Koninklijk Technisch Atheneum de Merodelei – Turnhout Schooljaar: HVR H1 Opwekken van een sinusvormige wisselspanning Vak : Elek. Naam: Klas: Datum: 1. Een gelijkstroom is een stroom die altijd dezelfde a) richting heeft. b) zin heeft. c) sterkte heeft. 2. Om in onderstaande stroomkring een constante gelijkstroom te laten vloeien, moet: a) Ub constant zijn. R b) R constant zijn. UR c) U en R constant zijn. d) de polariteit dezelfde zijn. I A Ub 3. In vorige vraag zal een veranderlijke gelijkstroom vloeien als 1. de klemspanning wijzigt. 2. de weerstand wijzigt. a) Stelling 1 is juist, 2 is onjuist. b) Stelling 2 is juist, 1 is onjuist. c) Beide stellingen zijn juist. d) Geen van beide stellingen is juist. 4. De vorm en de waarde van de gegenereerde spanning bij een draaiende winding zijn afhankelijk van a) de snelheid waarmee de winding draait. c) de snelheid van de omsloten fluxverandering. b) de fluxdichtheid van het magnetisch veld. d) het aantal windingen. 5. De flux door het raam van de winding in stand 1-2 is m. Hoe groot is de flux in stand 1’-2’ 1 1' N 2' Z 2 6. De gegenereerde spanning in de fig. van vraag 2 zal maximaal zijn als de winding a) horizontaal staat b) verticaal staat V'' 7. Onder het begrip frequentie verstaat men ……………………………………………………… N 8. V' V Z f 50 Hz : T ....................................., ........................................ 9. De letters U en I gebruikt men om de ogenblikkelijke waarde aan te geven. Juist of Onjuist. 10. De gemiddelde waarde van een sinusvormige wisselstroom over één enkel periode is gelijk aan? ………………………………………………………….. 11. Teken tussen de noord en de zuid-pool, op de met stippellijn aangeduide momenten, in doorsnede de stand van het draaiende, zodanig dat deze (stand) overeenkomt met het verloop van de omsloten flux in datzelfde raam. 12. Teken in assenstelsel van vorige vraag de gegenereerde spanning in overeenstemming met het fluxverloop. 13. De effectieve waarde van een wisselstroom is de waarde die een constante gelijkstroom moet hebben om gedurende een …………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………….. 14. Een volt- of ampèremeter zal voor wisselstroom a) de momentele waarde aanduiden. b) de gemiddelde waarde aanduiden. c) de amplitudowaarde aanduiden. d) de effectieve waarde aanduiden. 15. De vormfactor is de verhouding tussen …............................................................................... …………………………………………………………………………………………………. 16. De topfactor is de verhouding tussen ….................................................................................. …………………………………………………………………………………………………. 17. Een sinuvormige wisselstroom met amplitudo Im ontwikkelt in een tijdsinterval van één periode meer warmte in een weerstand dan een constante gelijkstroom van dezelfde waarde Im gedurende dezelfde tijd in dezelfde weerstand. Juist of Onjuist. 18. Met de formule E N * kan men: t 1. de momentele waarde van een spanning bepalen 2. een gemiddelde waarde bepalen in een willekeurig tijdsinterval a) Stelling 1 is juist, 2 is onjuist. b) Stelling 2 is juist, 1 is onjuist. c) Beide stellingen zijn juist. d) Geen van beide stellingen is juist. 19. Welke snelheidsvector zal spanning genereren in de draaiende winding en hoe kan je de grootte van deze spanning berekenen? V'' N V' V Z 20. De gegenereerde spanning in vorige vraag zal maximaal zijn als het raam ……………………….. staat. 21. Met de formule E B * l * v kun je een momentele waarde van de spanning bepalen. Juist of Onjuist. 2' 22. Welke figuur is aangewezen om een sinusvormige spanning te genereren. 1 a) fig. a b) fig. b N Z N c) beide figuren 2 d) geen van beide figuren. fig. a 23. Bereken. 1 2 Z fig. b I m 10 A I(A) Im=10 A i1 i1 ................................................ a 0 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360 i2 ................................................ i2 24. De effectieve waarde van een wisselstroom is gelijk aan de wortel uit het kwadratisch …………. …………………………………………………………stroomsterkten. 25. Als een rotor met raam in een tienpolig veld draait met een rotatiefrequentie van 1 tr/s dan is de frequentie van de gegenereerde spanning f = ……………………… en worden er per seconde …………………. Elektrische graden doorlopen. 26. Onder cirkelfrequentie verstaat men de ……………………………………. in …………. van het raam dat in een …………………………………………… veld draait om een wisselspanning met ……………………………….. …… te verkrijgen. 27. Doorstreep wat fout is. Gelijkspanning/ Wisselspanning kan je gemakkelijk transformeren naar andere spanningswaarden 28. Een wisselstroomleiding voor 220 V moet beter worden geïsoleerd dan een gelijkstroomleiding voor 220 V. Juist of Onjuist. 29. Hoe meer polen een generator heeft, des te ………………………….. moet de aandrijfsnelheid zijn om een frequentie van 50 Hz te bekomen. 30. De gemiddelde waarde van de v/e sinusvormige stroomsterkte I g ............. 31. Een rotor draait in een 8 polig veld met een rotatiefrequentie van 900 tr/min. Bepaal de frequentie van de opgewekte spanning. 1°m = ……….°el. geg: gev opl: 32. Een wisselspanning heeft een frequentie f = 50Hz en een amplitudo van 14,1 A. Bereken de cirkelfrequentie, I, Ig, i1 na T/4, i2 na T/6. Maak een figuur. geg: gev: opl: 33. Een rechthoekige spoel met 60 windingen draait in een uniform magnetisch veld van 1,5 wb/m². De spoel is 12 cm breed en 20 cm lang (werkzaam deel). De maximumwaarde van de gegenereerde spanning is 28,2 V. Bereken de rotatiefrequentie en de gemiddelde waarde van de gegenereerde spanning. geg: gev: opl: