College 8 BMA H6+7 6.2 Payback rule / terugverdientijd regel Payback period: de tijd die nodig is om de voorspelde cumulatieve kasstromen gelijk te laten zijn aan de initiële investering. De payback rule / terugverdientijd regel kijkt hoe snel een project zijn initiële investering terug heeft betaald. Bijvoorbeeld: Project C0 C1 C2 C3 A B C 500 500 1800 500 1800 500 5000 0 0 -2000 -2000 -2000 Payback period 3 2 2 NPV at 10% +2624 -58 +50 C1 C2 …. Cx NPV = initiële investering + 1,10 + (1,10)² + + (1,10)x NPV = net present value (de winst die je overhoudt na investering in het project) Bij de payback rule kiest men dus voor het project dat de kortste payback periode heeft. Nadelen: 1. Houdt geen rekening met alle kasstromen na de eindtermijn 2. Weegt alle kasstromen voor de eindtermijn gelijk (zo zouden B en C gelijk wegen, C = beter) Om de payback rule te gebruiken, moet een bedrijf een toepasselijke eindtermijn kiezen. Als het steeds dezelfde eindtermijn gebruikt, ongeacht de levensduur van het project, dan zal het veel zielige korte termijn projecten kiezen. Normaal gesproken verminderen bedrijven de kasstromen voordat ze de terugverdienperiode berekenen. Bijvoorbeeld: Project C0 C1 C2 C3 Payback NPV at 10% period A -2000 500/1,10 = 500/1,10²= 5000/1,10³= 3 +2624 455 412 3757 B -2000 500/1,10= 1800/1,10²= 0 -58 455 1488 C -2000 1800/1,10= 500/1,10²= 0 2 +50 1636 413 Nu kan men de discounted payback rule toepassen. Hierbij kijkt men hoeveel tijd een project moet duren om het zin te laten hebben in termen van Net Present Value. De discounted payback rule zal dus nooit projecten met een negatieve NPV accepteren. Dit komt dus tegemoet aan de tekortkomingen van de payback rule. Het houdt echter nog steeds geen rekening met de kasstromen na de eindtermijn. 6.3 Internal Rate of Return / Discounted Cash Flow / Intern rendement Payback is een ad hoc maatregel, een specifieke maatregel. De internal rate of return heeft een meer respectabele afkomst. Hierbij accepteert men mogelijkheden die een hoger rendement bieden dan de opportunity costs of capital. Interpretatie hiervan is niet altijd even gemakkelijk als het gaat om langdurige investeringsprojecten. Rate of return = (payoff / investment) – 1 De rate of return is hetzelfde als de discount rate die NPV 0 maakt: C1 C1 NPV = C0 + (1 + discount rate) = 0 dus discount rate = -C0 - 1 Hierbij is -C0 de investering en C1 de afbetaling. DCF (Discounted Cash-Flow) = Internal Rate of Return (IRR) C1 C2 ….. Ct NPV = C0 + (1+IRR) + (1+IRR)² (1+IRR)t = 0 Voer bovenstaande formule = 0 in op je GR en je berekent IRR Verschil IRR en Oportunity Cost of Capital: Internal Rate of Return: meet de winstgevendheid (en hangt helemaal af van dehoeveelheid en de timing van de kasstromen van een project). Opportunity Cost of Capital: is een standaard van winstgevendheid (wordt gebruikt om te meten hoeveel een project waard is). Internal Rate of Return Rule: accepteer een investeringsproject als de opportunity cost of capital lager zijn dan dan de internal rate of return. - NVP = opportunity cost of capital > IRR + NPV = IRR > opportunity cost of capital (niet accepteren) (wel accepteren) Valkuilen: 1. Lenen of uitlenen? Als je kijkt naar het volgende geval, heb je in beide gevallen een IRR van 50% Project: C0: C1: IRR: NPV: A -1.000 +1.500 50% (-1000+1.500/1,50=0) +364 B +1.000 -1.500 50% (+1000-1.500/1,50=0) -364 In geval A leen je echter geld uit tegen 50% (1.000 uitlenen, 1.500 terug ontvangen), in geval B leen je geld tegen 50% (je leent 1.000 en betaalt 1.500 terug). Hier werkt de IRR dus niet. In dit geval: kies het project met de hoogste IRR – opportunity cost of capital 2. Verschillende tarieven van terugkeer/rates of return? F In het bovenstaande geval zijn er 2 discount rates die zorgen dat NPV = 0, namelijk -44% en 11,6%. Als de discount rate eerst toeneemt, neemt NPV eerst ook toe, maar daalt daarna. Als van kasstromen wordt verwacht dat ze meer dan eens zullen veranderen, is het typisch dat men meerdere IRR’s ziet. Het kan ook zo zijn dat er helemaal geen IRR is. Project C +1.000 -3.000 +2.500 Geen IRR NPV = +339 In dit geval heeft het project een positieve NPV tegen elke discount rate. 3. Elkaar uitsluitende projecten Men spreekt van elkaar uitsluitende projecten als een bedrijf tussen verschillende alternatieven moet kiezen om tot hetzelfde doel te komen. Hierbij kan de IRR misleidend zijn. Project: D E C0 -10.000 -20.000 C1 +20.000 +35.000 IRR (%) 100 75 NPV at 10% +8.182 +11.818 Hier heeft D de hoogste IRR (volgens internal rate of return rule, je verdient er dan 100% aan) en E heeft de hoogste NPV (als je de NVP regel volgt, ben je dus 11.818 rijker). Om hier de IRR-regel te gebruiken, moet je de internal rate