinen
worden niet meer schoongemaakt, vloeren plakken en het begint vies te ruiken
in de trein. 5 weken staken zorgt voor een inkeer bij de NS en op 27 mei 2014
komen de partijen tot een cao-akkoord.3
1.1 WAAROM STAKEN?
Een staking kan door arbeiders gebruikt worden als een pressiemiddel bij CAOonderhandelingen. Wanneer de werkgever of werkgevers geen gehoor geven aan
de wensen en eisen van de werknemers staan de werkgevers er over het
algemeen sterk voor. Een werkgever kan makkelijk roepen dat de werknemers
een andere baan kunnen zoeken als het ze niet bevalt. ‘Voor jou 10 anderen’. Als
een grote groep werknemers ineens dreigt met stoppen, dan veroorzaakt dat al
grotere problemen. Werknemers kunnen daarnaast nog versterking krijgen van
vakorganisaties. FNV Bondgenoten is een van de grootste vakorganisaties in
Nederland en zet zich in voor de belangen van haar leden. Samen sta je sterk.
1
Feiten en cijfers achter de schoonmaakactie, FNV Bondgenoten april 2014, p. 3.
2
Deel treinreizigers merkt gevolgen schoonmaakstaking, omroepwest.nl bekeken op 8 augustus
2014, gepubliceerd op 29 april 2014.
3
Schoonmaakstaking ten einde, ns.nl bekeken op 8 augustus 2014, gepubliceerd op 27 mei 2014.
Pagina 5 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
De mogelijkheid om te staken is al een eeuwenoud fenomeen voor werknemers
om druk uit te oefenen op de werkgever. In de 14e eeuw is staken al een middel
voor werknemers om de werkgever te belasten. Tussen 1810 en 1986 is er veel
veranderd op het gebied van werkstakingen (zie hoofdstuk 2). Tot 1872 is een
coalitieverbod van kracht waardoor het organiseren en verenigen van
werknemers verboden is.4 Vanaf dat jaar is staken niet meer bij wet verboden.
In hoofdstuk 3 wordt het stakingsrecht in Nederland behandeld. Welke rechten
kennen de werknemers in Nederland op het gebied van werkstaking? Door de
Internationale invloeden is het noodzakelijk om verschillende Internationale
bronnen nader toe te lichten. In hoofdstuk 4 zal eerst het Europees Sociaal
Handvest (ESH) behandeld worden. Aan de hand van de toelichting van het
Europees Comité voor Sociale Rechten zal het doel van het ESH duidelijk worden.
Het Europees Comité voor Sociale Rechten onderzoekt ook of de lidstaten zich
aan de regels houden van het Handvest.5 In hoofdstuk 5 komt de invloed van 2
uitspraken van het Hof van Justitie aan bod. Deze uitspraken zijn Viking en Laval
en geven weer een andere kijk op het stakingsrecht. In hoofdstuk 6 zal het EVRM
aan bod komen. De diverse Internationale bronnen hebben invloed op het
stakingsrecht zoals we dat kennen in Nederland. De Internationale bronnen
dragen ook bij aan de grondwettigheid van het stakingsrecht. Het stakingsrecht
is niet opgenomen in de Nederlandse Grondwet, maar wel in internationale
bronnen.6
Een werkstaking is een machtig middel voor werknemers. Het kan ook veel
onrust en problemen veroorzaken. Denk aan de overlast die de reizigers
ondervinden door de schoonmaakstaking bij de NS. De werkgevers zijn zeker
niet blij met een staking. Het werk komt stil te liggen of loopt vertraging op. Er
zal schade ontstaan bij de werkgever, waarvoor hij in de meeste gevallen zelf
moet opdraaien.
4
Aerts 2007, p. 107.
5
Blanpain 2010, p. 10.
6
Velaers 1999, p. 211.
Pagina 6 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Is een werkstaking nog wel van deze tijd? Mensen hebben altijd wel wat te
zeuren, terwijl de arbeidsvoorwaarden in Nederland relatief goed zijn. Of is een
staking een noodzakelijk middel om de arbeidsvoorwaarden juist op pijl te
houden? Moeten we staken met het staken of doorgaan met acties? Dat is een
belangrijke vraag, over het antwoord verschillen werkgever en werknemer vaak
van mening. Is het nog wel duidelijk voor partijen welke rechten er aan het
stakingsrecht zijn verbonden? Naar aanleiding van een literatuuronderzoek en
bestudering van de Internationale en nationale bronnen geef ik een antwoord op
bovenstaande vragen. Aan de hand van jurisprudentie van verschillende hoven
en rechtbanken probeer ik de rechten van de werknemers op het gebied van
werkstaking in kaart te brengen.
1.2 WAT IS STAKINGSRECHT?
Er zijn verschillende definities van het stakingsrecht. Veel auteurs geven geen
juridische definitie, maar beschrijven een staking als het tijdelijk neerleggen van
de arbeid met als doel eisen ingewilligd te krijgen. In het oud Nederlandse
woordenboek wordt een staking als volgt omschreven: “Ophouden met den
arbeid, het werk (tijdelijk) neerleggen ten einde betere arbeidsvoorwaarden te
kunnen bedingen of als protest.” Voor een werkstaking is de factor arbeid van
belang. Men stopt (tijdelijk) met de arbeid met als doel om betere
arbeidsvoorwaarden te creëren. Het is een collectief drukmiddel die werknemers
gezamenlijk kunnen inzetten om de onderhandelingen over de
arbeidsvoorwaarden naar hun hand te zetten. In beginsel organiseert een
vakbond de staking.
De wet kent geen definitie van werkstaking, maar in de literatuur worden wel
diverse definities genoemd. Definities verschillen, van de vrijheid van
werknemers om de arbeid neer te leggen, tot het niet verrichten van de
Pagina 7 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
arbeidsprestatie om een bepaalde daad te doen of na te laten.7 Over het
algemeen heeft men een goed beeld van een werkstaking. De meeste stakingen
komen op het nieuws en de werknemers zijn er zelf persoonlijk bij betrokken.
Een juridische definitie is: “Een werkstaking is een pressiemiddel van
werknemers in hun streven arbeidsvoorwaarden, verhoudingen of
omstandigheden in hun richting te beïnvloeden.”8 Een staking is één van de
pressiemiddelen die een vakbond kan inzetten.9
Van belang bij een staking is de collectieve onderhandeling die vooraf nodig is
om de staking rechtmatig te maken. Het is niet toegestaan om ad hoc, zonder
waarschuwing, te stoppen met werken. De werkgever moet eerst op de hoogte
van het probleem zijn waardoor de werkgever en de werknemers samen kunnen
praten over de mogelijke oplossingen. Voordat een staking rechtmatig kan zijn,
moet een collectief overleg plaatsvinden. Beide partijen onderhandelen en
proberen samen een oplossing te bedenken voor het probleem.10 Het is mogelijk
dat na diverse sessies geen compromis mogelijk is, omdat de belangen teveel
verschillen of dat een van de partijen niet wil schikken. Wanneer de werkgever
niet wil toegeven, dan is een collectieve actie de volgende stap om in te zetten
als pressiemiddel in de onderhandelingen.
1.3 ANDERE PRESSIEMIDDELEN
Een staking is één van de mogelijke pressiemiddelen die na collectieve
onderhandelingen ingezet kan worden. Deze scriptie gaat over het recht van de
werknemers om te staken, voor de volledigheid zal ik kort andere vormen van
pressiemiddelen aanhalen. Een werkstaking gaat regelmatig gepaard met een
van onderstaande alternatieve pressiemiddelen, ter versterking van de staking of
als een eerste stap voorafgaande aan een staking.
7
Rood 1978, p. 13-15.
8
Rood 1991, p. 11.
9
Jacobs 2010, p. 685.
10
Jacobs 2013, p. 90.
Pagina 8 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Een eerste alternatief pressiemiddel is bijvoorbeeld de langzaamaanactie.11
Wanneer werknemers de werkgever onder druk willen zetten zonder de arbeid
neer te leggen, is het mogelijk om heel langzaam te werken. Bij een
langzaamaanactie blijven de werknemers de werkzaamheden verrichten, maar
de omzet zal dalen voor de werkgever, omdat werknemers langzamer werken.
Bij de langzaamaanactie loopt het bedrijf een risico om schade op te lopen
doordat de productie niet naar behoren geschied. De schade blijft meestal
beperkt door het blijven verrichten van de werkzaamheden.
Nog een pressiemiddel is de stiptheidsactie waarin werknemers juist precies
volgende de richtlijnen werken. Denk hierbij aan het voorschrift van de
Nederlandse Spoorwegen om bij elk perron de voorruit van de trein schoon te
maken. Volgens de richtlijnen van de NS is dat nodig zodat de machinist goed
zicht heeft. Dat gebeurt in de praktijk niet, want dat kost teveel tijd. Wanneer
dat wel gebeurt, zullen de treinen vertragingen oplopen. Zulke acties, maar ook
selectieve stakingen of af en toe staken, worden als oneerlijk gezien.12 De
mogelijkheid tot het goedkeuren van zulke acties is er wel, maar de voorkeur
gaat hiernaar niet uit. De werknemers zijn nog altijd aan het werk waarvoor de
werkgever loon betaalt, maar er ontstaat wel schade.13
Werkgevers kunnen ook een collectieve actie inzetten, namelijk de uitsluiting.14
Als reactie op een collectieve actie van werknemers kan de werkgever ervoor
kiezen om de werknemers te weigeren op het werk toe te laten. Dit kan offensief
gebeuren waardoor de werkgevers sterker in de onderhandelingen staan. Een
uitsluiting kan ook defensief ingezet worden wanneer de collectieve actie van de
11
Jacobs 2013, p. 228.
12
Rood 1991, p. 51.
13
Hof Amsterdam 9 februari 1967, NJ 1967/437. Jacobs 2010, p. 696.
14
Jacobs 2010, p. 685.
Pagina 9 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
werknemers negatief effect heeft voor de werkgever.15 In Nederland is een
uitsluiting nog niet voorgekomen.16
Welke pressiemiddelen de werknemers of werkgevers ook inzetten, het is een
middel van de ene partij om op de andere partij druk uit te oefenen bij
collectieve onderhandelingen. In beginsel zijn collectieve onderhandelingen in het
leven gebracht om vrede tussen werkgevers en werknemers te behartigen en dit
vast te stellen in een CAO (collectieve arbeidsovereenkomst). Na vaststelling
van de CAO mogen partijen van elkaar aannemen dat na overleg geen staking
meer nodig is. Een staking kan dan ook uitgesloten worden in de CAO. Wanneer
een belangengeschil onder de aandacht komt of een kader of raamkarakter van
de CAO afwijkt, kan een werknemer toch staken, ondanks een vredesclausule.17
1.4 STAKEN OF NIET STAKEN?
Werknemers die staken hebben geen recht op loon. Ik zal verder niet ingaan op
het recht op loon tijdens stakingen of andere collectieve acties, maar beperk me
tot het recht dat de werknemers hebben op het inzetten en uitoefenen van een
staking.
Internationale bronnen geven een vrij ruim recht aan de werknemers om te
staken (zie hoofdstuk 6). Een werknemer heeft het recht om zich te verenigen en
zo een sterk front te vormen tegen de werkgever bij onderhandelingen. De
Nederlandse rechters leggen beperkingen op bij het stakingsrecht van
werknemers (zie hoofdstuk 3).
15
Jacobs 2010, p. 707.
16
Jacobs 2010, p. 708.
17
Jacobs 2013, p. 223.
Pagina 10 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Daarom schrijf ik deze scriptie, om te laten zien dat de Nederlandse rechters niet
altijd dezelfde betekenis hanteren als de internationale bronnen. Krijgen de
werknemers in Nederland wel de rechten die ze verdienen? Kunnen ze gebruik
maken van het recht om te staken zoals dat is bedoeld volgens de Internationale
bronnen?
Pagina 11 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 2: GESCHIEDENIS VAN HET
STAKINGSRECHT
2.1 INLEIDING
Het recht op werkstaking voor werknemers in Nederland kent een lange weg van
een strafbaar feit tot het stakingsrecht zoals we dat nu kennen. In 1810 kent de
Code Pénal, ofwel het Franse Wetboek van Strafrecht, artikel 415 en 416 die het
verenigen van werknemers om samen werk te onderbreken verbiedt. Corporaties
met de intentie om werk te onderbreken zijn verboden. Het duurder willen
maken van de arbeid is ook verboden, denk aan een staking voor
loonsverhoging. Samen met collega’s om de tafel zitten en bespreken hoe het
anders zou kunnen op de werkvloer kan al uitlopen tot een strafrechtelijke
vervolging.
2.2 HET COALITIEVERBOD IN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT
Een werkstaking is in de periode van 1810 tot 1872 een strafbaar feit. Getuige
de tekst uit de Code Pénal artikel 415:
"Alle onderlinge zamenspanning of vereeniging van de zijde der
werklieden, om tegelijkertijd het werk te doen ophouden, het werk in een
fabriek of werkplaats te verbieden, het te werk komen en blijven voor of
na zeker uur te beletten en in 't algemeen, om den arbeid te doen staken,
te beletten of duurder te maken, zoo wanneer er eenige poging in het
werk gesteld of een aanvang met de uitvoering gemaakt is, zal gestraft
worden met een gevangenis van ten minste een maand, en ten hoogste
drie maanden. De hoofden of aanleggers zullen gestraft worden met een
gevangenzetting van twee tot vijf jaren."
Het noemen van ‘in vereniging’, geeft aan dat voor een staking meer dan een
individu nodig is. Daarnaast is opmerkelijk dat het streven naar een staking al
voldoende is voor een strafmaat. Dat de werkstaking daadwerkelijk slaagt heeft
geen invloed op de strafbaarheid. Dat geeft de ordehandhaver veel ruimte om de
Pagina 12 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
opkomende arbeidsconflicten snel te onderdrukken. Het verbod van de Code
Pénal zorgt er niet voor dat er nooit is gestaakt. In de periode van 1815 tot 1841
zijn er 52 werkstakingen geweest.18 In de periode van 1850 tot 1869 zijn er 23
zaken aangespannen voor een overtreding van artikel 415 Code Pénal.19
Werkgevers mogen ook geen samenspanningen organiseren of in vereniging
handelen. Artikel 414 Code Pénal verbiedt de onderlinge samenzwering die
ervoor zorgt dat er tegen recht en billijkheid loonvermindering wordt bedwongen.
Artikel 416 Code Pénal geeft een strafbaarstelling op gedragingen van
werknemers om samen te spannen en tegelijkertijd de arbeid neer te leggen.20
Een werkstaking van spoorwegpersoneel in 1869 te Rotterdam zorgt voor veel
beweging in de gedachtegang van politici. De leider van deze werkstaking krijgt
een gevangenisstraf van 2 jaar.21 Werknemers worden meer en meer
onderdrukt. Naast de onderdrukking van de werknemers, vraagt men zich af of
het coalitieverbod in strijd is met artikel 10 Grondwet (oud): het recht van
vereniging en vergadering. Op 29 maart 1870 ligt een wetsvoorstel op tafel om
artikelen 414, 415 en 416 Code Pénal nader te bekijken.22 Er komt een politiek
debat op gang in de Tweede Kamer met de vraag of het zinvol en nodig is om
artikelen 414-416 Code Pénal op te heffen. Tegenstanders van het voorstel
beargumenteren dat de noodzakelijkheid ontbreekt, omdat het toch een dode
letter is.23 De wettelijke bepalingen worden niet of nauwelijks nageleefd. Als de
artikelen een dode letter zouden zijn, waarom is in 1869 toch een leider van een
werkstaking veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar? Een ander
argument is de angst van opkomende werkstakingen van arbeiders en
18
Verlee 1995.
19
Van Drongelen 2005, p. 41.
20
Van Cleef & Van Cleef 1841, p. 16.
