Samenvattingen H2 Biosfeer in beweging

advertisement
Samenvattingen
 H2 Biosfeer in beweging
§2.1 t/m §2.4
§2.1 Bevolkingsgroei in modellen
 Kernvraag 1: Hoe kun je bevolkingsgroei voorspellen?
-Wetenschappers en CBS stellen allerlei soorten modellen op
(bron 2.2 t/m 2.5) met:
-exponentiële groei
-lineaire groei
-variabele(n)
-Op grond van veronderstellingen over onzekerheidsmarges
van geboorte, sterfte, immigratie en emigratie kan een
onzekerheidsmarge voor de bevolkingsomvang worden
bepaald.
 Kernvraag 2: Hoe betrouwbaar zijn voorspellingen?
Beperkt, omdat er met veel verschillende invloeden rekening
moet worden gehouden (vergrijzing, politiek, economie). We
zeggen: Een model bevat ‘blinde vlekken’. Voorspellingen
worden daarom met een onzekerheidsmarge gegeven.
Doemscenario’s (Malthus, Club van Rome) kunnen worden
voorkomen door technologische (alternatieve energiebronnen,
beperken milieuvervuiling, uitvinding kunststof) en sociale
ontwikkelingen (geboortebeperking).
Toekomstscenario’s:
Hiërarchisch
Overheidsinvloed
++
Milieuzorg
+/-
Economische Bevolkingsgroei
groei
++
+/-
Egalitair
+/-
++
+/-
--
Individualistisch
--
+/-
++
++
§2.2 Meer kennis, meer voedsel
 Kernvraag 1: Wat levert onderzoek aan planten op?
Volgens meeste toekomstscenario’s blijft de wereldbevolking
voorlopig groeien. Er ontstaat steeds meer behoefte aan
plantaardig voedsel. Onderzoek levert het volgende op:
-door fotosynthese (bron 2.10) zijn planten zelf in staat
hun massa te vergroten.
-organismen maken deel uit van elementenkringlopen
(bron 2.12):
C: In planten (glucose) = voedsel voor dieren. Dieren ademen
CO2 uit. CO2 is nodig voor fotosynthese.
O: Komt vrij bij fotosynthese. O2 wordt in- en CO2 uitgeademd
door dieren. CO2 is nodig voor fotosynthese.
N: Planten nemen nitraat en ammoniak dat door bacteriën in
de bodem is vastgelegd (uit de lucht (80% N2)) op. Planten
zijn voedsel voor dieren. Dieren produceren mest:
-N spoelt terug in bodem.
-N als groenbemesting.
-N verdampt
-Planten hebben 17 chemische elementen nodig voor
groei: -13 uit de grond (vooral S, P en K)
-4 uit lucht en water (C, H, O, N)
 Kernvraag 2: Hoe veranderen kennis en techniek
landbouw?
In de intensieve landbouw hanteert men een aantal
methodes (!) om de voedselproductie te verhogen (bron 2.14).
Kunstmest (N vastgelegd, direct opneembaar voor planten):
++ enorme opbrengsten voedsel
- - overschot met regenwater in grondwater
- - duur (in ontwikkelingslanden alleen voor ‘rijke’ boeren
 werkloosheid + monoculturen
§2.3 Systeem aarde
 Kernvraag 1: Hoe beïnvloeden de atmosfeer en het leven
op aarde elkaar?
Eerste levensvormen (bron 2.18) waren in staat de tot dan toe
zuurstofloze oeratmosfeer te vullen met O2. Zo’n 350 miljoen
jaar geleden ontstond een evenwichtige samenstelling van de
atmosfeer (bron 2.17).
De atmosfeer beschermt de aarde op de volgende manieren
(bron 2.19):
1. schild tegen ruimtepuin
2. röntgen- en gammastraling weren
3. UV-straling beperken
4. zonnestralen (warmte) doorlaten
5. H2O, CO2 en CH4 houden infraroodstraling (=warmte die
aarde uitstraalt) tegen.
 Kernvraag 2: Hoe regelt water de aardse thermostaat?
De aarde heeft een eigen regelsysteem (bron 2.20) met
thermostaatwerking (vergelijk verwarming, menselijk lichaam):
Stromingen in atmosfeer en oceanen verdelen warmte. Er is
sprake van een stofkringloop: Dezelfde stof verplaatst zich
steeds:
-verdamping en neerslag
-warme en koude waterstromingen
-warme en koude luchtstromen
 Kernvraag 3: Hoe werkt ‘systeem aarde’?
De biosfeer (alle leven op aarde) is een gesloten systeem met
met kringlopen (bron 2.21) van energie, elementen en stoffen.
De kringlopen worden in stand gehouden door buffers (opslag)
en bronnen (levering).
§2.4 Veranderend klimaat
 Kernvraag 1: Hoe onderzoek je klimaatsverandering?
Het klimaat is van nature veranderlijk. Klimaatsveranderingen
kunnen bevestigd worden door 1 of meerdere klimaatbronnen
met ieder hun eigen reikwijdte (bron 2.23):
-weerkundige waarnemingen
-historische bronnen
-jaarringen
-stuifmeel
-ijs
-oceaansedimenten
Het klimaat van de toekomst kan voorspeld worden a.h.v.
klimaatmodellen. In zo’n model breng je de volgende factoren
met elkaar in verband (bron 2.24):
-geologische factoren
-astronomische factoren
-atmosferische factoren
-plotselinge gebeurtenissen
 Kernvraag 2: Wat levert klimaatonderzoek op?
Klimaatmodellen zijn op dezelfde principes gebaseerd als
weermodellen. Het weer kunnen we slechts enkele dagen
vooruit voorspellen. Dat komt omdat we rekening moeten
houden met:
1. klimaatsysteem (bron 2.25):
Het geheel van atmosfeer, oceanen, landmassa’s, biosfeer,
land- en zee-ijs waarin en waartussen transport en uitwisseling
van energie en stoffen plaatsvindt.
2. terugkoppelingen (bron 2.26):
-Negatief  stabiliserend effect (bv. temp, door opwarming + verdamping)
-Positief  destabiliserend effect (bv. smelten ijs, door opwarming en
minder terugkaatsing)
Onderzoekers gaan na waar de voorspelbaarheidshorizon
van klimaatsystemen ligt. 2 voorspellingen zijn van belang:
-ontwikkeling atmosfeer van nature
-effecten van veranderende klimaatsfactoren
Er bestaat veel discussie over voorspellen van het klimaat
(bron 2.27 t/m 2.30)
Download