De Messiaanse beweging - Levend Evangelie Gemeente

advertisement
De Messiaanse beweging
DEEL 1: Israël als Gods verbondsvolk
De kerk zoals wij die kennen, in al zijn verscheidenheid, is het resultaat van vele invloeden.
Historische invloeden, theologische uitgangspunten, culturele invloeden en natuurlijk niet te
vergeten het werk van de Heilige Geest. Hoewel we graag zouden willen, kan geen één kerk, geen
één stroming, denominatie of beweging zeggen, wij hebben het ware geloof. Niets en niemand
anders dan God alleen heeft invloed gehad op waar we nu staan. Belangrijk ook is te beseffen dat het
voortdurend in beweging is. Soms met grote stappen, zoals in de tijd van de reformatie en soms
langzaam en subtiel. Sommige bewegingen brachten ons dichter bij Gods bedoelingen met Zijn
gemeente en andere brachten ons daar juist vanaf.
Naast de reformatie, hebben we te maken met de pinksterbeweging, de evangelische beweging, de
charismatische beweging, de gebedsbeweging, de profetische beweging, de apostolische beweging.
Allemaal hebben ze iets van Gods waarheid hersteld. Maar al deze bewegingen hebben ook het
gevaar in zich dat ze blijven hangen en mogelijk ook doorslaan in dat ene ding dat zij van God hebben
ontvangen en hun beweging onderscheidt. Hoe meer vaart er in zo’n beweging zit hoe groter de
invloed, maar ook hoe groter het gevaar dat zo’n beweging uit de bocht vliegt en zelfs onbedoeld
schade aan kan richten.
Eén van de bewegingen die in onze tijd door God wordt gebruikt om de kerk een spiegel voor te
houden is wat we noemen de Messiaanse beweging. Die beweging is ontstaan in de jaren zestig van
de 20e eeuw en bestaat uit Joodse mensen die geloven in de Messias, Jeshua (de Hebreeuwse naam
voor Jezus). Deze groeiende beweging (Met name in Amerika en in Israël) kent vele stromingen;
sommige groeperingen hebben overtuigingen die wij extreem zouden noemen. Maar over het
algemeen vormen Messiasbelijdende Joden een wezenlijk deel van de gemeente, die wel kenmerken
heeft die verschillen van niet-Joodse christenen. Voorbeeld voor de Messiasbelijdende Joden is de
oorsprong van de nieuwtestamentische gemeente in Jeruzalem die bijna geheel Joods was. Terug
naar de Joodse oorsprong, de Joodse wortel van het christelijk geloof.
De Messiaanse beweging heeft ons veel te vertellen. Ook ons nuchtere Hollanders. Ze schudden
soms aan onze fundamenten. Ze roepen nieuwe vragen op en een brede verscheidenheid aan
reacties. Waar de één uitbundig meebeweegt, houdt de ander zijn hart vast.
We worden niet alleen geconfronteerd met een ander theologisch inzicht, maar ook met andere
gebruiken. Mensen gaan Jezus Jeshua noemen, houden de sabbat, vieren feesten zoals het
Loofhuttenfeest. Hoe moeten we hier mee omgaan?
In twee preken (deze en volgende week) wil ik proberen uit te leggen hoe we hier als gemeente in
staan. Waarom staat er wekelijks in de Weekinfo een gebed voor Israël, waarom hebben we Shoreshavonden, is de Kesjer-cursus gegeven, bestaat er een themagroep over de Joodse wortels, maar ook
waarom niet.
1
Deze week wil ik de positie van Israël bespreken en daarmee die van onze Joodse geloofsgenoten.
Volgende week wil ik dieper ingaan op onze houding ten opzichte van de Thora, de wet van Mozes.
Om inzicht te krijgen in de vraag of Israël nog steeds Gods verbondsvolk is, met een specifieke
roeping moeten we beginnen bij het begin. God kiest Abraham en sluit met hem een verbond
(Genesis 12). God belooft hem de zegen, dat zijn nageslacht een volk zal worden. God belooft hem
een land en God belooft dat door zijn nageslacht heen de volken gezegend zullen worden. Wanneer
in Genesis 17 het verbond wordt herhaald, valt op dat het zich kenmerkt door dat het eeuwig is,
eenzijdig en onvoorwaardelijk. De beloften van God gaan van vader op zoon. Via Abraham, Isaak en
Jakob. God verkiest de Israëlieten als modelvolk. Israël wordt door God apart gezet, maar niet met de
bedoeling om de andere volken uit te sluiten. God heeft Israël niet gekozen om een licht voor zichzelf
te zijn, maar voor de volken.