21
Spruit 1955, p. 19.
22
Van Drongelen 2005, p. 48.
23
Van Drongelen 2005, p. 56. Aldus Kamerleden Godefroi, Heemskerk Azn en De Brauw (Hand. II
1871/72).
Pagina 13 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
vreemdelingen.24 Wanneer de werknemers vrij zijn om te staken, zou men meer
gaan staken.
Een arbeidsovereenkomst is een private overeenkomst. Het idee om een private
overeenkomst aan een strafrechtelijke sanctie te koppelen is sinds 1870 steeds
minder geaccepteerd.25 De voorstanders van het opheffen van de artikelen 414,
415 en 416 Code Pénal beargumenteren dan ook dat de
werknemers(verenigingen) het wapen van de werkstaking in handen moet
krijgen. Het hoort niet thuis in het publiekrecht.
In 1872 zijn artikelen 414-416 Code Pénal vervangen door artikel 284 Wetboek
van Strafrecht (oud). Het einde van het coalitieverbod is een feit.26 Na de
invoering van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht in 1886 wordt het
laatstgenoemde artikel ingetrokken.27 Inbreuk maken op de vrijheid van een
ander tijdens arbeid door geweld, bedreiging of een ander strafbaar feit, is wel
strafbaar. Arbeiders zijn vrij om zich te verenigen en te vergaderen behoudens
bij de wet gestelde grenzen.
2.3 NA HET COALITIEVERBOD
Na het afschaffen van het coalitieverbod is er een opkomst van vakorganisaties
te zien. De eerste vakvereniging vormt zich al in 1866, tijdens het coalitieverbod.
In 1871 richten geschoolde arbeiders het Algemeen Nederlandsch Werklieden
Verbond (ANWV) op.28 Sinds 1872 is een toename in vakverenigingen merkbaar.
Door belangenconflicten komen er steeds meer georganiseerde vakorganisaties
die elk voor eigen leden opkomen. Zo komt het Christelijk Nationaal Vakverbond
(CNV) voor Christelijke arbeiders in 1909 op en in 1925 het Rooms-Katholiek
24
Van Drongelen 2005, p. 57. Aldus Kamerlid Van Zuijlen van Nijevelt (Hand. II 1871/72).
25
Van Drongelen 2005, p. 68.
26
Spruit 1955, p. 19.
27
Van Drongelen 2005, p. 83.
28
Van der Velden 2009, p. 28.
Pagina 14 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Werklieden Verbond (RKWV). Het Nederlands Verbond van Vakverenigingen
(NVV) is een vakcentrale, opgericht in 1906 door vijftien vakbonden als reactie
op de spoorwegstakingen. Het NVV gaat in 1977 samen met het Nederlands
Katholiek Vakverbond op in de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV, sinds
1976).
De begrippen ‘arbeider’, ‘werknemer’ en andere termen om werknemers mee aan
te duiden, worden vaak door elkaar gebruikt. Juridisch is het onderscheid niet
altijd duidelijk. In 1907 wordt de diversiteit aan begrippen voor werkende
geschrapt en het begrip arbeider (tegenwoordig werknemer) krijgt een duidelijke
omschrijving in het Burgerlijk Wetboek.29 De arbeidsovereenkomst is geregeld
waarbij de ondergeschiktheid van de werknemer ten opzichte van de werkgever
in de arbeidsverhouding vast komt te staan. Een andere verandering in de
machtsverhouding tussen werkgever en werknemer is dat sinds de
inwerkingtreding van de Wet op de arbeidsovereenkomst30 geschillen tussen
beiden partijen worden aangeduid als rechtsgeschillen. Voorheen worden
geschillen, die op de werkvloer naar voren komen, vrijwel niet voor de rechter
gebracht.31
2.4 CIVIELRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID
Nu de geschillen tussen werkgever en werknemer rechtsgeschillen zijn, kan men
voor werkstakingen ook naar de rechter voor een civiele aansprakelijkheid jegens
de wederpartij. Staken wordt gezien als een wanprestatie, omdat de werknemers
in strijd met de arbeidsovereenkomst handelen wanneer ze niet aan hun
werkzaamheden voldoen. Bij een werkstaking worden de stakers als individu
aangesproken op grond van artikel 1639 BW (oud). De werknemer pleegt
wanprestatie door geen arbeid te verrichten.32
29
Van der Velden 2009, p. 25.
30
Wet 13 juli 1907, stb. 1907/193.
31
Van Drongelen 2005, p. 68.
32
Van der Velden 2009, p. 48.
Pagina 15 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
In 1919 is in het Cohen-Lindebaumarrest33 de onrechtmatige daad ruimer
uitgelegd. In de zaak Cohen tegen Lindebaum gaat het niet om het neerleggen
van de arbeid, maar om spionage in het bedrijf wat schade veroorzaakt.
Onrechtmatige daad is sinds 1919 volgens de Hoge Raad het volgende:
‘Dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat
óf inbreuk maakt op eens anders recht, óf in strijd is met des daders
rechtsplicht óf indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de
zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijke verkeer betaamt ten
aanzien van eens anders persoon of goed, terwijl hij door wiens schuld ten
gevolge dier daad aan een ander schade wordt toegebracht, tot
vergoeding daarvan is verplicht’
Tegenwoordig is deze benadering van de onrechtmatige daad opgenomen in
artikel 6:162 BW.
Het handelen van een derde is pas onrechtmatig als het niet vervullen van de
verbintenis aan hem te wijten is.34 De Hoge Raad spreekt in 193735 over een
uitgelokte wanprestatie. Wanneer een partij een wanprestatie pleegt, is het
profiteren daarvan als derde onwenselijk. Het uitlokken van deze wanprestatie is
onrechtmatig. Het doen oproepen van een werkstaking door een vakorganisatie
zou in beginsel een uitlokking van een wanprestatie kunnen zijn en dus
onrechtmatig. Dit is een open deur voor de rechtspraak. De werknemers en de
werkgever hebben samen een arbeidsovereenkomst getekend met de
verplichting van de werknemers om de arbeid te verrichten. Voor het bedingen
van de arbeid krijgen ze een beloning in de vorm van loon. Het niet verrichten
van de arbeid aan de kant van de werknemers is het niet-nakomen van de
verplichting uit het arbeidscontract. Een niet-nakoming van een overeenkomst
was toen en is nu een wanprestatie.
33
HR 31 januari 1919, NJ 1919/161.
34
Van der Velden 2009, p. 32.
35
HR 11 november 1937, NJ 1937.
Pagina 16 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Sinds 1945 zijn er wel gronden die een werkstaking rechtvaardigen. Wanneer
een staking betrekking heeft op een arbeidsvoorwaarde kan deze
gerechtvaardigd worden. De werkgever of werkgeversorganisatie tegen wie de
staking is gericht, moet aanleiding geven voor de gestelde eisen. Men kan geen
werkstaking organiseren tegen een werkgever die zelf geen macht of
zeggenschap heeft over de redenen die aanleiding geeft om over te gaan tot een
staking. Een staking moet daarnaast een privaatrechtelijke voorziening tussen
werkgever en werknemer nastreven. Dat kan een intrekking van een ontslag
zijn, maar andere arbeidsvoorwaarden zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld de hoogte
van het salaris en het aantal vakantiedagen. 36 Onder bovengenoemde
voorwaarden kan een staking, die in beginsel een wanprestatie is, toch
rechtmatig zijn.
De Rechtbank Amsterdam acht een werkstaking snel onrechtmatig. In 1958
wordt er in Amsterdam ‘wild’ gestaakt door arbeiders van een schildersbedrijf.37
Een wilde staking is een staking die niet is georganiseerd door een erkende
vakbond/vakorganisatie. De rechtbank geeft als verklaring dat de schilders
verzuimen de bedongen arbeid te verrichten. Zoals gezien in het arrest CohenLindebaum is de grond voor onrechtmatige daad ruim uitgelegd waardoor het
niet verrichten van de arbeid een onrechtmatige daad is.
In 1958 zijn heiers aan het staken in Amsterdam.38 Deze staking is
georganiseerd door een bond, een broederschap van 75 jaar oud. Deze bond is
niet erkend als een vakbond. De werknemers gaan langzaam werken als protest
tegen de loonsverlaging, het langzaam werken is een pressiemiddel. De
Rechtbank van Amsterdam vindt dit onrechtmatig en legt een dwangsom op, de
werknemers moeten hun werk in de volle omvang hervatten. Het bestaan van
een 75 jaar oude bond is voor de rechtbank geen reden om de werkstaking als
36
Cornelissens 1961, p. 82.
37
Cornelissens 1961, p. 83.
38
Cornelissens 1961, p. 83.
Pagina 17 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
rechtmatig te zien. De loonsverlaging is ook niet een privaatrechtelijke
voorziening die de werknemers nastreven tussen werknemer en werkgever. Het
komt niet vaak voor dat een werkstaking als rechtmatig gezien wordt door de
rechtbank.
Een andere werkstaking uit 1958 keert het tij. Deze staking komt in 1960 voor
de Hoge Raad en leidt tot als het Panhonlibcoarrest.39 De arbeidsomstandigheden
aan boord van de Panhonlibco schepen laten te wensen over. Er wordt gevaren
onder ‘goedkope vlag’, dat betekent dat de bemanning geen collectieve
arbeidsovereenkomst heeft. De werkstaking wordt georganiseerd door de
werknemers om de slechte arbeidsomstandigheden van de bemanning onder de
aandacht te brengen. De Panhonlibco zaak is in 1958 eerst in Amsterdam voor
de rechtbank verschenen waar de werkstaking onrechtmatig wordt verklaard.
Tevens is een gelijke zaak over de Panhonlibco schepen in Rotterdam voor de
rechtbank berecht. In Rotterdam is het oordeel dat de staking niet onrechtmatig
is. De werkgever laat het er niet bij zitten en gaat in cassatie. In 1960 is de
Panhonlibco zaak van Rotterdam voor de Hoge Raad verschenen. De Hoge Raad
verklaart een staking of een boycot, in beginsel als een wanprestatie wegens het
niet-nakomen van de bedongen arbeid. De omstandigheden van de bemanning in
deze zaak zijn zodanig slecht dat een verdere voortzetting van de arbeid niet
gevergd kan worden. Wanneer dit het geval is, dan is een werkstaking een geldig
pressiemiddel en geen wanprestatie. De Hoge Raad bekrachtigt hiermee de
uitspraak van de Rechtbank Rotterdam.40
Dankzij het Panhonlibco-arrest is het mogelijk om arbeidsomstandigheden te
toetsen aan een norm. Wanneer de omstandigheden zo slecht zijn dat men niet
kan verwachten dat een arbeider kan werken of voortzetting van de arbeid niet
meer reëel is, dan is een staking gerechtvaardigd. Het stakingsrecht is sinds
1960 een beperkt recht van arbeiders om bij barre arbeidsomstandigheden als
39
HR 15 januari 1960, NJ 1960/84.
40
Cornelissens 1961, p. 85.
Pagina 18 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
pressiemiddel in te zetten tegen de werkgever zonder daarvoor de
civielrechtelijke consequenties te moeten dragen.
2.5 NIEUWE WETGEVING?
Na het wetsvoorstel van 1870 is in 1969 opnieuw een wetsvoorstel tot stand
gekomen met daarin een poging om een nationale wetgeving op het gebied van
stakingsrecht te realiseren.41 Dit is wetsvoorstel 10 111. Op advies van de SER
(Sociaal Economische Raad) heeft Nederland een ontwerp gemaakt om het
stakingsrecht te reguleren. Nederland loopt achter, in veel landen is
stakingsrecht al een grondrecht.42 Het wetsvoorstel acht een staking in beginsel
rechtmatig. Een werkstaking zou onrechtmatig zijn wanneer:
(i) de werkstaking in strijd is met de wet of zij ten doel heeft de werkgever
te bewegen tot gedragingen, welke in strijd met de wet zijn, tenzij het
gaat om gedragingen waardoor de werkgever in strijd zou handelen met
art. 14 Wet CAO en de vereniging geen partij is bij de cao bedoeld in dat
artikel;
(ii) de vereniging in strijd handelt met een verplichting van de vereniging
uit hoofde van een cao waarbij zij partij is;
(iii) de vereniging in strijd handelt met normen welke gelden in het
onderling verkeer tussen werkgevers dan wel verenigingen van
werkgevers en verenigingen van arbeiders;
(iv) er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het doel van de
werkstaking en de gevolgen van het toepassen van het stakingsmiddel; en
(v) de werkstaking onder zodanige omstandigheden plaatsvindt dat
daardoor kennelijk in strijd wordt gehandeld met de zorgvuldigheid welke
bij het toepassen van het stakingsmiddel betaamt.43
De wetgever heeft voor ogen om een werkstaking als rechtmatig te beschouwen.
De bovenstaande uitzonderingen op de rechtmatigheid kan men zien als
41
Lenssen 2011, p. 9.
42
Jacobs 2013, p. 203.
43
Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2.
Pagina 19 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
voorwaarden van een staking. Zo geeft sub (i) aan dat een staking noch in strijd
met de wet noch de werkgever ertoe mag zetten in strijd met de wet te
handelen.44 Een werknemer mag bijvoorbeeld geen staking organiseren om
daarbij de werkgever onder druk te zetten om fraude te plegen.
Het stakingsrecht is een collectief actierecht, sub (ii) geeft aan dat een staking
onrechtmatig is wanneer de werkstaking in strijd is met de verplichtingen die in
de CAO zijn vastgesteld waarbij de werknemers zijn aangesloten.45 Een staking is
vaak georganiseerd door een vakbond die gebonden is aan de CAO. Een wilde
staking is alleen mogelijk als de werknemers die staken niet tegen het beleid van
de vakbond handelen, anders zal de staking alsnog onrechtmatig zijn. Daarmee
behoudt de vakbond controle op haar leden en kunnen uit de hand gelopen
stakingen onrechtmatig verklaard worden.
De andere uitzonderingen geven een subjectieve toetsing van onrechtmatigheid.
Wanneer een staking in strijd is met normen en met de zorgvuldigheid kan de
staking ook onrechtmatig zijn. De rechter heeft hier een relatief open norm om
aan te toetsen. Het wetsvoorstel is nooit wet geworden. In 1971 is de voortgang
van het wetsontwerp stopgezet waarna het niet verder is behandeld. In 1980 is
het voorstel definitief ingetrokken.46
Het wetsvoorstel wordt echter door de rechters gebruikt als toetsingskader voor
rechtmatigheid. In 1972 erkent het Hof Amsterdam dat een staking in beginsel
rechtmatig is. Een staking die via een erkende bond wordt georganiseerd valt
daarmee ook in de risicosfeer van de werkgever.47 Bijkomende omstandigheden
kunnen de staking onrechtmatig maken. Hierbij volgt het Hof Amsterdam de
44
Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2.
45
Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2.
46
Lenssen 2011, p. 10.
47
Hof Amsterdam 13 april 1972, NJ 1972/192 (Rood, SMA, 1998, p.323).
Pagina 20 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
norm van wetsvoorstel 10 111.48 De wilde stakingen vallen na de uitspraak van
1972 nog altijd in de risicosfeer van de werknemer, civiele aansprakelijkheid is
nog mogelijk.
Werknemers krijgen meer vrijheid op het gebied van het stakingsrecht. De
omzetting van het in beginsel onrechtmatig naar het rechtmatig achten van een
werkstaking zorgt voor een toenemende vrijheid van werknemers om te staken.
48
Schut 1996, p. 16.
Pagina 21 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 3: STAKINGSRECHT IN NEDERLAND
Na 1972 is een werkstaking in beginsel rechtmatig. Dit is de eerste stap naar het
erkennen van het stakingsrecht. In dit hoofdstuk zal ik de verdere ontwikkeling
van het stakingsrecht van werknemers in Nederland beschrijven.
