Internationale Handels- en Expeditietechnieken

advertisement
3de bach TEW
Internationale Handels- en
Expeditietechnieken
Smvt Boek (Buitenlandse Handel) + hoorcolleges
Q
174
uickprinter
Koningstraat 13
2000 Antwerpen
www.quickprinter.be
9.20 EUR
Nieuw!!!
Online samenvattingen kopen via
www.quickprintershop.be
H1: een blik op de internationale handel
1.1 Waarom internationale handel?
De internationale handel groeit op LT zelfs veel sneller dan de jaarlijkse productie van
goederen en diensten in de wereld.
1.2 De handel in de wereld
Interessante vaststellingen:
* de wereldhandel is sterk geconcentreerd bij een klein aantal landen
- zo is meer dan 50% van de wereldhandel in handen van 10 landen
- deze 10 landen bestaan uit 7 westerse industrielanden (hiervan zijn 5 EU-landen)
* België staat meestal op de 9ste of 10de plaats in de wereldhandel
* opkomende landen: China en Japan, Russische Federatie
* Zuid-Amerikaanse landen in top 30
* grote wereldexporteurs zijn ook grote wereldimporteurs
-> enkel bij VS is import veel groter dan export -> neg gevolg voor de handelsbalans
Europese landen zijn de meest actieve handelaars in de wereld. De EU is in de wereld de
verst gevorderde vorm van economische samenwerking tussen landen, maar zeker niet
de enige. In de EU is veel interne handel.
Andere economische samenwerkingsvormen:
* NAFTA = vrijhandelszone Canada, VS en Mexico
* ASEAN = 10 landen uit Zuidoost Azië
* MERCOSUR = douane-unie tussen Brazilië, Argentinië, Uruguay, Paraguay en
Venezuela
* ANDEAN = douane-unie tussen Bolivia, Colombia, Ecuador en Peru
1.3 De internationale handel van België
België is een gebied met een zeer open economie, nl haar economie steunt in
belangrijke mate op haar import- en exportactiviteiten. Zo heeft ze een aandeel van
meer dan 3% in de wereldhandel met een bevolking van 0,2% vd wereldbevolking en een
oppervlakte van 0,02% ten opzichte van de wereldoppervlakte.
1
1.3.1 Het belang van de Belgische buitenlandse handel
De verklarende factoren voor het extroverte karakter vd Belgische economie:
* centrale ligging in West-Europa
* schaarste aan natuurlijke rijkdommen
* grote bevolkingsdichtheid
België moet vele goederen invoeren om te voldoen aan de behoeften vd bevolking. Het
verwerken van in het buitenland aangekochte goederen, die na verwerking in
belangrijke mate opnieuw worden uitgevoerd, is de spil waarrond de Belgische
economie draait.
 België is een ‘verwerkende economie’
1.3.2 Sectoriële verdeling van de Belgische buitenlandse handel
Vaststellingen uitvoer:
* belangrijkste exportproducten:
- farmaceutische producten (23%) = België 2de wereldexporteur
- chemische producten (23%) = België 3de wereldexporteur
* ook belangrijk aandeel van machines en elektrotechnisch materieel 11%
-> owv metaal verwerkende sector = belangrijkste industriële sector in België
* 11% van minerale oliën komt door de raffinaderijen die ingevoerde aardolie
verwerken
* vervoermaterieel, kunststoffen en textielsector zijn traditioneel ook sterke
exportproducten
-> België is belangrijkste exporteur van tapijten en vloerbedekkingen
Vaststellingen invoer:
* ongeveer dezelfde producten zijn belangrijk bij export en import
* opvallende uitzondering zijn de minerale producten: invoer > uitvoer
1.3.3 De verdeling van de Belgische buitenlandse handel volgens handelspartners
De Belgische handelsstromen concentreren zich op een beperkt aantal landen:
* voornaamste Belgische handelspartners: lidstaten EU > 70%
- vooral Duitsland, Frankrijk en Nederland
* groot onevenwicht met Ierland: invoer > uitvoer
* VS is belangrijkste niet-Europese handelspartner > 5%
* ook in China en Japan groot onevenwicht tussen invoer en uitvoer
2
1.3.4 Regionale verdeling van de Belgische buitenlandse export
Vlaanderen is duidelijk meer exportgericht dan Wallonië en Brussel. Brussel
concentreert zich meer op de tewerkstelling in administratieve diensten.