En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten,
noorden en zuiden, en met u en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend
worden. Genesis 28:14
Aan die roeping van Israël zouden de profeten hen regelmatig herinneren. Soms met succes, maar
vaak ook tevergeefs. Jezus vergelijkt de leiders van Israël in Lucas 20 en Mattheüs 21 met pachters
van een wijngaard die maar niet leveren. Wanneer de eigenaar zijn knechten naar de wijngaard
stuurt dan worden die door de pachters afgetuigd. Maar God de eigenaar van de wijngaard geeft niet
op. Hij stuurt Zijn zoon. Wanneer de pasgeboren Jezus in de tempel wordt opgedragen dankt de
oude Simeon God en profeteert: Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt
ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt
van Israël, uw volk. Lukas 2:30-32
Jezus herinnert het volk Israël aan hun roeping om een lichtend licht en een zoutend zout te zijn,
maar Hij weet ook dat ze met Hem zullen doen, wat ze met de profeten hebben gedaan. Jezus houdt
de Joodse leiders voor dat als ze de zoon van de eigenaar van de wijngaard zouden doden, de
wijngaard van hen afgenomen zou worden. Daarom zeg ik u: het koninkrijk van God zal u worden
ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. Mattheüs 21:43.
We weten allemaal hoe het afloopt. Hoe het volk roept om de kruisiging van Jezus en daar de volle
verantwoordelijkheid voor neemt. En nu is de vraag, heeft God het koninkrijk van hen afgenomen? Is
er een streep door de rekening gegaan en heeft Israël het recht verbruikt om aanspraak te maken op
die bijzondere positie onder de volken.
Vele theologen uit het verleden en in het heden menen inderdaad dat er van een bijzondere positie
voor Israël geen sprake kan zijn. God heeft het koninkrijk aan een ander volk gegeven, namelijk aan
de kerk. De kerk heeft de positie overgenomen die Israël had maar verspeelde.
Maar dat is niet wat Jezus zegt. Tegen de Joodse leiders zegt Jezus dat het koninkrijk van hen wordt
afgenomen en aan anderen wordt gegeven. God neemt het hen af en geeft de leiding aan Jezus en
aan de door Hem opgeleide Joodse discipelen. Jezus zei tegen hen: Vrees niet, kleine kudde, want
jullie Vader heeft jullie het koninkrijk willen schenken. Lukas 12:32. En aan Petrus, een Joodse visser
uit Galilea, geeft Jezus de ‘sleutels van het koninkrijk der hemelen’. Op de eerste Pinksterdag
gebruikt Petrus de sleutel en 3.000 Joden en Jodengenoten komen tot bekering en in de dagen erna
2
nog vele duizenden meer. In Handelingen 10 gebruikt Petrus deze ‘sleutels’ van het koninkrijk
opnieuw om in het huis van Cornelius in Ceasarea de deur van het koninkrijk te openen voor nietJoden. De niet-Joodse gelovigen voegden zich bij de Joodse gelovigen.
De vraag of God Zijn volk verstoten heeft wordt ook door Paulus behandeld in Romeinen 11. Dan is
nu mijn vraag: heeft God zijn volk soms verstoten? Beslist niet. Ik ben immers zelf een Israëliet, een
nakomeling van Abraham, afkomstig uit de stam Benjamin. God heeft zijn volk, dat hij al van tevoren
uitgekozen heeft, niet verstoten. … Zo is ook nu een klein deel over dat God uit genade uitgekozen
heeft. Romeinen 11:1-2a,5
Vers 11: Maar nu vraag ik weer: ze zijn toch niet gestruikeld om ten val te komen? Dat in geen geval,
maar door hun overtreding konden de heidenen worden gered en daarop moesten zij afgunstig
worden.
Vers 28-29 Ze zijn Gods vijanden geworden opdat het evangelie aan u kon worden verkondigd, maar
God blijft hen liefhebben omdat hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt
neemt hij nooit terug, wanneer hij iemand roept maakt hij dat niet ongedaan.