3.1 EUROPESE INVLOED OP HET STAKINGSRECHT
In 1980 bekrachtigt Nederland het ESH.49 Voor de werking van het stakingsrecht,
opgenomen in artikel 6 lid 4 ESH, is geen Nederlandse wet nodig. In het NS
arrest50 heeft de Hoge Raad vastgesteld dat artikel 6 lid 4 ESH behoort tot de in
artikel 93 Grondwet bedoelde bepalingen die naar haar inhoud een ieder kunnen
verbinden.51 Artikel 6 lid 4 van het ESH geeft werknemers en werkgevers het
recht om collectief op te treden in gevallen van belangengeschillen. Verder wordt
er expliciet vermeld dat het stakingsrecht ook onder het collectief optreden valt.
Het recht om te staken is hierdoor geformaliseerd. Het ESH kent ook een
uitzondering op het stakingsrecht. Artikel G (voor herziening artikel 31) geeft
een beperking van het stakingsrecht. Artikel G beoogt dat de beperkingen van
artikel 6 bij wet zijn voorgeschreven of noodzakelijk zijn in een democratische
samenleving.52 De noodzaak moet slaan op bescherming van de rechten en
vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de
nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden. Er is nog steeds een
mogelijkheid om een werkstaking onrechtmatig te verklaren.
Het ESH is van een hogere orde dan ons nationale recht en dat betekent dat niet
zonder meer mag worden afgeweken van dit recht van werknemers om te
49
Wet van 8 maart 1980, houdende uitvoering van artikel 19, zevende lid van het op 18 oktober
1961 te Turijn gesloten Europees Sociaal Handvest.
50
HR 30 mei 1986, NJ 1986/688.
51
Schut 1996, p. 44.
52
Dat het niet verplicht is om een nationale wet te hebben zal in hoofdstuk … aan de orde komen.
Pagina 22 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
staken. De Hoge Raad volgt niet louter het ESH. Via artikel G ESH is het mogelijk
om beperkingen op te leggen aan het recht om te staken. De Nederlandse
rechters gebruiken dit artikel om de mogelijkheid van een ultimum remedim toe
te passen. Een staking kan niet zondermeer ingezet worden, het is pas mogelijk
om te staken wanneer alle andere middelen niet meer toereikend zijn. Tevens
vindt de Hoge Raad het noodzakelijk om een belangenafweging te maken. In
hoofdstuk 4 zal ik verder ingaan op het ESH.
3.2 HET NS ARREST EN DE STREEKVERVOERSTAKING
In 1986 heeft de Hoge Raad een staking getoetst aan de hand van het ESH. 53
De werknemers van NS voeren collectieve acties van 17 oktober tot en met 5
december 1983 tegen het plan van de minister van Sociale Zaken om
bekortingen op de brutosalarissen door te voeren. Deze collectieve acties
bestaan uit een normale staking, stiptheidsacties en langzaamaanacties.54 De
vraag is of deze collectieve acties naar omstandigheden redelijke acties zijn. Het
ESH dekt meer dan alleen de normale staking, de definitie is ruim. Wel moet,
volgens de Hoge Raad, rekening worden gehouden met evenwichtsverstorende
elementen.55 Deze toetsing valt binnen de toetsing van normale stakingen.
De NS (werkgever) beweert dat de stiptheidsstakingen en langzaamaanacties
onredelijk zijn. De kosten voor de werknemers zijn gering en doordat deze acties
steeds van korte duur zijn en op een andere locatie, behouden de werknemers
aanspraak op loon. Een stiptheidsactie en langzaamaanactie kan naar
omstandigheden onredelijk zijn doordat de schade die de werkgever loopt te
groot is.56 De Hoge Raad komt met twee belangrijke elementen over de
beoordeling van de rechtmatigheid van een staking. In beginsel is een staking
rechtmatig, tenzij zwaarwegende procedureregels zijn geschonden. De tweede
53
HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688.
54
Schut 1996, p. 44.
55
Schut 1996, p. 45.
56
HR 30 mei 1986, NJ 1986, 688.
Pagina 23 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
uitzondering is een afweging van omstandigheden.57 De rechter zal de
omstandigheden per geval bekijken en oordelen of de bonden in redelijkheid wel
of niet tot deze actie mogen overgaan. In deze uitspraak oordeelt de Hoge Raad
dat de staking niet onevenredig zwaar is voor de werkgever, maar sluit niet uit
dat onder omstandigheden collectieve acties wel onrechtmatig zijn. Een staking
kan bijvoorbeeld strijdig zijn met de procedureregels wanneer de staking zonder
tijdige mededeling aan de werkgever plaatsvindt. Wanneer zwaarwegende
procedureregels zijn geschonden, kan de staking ook onrechtmatig zijn. In het
NS arrest is noch sprake van schending van zware procedure regels noch sprake
van omstandigheden waardoor de staking rechtmatig is. Naast toetsing van de
procedureregels zal de Hoge Raad ook de belangen van beide partijen afwegen in
de beoordeling van de werkstaking.
In het streekvervoerarrest58 is de vraag beantwoord aan welke vereisten moet
zijn voldaan voordat een staking niet langer geduld hoeft te worden. VSN
(Vereniging Streekvervoer Nederland) is houdster van de aandelen van
nagenoeg alle busmaatschappijen in Nederland en met 14.000 personeelsleden
een groot bedrijf. De arbeidsomstandigheden laten te wensen over dit leidt tot
veelvuldig onderhandelen tussen FNV en VSN. Uit de onderhandelingen komt
echter geen overeenkomst waarna een staking volgt.
Tijdens de streekvervoerstaking worden beperkingen op het collectief actierecht
met een beroep op artikel 6:162 BW aangebracht met een toets aan de hand van
het proportionaliteitscriterium (zie paragraaf 3.5). Daarnaast is een toets te
vinden in de overweging van de Hoge Raad waarin gekeken wordt naar de
belangen van partijen en de noodzaak van de staking. De afweging van belangen
moet met inachtneming van alle omstandigheden van het geval.59 In het
Streekvervoerarrest spelen de belangen van derden een grote rol.
57
Jacobs 2013, p. 206.
58
HR 21 maart 1997, NJ 1997/437.
59
HR 21 maart 1997, NJ 1997/437.
Pagina 24 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
3.3 ULTIMUM REMEDIM
In de Douwe Egberts zaak (hierna DE) erkent de Hoge Raad het stakingsrecht als
ultimum remedim, ofwel een uiterst middel.60 De werkgever is, na
onderhandelingen met de vakbond, niet zeker of de distributie via DE blijft
bestaan waardoor er onzekerheid ontstaat bij de werknemers. Wanneer DE
overgaat tot de outsourcing van de distributie zouden veel werknemers hun baan
verliezen. Na onderhandelingen is de toekomst voor de werknemers nog altijd
onzeker. De werkgever kan of wil geen uitspraken doen waardoor de
werknemers vrezen voor hun baan. Ze gaan staken, omdat de onderhandelingen
op niets uitlopen. De werkgever eist dat de staking eindigt, hij zou namelijk nog
open staan voor onderhandelingen. Een staking is niet nodig en voorbarig.
De werknemers hebben na de vele onderhandelingen geen zekerheid en wachten
niet meer af. De opbouw van artikel 6 lid 4 ESH geeft aan dat er eerst overleg en
onderhandelingen tussen partijen moet plaatsvinden voordat er naar een
collectieve actie gegrepen kan worden.61 De Hoge Raad oordeelt als volgt: “Dit
houdt in dat slechts naar dit zware wapen gegrepen mag worden als andere
middelen om overeenstemming te bereiken - met name onderhandelingen hebben gefaald'.62
De Hoge Raad acht de staking in de DE zaak volstrekt voorbarig en prematuur.
Ondanks de terughoudende opstelling van de rechter in deze zaak, zou er geen
sprake zijn van een ultimum remedim.63 De meningen over dit begrip lopen
uiteen. Zo begrijpt Luttmer-Kat dat artikel G ESH ruimte laat voor toetsing en
dat het ultimum remedim valt onder dit artikel.64 Schut en Len zien artikel G als
een middel waar een marginale toetsing van de rechter bij hoort. “Het is een
60
HR 28 januari 2000, JAR 2000/63.
61
Loonstra 2014, p. 5.
62
HR 28 januari 2000, JAR 2000/63.
63
Loonstra 2014, p. 5. HR 28 januari 2000, JAR 2000/63.
64
De Vries 1992 p. 21.
Pagina 25 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
gesloten systeem ter bescherming van openbare orde en volksgezondheid.”65
Volgens Jacobs moet de ultimum remedim leer helemaal niet worden toegepast
in arresten zoals de DE zaak.66 Er is beperkte schade en de belangen van derden
zijn nauwelijks aangetast. De rechter behoort terughoudend te toetsen, daar
hoort de ultimum remedim toets niet bij. De Meyer stelt het nog extremer. Er is
helemaal geen plaats voor ultimum remedim in artikel 6 ESH. Er is gekozen voor
een ruime erkenning van het stakingsrecht en er is geen reden om dit recht te
beperken.67 Het argument van de werkgever dat onderhandelingen mogelijk zijn,
geeft geen reden voor een beperking van het stakingsrecht. Alleen wanneer er
totaal geen onderhandelingen zijn geweest voordat een collectieve actie wordt
ingezet, zal dit tot een onrechtmatige staking leiden.68
In de DE zaak zou een mogelijkheid van onderhandelingen open staan. De
werkgever geeft namelijk aan nog te willen praten. Doordat onderhandelingen
niet uitgesloten kunnen worden, is een staking niet het juiste middel om in te
zetten. Wanneer het woord van de werkgever, nog te willen onderhandelen,
genoeg zou zijn voor het onrechtmatig verklaren van een staking, dan zou elke
staking snel eindigen. Een juiste beoordeling aan de hand van een ultimum
remedim is lastig.
Toch komt het ultimum remedim ergens vandaan. Ambtenaren zijn in
beginsel uitgezonderd van het stakingsrecht. Later is beslist dat in de lijn
van reële participatie de ambtenaren ook recht moeten hebben op
stakingen. Door de functie die ambtenaren bekleden, is een direct recht
niet wenselijk. Daarom is gekozen voor een oplossing in het ultimum
remedim. Ambtenaren hebben recht op staking, alleen wanneer dit middel
een uiterst middel is voor nastreven van belangen.69 In de toelichting van
het Europees Comité voor Sociale Rechten wordt dit ook duidelijk. Het
recht op staken voor mensen in dienst van de openbare orde mag niet
ontnomen worden. Wel is dit een beperkt recht.70
65
De Vries 1992 p. 21.
66
Jacobs 2013, p. 209.
67
De Meyer 2012, p. 37.
68
De Meyer 2012, p. 39.
69
MvA I, 8686, R533.
70
MvA I, 8686, R533. Concl. I, 38-39.
Pagina 26 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
De rechter noemt de staking, naast het feit dat het geen uiterste middel is,
tevens premature. Deze staking wordt gebruikt als pressiemiddel om eventuele
beëindigingen van banen te voorkomen, dan wel zekerheid over deze banen te
garanderen. De Hoge Raad acht het onrechtmatig dat de staking ingezet wordt
als argumenten opnieuw op tafel komen en er nog onderhandeld kan worden.
De Voorzieningenrechter te Haarlem is nog altijd overtuigd van de ultimum
remedim toets. In de zaak tegen Transavia lopen de onderhandelingen tussen
werkgever en werknemer vast. Als reactie op de starre houding van de
werkgever besluit de Vereniging van Nederlandse Verkeervliegers een staking in
te zetten als pressiemiddel.71 De rechter vindt de actie prematuur en
onzorgvuldig, omdat er niet voldoende onderhandeld zou zijn. Beide partijen
hebben echter geruime tijd, zelfs tot diep in de nacht, met elkaar
onderhandelingen gevoerd.72 Ondanks het feit dat een staking geen uiterste
middel moet zijn, is het opmerkelijk dat de voorzieningenrechter de lange starre
onderhandelingen niet ziet als voldoende. Er zijn immers diverse pogingen
ondernomen om samen tot een overeenkomst te komen. Vergaderingen tot diep
in de nacht met geen resultaat zou erop moeten wijzen dat partijen weldegelijk
geprobeerd hebben om tot een overeenstemming te komen.
In het DE arrest blijkt dat de Hoge Raad naar aanleiding van het ultimum
remedim een staking onrechtmatig acht. Het is nog mogelijk dat partijen tot een
overeenstemming komen. De rechters kunnen aan de hand van deze toets
bepalen of een staking rechtmatig is of niet. Toch is daar een nuancering op te
vinden in recente jurisprudentie. Zo heeft de Rechtbank Utrecht als uitgangspunt
genomen dat de vraag of een staking in een concreet geval als "uiterst middel" is
gehanteerd, door de rechter met terughoudendheid moet worden beantwoord.73
De vakbonden beslissen wanneer en of er gestaakt moet worden en of er sprake
71
Rb. Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210.
72
Rb. Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210.
73
Rb. Utrecht 8 maart 2008, JAR 2008/103.
Pagina 27 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
is van een ultimum remedim.74 In bijzondere gevallen zal de rechter anders dan
de vakbonden oordelen. Het ultimum remedim is nog steeds in gebruik.
3.4 BEPERKINGEN DOOR SCHADE AAN DERDEN
Het stakingsrecht is een fundamenteel recht wat enkel in bepaalde gevallen
beperkt kan worden. Na recente jurisprudentie wordt het ultimum remedim
terughoudend getoetst. Verder zijn er nog meer gronden waarop een staking
beperkt kan worden. In 1992 heeft de Hoge Raad een uitspraak berecht waarin
een beperking noodzakelijk is. Deze staking betreft de zorg, de rechters willen
schade aan patiënten voorkomen en beperken de staking.75 Hiervoor doet de
rechter een beroep op artikel 1401 BW (oud), de onrechtmatige daad.
Tegenwoordig is dit artikel opgenomen in 6:162 BW:
“Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en
een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen
volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (..).”
De onrechtmatige daad is een doen of nalaten, dat betekent dat het geen
handeling hoeft te zijn. Een beroep op onrechtmatige daad slaagt ook wanneer
iemand iets had moeten doen om een situatie te voorkomen, maar dit niet heeft
gedaan. De handeling, of het nalaten, moet in strijd zijn met de wet of wat
volgens ongeschreven recht in strijd is met het maatschappelijke verkeer. Het
eerste is duidelijk, een werkstaking is niet in strijd met de wet. Sterker nog,
werknemers hebben het recht om te staken. Het laatste is als volgt te
omschrijven: men behoort zich te gedragen zoals men in de maatschappij mag
verwachten, zorgvuldig en behoorlijk.76 Dat is een vage norm, maar er zijn ook
geen rechtsregels om houvast aan te geven. De mate van schade die de
gedraging met zich meebrengt, speelt daarbij wel een rol.
74
Van der Helm, Arbeidsrecht 2014/39.
75
HR 22 november 1991. NJ 1992, 508.
76
Spier 2009, p. 44.
Pagina 28 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Wanneer de staking patiënten in gevaar kan brengen en onherstelbare schade
kan veroorzaken, is dat een onacceptabele situatie. Als de gezondheid van
patiënten in gevaar komt, is een beroep op onrechtmatige daad mogelijk. Op
grond van artikel 1401 BW (oud) is de staking in strijd met het maatschappelijk
verkeer. Het is alleen mogelijk om in uitzonderlijke gevallen beperkende
voorwaarden aan een staking te koppelen.77 Wanneer de Hoge Raad vreest voor
de gezondheid van patiënten is een beperking, via de onrechtmatige daad, op
grond van artikel G ESH gegrond. Het is niet meteen noodzakelijk dat de hele
volksgezondheid in gevaar is, maar het beschermen van de rechten van derden
valt wel hieronder. Het is onrechtmatig om door een staking de gezondheid van
derden op het spel te zetten.