3
Algemene info:
2de taak: 10%
(26 november inleveren, tussen 3 en 12 blz)
presentatie: 30% (dinsdag 16 december ingediend worden met peer review)
examen: 60%
 de taken komen terug op het examen!
Examen:
1) algemene vragen (eerste 3)
2) daarna diepere vragen
-> verbanden zoeken in de cursus
In de cursus is veel gebaseerd op Incoterms en koop- en verkoopovereenkomsten zijn
belangrijk!!
* special report (bb) en the party the people lezen
Notities hoorcollege hoofdstuk 1:
Hoofdstuk 1: een blik op de internationale handel
1.1 Waarom internationale handel? (figuren zie handboek)
Illustratie hb p21:
* groeicijfers vd internationale handel (zwarte balkjes)
* GDP groeicijfers (grijze balkjes)
-> handel stijgt meestal sneller dan GDP
* 9/11: een klein deukje
* financiële crisis dieptepunt: handel daalde met 12% en GDP met ong 2,5 % gedaald
= impact vd grote recessie
-> daarna handel en GDP terug gestegen
Globalisatie: de wereld is kleiner geworden
supply chain: is complexer geworden (speelt af in meer verschillende landen)
-> meer transport nodig
(=mogelijk gemaakt door h internet, zo orders internationaal kunnen geven)
 laatste 20 jaar flink gestegen
4
EU: 28 landen -> Kroatië laatst toegetreden, mensen via Shengen-akkoorden kunnen
verplaatsen in de EU
loonkosten 5 keer goedkoper in vb Polen -> bedrijven daar investeren en van daaruit
gaan exporteren (= goed voor transportbedrijven)
hooggekwalificeerde jobs: interessant -> veel arbeidsmarkt kansen
laaggekwalificeerde jobs: niet zo interessant, kan door buitenlandse mensen ingevuld w
 grote migratiestromen
-> je moet flexibel zijn om je aan te passen aan de veranderende marktomstandigheden
‘reële economie’: 1) gecorrigeerd voor inflatie; impact op hoe economie gegroeid is
2) hoe de economie werkelijk draait
Waarom pompen ze geld in de economie? (quantitive easing)
Waarom is deflatie defast voor een economie?
= je krijgt een negatieve spiraal, iedereen stelt inkopen uit in de hoop dat het goedkoper
wordt -> inflatie rond de 2% proberen te houden
Zeepbellen proberen te creëren, waar?:
* huizenmarkt in Spanje, Amerika naar beneden gegaan
* in België (door fiscale regularisatie, geld in eco gaan pompen)
-> mogelijk een correctie gaan komen in de hypotheekleningen, je moet zelf meer geld
investeren, je krijgt minder grote leningen  prijzen vd huizen in België niet heel
erg stijgen (heel dure woningen dalen wel in waarde)
* er wordt veel ontleend, maar gaat in de monetaire economie geïnvesteerd worden en
niet in de reële eco, want monetaire economie brengt meer op (= de aandelenmarkt)
Waarom doet China het goed in de economie?:
1ste waar je naar kijkt:
-> stijgt het GDP of niet? Als GDP daalt, moet je van je concurrenten afsnoepen.
GDP = wat we produceren in een land in 1 jaar tijd
Matige groei: zowel van GDP als vd handel, meer binnenlandse productie proberen te
creëren
5
1.2 De handel in de wereld: (Illustratie hb p22)
* grootste handelsnasi in de wereld = China
Deel van de wereldhandel dat een land voor zich neemt:
vb: België 2,6 % -> we zijn goed in export, als je kijkt naar export/ capita
FOB: free on board
CIF: cost insurance and freight
 alles van een tabel kunnen verklaren !!
Meer importeren dan exporteren = neerwaartse druk op de munt
-> uitzondering: niet het geval bij Amerika
Frankrijk en Duitsland minder importeren dan exporteren
vb: Italië zou de munt overgewaardeerd worden (als ze niet de euro hadden)
Waarom exporteren de Russen meer dan ze importeren?
= zijn ook competitief? Nee niet perse, het komt omdat ze veel grondstoffen (gas, olie,…)
exporteren.
* concentratie bij klein aantal landen:
eerste 5 landen van de wereld doen al ong 1/3 van de wereldhandel
Illustratie p23:
* Europa is number one!
Waarom Europa zonder GOS?
