PROTEÏNE SYNTHESE (Eiwit synthese) Proteïne Synthese • De productie (synthese) van eiwitten. • 3 fasen: 1. Transcriptie 2. RNA bewerking 3. Translatie • Onthoud: DNA RNA Proteïne DNA RNA Proteïne Kern membraan DNA Transcriptie Eukaryotische Cel Pre-mRNA RNA Bewerking mRNA Ribosoom Translatie Proteïne DNA RNA proteïne DNA Transcriptie mRNA Ribosoom Translatie Proteïne Prokaryotische Cel Vraag: • Hoe verschilt RNA (ribonucleïnezuur) van DNA (deoxyribonucleïnezuur)? RNA verschilt van DNA 1. RNA heeft een suiker: ribose DNA heeft een suiker: deoxyribose 2. RNA bevat uracil (U) DNA bevat thymine (T) 3. RNA molecuul heeft één streng DNA heeft twee strengen 1. Transcriptie kern membraan DNA Transcriptie Eukaryotische Cel Pre-mRNA RNA Bewerking mRNA Ribosoom Translatie Proteïne 1. Transcriptie • De overdracht van informatie in de kern van DNA- naar RNA moleculen. • Slechts 1 DNA streng dient als origineel • Start bij promoter DNA • Eindigt bij terminator DNA (stop) • Wanneer gereed komt pre-RNA molecuul vrij. Vraag: • Wat is het enzym dat verantwoordelijk is voor de productie van het RNA-molecuul? Antwoord: RNA Polymerase • Splitst het DNA molecuul in twee strengen door het verbreken van de H-bruggen tussen de basen. • Beweegt dan langs een van de DNA strengen en koppelt RNA nucleotiden aan elkaar. 1. Transcriptie DNA RNA Polymerase pre-mRNA Vraag: • Wat zou de complementaire RNA streng zijn voor de volgende DNA sequentie? • DNA 5’-GCGTATG-3’ Antwoord: • DNA 5’-GCGTATG-3’ • RNA 3’-CGCAUAC-5’ 2. RNA Bewerking Kern membraan DNA Transcriptie Eukaryotische Cel Pre-mRNA RNA Bewerking mRNA Ribosoom Translatie Proteïne 2. RNA Bewerking • Verrijking van pre-mRNA moleculen. • Vindt ook plaats in de kern. • Introns wegsnijden m.b.v. een enzym en dan hechten exons aaneen. • Eindproduct is een goed mRNA molecuul dat uit de kern naar het cytoplasma gaat. 2. RNA Bewerking pre-mRNA molecuul exon intron exon intron exon intron intron exon enzym exon exon enzym exon exon exo n Goed RNA molecuul Typen RNA • Drie typen RNA: A. messenger RNA (mRNA) B. transfer RNA (tRNA) C. ribosomaal RNA (rRNA) • Onthoud: alle worden gemaakt in de kern! A. Messenger RNA (mRNA) • Bevat de informatie voor een specifiek eiwit. • Bestaat uit 500 tot 1000 nucleotiden. • Bestaat uit codons (sequenties van drie basen: bijv.: AUG - methionine). • Elk codon is specifiek voor een aminozuur. A. Messenger RNA (mRNA) start codon mRNA A U G G G C U C C A U C G G C G C A U A A codon 1 proteïne codon 2 methionine codon 3 glycine codon 4 serine codon 5 isoleucine codon 6 glycine codon 7 alanine Primaire structuur van een proteïne az1 az2 az3 az4 peptide bindingen az5 az6 stop codon B. Transfer RNA (tRNA) • Bestaat uit 75 tot 80 nucleotiden. • Pikt het juiste aminozuur op uit het cytoplasma (aminozuur-activerend enzym) • Transporteert aminozuren naar het mRNA. • Hebben anticodons die complementair zijn aan mRNA codons. • Herkent de juiste codons op het mRNA en bindt zich aan hen met H-bruggen. B. Transfer RNA (tRNA) aminozuur hechtingsplaats methionine U A C anticodon aminozuur C. Ribosomaal RNA (rRNA) • Bestaat uit 100 tot 3000 nucleotiden. • Belangrijk bestanddeel van een ribosoom. • Verbindt zich met proteïnen tot ribosomen. Ribosomen • Grote en kleine bestanddelen. • Bestaat uit rRNA (40%) en proteïnen (60%). • Beide bestanddelen komen samen om mRNA en tRNA aan zich te binden. • Twee locaties voor tRNA a. P locatie (eerste en laatste tRNA hechten) b. A locatie Ribosomen Groot bestanddeel A P Locatie Locatie mRNA A U G Klein bestanddeel C U A C U U C G 3. Translatie Kern membraan DNA Transcriptie Eukaryotische Cel Pre-mRNA RNA Bewerking mRNA Ribosoom Translatie Proteïne 3. Translatie • Synthese van proteïne in het cytoplasma • Hierbij zijn betrokken: 1. mRNA (codons) 2. tRNA (anticodons) 3. rRNA 4. ribosomen 5. aminozuren 3. Translatie • Drie stappen: 1. initiatie: start codon (AUG) 2. elongatie: 3. terminatie: stop codon (UAG) • Laten we een EIWIT!!!! maken. 3. Translatie Groot bestanddeel P Locatie A Locatie mRNA A U G Klein bestanddeel C U A C U U C G Initiatie az1 az2 2-tRNA 1-tRNA anticodon Hbruggen U A C A U G codon G A U C U A C U U C G A mRNA Elongatie peptide binding az3 az1 az2 3-tRNA 1-tRNA anticodon Hbruggen U A C A U G codon 2-tRNA G A A G A U C U A C U U C G A mRNA az1 peptide binding az3 az2 1-tRNA 3-tRNA U A C (vertrekt) 2-tRNA A U G G A A G A U C U A C U U C G A mRNA Ribosomen lezen een codon az1 peptide binding az4 az2 az3 4-tRNA 2-tRNA A U G 3-tRNA G C U G A U G A A C U A C U U C G A A C U mRNA az1 peptide binding az4 az2 az3 2-tRNA 4-tRNA G A U (vertrekt) 3-tRNA A U G G C U G A A C U A C U U C G A A C U mRNA Ribosomen lezen een codon az1 peptide binding az5 az2 az3 az4 5-tRNA U G A 3-tRNA 4-tRNA G A A G C U G C U A C U U C G A A C U mRNA peptide binding az1 az5 az2 az3 az4 5-tRNA U G A 3-tRNA G A A 4-tRNA G C U G C U A C U U C G A A C U mRNA Ribosomen lezen een codon az4 az5 Terminatie az199 az3 Primaire structuur az200 van een proteïne az2 az1 200-tRNA A C U mRNA terminator of stop codon C A U G U U U A G Eindproduct • Het eindproduct van de proteïne-synthese is de primaire structuur van een proteïne. • Een sequentie van aminozuren gekoppeld door peptide bindingen. az2 az1 az3 az4 az5 az199 az200 Polyribosoom • Groep ribosomen die samen mRNA lezen en veel proteïnen (polypeptiden) produceren. Inkomend groot bestanddeel 1 Inkomend klein bestanddeel 2 3 4 polypeptide 5 6 7 mRNA Vraag: • Het anticodon UAC hoort bij het tRNA dat een specifiek aminozuur acid herkent en bindt. • Wat is het DNA codon voor dit aminozuur? Antwoord: • tRNA • mRNA • DNA - UAC (anticodon) - AUG (codon) - TAC