In het Streekvervoerarrest heeft de Hoge Raad78, na een staking van 7 dagen,
beslist dat de staking te veel schade voor derden veroorzaakt. De Hoge Raad
kijkt niet enkel naar het nut, maar ook naar de gevolgen voor derden door de
staking. Door de schade die de passagiers oplopen is deze staking in de ogen van
de Hoge Raad een inbreuk op de rechten van derden. Niet alleen de mensen die
afhankelijk zijn van het openbaar vervoer, maar ook de werkgevers van deze
reizigers lopen schade op.79 De reizigers zouden namelijk niet op tijd op de
arbeidsplaats kunnen komen waardoor ook de werkgevers getroffen worden. Ook
hier wordt een beroep gedaan op onrechtmatige daad, de staking wordt door de
Hoge Raad als onrechtmatig verklaard en beperkt deze wegens maatschappelijke
redenen.80 De beperking heeft tot gevolg dat het personeel enkel tussen 10:00
en 15:00 uur mag staken om de schade aan derden te minimaliseren. Op deze
manier zou er zo min mogelijk schade ontstaan aan derden, omdat er tijdens de
spits gewoon gereden wordt. De rechter beroept zich op artikel 1401 BW (oud)
en verklaart de staking disproportioneel. De Hoge Raad ziet middels een
proportionaliteitseis de staking als een zodanige inbreuk op de rechten van
77
Concl. XIII-1, 157.
78
HR 21 maart 1997, NJ 1997/437.
79
Jacobs 2013, p. 211.
80
HR 21 maart 1997, NJ 1997/437.
Pagina 29 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
derden dat maatschappelijk gezien de staking beperkt moet worden. Als bussen
niet meer rijden, dan moet men zoeken naar andere mogelijkheden. Het
flexwerken, zoals we dat tegenwoordig kennen, is in 1997 niet gebruikelijk.
Thuiswerken is vaak geen optie, maar men kan fietsen, carpoolen of indien nodig
met de taxi gaan. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat de Nederlandse
economie in gevaar komt wanneer men voor een bepaalde tijd geen gebruik van
het openbaar vervoer kan maken. Een serieuze bedreiging voor de nationale
veiligheid of volksgezondheid, openbare orde en maatschappij is in mijn ogen
ook niet aan de orde. In tegenstelling tot de staking van de zorg, brengt de
staking van het streekvervoer geen gevaar voor de gezondheid van mensen. De
Hoge Raad heeft in deze zaak zelf een proportionaliteitseis gebruikt.81
3.5 ZIJN DE RECHTEN DUIDELIJK VOOR DE WERKNEMERS?
Het is mogelijk voor de Nederlandse rechter om zelf invulling te geven aan het
ESH (zie hoofdstuk 4). De jurisprudentie moet dan toegankelijk en duidelijk zijn
voor een ieder. Of bovenstaande uitspraken zorgen voor de nodige helderheid
valt te betwisten.
In 2009 heeft de Rechtbank in Amsterdam beslist dat een staking van het
openbaar vervoer niet door mag gaan.82 Als protest tegen het verhogen van de
AOW-leeftijd hebben 4 vakbonden van het openbaar vervoer in Amsterdam,
Rotterdam en Den Haag een staking aangekondigd. Deze staking is onrechtmatig
verklaard door de rechtbank. De AOW-leeftlijd is geen onderwerp dat opgelost
kan worden door onderhandelingen met vakbond en werkgever.83 Daarnaast is
de actie zelf premature. Er is nog geen overleg geweest waardoor de staking te
vroeg is. De vakbonden kunnen andere middelen inzetten, waardoor de staking
geen ultimum remedim is.84 Deze uitspraak heeft geleid tot een hoger beroep bij
81
Jacobs 2013, p. 211.
82
Hof Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162. Rechter verbiedt staking bij GVB in 2009,
rtvnh.nl 6 oktober 2009.
83
Hof Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162, RO 3.2.
84
Rb. Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162, RO 3.2.
Pagina 30 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
het Hof Amsterdam.85 AOW-leeftijd is een politieke kwestie, in eerste instantie
kun je niet tegen politieke kwesties staken. De verhoging van de AOW-leeftijd
zou toch onherroepelijke consequenties voor de onderhandelingspositie van de
vakbonden tot gevolg hebben.86 De staking is wel rechtmatig, ondanks het feit
dat de voorgenomen verhoging van de AOW-leeftijd een louter politieke kwestie
is en daarom geen onderwerp van collectieve onderhandelingen. De AOW-leeftijd
is namelijk zozeer verweven met de arbeidsvoorwaardenpositie van de
werknemers dat verhoging daarvan onherroepelijk consequenties zal hebben
voor de onderhandelingspositie van de bonden met betrekking tot de
arbeidsvoorwaarden.
Het is niet altijd duidelijk voor werknemers en vakbonden wanneer ze wel of niet
kunnen overgaan tot een staking. Rechtbanken zijn het niet altijd eens en er is
een ruime interpretatiemogelijkheid. In de volgende hoofdstukken zal ik
verschillende internationale bronnen onder de loep nemen. Voor werknemers en
werkgevers is het prettig om een duidelijk beeld te krijgen van de rechten
rondom het stakingsrecht.
85
Hof Amsterdam 4 mei 2010, JAR 2010/140.
86
Hof Amsterdam 4 mei 2010, JAR 2010/140.
Pagina 31 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 4: STAKINGSRECHT VOLGENS HET ESH
Nederland kent geen nationale wet op het gebied van stakingsrecht. Sinds 1986
is duidelijk dat de Hoge Raad het ESH directe werking toekent. In dit hoofdstuk
zal ik artikel 6 van het ESH nader toelichten. Het stakingsrecht dat is opgenomen
in dit artikel kent haar beperkingen, want ook een fundamenteel recht als staken
is geen absoluut recht. Deze beperkingen zijn opgenomen in artikel G ESH.
Dat Nederland geen wetgeving op dit gebied heeft, wil niet zeggen dat er geen
invloed van de Nederlandse rechters mogelijk is. Aan de hand van diverse
jurisprudentie en commentaar van het Europees Comité voor Sociale Rechten zal
ik knelpunten aanhalen op het gebied van het recht van de werknemers om te
staken.
4.1 ARTIKEL 6 ESH
Het ESH is sinds 18 oktober 1961 open voor ondertekening en ratificatie. De
lidstaten van de Raad van Europa willen via het Handvest de sociale rechten van
de burgers verbeteren.87 Voor de bescherming van de economie en het
maatschappelijk belang hebben alle werknemers en werkgevers recht op vrijheid
van vereniging.88 Bij vrijheid van vereniging hoort het recht op collectieve
onderhandelingen.
89
Artikel 6 gaat daarover:
“Teneinde de doeltreffende uitoefening van het recht op collectief
onderhandelen te waarborgen, verbinden de Partijen zich:
1. paritair overleg tussen werknemers en werkgevers te bevorderen;
87
Preambule ESH.
88
Preambule ESH, 5.
89
Preambule ESH, 6.
Pagina 32 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
2. indien nodig en nuttig de totstandkoming van een procedure te
bevorderen voor vrijwillige onderhandelingen tussen werkgevers of
organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers, met het oog
op de bepaling van beloning en arbeidsvoorwaarden door middel van
collectieve arbeidsovereenkomsten;
3. de instelling en toepassing van een doelmatige procedure voor
bemiddeling en vrijwillige arbitrage inzake de beslechting van
arbeidsgeschillen te bevorderen;
en erkennen;”
Zonder collectieve actie is het recht op collectief onderhandelen een half recht,
om Blanpain aan te halen: “Collective bargaining without the right to strike is
collective begging.”90 Dat betekent dat een onderhandeling zonder pressiemiddel
net zo zinvol is als bedelen. Als de werknemers geen druk kunnen uitoefenen via
een staking, dan zal de werkgever niet eens willen luisteren, omdat de
werknemers toch niets kunnen doen. Ze hebben afzonderlijk geen macht. Het
recht op collectieve actie, dan wel werkstaking, geeft de werknemer wel een
middel. Dit recht is opgenomen in lid 4 van artikel 6:
“4. het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in
gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht,
behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve
arbeidsovereenkomsten.”
Hieronder licht ik de elementen uit lid 4 toe. Om te beginnen valt op dat zowel
werknemers als werkgevers recht hebben op collectief optreden.91 Er wordt geen
onderscheid gemaakt tussen werknemers en werkgevers. Ook een werkgever
kan een pressiemiddel inzetten tegen de werknemers. Een voorbeeld hiervan is
een uitsluiting waarbij de werkgever de toegang van de werknemers tot zijn
werkplek verbiedt.92 Het is niet de bedoeling om alleen werknemers het recht op
collectieve actie te geven. Het kan voorkomen dat juist de werkgever
90
Blanpain 2010, p. 660.
91
Fase, Van Drongelen 2004, p. 83.
92
Jacobs 2010, p. 707.
Pagina 33 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
bescherming geniet. Het stakingsrecht is niet gebonden aan een organisatie,
ongeorganiseerde werknemers mogen ook staken.93 Ondanks het feit dat artikel
6 lid 2 ESH over de onderhandelingen tussen werkgevers en
werknemersorganisaties gaat, geeft artikel 6 lid 4 ESH geen onderscheid tussen
een wilde en een georganiseerde staking.
Artikel 6 lid 4 geeft het recht op collectief optreden, met inbegrip van het
stakingsrecht. Het stakingsrecht is één vorm van collectief optreden (zie
paragraaf 1.3). Andere vormen, zoals de stiptheidsactie, zijn ook mogelijk via het
ESH, maar zijn niet expliciet genoemd. Bij deze en andere soorten collectieve
acties kan de rechter bepalen dat de actie onrechtmatig is. Bij een
langzaamaanactie zijn de werknemers namelijk nog wel aan het werken, maar
veroorzaken toch schade bij de werkgever. Dit kan effect hebben op de
doorbetaling van lonen en andere rechten die de werknemers hebben. Wanneer
de werknemers aan het staken zijn, dan hoeft de werkgever de lonen niet door
te betalen van de stakende werknemers. In sommige gevallen zelfs niet aan de
werknemers die niet mee staken.
In geval van een belangengeschil hebben werkgevers en werknemers recht op
collectief optreden.94 Een belangengeschil is elk geschil waarbij een gang naar de
rechter niet eenvoudig is. Niet elk geschil staat open voor een gang naar de
rechter.95 Voor een eenvoudige gang naar de rechter moet er een rechtsgrond
geschonden zijn, zoals een wanprestatie artikel 6:74 BW. Voordat een staking
mogelijk is moeten eerst alle rechtswegen bewandeld zijn.96
Een belangengeschil is geen rechtsgeschil, maar wat dan wel?
Belangengeschillen kunnen via een collectieve onderhandeling besproken
93
Rood 1991, p. 30.
94
De Vries 1992, p. 20
95
Rood 1991, p. 30
96
HR 19 april 1991, NJ 1991, 690, p. 2973.
Pagina 34 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
worden. Een belangengeschil onder artikel 6 lid 4 ESH kent een ruime uitleg.97 In
het algemeen zijn belangengeschillen alle geschillen die tussen een werkgever en
– een deel van – het personeel via collectief onderhandelen kunnen worden
opgelost. De Hoge Raad heeft in de zaak tegen McCain Europe BV98 impliciet
geoordeeld dat een herstructureringsplan een belangengeschil is volgens het
ESH. Geschillen over herstructurering kunnen dus aangemerkt worden als
belangengeschillen.99 Er is geen uitspraak waar het begrip expliciet is uitgelegd,
maar een belangenschil betreft in ieder geval een arbeidsvoorwaarde en er mag
geen procedure in de wet bestaan die tot het beoogde resultaat kan leiden.100
In lid 4 van artikel 6 ESH is de zin “Behoudens verplichtingen van de CAO”
opgenomen. Dat gaat over de vredesclausule die vaak is opgenomen in de
CAO.101 Het belangengeschil mag niet gaan over het bestaan, de geldigheid,
interpretatie of de schending van de CAO.102 Een CAO is bedoeld als
overeenkomst om de vrede te bewaren tussen partijen.103 Vakbonden en
werknemers behoren niet te staken als er een CAO is afgesloten met de
werkgever. Als er een staking volgt dan is de actie in beginsel in strijd met
artikel 6 lid 4 ESH en onrechtmatig. Er kunnen omstandigheden voorkomen dat
een staking alsnog rechtmatig is, ondanks de vredesclausule. Dat kan
voorkomen wanneer het onderdeel waarover het belangengeschil gaat niet is
opgenomen in de CAO. Het kan ook voorkomen dat door een reorganisatie of
nieuwe onderhandelingen, de kern van de CAO wijzigt. Bij een dergelijke
wijziging zal de vredesclausule niet meer voor een verbod op collectieve actie
zorgen.
97
Rb. Arnhem, 25 augustus 2004, 102132/HA ZA 03-1175.
98
HR 28 januari 1000, JAR 2000/63
99
Pres. Rb. Amsterdam 26 augustus 1998, JAR 1998/195.
100
Mollema 2006, 18.
101
Rood 1991, p. 31.
102
Rb. Arnhem, 25 augustus 2004, 102132/HA ZA 03-1175.
103
Jacobs 2013, p. 223.
Pagina 35 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
De redenering van het Europese Comité voor Sociale Rechten is dat elke
onderhandeling tussen werknemers(verenigingen) en werkgevers(verenigingen)
valt onder de betekenis van de collectieve onderhandelingen van artikel 6 ESH.
De onderhandelingen moeten overeenstemmende belangen betreffen en beide
partijen moeten als doel hebben het oplossen van de problemen.104 Verder zijn er
geen beperkingen aan het soort onderhandelingen volgens het Europees Comité.
De collectieve acties, waaronder stakingen, beïnvloeden het belangengeschil
tussen beide partijen. Een staking is een actie die de werknemer een sterkere
onderhandelingspositie geeft waardoor de onderhandeling gelijkwaardiger
wordt.105
Een staking is net als een oorlog. Geen van beide partijen zal met plezier aan
een staking deelnemen. De mogelijkheid voor de werknemers om een collectieve
actie te initiëren geeft een voordeel bij de onderhandelingen. Zonder dit recht
heeft de werkgever geen druk bij de onderhandelingen en zou continu voor de
meest gunstige uitkomst kiezen. Ondanks het belang van werkstakingen zijn er
regels en beperkingen in het Handvest opgenomen.
4.2 ARTIKEL G ESH
In het ESH is een extra artikel opgenomen wat specifiek de beperkingen van
diverse artikelen geeft. Artikel G ESH geeft ook de beperking aan van artikel 6 en
luidt als volgt:
“1. Wanneer de in deel I genoemde rechten en beginselen en de in deel II
geregelde doeltreffende uitoefening en toepassing hiervan zijn
verwezenlijkt, kunnen zij buiten de in deel I en deel II vermelde gevallen
generlei beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke bij de
wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving
noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van
104
105
Concl. IV, 50.
Rood 1991, p. 30.
Pagina 36 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale
veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.
2. De krachtens dit Handvest geoorloofde beperkingen op de daarin
vermelde rechten en verplichtingen kunnen uitsluitend worden toegepast
voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.”
Uit dit artikel valt op te maken dat artikel 6 ESH zelf nauwelijks beperkingen
kent, alleen bij nationale wet voorgeschreven en wat in een democratische
samenleving noodzakelijk is voor de bescherming van rechten en vrijheid van
derden, volksgezondheid, openbare orde en nationale veiligheid. Dit zijn
limitatief opgesomde uitzonderingen die het stakingsrecht een gelimiteerde
beperking oplegt. Er is wel ruimte voor de lidstaten om het stakingsrecht zelf te
reguleren door de toevoeging van “… bij de wet zijn voorgeschreven”.106
Het recht op collectieve actie is een grondrecht wat na ratificatie niet enger
opgevat mag worden.107 De lidstaten zijn vrij om zelf wetgeving over het
stakingsrecht op te nemen, de rechten van de werknemers mogen niet beperkt
worden. De vrijheid die in artikel G is opgenomen is bedoeld om de lidstaten de
mogelijkheid te bieden extra bescherming voor de werknemers op te nemen in
de nationale wet.