GOS: gemene best van onafhankelijke staten
leden?: Wit-Rusland, Moldavië, Armenië, Belarus, …
EU grootste handelsblok in de wereld, daarna Azië (met China, Japan, … in)
Midden- oosten (is door aardolie en gas grote exporteur)
Waarom zit Mexico bij de cijfers van Noord-Amerika?
owv de Nafta (North-America free trade agreement)
Afrika staat aan begin van waardeketen (supply chain)
6
Illustratie hb p24:
import en export in hoeveelheid enorm gestegen
- kampioenen: China, India
- dalers: Hong Kong (= was normaal een overslagplaats voor China, goederen die daar
gemaakt worden moeten verscheept worden naar ons), Canada, Noorwegen
USA: was in die periode laag waardoor ze goed konden exporteren
-> wereldhandel stijgt
Probleemgebied: zuid- en centraal Amerika = import > export op termijn schulden aan
het opbouwen
 risicobeperking proberen na te streven bij import en export !!
Illustratie hb p25:
* EU nummer 1, dan Nafta,… markt is min of meer 1 gemaakt -> prijzen ong gelijk tussen
vb België en Spanje = markt is 1 gemaakt
Illustratie hb p26:
interne EU-handel eruit gehaald
De 10 eerste landen zitten op 63,4 % vd wereldhandel
1.3 De internationale handel van België:
* Belang van de Belgische buitenlandse handel
* Sectoriële verdeling
* Verdeling volgens handelspartners
* Regionale verdeling
Illustratie 1.7 hb p27:
Handel in België constant gestegen, pas in 2011 heeft de handel zich herpakt.
De uitvoer > de invoer = positieve handelsbalans
grootste deel vd handelsbalans zijn intermediaire goederen
Illustratie 1.8 p27:
Wij voeren vooral goederen van de chemische industrie uit.
= farmaceutische producten en chemische producten (ong 1/3 van de export)
Grootste product dat we uitvoeren naar India is diamant.
7
1.3.3 Verdeling volgens handelspartners (Illustratie p28-30)
72% naar EU, 2,1% naar EVA,…
Buiten EU zitten groeimogelijkheden voor ons!
1/5 van onze invoer komt van Nederland, waarom?
Olie zogezegd uit Nederland importeren, want komen van pijplijn van Amsterdam naar
Antwerpen omdat de grote scheppen niet kunnen lossen in Antwerpen.
1.3.4 Regionale verdeling (Illustratie p31)
Brussel belangrijker voor de export van diensten
Vooral grote firma’s internationaal aanbieden, maar ook steeds meer kleine
ondernemingen internationaal gaan aanbieden.
Afrika: daar zitten mogelijkheden (in Zuid-Afrika groei een beetje stilgevallen)
-> MAAR: management laat het op de moment een beetje afweten
= zit toekomst in
Midden-Oosten: op de moment veel groei (maar gaat wss in de toekomst dalen)
Waarom gaan kijken naar de groeivooruitzichten van een land?
Als groei stijgt, welvaart stijgt, kan je meer gaan uitgeven.
-> bij meer GDP: vraag stijgt, productie stijgt = marktaandeel kunnen winnen
(= makkelijk om daar handel mee te drijven, naar dat land toe te gaan)
-> zo moet je geen landen van je concurrent afnemen
De Standaard:
* ‘Duitse recessie’: wij kunnen minder gaan uitvoeren naar Duitsland, waardoor de
prijzen onderdruk komen te staan
-> kan ook gevolg hebben voor onze werkgelegenheid
* aandelenmarkten overgewaardeerd (Bel 20 is gedaald) -> handel gaat dalen !
Altijd bekijken wat er in de toekomst gaat gebeuren !!
8
1.3 Internationale handel in België: (HB p24-26)
* buitenlandse handel is altijd positief geweest: export > import
(toegevoegde waarde creëren)
-> welvaart stijgt
-> competitief voordeel hebben tov andere landen
(onze prijzen zijn nog niet te duur, waardoor andere landen onze producten nog willen
kopen)
1) productiviteit moet hoog zijn: werkloosheid stijgt, want mensen worden vervangen
door machines
2) innovatief moeten zijn
3) hoog opgeleide mensen nodig
 1-3 zo competitief kunnen zijn
1.3.1 Belang van buitenlandse handel:
Wij doen veel tussengoederen (intermediaire goederen) en ook heel wat
personenwagens uitvoeren. -> wij zitten vooral in een business to business market
1.3.2 Sectoriële verdeling: uitvoer en invoer
* Ontwikkelingsland: grondstoffen uitvoeren en afgewerkte producten invoeren
* Industriële landen: grondstoffen invoeren en afgewerkte producten uitvoeren
vb: textiel -> w gezegd dat ze in ontwikkelingslanden wordt gemaakt, maar wordt bij
ons van zeer hoge kwaliteit gemaakt (kan hier productiever gemaakt worden)
vb: bij ons worden diamanten geslepen, bewerkt,… en terug uitgevoerd
(= waarde toevoegen)
* veel investeren in farmaceutische producten
* 1/3 van onze export zit in de chemische industrie
1.3.3 Verdeling volgens handelspartners
1) Duitsland belangrijkste handelspartner voor uitvoer
2) Frankrijk
…
* EVA: 74%
* 20% van onze uitvoer zit in Latijns-Amerika, Azië, Afrika (buiten Europa)