God heeft Israël lief. In Hebreeën lezen we dat God tuchtigt wie Hij lief heeft. Dat is Israël
overkomen. Zij die onbuigzaam werden, die de verlossing afwezen. Ze werden verspreid over de hele
aarde, verbannen van hun grondgebied, met de nek aangekeken. Niet in de laatste plaats door de
kerk. Een God vergeten volk? Een dal vol dorre beenderen, zoals Ezechiël ziet:
Ik werd opnieuw door de hand van de HEER gegrepen. Zijn geest voerde mij mee en hij zette mij neer
in een dal vol beenderen. Ik moest er aan alle kanten omheen lopen, en zo zag ik dat er verspreid
over het dal heel veel beenderen lagen, die helemaal waren uitgedroogd. De HEER vroeg mij:
‘Mensenkind, kunnen deze beenderen weer tot leven komen?’ Ik antwoordde: ‘HEER, mijn God, dat
weet u alleen.’ Toen zei hij: ‘Profeteer, en zeg tegen deze beenderen: “Dorre beenderen, luister naar
de woorden van de HEER! Dit zegt God, de HEER: Beenderen, ik ga jullie adem geven zodat jullie tot
leven komen. Ik zal jullie pezen geven, vlees op jullie laten groeien en jullie met huid overtrekken. Ik
zal jullie adem geven zodat jullie tot leven komen, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben.”’ Ik
profeteerde zoals mij was opgedragen. Zodra ik dat deed hoorde ik een geluid, er klonk een geruis
van botten die naar elkaar toe bewogen en zich aaneen voegden. Ik zag pezen zich aanhechten en
vlees groeien, ik zag hoe er huid over de botten heen trok, maar ademen deden ze nog niet. Toen zei
hij tegen mij: ‘Profeteer tegen de wind, profeteer, mensenkind, en zeg tegen de wind: “Dit zegt God,
de HEER: Kom uit de vier windstreken, wind, en blaas in deze doden, zodat ze weer gaan leven.”’ Ik
profeteerde zoals hij mij gezegd had, en de lichamen werden met adem gevuld. Ze kwamen tot leven
en gingen op hun voeten staan: een onafzienbare menigte. En hij zei tegen mij: ‘Mensenkind, deze
beenderen zijn het volk van Israël. Het zegt: “Onze botten zijn verdord, onze hoop is vervlogen, onze
levensdraad is afgesneden.” Profeteer daarom en zeg tegen hen: “Dit zegt God, de HEER: Mijn volk,
ik zal jullie graven openen, ik laat jullie uit je graven komen en ik zal jullie naar het land van Israël
terugbrengen. Jullie zijn mijn volk, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben als ik je graven open
en jullie uit je graven laat komen. Ik zal jullie mijn adem geven zodat jullie weer tot leven komen, ik
zal jullie terugbrengen naar je land, en jullie zullen beseffen dat ik de HEER ben. Wat ik gezegd heb,
zal ik doen – zo spreekt de HEER.”’
3
In het jaar 70 na Christus werd Jeruzalem en de tempel verwoest. Israël verdween van de kaart.
Joden woonden overal en nergens. De Hebreeuwse taal werd een dode taal. Dorre beenderen. Tot
1948. Dat vandaag de staat Israël bestaat is een bewijs van Gods trouw. God is trouw ook als wij
ontrouw zijn.
Als Israël ons tot voorbeeld is gesteld en je kijkt vandaag naar dat land en volk, wat zie je dan?
Wat ik zie, is dat God trouw is. Dat Hij niet laat varen het werk van Zijn handen. Wat ik zie is dat God
tuchtigt wie Hij liefheeft. Wat ik zie is dat God de beenderen weer bij elkaar gebracht heeft, dat er
vlees omheen zit en dat Hij bezig is, op dit moment, om Zijn Geest over hen te blazen. In die zin is de
Messiaanse beweging een vervulling van Bijbelse profetie.
Het is een regelrecht wonder van God dat het Joodse volk zoveel eeuwen van vervolging door
christenen en niet-christenen heeft overleefd. Elk ander volk zou onder zulke omstandigheden zijn
verdwenen. Als nieuwtestamentische gelovigen zijn wij nauw verwant met het huidige Joodse volk
en dus ook met de staat Israël, ook al hoeven we niet alles te waarderen wat daar plaatsvindt.
Naast Israël staan, betekent niet dat je achter haar politiek gaat staan of dat je geen oog kan hebben
voor de benarde situatie waarin Palestijnen zich bevinden. Maar het is een kwalijke zaak wanneer
kerken demonstratief het Palestijnse volk ondersteunen en tegelijk hun joodse broedervolk links
laten liggen of de les willen lezen. Helaas strijdt Israël vaak met de verkeerde wapens en vertrouwt
Israël vaak meer op eigen kracht dan op die van God. Daarin lijken de Joden verdacht veel op alle
andere mensen! Ondanks alles horen Israël en de Gemeente bij elkaar en nieuwtestamentische
gelovigen doen er goed aan daadwerkelijk achter Israël te staan. De houding die ons past is één van
bescheidenheid (Rom. 11:20), van bemoediging en vertroosting (Jesaja 40:1) en van voorbeden
(Psalm 122:6).
4
Download