Een beperking op grond van maatschappelijke noodzaak – “wat in de
democratische samenleving noodzakelijk is voor de bescherming van …” behoort ook met terughoudendheid getoetst te worden. Er moet een afweging
gemaakt worden of de bescherming van de maatschappij/samenleving evenredig
is aan de beperking van het stakingsrecht. Naast deze afweging moet er een
voldoende en relevante grond zijn voor de beperking van het stakingsrecht.108
Recht op collectieve actie is namelijk een grondrecht en mag niet zomaar beperkt
worden.
106
Betten 1985, p. 191.
107
Rood 1991, p. 34.
108
De Meyer 2012, p. 59.
Pagina 37 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Wanneer er geen nationale wetgeving is, is aanvulling van het stakingsrecht via
de rechtspraak mogelijk.109 De rechtspraak moet dan wel voor een ieder duidelijk
en kenbaar zijn. Men wordt geacht de wet te kennen, maar moet zeker de
mogelijkheid hebben om deze te leren kennen. De uitspraken moeten openbaar
zijn en gepubliceerd worden zodat iedereen eenvoudig toegang heeft tot de
uitspraken. De gemiddelde burger heeft geen kennis genomen van de
rechtspraak op het gebied van stakingsrecht. Het is niet eenvoudig voor de
burgers om hun rechten op het gebied van stakingsrecht aan de hand van de
jurisprudentie te weten. Vaak worden stakingen via werknemersverenigingen
geïnitieerd. Men mag verwachten dat de verenigingen wel kennis hebben
genomen van de rechtspraak.
Bij de rechtspraak is het aan de rechtelijke macht om met hoge zorgvuldigheid
en terughoudendheid te toetsen. De rechters hebben de mogelijkheid om
Internationale bepalingen te interpreteren en indien nodig aan te vullen zonder
het fundamentele recht op staken te beperken.110
109
Rood 1991, p. 34.
110
De Meyer 2012, p. 57.
Pagina 38 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 5: STAKINGSRECHT EN HET VWEU
Nederland kent haar invloed op het stakingsrecht vooral via artikel 6 lid 4 ESH.
Niet alleen het Europees Sociaal Handvest heeft regels met betrekking tot het
stakingsrecht. In dit hoofdstuk zal het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie (VwEU, voorheen EG-Verdrag) centraal staan. Het VwEU legt de
nadruk op de sociale bescherming.
In tegenstelling tot het ESH kent het VwEU wel rechtspraak en met name de
Finse zaak Viking en de Letse zaak Laval zijn van belang voor het stakingsrecht.
Deze 2 arresten komen in dit hoofdstuk uitgebreid aan bod. De impact van beide
zaken is groot geweest.
5.1 MEDEDINGINGSRECHT
Voordat ik de Viking en Laval arresten bespreek vraagt het mededingingsrecht de
nodige aandacht. Het waarborgen van het Mededingingsrecht is in het VwEU
opgenomen. Artikel 101 van het VwEU (voorheen 81 EG-Verdrag) gaat over
regels met betrekking tot de mededinging. De vrijheid van mededinging en
onderhandeling staat centraal. Artikel 101 VwEU:
1. Onverenigbaar met de interne markt en verboden zijn alle
overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van
ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke
gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen
beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging
binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of
vervalst […].
2. De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van
rechtswege nietig.
3. De bepalingen van lid 1 van dit artikel kunnen echter buiten toepassing
worden verklaard […].
Pagina 39 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Dit artikel geeft een verbod op de overeenkomsten met als strekking de
mededinging te beperken.111
Na aanleiding van het VwEU is het verbod om de mededinging te beperken ook
te vinden in artikel 6 Mededingingswet: “Verboden zijn overeenkomsten tussen
ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling
afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten
gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel
daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst.” Zo wordt misbruik van een
economische machtspositie beperkt.112 Door bepaalde onderhandelingen en
overeenkomsten te verbieden die bedoeld zijn om invloed uit te oefenen, kan de
concurrentiepositie van andere partijen gelijk blijven. Via onderhandelingen
zouden afspraken gemaakt kunnen worden die de concurrenten verzwakken. Een
verbod geldt niet wanneer deze overeenkomst bijdraagt “(…) tot verbetering van
de productie of van de distributie of tot bevordering van de technische of
economische vooruitgang.” (artikel 6 lid 3 Mw.)
De doelstelling van het VwEU is om de ontwikkeling van de economische
activiteiten binnen de EU te bevorderen.113 Bij een harmonische, evenwichtige en
duurzame ontwikkeling is geen plaats voor overeenkomsten die de
machtsverhouding van een partij versterkt ten opzichte van andere partijen. Het
VwEU staat voor een hoog niveau van sociale bescherming.114 In de EU staat
collectiviteit en het mededingingsrecht centraal.115
111
Van Lierop 2007, p. 35.
112
Korsten 2008, p. 5.
113
Van Drongelen 2009, p.110.
114
Van Drongelen 2009, p.110.
115
Sprengers 2014, p. 322.
Pagina 40 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
De relatie tussen de collectieve arbeidsvoorwaarden en het mededingingsrecht is
te vinden in het Albany-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie.116
Albany International is aangesloten bij een collectieve arbeidsovereenkomst waar
een bepaling in is opgenomen waar de werknemers het niet mee eens zijn. Deze
bepaling gaat over het pensioenfonds van de werknemers, waardoor de
werknemers verplicht zijn om deel te nemen aan het pensioenfonds. De vraag is
dan ook of de verplichting tot deelname aan dit fonds in strijd is met artikel 101
VwEU. Artikel 101 VwEU is niet van toepassing wanneer de collectieve
arbeidsovereenkomst naar haar aard en doel rechtvaardigt dat deze buiten de
reikwijdte van het artikel valt.117 De overeenkomst valt naar haar aard buiten de
reikwijdte wanneer het gaat om een collectieve onderhandeling. In de Albany
zaak is er sprake van een collectieve overeenkomst waar een collectieve
onderhandeling aan vooraf gaat. Aan dit vereiste is voldaan. De overeenkomst
moet ook gericht zijn om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren. Het
pensioensfonds, waar de werknemers verplicht aan moeten deelnemen, is ter
begunstiging van het pensioen van de werknemers. Aan beide voorwaarden is
voldaan waardoor het Hof van Justitie stelt dat de verplichte deelname aan het
pensioensfonds buiten artikel 101 VwEU valt en rechtvaardig is. De werknemers
hebben namelijk baat bij de voorwaarden en er is ruimte voor onderhandelingen
tussen beide partijen.
Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse Mededingingsautoriteit
een beperkte uitleg gegeven aan de mogelijkheid om een overeenkomst buiten
de reikwijdte van artikel 101 VwEU te laten vallen. Een collectieve
arbeidsovereenkomst valt alleen buiten de reikwijdte wanneer deze over de
sociale bescherming van werknemers gaat.118 Het Hof van Justitie stelt dat deze
uitleg te beperkt is. In de zaak Van der Woude119 wordt duidelijk dat wanneer
een onderhandeling aangaande de overeenkomst bijdraagt aan verbeteringen
voor werknemers, deze onderhandeling ook niet onder artikel 101 VwEU valt. In
116
HvJ EG 21 september 1999, nr. C-67/96.
117
Van Drongelen 2009, p. 111.
118
Van Drongelen 2009, p. 111.
119
HvJ EG 21 september 2000, nr. C-222/98.
Pagina 41 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
de zaak Van der Woude gaat het om ziektekosten die bijdragen aan de
verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Het Hof van Justitie heeft voor ogen om
de contractsvrijheid in acht te houden. Andere onderhandelingen, niet alleen
over sociale bescherming, kunnen ook naar aard en doel buiten de reikwijdte van
artikel 101 VwEU vallen. De uitspraak Albany is het uitgangspunt voor de
beoordeling van de collectieve arbeidsovereenkomsten, maar deze mogen niet te
beperkt ingevuld worden.
Dat niet elke collectieve overeenkomst buiten de reikwijdte van artikel 101 VwEU
valt blijkt uit de Pavlov zaak van het Hof van Justitie.120 Hier is ook een
verplichting opgenomen om deel te nemen aan een pensioenregeling, net als in
de Albany zaak. Naar de aard zal de onderhandeling ook buiten artikel 101 VwEU
vallen. Deze pensioenregeling is een beroepspensioenregeling waardoor het doel
niet voldoet aan de eisen zoals in de arresten Albany en Van der Woude. Het
doel is om de werknemers te begunstigen, niet om afspraken tussen
beroepsgroepen onderling te begunstigen. Bij deze uitspraak is er wel een
beroep op artikel 101 VwEU mogelijk.121
5.2 EVENREDIGHEIDSTOETS
Het Hof van Justitie heeft in enkele uitspraken over stakingen de nadruk van het
mededingingsrecht naar de achtergrond gebracht door het recht op staken
tegenover andere fundamentele rechten te zetten en daartussen een afweging te
maken.
Het Hof van Justitie heeft het recht op vrij verkeer tegenover de vrijheid van
vergaderen gezet. De zaak Schmidberger is een zaak waarin de Brennerpas
wordt geblokkeerd als een protest tegen vervuiling en ecologische schade.122
120
HvJ EG 12 september 2000, nr. C-180/98.
121
Van Drongelen 2009, p. 114.
122
HvJEG 12 juni 2003, zaak C-112/00.
Pagina 42 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Hier is geen sprake van een werkstaking, maar het laat het Hof van Justitie wel
een afweging maken tussen het belemmeren van het vrije verkeer en de vrijheid
van vergadering. Deze afweging is een zogenoemde evenredigheidstoets. Het
Hof van Justitie vindt na afweging de belemmering van het vrije verkeer een
noodzakelijke consequentie voor het behoud van de vrijheid van vergaderen.123
De uitspraak Schmidberger geeft de noodzakelijke afweging die het Hof van
Justitie moet maken. Wanneer het stakingsrecht tegenover andere fundamentele
rechten staat, zoals vrijheid van verkeer en vrijheid van vergaderen, dan kunnen
deze rechten botsen. De volgende uitspraken gaan over het botsen van
verschillende fundamentele rechten.
5.3 VIKING
Viking is een Finse vennootschap die 7 schepen exploiteert. Een van die schepen
is de Rosella die tussen Tallinn (Estland) en Helsinki (Finland) als ferry vaart. Om
kosten te besparen richt Viking een dochteronderneming in Estland op, om
vervolgens de Rosella om te laten vlaggen. Het is de bedoeling om de Rosella
onder Estse vlag te laten varen in plaats van Finse. Op die manier kan Viking de
goedkopere Estse CAO handhaven waar ook een lager loon voor de werknemers
bij hoort.124 De Finse vakbonden van transportarbeiders en de Internationale
vakbond van transportarbeiders verzetten zich samen tegen het omvlaggen van
de Rosella en tegen de bedoeling van Viking om een Estse crew aan te nemen
die onder de goedkopere Estse CAO vallen. De vakbonden kondigen een staking
aan waarna een maand later een poging tot bemiddeling komt. Het resultaat van
de bemiddeling laat te wensen over en de bonden gaan staken.125
Viking gaat naar de High Court of Justice om de staking te beëindigen wegens
het in strijd zijn met artikel 49 VwEU, vrijheid van vestiging:
123
De Meyer 2012, p. 104.
124
Van Hoek 2008, p. 191.
125
HvJ EG 11 december 2007 C-438/05.
Pagina 43 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
“In het kader van de volgende bepalingen zijn beperkingen van de vrijheid
van vestiging voor onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van
een andere lidstaat verboden. Dit verbod heeft eveneens betrekking op
beperkingen betreffende de oprichting van agentschappen, filialen of
dochterondernemingen door de onderdanen van een lidstaat die op het
grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd.
De vrijheid van vestiging omvat, behoudens de bepalingen van het
hoofdstuk betreffende het kapitaal, de toegang tot werkzaamheden anders
dan in loondienst en de uitoefening daarvan alsmede de oprichting en het
beheer van ondernemingen, en met name van vennootschappen in de zin
van de tweede alinea van artikel 54, overeenkomstig de bepalingen welke
door de wetgeving van het land van vestiging voor de eigen onderdanen
zijn vastgesteld..”
Naast het mogelijk in strijd zijn met artikel 49 VwEU, zou er ook een onwettige
beperking van het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van
diensten zijn.126 De High Court of Justice stelt Viking in het gelijk.127 De
vakbonden gaan in hoger beroep waarop de Court of Appeal prejudiciële vragen
stelt aan het Europese Hof. Daarmee vraagt de nationale rechter uitleg aan de
internationale rechtbank over de uitleg van het VwEU.
Er zijn diverse prejudiciële vragen gesteld. De vraag die van belang is voor het
stakingsrecht gaat over de collectieve acties. Is Albany van toepassing, of valt
het omvlaggen van de boot voor het creëren van goedkopere arbeid wel binnen
de werkingssfeer van artikel 49 VwEU? Deze vraag is ontkennend beantwoord.
Het Hof van Justitie erkent beide fundamentele rechten – vrijheid van vestiging
en stakingsrecht – maar laat de werking van artikel 49 VwEU niet buiten
werking. Een beperking van de vrijheid van vestiging is mogelijk, alleen voor
zover noodzakelijk kan worden geacht voor de bescherming van het
stakingsrecht.
126
Hartkamp 2009, p. 22.
127
Van Pepijpe 2008, p. 175.
Pagina 44 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
In Finland is een staking onrechtmatig wanneer deze in strijd is met de goede
zeden, het nationaal recht of het gemeenschapsrecht. Viking heeft recht op
vrijheid van vestiging en vakbonden hebben het recht op collectieve acties. Het
toestaan van een staking van de vakbonden beperkt de vrijheid van vestiging
van Viking. Hierdoor ontstaat een conflict tussen de twee fundamentele rechten,
vrijheid van vestiging en sociaal recht op collectieve actie (stakingsrecht). Het
Hof van Justitie heeft de beredenering van de uitspraak Schmidberger
meegenomen in de overweging. Er moet een evenredigheidstoets komen bij de
beoordeling van de rechten. De bescherming van werknemers is het doel van de
collectieve actie, dit belang kan het beperken van een fundamentele vrijheid
rechtvaardigen.
Het VwEU heeft het doel om de sociale bescherming en de economie te
behartigen. Het is aan de nationale rechters om de feiten te toetsen. Hierbij
behoort hij de rechten van het vrije verkeer en de verbetering van de
arbeidsomstandigheden af te wegen. De zaak wordt terugverwezen naar de
nationale rechter, maar geeft wel de volgende onderzoeksvragen mee: “Zijn de
arbeidsplekken daadwerkelijk in gevaar? Is de staking een rechtmatige actie voor
het bereiken van het doel? Is deze actie noodzakelijk?”128 Het Hof van Justitie
stelt gerichte onderzoeksvragen waardoor de nationale rechter een juiste
evenredigheidstoets kan maken.
Staken mag waardoor in principe de vrijheid van vestiging van de werkgever
beperkt kan worden. Door het omvlaggen van de schepen zijn de
werkomstandigheden van de arbeiders aangetast waardoor de
arbeidsvoorwaarden verslechteren. Werknemers hebben het recht om zich te
verzetten wanneer na collectieve onderhandelingen met de werkgever geen
overeenkomst mogelijk is. Het Hof van Justitie heeft in de uitspraak Viking
vastgesteld dat het VwEU de sociale rechten beschermt. Door beperkingen op
het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal toe te staan,
kunnen de sociale rechten verbeterd worden. Het is niet de bedoeling om het vrij
128
De Meyer 2012, p. 108.