MAAR: vb China 2.1% naar uitvoeren, maar 4.4% van invoeren
9
1.3.4 Regionale verdeling (belangrijke slide)!
Export gebeuren is vooral een Vlaams gebeuren
MAAR: eerder export van diensten ipv export van goederen
Wist je dat… (= belangrijk)
* veel export van tapijten
* 2de exporteur van farmaceutische producten
* 3de wereldexporteur van …
10
Hoofdstuk 2: Internationale handelspolitiek
2.1 Enkele begrippen
2.1.1 Handelspolitiek
= het gevoerde beleid van de overheid
-> doel: omvang, waarde en structuur in de in- en uitvoer v/e land te beïnvloeden
concrete gevolgen:
* geheel van overheidsreglementeringen v/e land mbt de invoer en uitvoer
* afgesloten internationale handelsakkoorden
-> dit is de bevoegdheid van de EU, Vlaanderen zelf heeft hierin weinig te zeggen
* lidmaatschap van internationale instellingen zoals EU, WTO,…
2.2.2 Handelsakkoord
= overeenkomst tussen twee of meer landen, om door de gehele of gedeeltelijke
opheffing van de bestaande handelsbelemmeringen, de wederzijdse handel te
bevorderen
2.1.3 Handelsbelemmeringen
verschillende vormen:
1) handelsrechten of tarifaire belemmeringen (invoer-, uitvoer- of doorvoerrechten)
2) kwantitatieve handelsbelemmeringen (in-, uitvoerbeperking, in-, uitvoerverbod)
-> 1 en 2 = zichtbare of directe handelsbelemmeringen
3) kwalitatieve handelsbelemmeringen
(strenge technische, kwaliteits- of gezondheidsnormen)
4) administratieve handelsbelemmeringen (uitgebreide of ingewikkelde procedures)
-> 3 en 4 = onzichtbare, verdoken of indirecte handelsbelemmeringen
2.2. Soorten handelsakkoorden
2.2.1 Economische integratieakkoorden
economische integratie:
= samenwerking tussen landen die gebaseerd is op handelsakkoorden met ruimere
economische doelstellingen dan enkel de bevordering van de wederzijdse handel
doel? volledige afschaffing van alle handelsbelemmeringen
(soms ook samenwerking op economisch, industrieel, sociaal of financieel vlak)
11
Vrijhandelszone:
* vrij verkeer van goederen tussen leden van de groep
* ieder voert eigen onafhankelijke handelspolitiek ten opzichte van derde landen
-> Dus: geen gemeenschappelijk buitentarief van invoerrechten bepalen, maar ieder
land bepaalt zelf het invoertarief voor derden
voorbeelden:
- EFTA: European Free Trade Association (EVA)
= EU, Zwitserland , IJsland, Noorwegen en Liechtenstein
- NAFTA: North American Free Trade Area
= USA, Canada en Mexico
Douane-unie:
* vrij verkeer van goederen tussen leden van de groep
* gemeenschappelijke handelspolitiek en een gemeenschappelijk buitentarief (GBT)
toepassen op de goederen ingevoerd vanuit derde landen
Voorbeelden:
- Europese Gemeenschap
- Benelux Economische Unie
- Belgisch Luxemburgse Economische Unie (BLEU)
Gemeenschappelijke markt (Common Market):
* vrij verkeer v goederen, diensten en productiefactoren arbeid en kapitaal tss de leden
* gemeenschappelijke handelspolitiek en GBT
Voorbeelden:
- BLEU
- Benelux
- EU (de interne markt)
Economische unie:
* vrij verkeer v goederen, diensten en productiefactoren arbeid en kapitaal tss de leden
* gemeenschappelijke handelspolitiek en GBT
* geharmoniseerd economisch beleid bij alle leden
vb: fiscaal beleid, industrieel beleid, landbouwbeleid, prijsbeleid, energiebeleid,
vervoerbeleid,…
12
Voorbeelden:
- BLEU
- Benelux
- EU is e eco. unie in wording (enkel landbouwbeleid is 100% geharmoniseerd)
Monetaire unie:
* vrij verkeer v goederen, diensten en productiefactoren arbeid en kapitaal tss de leden
* gemeenschappelijke handelspolitiek en GBT
* geharmoniseerd economisch beleid
* geharmoniseerd monetair beleid
-> intrestpolitiek, kredietpolitiek en vaste wisselkoersen
Voorbeelden:
- BLEU (beste benadering van een monetaire unie)