Pagina 45 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
verkeer zomaar te beperken. Het VwEU staat voor een harmonisatie tussen
werkgelegenheid en sociale bescherming. Wanneer twee fundamentele rechten
botsen behoort de rechter een goede afweging te maken middels het stellen van
de juiste vragen en deze op hun waarde te toetsen.
5.4 LAVAL
Laval is een Letse vennootschap die 35 werknemers in Zweden ter beschikking
stelt voor de uitvoering van werkzaamheden voor haar Zweedse
dochtermaatschappij. De Zweedse vakbonden verlangen dat de werknemers
onder Zweedse CAO gaan werken, Laval weigert dit.129 Als reactie hierop
organiseren de vakbonden een blokkade van het bouwterrein van Laval. Dit leidt
tot een boycot en later het faillissement van Laval.130
In Laval gaat het om collectieve arbeidsvoorwaarden. In beginsel is het niet
mogelijk om collectieve acties te voeren wanneer er collectieve
arbeidsovereenkomsten zijn afgesproken. Dit is wel mogelijk wanneer de sociale
partners geen CAO met elkaar hebben afgesloten. Bij deze staking staan ook
twee fundamentele rechten tegenover elkaar. Het recht op collectieve actie bij
belangengeschillen tegenover het recht op vrijheid van dienstverrichting van de
werkgever.131 Het Hof van Justitie erkent het stakingsrecht als een grondrecht,
maar geeft ook aan dat er beperkingen mogelijk zijn. Voor een goede afweging
van de rechten moet er een evenredigheidstoets komen.
Het Hof van Justitie benadrukt het belang van het streven naar het vrij
verrichten van diensten. Dit fundamenteel recht mag alleen beperkt worden
indien de beperking een met het VwEU verenigbaar legitiem doel nastreeft.132 De
129
Van Hoek 2008, p. 193.
130
HvJ EG 18 dec 2007 C- 341/05.
131
Hoebeeck 2009, p. 8.
132
Van Peijpe 2008, p. 175.
Pagina 46 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
rechtvaardigheid is te vinden in het algemeen belang. De beperkingen hiervan
mogen niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om het doel te bereiken. In
Laval hebben de vakorganisaties het doel de werknemers uit Letland niet toe te
laten op de werkvloer wanneer ze niet onder hun CAO werken. Zweedse
werknemers ondervinden een nadeel wanneer goedkopere werknemers de
klussen overnemen. De staking is onrechtmatig. Een vakbond kan geen eisen
stellen met als doel het vrij verkeer van diensten aan banden te leggen.
5.5 DE SOCIALE RECHTEN VS DE INTERNE MARKT
In de zaken Viking en Laval is een afweging gemaakt tussen de sociale rechten
en de interne markt. Doordat er steeds fundamentele rechten tegenover elkaar
staan, moeten de rechters een juiste afweging maken. Bij Laval heeft het Hof
van Justitie ten gunste van de interne markt gesproken. De staking heeft als doel
het belemmeren van het vrijverkeer. Niet het nastreven van betere
arbeidsomstandigheden.
In de zaak Rüffert133 worden Poolse werknemers door de aannemer
onderbetaald. Polen kent geen wettelijk minimumloon, dus moet de aannemer
zorgen dat het salaris conform de CAO is. De aannemer heeft in Duitsland een
opdracht aangenomen waarna de Duitse hoofdaannemer erachter komt dat de
Polen onderbetaald worden.134 De vraag die hier speelt: “Is er sprake van een
niet-gerechtvaardigde beperking van het vrij verrichten van diensten in de zin
van het VwEU, wanneer de aanbestedende dienst bij wet wordt verplicht om
opdrachten voor bouwwerken enkel te gunnen aan ondernemingen die zich bij
inschrijving schriftelijk ertoe verbinden hun werknemers bij de uitvoering van
deze werken minstens het loon te betalen dat op de plaats van uitvoering bij
collectieve arbeidsovereenkomst is vastgesteld?” Met andere woorden, is het
strijdig met het recht op vrij verkeer van diensten wanneer de ondernemers
gebonden zijn aan de CAO van de vestigingsplaats? Dat betekent dat de
133
HvJ EG 3 april 2008, nr. C-346/06.
134
Prechal & De Vries, Viking/Laval en de grondslagen van het internemarktrecht, 2008/11.
Pagina 47 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
aannemer van de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd de
loonnorm bepaald.
Het Hof van Justitie heeft in de zaak Rüffert de nodige afwegingen gemaakt. Ten
eerste moet er gekeken worden of er sprake is van een CAO die algemeen
verbindend is. Dat wil zeggen dat de CAO geldt voor de gehele bedrijfstak en dat
elke ondernemer die onder deze bedrijfstak valt gebonden is aan deze CAO. Ten
tweede bepaalt de lidstaat die arbeiders ontvangt het loonpeil. Hierdoor ontstaat
er een afhankelijkheid van andere lidstaten.135 Naast de ongewenste
afhankelijkheid, is een lidstaat niet bevoegd om een loonpeil als
arbeidsvoorwaarde op te leggen. De eis dat alleen een onderneming de klus mag
uitvoeren wanneer hij zich aan de CAO houdt, is in strijd met het fundamentele
recht van vrijheid van diensten. Er wordt dan ten onrechte een economische last
opgelegd aan andere lidstaten.
Voor het begunstigen van de sociale rechten is het opleggen van beperkingen
aan andere lidstaten niet toegestaan. De uitspraken Laval en Viking hebben niet
alleen invloed op het stakingsrecht, maar ook bij andere zaken die een afweging
tussen de sociale rechten en de interne markt maken. Volgens werkgevers
hebben Viking en Laval geen grote veranderingen tussen het vrij verkeer en het
stakingsrecht veroorzaakt. De Europese vakvereniging (ETUC) denkt hier anders
over. Deze uitspraken zouden de economische vrijheid voorrang geven op het
stakingsrecht.136
In Viking en Laval kijkt het Hof van Justitie steeds naar het doel van de
werknemersbescherming en of de belemmering van het vrij verkeer (of een
ander fundamenteel recht) te rechtvaardigen is vanuit deze bescherming. In
plaats van kijken naar gelijke rechten maakt het Hof van Justitie een afweging of
de beperking van het ene recht te rechtvaardigen is vanuit de doelstelling van
135
HvJ EG 3 april 2008, nr. C-346/06 RO 33.
136
Sprengers 2014, p. 320.
Pagina 48 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
het beschermen van de werknemers.137 In Viking veroorzaakt het omvlaggen van
Rosella een negatief gevolg. De Finse werknemers kunnen uiteindelijk hun baan
verliezen wanneer de werkgever Estse werknemers in dienst neemt voor lagere
lonen. Het staken is na afweging een rechtmatige actie. Bij Laval is het doel om
Letse werknemers niet toe te laten op Zweedse arbeidsplaatsen wanneer dit niet
volgens Letse CAO gebeurt. Het belemmeren van het vrij verkeer door middel
van de blokkade is een onrechtmatige actie wanneer het doel is om werknemers
van andere lidstaten niet toe te laten.138 Het recht op vrij verkeer moet
afgewogen worden tegen de doelen van de sociale politiek, dat heeft het Hof van
Justitie laten zien naar aanleiding van Viking en Laval.139
Wanneer een collectieve actie aan de orde is, zal de rechter een
evenredigheidstoets uitvoeren. Bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een
staking zijn diverse vragen van belang. Bij de zaak Viking is naar voren gekomen
dat een staking een geschikte actie moet zijn en zal de noodzaak van de actie
bekeken worden. Bij Laval en later bevestigd bij Rüffert staat een afweging
tussen de sociale rechten en de interne markt voorop. Het gevaar hiervan kan
zijn dat er vaker afwegingen gemaakt zullen worden tussen het doel van de
stakingsactie en aangewende middelen.140
Het Hof van Justitie had ook de redenering van de uitspraak Albany kunnen
gebruiken waar de CAO buiten de toepassingssfeer van de verdragsrechtelijke
mededinging valt. Het Hof heeft geen immuniteit toegekend aan de collectieve
acties waardoor ook de collectieve onderhandelingen kracht verliezen. Collectieve
acties en collectieve onderhandelingen zijn namelijk verbonden.141 De afname
van kracht heeft vooral tot gevolg dat de partij aan de kant van de werknemers
weinig te zeggen heeft bij de collectieve onderhandelingen. Toch kiest het Hof
137
Sprengers 2014, p. 324.
138
Hartkamp 2009, p. 9.
139
De Meyer 2012, p. 115.
140
De Meyer 2012, p. 116.
141
De Meyer 2012, p. 124.
Pagina 49 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
van Justitie voor een evenredigheidstoets en weegt de sociale rechten en de
interne markt tegen elkaar af. Aan de hand van het doel van de sociale actie kan
beoordeeld worden of een beperking op vrijheid van vestiging, vrijverkeer van
diensten of andere fundamentele rechten noodzakelijk is.
Pagina 50 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 6: EVRM EN HET STAKINGSRECHT
Naast het Europees Sociaal Handvest (ESH) en het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (VwEU) is het Europees Verdrag tot bescherming
van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van invloed
op het stakingsrecht. In dit hoofdstuk zal ik de invloed van diverse internationale
bronnen op het EVRM bespreken. Dankzij het ESH is de invloed van artikel 11
EVRM drastisch veranderd, maar ook andere bronnen hebben de denkwijze van
het Europese Hof van de rechten van de Mens (EHRM) gewijzigd.
6.1 ARTIKEL 11 EVRM
In artikel 11 EVRM is de vrijheid van vergadering en vereniging opgenomen. De
geschiedenis van het Europese recht toont aan dat de link tussen collectief
onderhandelen en staking niet altijd bestond zoals we die nu kennen. In 1970
bepleit het EHRM dat het stakingsrecht geen verlengstuk van collectief
onderhandelen is.142 In het arrest Schmidt and Dahlstrom143 van 1976 besluit het
EHRM om deze rechten niet samen te voegen. Stakingsrecht zou niet onder de
reikwijdte van artikel 11 vallen.
“Artikel 11. Vrijheid van vergadering en vereniging
1.Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op
vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen
vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten
voor de bescherming van zijn belangen.
2.De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen
worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een
democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de
nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van
wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de
gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en
vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige
beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door
142
Jacobs 2010, p. 662.
143
EHRM 6 februari 1976 Schmidt and Dahlstrom.
Pagina 51 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van
de Staat.”
De tekst van artikel 11 slaat voornamelijk op de vrijheid van vergadering en
vereniging en de oprichting van een vakvereniging. Een ieder heeft recht op
vergadering en vereniging. Artikel 6 lid 4 jo G ESH gaat over het recht op
collectief onderhandelen. De beperkingen, zoals in artikel 11 lid 2 EVRM is
opgenomen, lijken wel op de beperkingen van artikel G ESH.
De doelstelling van beide internationale bronnen is verschillend. Het EVRM gaat
over individuele vrijheidsrechten terwijl het ESH sociaal gekwalificeerde
grondrechten behartigt.144 Toch zijn de opgenomen beperkingen niet heel
verschillend. Zo kent artikel 11 lid 2 EVRM een mogelijke beperking van het
verenigingsrecht wanneer de nationale veiligheid in gevaar kan komen.145 Deze
mogelijkheid is opgenomen om in extreme gevallen een staking te beperken of
te stoppen. Denk aan tijden van oorlog of wanneer spionage noodzakelijk wordt.
Artikel G ESH geeft ook de mogelijkheid om een staking te beperken wanneer
deze de nationale veiligheid in gevaar brengt.
Wanneer de openbare orde in gevaar komt wordt dit vaak in combinatie met de
nationale veiligheid geschetst. Openbare orde is ruimer, denk aan een
plakverbod, vergunningen verlenen voor standplaatsen en andere noodzakelijke
beperkingen om de openbare orde te bewaren.146 Een beperking bij stakingen
wegens openbare orde is mogelijk wanneer de staking overlast veroorzaakt voor
de maatschappij.
Andere beperkingen die in artikel 11 lid 2 EVRM zijn opgenomen gaan over de
volksgezondheid, goede zeden en vrijheiden en rechten van derden. Dat een
144
Tilstra 1994, p. 224.
145
Tilstra 1994, p. 233.
146
Tilstra 1994, p. 234.
Pagina 52 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
staking de volksgezondheid in gevaar kan brengen is te zien in het arrest uit de
zorg (zie paragraaf 3.4).147 De rechter wil het risico niet nemen dat patiënten
onherstelbare schade oplopen.
6.2 BEPERKTE RECHTEN AAN DE HAND VAN ARTIKEL 11 EVRM
Sinds 1976 blijkt dat het EHRM er geen heil in ziet om het stakingsrecht toe te
kennen aan vakverenigingen. Het recht dat het EHRM uit het EVRM haalt, is het
recht voor vakverenigingen om gehoord te worden door de werkgever.148 Recht
om toegelaten te worden bij onderhandelingen is niet inbegrepen. Dat de
vakverenigingen het recht hebben om te staken is uitgesloten. Er zijn weinig
mogelijkheden voor de vakverenigingen om daadwerkelijk actie te ondernemen
voor de bescherming van de leden.149 De gedachtegang van het EHRM wijzigt
vanaf 2002.
In 2002 heeft het EHRM voor het eerst het stakingsrecht voorzichtig onder de
reikwijdte van artikel 11 EVRM gebracht.150 De uitspraak Unison vs. Verenigd
Koninkrijk gaat over onderhandelingen bij het gedeeltelijk privatiseren van een
ziekenhuis.151 UCLH (University College Hospital in Londen) gaat met de
werknemers onderhandelen. Door de privatisering zouden veel werknemers over
moeten naar de overnemende organisatie. Bij een overgang willen de arbeiders
gelijke rechten en bescherming genieten als wanneer ze in dienst van UCLH
zouden blijven. UCLH weigert deze zekerheid te geven waardoor een staking
wordt uitgeroepen. De High Court acht deze staking onrechtmatig, omdat het
belangengeschil om toekomstige belangen gaat.
147
Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210.
148
EHRM, National Union of Belgian Police v. Belgium, arrest van 27 oktober 1975, Publ. Hof, Serie
A, Vol. 19.
149
Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2346.
150
Sprengers 2014, p. 342.
151
EHRM 10 januari 2002, 53574/99.
Pagina 53 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Het EHRM heeft zich over deze zaak gebogen en ontleent meer rechten aan
artikel 11 EVRM. Dit artikel is bedoeld om vakverenigingen de mogelijkheid te
geven hun leden te beschermen. Zie het als een middel om de collectieve
onderhandelingsrechten te waarborgen. Er is geen verplichting opgenomen voor
werkgevers om deel te nemen aan de collectieve onderhandelingen.152 Een
duidelijk recht op staken is ook niet opgenomen in het artikel. Toch is staken een
middel om de belangen van de werknemers te behartigen. Het EHRM overweegt
daarnaast ook de rechten van anderen. De economische belangen van de UCLH
worden meegenomen in de afweging van het rechtmatig verklaren van een
staking.153 In casu besluit het EHRM dat er toch geen sprake is van een
rechtmatige staking. Dat zou wel het geval zijn wanneer UCLH al actie had
genomen om werknemers te ontslaan.
Naar aanleiding van bovenstaande uitspraak heeft het EHRM meer rechten
toegekend aan de vakverenigingen. Via de bescherming die artikel 11 EVRM
geeft mag een staking ingezet worden om de belangen van leden en werknemers
te beschermen. De lidstaten behouden een ruime beoordelingsvrijheid bij het
toewijzen van deze rechten.
6.3 EVRM EN HET RECHT OP WERKSTAKING
In 2008 trekt het EHRM één lijn met andere internationale controleorganen. Na
de uitspraak Demir & Baykara vs. Turkije is duidelijk dat bij de interpretatie van
het EVRM ook andere internationale mensenrechteninstrumenten betrokken
zijn.154 Demir en Baykara zijn lid en president van een vakvereniging. De
vakvereniging heeft een CAO afgesloten voor 2 jaar.155 De werkgever verzuimt
152
Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2346.
153
Sprengers 2014, p. 342.
154
Professor Universita Statele di Milano, Legal World.be.
155
Van Drongelen & A. Jacobs 2009, p. 2346.
Pagina 54 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
aan de bepalingen van de CAO te voldoen. In deze zaak staat het recht op
collectief onderhandelen centraal.156
Na Demir & Baykara vs. Turkije is het recht op collectief onderhandelen
onderstreept. Het EHRM geeft duidelijk aan dat ook andere internationale
bronnen van belang zijn in de beoordeling van de rechten van werknemers en
werkgevers. Het ESH en VwEU geven beide een ruim recht op collectief
onderhandelen. In deze bronnen is het stakingsrecht expliciet genoemd als
drukmiddel bij collectieve onderhandelingen. Door de erkenning van het collectief
onderhandelen in deze bronnen, wijkt het EVRM ook meer uit na deze rechten.157
Nu is ook via het EVRM een direct beroep mogelijk op recht op collectief
onderhandelen. Een belangrijke stap in het stakingsrecht.
De bescherming is naar aanleiding van Enerji Yapi-Yol Sen vs. Turkije nog verder
uitgebreid. Het stakingsrecht kent sinds 2009 zelf bescherming onder artikel 11
EVRM.158 Enerji is een vakvereniging die een 1-dagsstaking organiseert om
sterker in de collectieve onderhandelingen te staan. Naar aanleiding van het ESH
kent het stakingsrecht enkel in extreme gevallen een beperking. Toch kreeg
Enerji een sanctie opgelegd.159
Net als bij het ESH kent het EVRM ook geen absoluut recht aan het stakingsrecht
toe. De staking van Enerji Yapi-Yol Sen wordt gehouden door ambtenaren. Naar
de aard van de functie van ambtenaren, acht Turkije de staking onrechtmatig.
Uit de toelichting van het Europees Comité voor Sociale Rechten is een staking
van ambtenaren wel mogelijk wanneer dit een uiterst redmiddel is.160
Ambtenaren hebben weldegelijk rechten om een staking te gebruiken als
156
EHRM 12 november 2008, 34503/97.
157
Sprengers 2014, p. 343.
158
Sprengers 2014, p. 344.
159
EHRM 21 april 2009, 68959/01.
160
MvA I, R533.
Pagina 55 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
pressiemiddel. Het EHRM mag zich niet alleen op het EVRM baseren, andere
internationale bronnen moeten ook meegenomen worden bij de interpretatie en
beoordeling van conflicten. Turkije acht de staking per definitie onrechtmatig en
beperkt deze. Het EHRM heeft beslist dat het beperken van deze staking
onrechtmatig is.161
6.4 INTERPRETATIE VAN HET EVRM
In het begin is het EHRM stellig over het toewijzen van stakingsrecht aan de
hand van het EVRM. De tekst geeft dan ook geen duidelijke rechten. Alleen de
vrijheid van vergadering en vereniging is expliciet aangegeven. Artikel 11 EVRM
begint daarom als een zuiver vrijheidsrecht voor vergadering en vereniging. Er is
geen verplichting voor werkgevers om naar de vakverenigingen te luisteren.
Werknemers krijgen wel het recht op collectieve onderhandelingen, toelating tot
een overleg en het oprichten van collectieve arbeidsovereenkomsten, maar er is
geen garantie dat de onderhandelingen leiden tot een collectieve
arbeidsovereenkomst.162
Nadat het ESH en het VwEU wel duidelijk de rechten voor collectief
onderhandelen geven verandert het standpunt van het EHRM.163 Niet alleen het
ESH en VwEU geven deze rechten, er zijn meerdere verdragen opgericht voor de
bescherming van de rechten van de werknemers. Zo is op 9 juli 1948 IAOverdrag nr. 87 opgericht betreffende de vrijheid tot het oprichten van
vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht.164 In artikel 2
van dit verdrag is het recht voor werknemers en werkgevers opgenomen om
organisaties op te richten. 1 jaar later, op 1 juli 1949, is IAO-verdrag nr. 98
opgericht betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te
organiseren en collectief te onderhandelen. In dit verdrag zijn de rechten van
161
Van Drongelen & A. Jacobs 2009, p. 2348.
162
Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2346.
163
Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2348.
164
Van Drongelen & Jacobs 2009, p. 2345.
Pagina 56 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
werknemers en werkgevers opgenomen ter bescherming tegen inmenging. Het
recht om te organiseren wordt ook via dit verdrag gewaarborgd.
Doordat diverse internationale bronnen de vrijheid van collectief onderhandelen
waarborgen kan het EHRM niet anders dan dit recht accepteren. Artikel 11 EVRM
is daarom ruimer uitgelegd dan voorheen. Het begint met de erkenning van de
vrijheid van collectief onderhandelen voor de werknemers en werkgevers. Later
heeft het EHRM het stakingsrecht zelf erkend als een recht.165
165
Sprengers 2014, p. 343.
Pagina 57 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
HOOFDSTUK 7: CONCLUSIE
Werkgevers en werknemers verschillen van mening over de nut van het
stakingsrecht. Waar werkgevers juist de lasten dragen van de acties ondervinden
werknemers een zekere mate van bescherming tijdens onderhandelingen. Een
werkstaking is wel van deze tijd. Ondanks de relatief goede
arbeidsomstandigheden in Nederland zijn er werknemers die het onderspit
delven. Hoeveel overlast de schoonmaakstaking bij de NS ook veroorzaakt, men
ziet wel het nut in van deze actie.166 Een staking blijft een noodzakelijk middel
om in bepaalde gevallen de arbeidsomstandigheden op pijl te houden. Zonder
het stakingswapen zouden de schoonmakers nog altijd onderbetaald worden met
een te hoge werkdruk.
Een vraag die ik wil beantwoorden gaat over de rechten die de werknemers
hebben op het gebied van stakingen. Zijn deze rechten wel duidelijk? In dit
hoofdstuk zal ik de Internationale bronnen ESH, VwEU en het EVRM met elkaar
vergelijken. De Nederlandse rechters zeggen het ESH te volgen, maar na
bestudering van de bronnen blijkt iets anders.
7.1 HOE HET STAKINGSRECHT BEGON
Het stakingsrecht begint als een strafbaar feit. Werknemers die zich verzamelen
om te vergaderen kunnen al opgepakt worden. Voor de strafbaarheid is het niet
noodzakelijk dat er een succesvolle poging tot staken wordt uitgevoerd. Later
komt de gedachte dat een strafrechtelijke sanctie niet past bij het niet nakomen
van een arbeidsovereenkomst, omdat het gaat om een private overeenkomst. De
wetgever heeft de sanctie dan ook uit het strafrecht gehaald. Een werkstaking
wordt gekwalificeerd als een onrechtmatige daad of wanprestatie. Als de
werknemer de arbeid neerlegt, is dat in strijd met de arbeidsovereenkomst wat
een wanprestatie oplevert.
166
FNV Bondgenoten: Schoonmaakstaking als reddingsboei? 4 januari 2012.
Pagina 58 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
De mogelijkheid om een rechtmatige staking te organiseren komt uit het
Panhonlibco arrest.167 De Hoge Raad acht in sommige gevallen een staking
rechtmatig, maar in beginsel is een staking nog onrechtmatig. Alleen wanneer de
arbeidsomstandigheden zodanig slecht zijn dat een verdere voortgang van de
arbeid niet meer van de werknemers verlangt kan worden, dan kan een staking
rechtmatig zijn. De vrijheid voor de werknemers om te staken begint langzaam
op te komen. Van een strafrechtelijke sanctie gaan we naar een systeem waarin
de werknemers zonder vervolging kunnen staken.
Naar aanleiding van het NS arrest uit 1986 heeft de Hoge Raad168 de directe
werking van het ESH erkend. De staking wordt in beginsel een rechtmatige actie.
Werknemers en werkgevers mogen bij belangengeschillen actie ondernemen.
Voor de werknemers heeft dit grote gevolgen. In plaats van het onderspit te
delven bij de collectieve onderhandelingen, hebben de werknemers
daadwerkelijk zeggenschap. Hoewel de Hoge Raad pas na 1986 het stakingsrecht
als rechtmatig acht, zijn IAO verdragen 87 en 98 eerder bekend. Hierin zijn de
rechten voor werknemers om collectief te onderhandelen al onderstreept. Het
stakingsrecht is niet opgenomen in deze verdragen, maar het doel om de
werknemers te beschermen bestaat al. Internationale bronnen of niet, Nederland
kent langzaam meer rechten toe aan werknemers(verenigingen) op het gebied
van werkstaking.
167
HR 15 januari 1960, NJ 1960, 84.
168
HR 30 mei 1986, LJN AC9402.
Pagina 59 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
7.2 DE INTERNATIONALE BRONNEN NAAST ELKAAR
7.2.1 ESH
De eerste echte invloeden op het Nederlandse stakingsrecht komen van het ESH.
In artikel 6 van dit Handvest is expliciet het recht op collectief onderhandelen
opgenomen. Werknemers en werkgevers hebben het recht om, in geval van
belangengeschillen, collectief op te treden. In lid 4 van het artikel is expliciet het
recht op staken toegevoegd. Het stakingsrecht is een van de mogelijke
collectieve acties, maar als enige benoemd in het artikel. Andere collectieve
acties worden niet per definitie uitgesloten.
Artikel 6 lid 4 ESH kent een ruime betekenis voor het stakingsrecht, ook voor het
begrip belangengeschil. Daaruit valt op te maken dat een werknemer snel aan de
eisen van dit artikel voldoet. De ruime uitleg laat zien dat het ESH het
stakingsrecht van groot belang acht. Toch zijn beperkingen mogelijk. Dit blijkt uit
artikel G van hetzelfde Handvest. Uit de toelichting van het Europees Comité
voor Sociale Rechten169 blijkt dat de beperkingen bedoeld zijn om in extreme
gevallen een halt toe te roepen aan een staking. Denk daarbij aan een gevaar
voor de volksgezondheid. Op een kleine schaal kan dat betekenen dat artsen een
beperking krijgen opgelegd ten aanzien van het stakingsrecht. De levens van
patiënten mogen niet in gevaar komen.
Aan de hand van het ESH heeft de Hoge Raad meermalen een staking
beoordeeld. De stakingen zijn gericht op verbetering of behartiging van de
arbeidsvoorwaarden van de werknemers. De staking van de Nederlandse
Spoorwegen170 wordt in het leven geroepen, omdat de brutosalarissen worden
gekort. Bij de Douwe Egberts171 zaak bestaat een gevaar op verlies van banen.
169
Concl. XIII-1, 157.
170
HR 30 mei 1986, LJN AC9402.
171
HR 28 januari 2000, JAR 2000/63.
Pagina 60 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Ze voldoen aan de eisen van artikel 6 ESH. Een beperking op grond van lid 4 zou
niet gerechtvaardigd zijn. Door de staking veroorzaken de werknemers geen
gevaar voor de volksgezondheid, nationale veiligheid of openbare orde. Risico’s
voor de economie en maatschappij zijn niet in beeld. Toch heeft de Hoge Raad
een evenredigheidstoets losgelaten op de beoordeling van de staking. De vraag
speelt dan of de collectieve actie wel een redelijke actie is. Voor die toets bekijkt
de Hoge Raad alle omstandigheden van het geval. Zo worden de belangen van
beide partijen afgewogen.
Een andere toets noemt de Hoge Raad letterlijk een ultimum remedim, een
uiterst middel.172 Alleen wanneer de staking als een laatste redmiddel gezien kan
worden mag er gestaakt worden. De werkgever kan dan voor de rechter
bepleiten dat hij nog open staat voor onderhandelingen, ook al zijn er al
meerdere pogingen geweest zonder resultaat. Het ultimum remedim is een
lastige voorwaarde voor de werknemersvereniging. Recente jurisprudentie legt
wel een terughoudende toets op het ultimum remedim. De vakverenigingen
moeten aangeven of en wanneer een staking nodig is.173 Hoe moet een vakbond
of een werknemer weten dat de werkgever toch nog aan tafel wil zitten om het
probleem op te lossen? Op wie rust de bewijslast in deze? Of moet het überhaupt
wel worden aangeven? Dat is niet duidelijk op te maken aan de hand van de
jurisprudentie. Daarnaast is het in strijd met artikel 6 lid 4 ESH. Alleen in uiterste
omstandigheden mag een staking beperkt worden.174 De Hoge Raad geeft wel in
haar rechtspraak aan het ESH te volgen, maar uit de toetsingselementen volgt
iets anders. Het ultimum remedim is de omgekeerde wereld.
172
HR 28 januari 2000, JAR 2000/63.
173
Van der Helm, Heeft het ultimum remedium beginstel binnen het stakingsrecht zijn langste tijd
gehad? Arbeidsrecht 2014/39, p. 19.
174
Concl. XIII-1, 157.
Pagina 61 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
7.2.2 VWEU
In diverse internationale uitspraken is een toets opgenomen om een staking te
beoordelen. In Viking en Laval zijn een belangenafweging en een
evenredigheidstoets overwogen om de rechtvaardigheid van de stakingen te
bepalen. Het Europese Hof van Justitie heeft zich over deze twee zaken gebogen
met in achtneming van het VwEU. Het Hof van Justitie wijkt af van haar eerdere
uitspaak Albany door de collectieve onderhandeling geen immuniteit te geven bij
de beoordeling of een staking het vrij verkeer zou belemmeren. In plaats
daarvan is een afweging gemaakt en zal de rechter per zaak bepalen of een
staking rechtmatig is. Van belang is het doel van de staking tegenover de andere
vrijheden te plaatsen en via een belangenafweging de juiste keuze te maken. De
doelstelling van de Europese Gemeenschap is om werkgelegenheid en sociale
bescherming te harmoniseren. Bij een harmonisatie is het nodig om beide kanten
te bekijken en van daaruit de beste oplossing te zoeken.
Het oordeel dat het Hof van Justitie geeft in Viking en Laval lijkt meer op een
ultimum remedim toets dan een rechtvaardiging volgens het ESH. Daaruit valt op
te maken dat de Hoge Raad in het NS en DE arrest, dezelfde uitleg deelt als het
Hof van Justitie in de Viking en Laval uitspraken. In plaats van de bescherming
van de werknemers te waarborgen hanteren deze rechters een
afwegingselement. Aan de hand van deze uitspraken is duidelijk te zien het Hof
van Justitie het recht op stakingen lager schaalt dan andere internationale
rechters. Een staking zal minder snel als rechtmatig gezien worden volgens het
VwEU, aldus het Hof van Justitie, net als de Hoge Raad.
Het Europees Comité voor Sociale Rechten geeft wel aan dat staken geen
absoluut recht is, maar de beperking is alleen in uitzonderlijke gevallen
mogelijk.175 Het enkel toelaten van collectieve acties wanneer het nodig is om de
minimum arbeidsomstandigheden te waarborgen dan wel te bereiken maakt
175
HR 28 januari 2000, JAR 2000/63. Concl. XVI-1 vol. 2, 444-447.
Pagina 62 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
inbreuk op het fundamenteel recht op collectieve acties.176 Om de
arbeidsomstandigheden van de arbeiders te waarborgen, moeten
vakverenigingen het recht behouden om de woon- en werkcondities te
verbeteren. Een manier om dit te bereiken is via collectief onderhandelen.
Stakingen en andere collectieve acties, zijn de middelen om de werknemers en
vakverenigingen een sterkere positie in deze onderhandelingen te bieden.