- EU: 18 eurolanden
Politieke unie:
* verschillende lidstaten vormen één federatie
* 1 vlag, 1 grondwet, 1 taal, …
Voorbeeld:
- VS
2.2.2 Preferentiële handelsakkoorden
= handelsakkoorden afgesloten tussen 2 of meer landen, die tot doel hebben te komen
tot een vrije handel in bepaalde producten
(vrije handel: wederzijdse vermindering of afschaffing vd rechten en kwantitatieve
beperkingen)
= bilaterale handelsakkoorden: ‘wederkerig akkoord’ = handelsvoorden of preferenties
die de landen elkaar toestaan zijn wederkerig
Soms zijn preferentiële handelsakkoorden niet-wederkerig -> unilaterale handelsakk.
(= de ene partij geeft meer voordelen aan de andere partij dan ze terugkrijgt)
13
2.3 De Europese Gemeenschap
2.3.1 EGKS: de geboorte van de Europese Gemeenschap
Ontstaan:
09/05/1950
25/07/1952
Shuman (Franse minister BuZa) stelt voor om samen te werken op vlak
van productie en verbruik van kolen en staal -> onderhandelingen tussen
Frankrijk, Duitse Bondsrepubliek, Benelux en Italië
verdrag tot oprichting van de ‘Europese Gemeenschap voor Kolen en
Staal’ treedt in werking
-> supranationaliteitsbeginsel doet zijn intrede in Europa
Doel:
* vrij verkeer van steenkool, ijzer- en staalproducten
* regelmatige bevoorrading en stabiele prijzen verzekeren
* gezonde concurrentievoorwaarden (openbare prijzen, afschaffing monopolies)
* streven naar betere arbeids- en levensvoorwaarden in de lidstaten
* grondslag leggen voor een politieke eensgezindheid
2.3.2 De Europese Gemeenschap
Van EEG naar EG:
1958 Verdrag van Rome tot oprichting v/d Europese Economische Gemeenschap
+ Verdrag voor Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM)
ondertekend worden door Frankrijk, Duitse Bondsrepubliek, Benelux en Italië
1967 EGKS + EEG + EURATOM = EG (Europese Gemeenschap ontstaan)
executieve organen: Europese Commissie, Raad van Ministers, Hof van Justitie en
Europees Parlement
1973 EG uitbreiding door toetreding van Denemarken, Ierland en Verenigd Koninkrijk
2004 gigantische uitbreiding: Cyprus, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta,
Polen, Slowakije, Slovenië en Tsjechië
2007 EG uitbreiding: Bulgarije en Roemenië toegetreden
2013 EG uitbreiding: Kroatië toegetreden
14
Doel en verdere evolutie van de EG naar EU:
1970 ‘om te komen tot echte economische integratie is ook monetaire samenwerking
vereist’
1987 Europese akte wordt door 12 landen ondertekend: doel =voltooiing binnenlandse
markt tegen ’92 = interne markt zonder grenzen, vrij verkeer van personen,
goederen, diensten en kapitaal en voor sommige beslissingen was voortaan een
gekwalificeerde meerderheid nodig behalve voor heel belangrijke beslissingen
zoals toetredingen, fiscaliteit, materies die cultuur aantasten,… was nog altijd
unanimiteit nodig
1991 Verdrag van Maastricht: vastlegging vh scenario om op 1/1/1999 de Europese
eenheidsmunt te introduceren
1993 echt sprake van de Europese Unie
1999 introductie Europese eenheidsmunt
2009 Verdrag van Lissabon: instelling (=EU) van 2 nieuwe functies voorzien:
- permanente voorzitter v/d Europese raad v staatshoofden en regeringsleiders
- hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken
Beslissingsstructuur EU:
Raad v/d EU of ministerraad:
= politieke beslissingsorgaan vd EU
* neemt samen met Europees Parlement beslissingen op voorstel v Europese Commissie
* samengesteld uit 1 minister van elke lidstaat
* elke lidstaat om beurt voor 6 maanden voorzitterschap vd Raad nemen
* beslissingen genomen obv democratische principes
(gekwalificeerde meerderheid nodig = 255/345 stemmen + voor sommige
beslissingen ook nagaan of die 255 62% vd EU-bevolking vertegenwoordigen)