Wanneer werknemers en vakverenigingen niet kunnen staken is een collectieve
onderhandeling een methode om te smeken bij de werkgever. De kans op een
eerlijke onderhandeling is dan niet mogelijk.
Na het ESH geeft het VwEU minder bescherming aan de werknemers. De loop
van de geschiedenis zou erop duiden dat de Europese Unie, maar ook Nederland
zelf, juist meer bescherming aan de werknemers biedt, door van een strafbaar
feit, via wanprestatie, naar een opzichzelfstaand recht om te staken te gaan.
Nederland ratificeerde het ESH in 1980 en de burgers kunnen een beroep doen
op dit Handvest. Echter de uitspraken van de Hoge Raad en het Hof van Justitie
wijzen later weer op verdere beperkingen van het grondrecht om te staken.
7.2.3 EVRM
Na Viking en Laval heeft een andere internationale rechtbank zich uitgelaten over
werkstakingen. Het EHRM kent voor 2002 weinig rechten aan de vrijheid van
vergadering en vereniging van artikel 11 EVRM toe. Het EHRM acht dat een
collectieve onderhandeling niet samengaat met een collectieve actie. Het EVRM
staat voor individuele vrijheidsrechten, niet voor sociale grondrechten. Door deze
doelstelling verschilt het EVRM van het ESH.
Ondanks de verschillende doelstellingen, kennen de opgenomen artikelen veel
overeenkomsten. Artikel 11 EVRM geeft een ruim recht op verenging en
vergadering met beperkingen die enkel in extreme gevallen gelden. Deze
176
Sprengers 2014, p. 336.
Pagina 63 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
beperkingen zijn vrij gelijk aan de beperkingen die in artikel G ESH zijn
opgenomen, namelijk wanneer de nationale veiligheid en openbare orde in
gevaar komt, maar ook bij een dreiging van de volksgezondheid. In het begin
laat het EHRM artikel 11 EVRM niet onder het stakingsrecht vallen; dit verandert
in 2002.177 Het EHRM maakt hier de afweging of een staking rechtmatig is door
het belangengeschil van de werknemers te bekijken. In deze uitspraak gaat het
over een toekomstig geschil en is de staking premature. Deze uitspraak heeft de
reikwijdte van artikel 11 EVRM veranderd.
In 2008 komt een andere zaak voor het EHRM waarin gekozen wordt voor een
nieuwe benadering van artikel 11. Niet alleen het EVRM, maar ook andere
internationale bronnen moeten meegenomen worden bij de beslissing. Het
stakingsrecht is een fundamenteel recht, in geval van extreme omstandigheden
is een beperking mogelijk volgens het ESH. Dit neemt het EHRM mee in haar
overweging. In 2009 wordt het recht op staking voor de werknemers nog ruimer
uitgelegd.178 Zelfs ambtenaren hebben een beperkt recht op werkstakingen. Het
onrechtmatig verklaren van een werkstaking louter om het feit dat de
werknemers ambtenaren zijn gaat niet op.
Nadat het VwEU de rechten van werknemers om te staken aan banden legt,
breidt het EVRM haar rechten juist uit. Van strenge eisen en beperkingen is enkel
sprake in extreme gevallen.
177
EHRM 6 februari 1976 Schmidt and Dahlstrom.
178
EHRM 21 april 2009, 68959/01.
Pagina 64 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
7.3 CONCLUSIE
Hoewel de Hoge Raad in haar uitspraken zegt het ESH te volgen, blijkt het
tegenovergestelde. Het stellen van eisen aan een staking door middel van het
ultimum remedim beperkt het stakingsrecht van werknemers. Het ESH biedt
werknemers juist een ruim recht om te staken. In extreme gevallen biedt artikel
G ESH een mogelijkheid om de staking te beperken. De gevallen zijn opgenomen
en gaan over situaties die de volksgezondheid, nationale veiligheid of openbare
orde in gevaar kunnen brengen. Niet wanneer een werkgever nog een laatste
mogelijkheid ziet om te onderhandelen en daarom een staking wil voorkomen.
Doordat de Hoge Raad werknemerstakingen op grond van een ultimum remedim
en de evenredigheidstoets onrechtmatig kan achten, lijkt ze het VwEU te
handhaven. In Viking en Laval is duidelijk een afweging gemaakt tussen
fundamentele rechten. Een beperking op een fundamenteel recht zoals vrijheid
van vestiging en vrijverkeer van diensten is mogelijk. In tegenstelling tot Albany,
behoudt artikel 49 VwEU haar werkingsfeer. Een beperking is wel mogelijk voor
zover noodzakelijk voor de bescherming van het stakingsrecht. Het VwEU en de
Hoge Raad lijken beide het belang in te zien van een evenredigheidstoets. De
belangen van partijen worden afgewogen en de omstandigheden van het geval
kunnen een staking al dan niet rechtmatig achten. Ik vind het onredelijk dat een
rechter aan de hand van een afweging kan oordelen of werknemers mogen
staken of niet. Een staking kan inderdaad het vrijverkeer van diensten
belemmeren. Als een staking gebonden is aan voorwaarden en geen knelpunten
bij de werkgever mag veroorzaken, dan heeft het staken weinig nut. Het element
van een staking is juist het dwars zitten van werkgever zodat hij gedwongen is te
luisteren naar de eisen van de werknemers. Zolang de nationale veiligheid en
volksgezondheid niet in gevaar zijn, zie ik geen nut in het opleggen van
voorwaarden voordat een staking rechtmatig kan zijn.
Het EHRM geeft wel meer rechten aan de werknemers om te staken. Net als bij
het ESH zijn stakingen een fundamenteel recht volgens het EVRM. In geval van
Pagina 65 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
een bedreiging van nationale veiligheid of volksgezondheid kan een staking
beperkt worden. Of een staking een uiterst middel is, dat maakt niet uit.
In de loop van de jaren hebben werknemers meer rechten op het gebied van
stakingsrecht. Een strafrechtelijke sanctie is uit den boze, maar de Hoge Raad
geeft nog wel mogelijkheden voor de werkgevers om de touwtjes in handen te
houden. Elke werkgever kan aangeven dat onderhandelingen open staan. Door
de ultimum remedim als voorwaarden voor een staking te behouden, beperk je
de rechten voor de werknemers om een eerlijke strijd tijdens de collectieve
onderhandelingen te hebben. Werknemers hebben de staking nodig als
pressiemiddel. Zonder de mogelijkheid om te staken heeft een collectieve
onderhandeling geen zin. Wanneer de Hoge Raad beargumenteerd het ESH te
volgen, dan moet ze stoppen met het toetsen van de staking aan de hand van
een ultimum remedim en de werkstakingen in beginsel rechtmatig achten.
7. 4 AANBEVELINGEN
Uit de wetteksten, uitspraken van verschillende hoven, maar ook uit de literatuur
blijkt geen eenduidige uitleg over het recht van werknemers om te staken. Waar
het ESH de werknemers een ruim recht biedt, ziet het Hof van Justitie de
mogelijkheid voor beperkingen in het VwEU. Doordat Nederland artikel 93
Grondwet kent, werken de internationale bronnen waar Nederland aan gebonden
is door in het rechtssysteem. Het EVRM, ESH en VwEU werken alle drie door. Er
bestaat tussen deze bronnen geen hiërarchie, dus geen van deze drie bronnen
gaat boven de andere. Normaal zou dat geen conflict opleveren, omdat de
bronnen of dezelfde inhoud en strekking hebben of er staat in de bron zelf of
deze boven een andere bron werkt. Zonder een duidelijke hiërarchie van bronnen
is het onduidelijk welke rechten de werknemers hebben op het gebied van
werkstakingen.
De Nederlandse Hoge Raad beargumenteert het ESH te volgen. Toch lijken de
toetsingscriteria meer op het VwEU. Een beroep op 11 EVRM is nog niet aan de
Pagina 66 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
orde geweest in de uitspraken van de Hoge Raad over werkstakingen. Het geeft
wel een verschil van de rechten die de werknemers genieten op het gebied van
stakingen. Het is nog onvoldoende duidelijk wat de rechten van de werknemers
zijn. Het ESH geeft een heel ruim recht op staken terwijl het VwEU stakingen
sneller beperkt.
Het is niet nodig om een nationale wet op te nemen over het stakingsrecht.
Alleen de verschillende internationale bronnen zorgen voor onduidelijkheid over
de rechten van de werknemers. Wanneer een rechter zich beroept op het ESH,
zou deze rechter ook deze denkwijze over moeten nemen. Naar mijn mening
moeten de Hoge Raad en lagere rechtbanken, een duidelijke lijn trekken.
Idealiter hanteren de Nederlandse rechters het ruime recht van het ESH, zoals ze
beweren. Dit past in de tijdlijn van een steeds ruimer recht en de recente
interpretatie van het EVRM.
De werknemers en werkgevers hebben in mijn ogen geen duidelijkheid over de
rechten omtrent werkstakingen. Door de diverse internationale bronnen is het
onduidelijk wanneer een werknemer kan staken. Dit kan verbeterd worden door
een prejudiciële vraag aan een internationaal Hof te stellen over welke regels
leidend zijn. Geven we juist een ruim recht aan de werknemers of hanteren we
een staking als een laatste redmiddel?
Pagina 67 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
LITERATUUR:
Aerts 2007
M.C.M. Aerts, De zelfstandige in het sociaal recht: de verhouding tussen
juridische status en sociaal-economische positie, Deventer 2007
Betten 1985
L. Betten, The Right to strike in Community Law, Amsterdam 1985
Van Cleef & Van Cleef 1841
I. van Cleef & P. van Cleef, Netherlandsche rechtspraak, of Verzameling van
arresten en gewijsden van den Hoogen Raad der Nederlanden, Amsterdam 1841
Cornelissens 1961
Cornelissens, De Werkstaking, Katholiek Staatkundig Maandschrift 1961 nr.3
Van Drongelen 2005
J. van Drongelen, Van de afschaffing van het verbod van coalitie naar
bescherming van de vrijheid van arbeid, Zutphen 2005
Van Drongelen 2009
J. van Drongelen, Vakverenigingsvrijheid, het recht op collectief onderhandelen,
mededingingsrecht, Zutphen 2009
Van Drongelen & Jacobs 2009
J. van Drongelen & A. Jacobs, Nieuwe vleugels voor de vakverenigingsvrijheid
van art. 11 EVRM, Nederlands juristenblad 2009/36
Fase & Van Drongelen 2004
W.J.P.M. Fase, J. van Drongelen, CAO-recht: het recht met betrekking tot CAO's
en de verbindendverklaring en onverbindendverklaring van bepalingen ervan,
Deventer 2004
Hartkamp 2009
A.S. Hartkamp, De werking van het EG-Verdrag in privaatrechtelijke verhouding,
Amsterdam 2009
Ter Haseborg 2008
R.P.J. ter Haseborg, Ondernemingsrecht, Denventer 2008
Hijma 2010
J. Hijma, Rechtshandeling en overeenkomst, Deventer 2010
Hoebeeck 2009
M. Hoebeeck, Het stakingsrecht en de vier vrijheden, Gent 2009
Van Hoek 2008
A.A.H. van Hoek & M.S. Houwerzijl, Loonconcurrentie als motor van de interne
markt? Een tweeluik-Deel 1: De arresten Viking, Laval en Ruffert, NTER,
2008/7/8
Pagina 68 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Jacobs 2010
A.T.J.M. Jacobs, Comparative Labour Law and Industrial Relations in
Industrialized Market Economies, Deventer 2010 (ed. Blanpain)
Jacobs 2013
A.T.J.M. Jacobs, Collectief Arbeidsrecht, Deventer 2013
Korsten 2008
L.E.J. Korsten, Nederlands Mededingingsrecht, Deventer 2008
Van Lierop 2007
W.A.J. van Lierop, Privaatrechtelijke aspecten van het mededingingsrecht:
preadvies 2007 uitgebracht voor de Vereniging voor Burgerlijk Recht, Deventer
2007
Loonstra 2014
C.J. Loonstra, Arrest 15 DE, HR 28 januari 2000, JAR 2000/63 (C98/138,),
Groningen 2014
Loonstra 1990
C.J. Loonstra, Gezag, medezeggenschap en collectieve actie, Groningen 1990
De Meyer 2012
L. De Meyer, Proportioneel stakingsrecht? De invulling van het stakingsrecht
binnen het Europa van de Raad en van de EU, Antwerpen/Cambridge 2012
Mollema 2006
D.F.A. Mollema, Het belangengeschil van belang?, SR 2006/2
Novitz 2010
T. Novitz, Collective Action and Fundamental Freedoms in Europe, Antwerpen
2010 (ed. E. Ales en T. Novitz)
Van Peijpe 2008
T. van Peijpe, De arresten Laval en Viking en hun gevolgen, SMA p. 175-186
2008
Rood 1991
M.G. Rood, Staken in Nederland, Amsterdam 1991
Schut 1996
L.A.J. Schut, Internationale normen in het Nederlandse stakingsrecht, Den Haag
1996
Spier 2009
J. Spier, Verbintenissen uit de wet en schadevergoeding, Deventer 2009
Sprengers 2014
L.C.J. Sprengers, G.W. van der Voet, Arbeidsrechtelijke reflecties 2014.
Bijdragen vanuit verschillende werkgroepen van de VvA, Deventer 2014
Pagina 69 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
Spruit 1955
A. Spruit, Stakingsrecht in het kader van de arbeidsovereenkomst, Groningen
1955
Tilstra 1994
L. Tilstra, Grenzen aan het stakingsrecht, Leiden 1994
Velaers 1999
J. Velaers, De Grondwet en de raad van state, afdeling wetgeving, Apeldoorn
1999
S. van der Velden 2009
S. van der Velden, Stakingen in Nederland, Rotterdam 2009
Verlee 1995
A. Verlee, De Staking, Brussel 1995
L. de Vries 1992
L. de Vries, Collectieve Actie De rechter en de belangen van derden, Gent 1992
Pagina 70 van 71
S. van de Castel, Stakingsrecht
PARLEMENTAIRE STUKKEN:
Kamerstukken II, 1968-69, 10 111, nr. 2
HR 31 januari 1919, NJ 1919, 161
HR 11 november 1937, NJ 1937
HR 15 januari 1960, NJ 1960, 84
Hof Amsterdam 9 februari 1967, NJ 1967, 437
HvJEG 17 december 1970, nr. C-11/70
Hof Amsterdam 13 april 1972, NJ 1972/192
EHRM 6 februari 1976 Schmidt and Dahlstrom
HR 30 mei 1986, LJN AC9402
HvJEG 21 mei 1987, nr. C-249/85
HR 19 april 1991, NJ 1991, 690
HR 22 november 1991. NJ 1992, 508
HR 21 maart 1997, JAR 1997/70
Pres, Rb. Amsterdam 26 augustus 1998, JAR 1998/195
HvJ EG 21 september 1999, nr. C-67/96
HvJ EG 12 september 2000, nr. C-180/98
HvJ EG 21 september 2000, nr. C-222/98
HR 14 januari 2000 JAR 2000/42
HR 28 januari 1000, JAR 2000/63
HR 28 januari 2000, JAR 2000/63
EHRM 10 januari 2002, 53574/99
Rechtbank Arnhem, 25 augustus 2004, 102132/HA ZA 03-1175
Laval: case 341/05, 18 dec 2007
Viking: case 438/05, 11 dec 2007
Rechtbank Utrecht 8 maart 2008, JAR 2008/103
Haarlem 25 augustus 2008, LJN BE9210
EHRM 12 november 2008, 34503/97
EHRM 21 april 2009, 68959/01
Rechtbank Amsterdam 6 oktober 2009, RAR 2009, 162
Gerechtshof Amsterdam 4 mei 2010, JAR 2010/140
Pagina 71 van 71
Download