15
Commissie der Europese Gemeenschappen of Europese Commissie:
* bezit initiatiefrecht (= recht om voorstellen te formuleren)
* 1 lid per lidstaat (dus 27 leden)
* voorzitter vd Commissie wordt gekozen door de regeringen vd lidstaten (voor 5 jaar)
* taken: wetvoorstellen formuleren, toepassing Europese wetgeving in de lidstaten
controleren, begroting beheren, onderhandelen op internationale fora, uitvoeren van
programma’s (o.a. op gebied van ontwikkelings- en humanitaire hulp)
Europees Parlement of Algemene Vergadering
* essentiële rol bij formulering, wijziging en goedkeuring vd Europese wetgeving
* taken: - wetgeving: vaststellen van Europese wetten (samen met de Raad)
- begroting: vaststellen budget van de EU (samen met de Raad)
- controle: activiteiten vd EU controleren
- benoeming v bep. functionarissen zoals de Europese Commissie + voorzitter
* wordt om de 5 jaar rechtstreeks verkozen door de burgers van de lidstaten
Economisch en Sociaal Comité:
= het adviesorgaan van de Commissie
Hof van Justitie:
* hoogste rechtscollege vd EU
* oefent controle uit op de wettelijkheid van de besluiten vd Raad en de Commissie
* waakt over de naleving vh communautair recht
-> zie figuur HB 43
Enkele belangrijke werkingsorganen:
Europese Investeringsbank (EIB):
taak: bijdragen tot de evenwichtige ontwikkeling vd EU, door de verstrekking van
leningen en waarborgen bij investeringsprojecten die:
- modernisering en omschakeling van ondernemingen beogen
- van belang zijn voor meerdere lidstaten
- de ontwikkeling van bepaalde gebieden stimuleren
Europees Ontwikkelingsfonds (EOF):
= bevat de financiële middelen waarmee de EU de ontwikkelingsprogramma’s
ondersteunt (EOF verstrekt subsidies voor economische en sociale projecten in
ontwikkelingslanden die met de EU geassocieerd zijn ≠ goedkope lening geven)
16
Europees Oriëntatie- en garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL):
= financiert de uitgaven om de landbouwprijzen, en zo ook de landbouwinkomens, te
waarborgen
Europese Centrale Bank (ECB):
= de centrale bank voor de eurozone
-> ECB + centrale banken van alle lidstaten = Europees Stelsel v Centrale Banken (ESCB)
-> ECB + centrale banken van de euro-landen = Eurosysteem -> haar taken zijn:
- monetair beleid vh eurogebied uitstippelen en uitvoeren
- uitvoeren v valutatransacties en bewaren en beheren v financiële deviezenreserves
- bevorderen vlotte werking betalingssystemen
- uitgeven van bankbiljetten in het eurogebied
- efficiënt beleid voeren met oog op stabiliteit vd financiële sector
- noodzakelijke statistische informatie verzamelen
Financiële crisis zorgde voor de oprichting van financiële toezichthouders:
- Europese Raad voor Systeemrisico’s (ERSR): fin. instabiliteit opsporen
= ‘macroprudentieel toezicht’
- European Supervisory Authorities (ESA):
-> fin. degelijkheid vd fin. instellingen veilig stellen + consumenten beschermen
= ‘microprudentieel toezicht’
- gezamenlijke comités
Europese Rekenkamer
= sinds het verdrag van Maastricht een volwaardige instelling die de financiële
controletaken uitvoert bij de EU-instellingen, de lidstaten vd EU en alle derde landen
die steun ontvangen
-> controleert wettigheid, regelmatigheid en het goed financieel beheer vd
ontvangsten en de uitgaven vd EU
Comité van de Regio’s
= adviseert de Commissie van de Raad over voorstellen met lokale en regionale
implicaties
Uitvoeringsmiddelen:
* verordening: hebben algemene strekking en zijn rechtstreeks bindend in alle lidstaten
* richtlijn: verplicht een gestipuleerd resultaat te bereiken (Hoe bereiken? = maakt n uit)
* beschikking: bindend voor degenen tot wie ze gericht zijn
17
Download