of return van de differentiële kasstromen / incremental cashflows bekijken. - Bekijk het kleinte project (D in dit geval, -10.000). - IRR is groter dan 10% opportunity cost - D is wel acceptabel, maar is E het waard om 10.000 meer te investeren - Differentiële kasstroom: E-D -10.000 +15.000 50% +3.636 - Dus verkies je E boven D (want IRR 50% > 10% opportunity cost of capital) Het kan ook zo zijn dat IRR misleidend is omdat de totale kasstroom naar de onderneming toe wel groter is, maar zich pas veel later voordoet. Hierdoor zullen veel zakenlui kiezen voor het project dat zich het snelst heeft terugbetaald. Op deze manier kunnen ze het teruggekregen geld opnieuw investeren in een ander project. Dit zou kunnen als er sprake was van een tekort aan kapitaal. Als dat niet het geval is, kiest men toch liever voor het project met de grootste NPV. Waarom zou een bedrijf een project kiezen op basis van een beperkt kapitaal? Omdat bedrijven vaak budgetten in stellen als onderdeel van hun planning- en controlesysteem. Moet de IRR gebruikt worden om projecten te rangschikken? Nee, je moet het project zoeken dat voldoet aan de beperkingen van het kapitaal en dat de hoogste NPV heeft. 7.1 NPV-regel toepassen Elke investering in elke soort actief brengt rijkdom met zich mee als de contante waarde / discounted value van de toekomstige kasstromen groter is dan de investeringskosten. Drie regels bij het contant maken: 1. Alleen kasstromen zijn relevant 2. Schat kasstromen altijd op een differentiële basis 3. Wees consequent met inflatie 1. Alleen kasstromen zijn relevant: De NPV hangt af van de toekomstige kasstromen. Kijk echter uit dat je een kasstroom niet door elkaar haalt met accounting income. Winst- en verliesrekeningen zijn er namelijk op gemaakt om te laten zien hoe een bedrijf presteert. De in- en uitstroom worden op twee manieren aangepast: 1. Men laat winst zien als ‘verdiend’ in plaats van dat klanten gewoon hun rekening betalen 2. Men sorteert uitstromen in current expenses en capital expenses, waarbij current expenses wel worden afgetrokken tijdens het berekenen van het inkomen, en capital expenses niet. De reden hiervoor is dat capital expenses over de jaren worden afgeschreven. Stappen: - tel inkomende dollars op en trek daar uitgaande dollars van af - schat kasstromen altijd op een basis na belasting - zorg dat alleen de kasstromen die zich hebben voorgedaan zijn opgenomen 2. Schat kasstromen altijd op een differentiële basis: - haal nooit gemiddelde en differentiële prijzen door elkaar (laat emotionele waarde bijvoorbeeld geen rol spelen) - neem alle incidentele effecten op (deze kunnen tot ver in de toekomst voorkomen) - vergeet ‘working capital requirements’ niet (working capital is het verschil tussen de shortterm assets en liabilities van een bedrijf. Veel projecten vereisen ook een investering in working capital, die opgenomen moet worden. Aan het einde van een project blijft vaak wat van de investering over, dit wordt opgenomen als een kas-instroom) - neem opportunity costs op (maak een vergelijking tussen ‘met’ en ‘zonder’ het project. Alle gemiste opbrengsten van ‘zonder’ zijn opportunity costs. Als bronnen vrij verhandeld kunnen worden, zijn de opportunity costs gelijk aan de marktwaarde van de bron) - vergeet ‘sunk costs’ (deze zijn als verspilde melk. Gebeurd in het verleden en irrelevant voor de uitstroom van liquide middelen. Ze hebben geen effect op de keuze van een project, dus kun je ze maar beter negeren) - let op allocated overhead costs (dit zijn kosten zoals salaris, huur, energie en licht. Deze overheads hoeven geen directe relatie tot het project te hebben, maar ze moeten wel betaald worden. We moeten echter alleen de éxtra kosten opnemen die voortkomen uit het project. In een accounting income worden de overheadkosten wel opgenomen, bij onze kasstromen niet) 3. Wees consequent met inflatie: Als de discount rate gegeven is in nominale termen, dan vereist dit principe dat we de kasstromen ook moeten schatten in nominale termen, en dus moeten we rekening houden met trends in verkoopprijzen, arbeidskosten en materiaalkosten. Nominaal werkelijk: Real cashflows: C0 C1 C2 -100 +35 +50 15% nominal rate, inflation 10% a year C3 +30 Er zijn twee manieren: 1. Reken de kasstromen om naar nominale kasstromen en pas daar 15% discount op toe: C1 = 35 x 1,10 = 38,5 C2 = 50 x (1,10)² = 60,5 C3 = 30 x (1,10)³ = 39,9 38,5 60,5 39,9 NPV = -100 + 1,15 + (1,15)² + (1,15)³ = 5,5 2. Reken de discount rate om naar werkelijke termen: 1+nominal discount rate Real discount rate = 1 + inflation rate -1 Real discount rate = (1,15 / 1,10) -1 = 0,045 35 50 30 NPV = -100 + 1,045 + (1,045)² + (1,045)³ = 5,5 Regel: disconteer nominale kasstromen via een nominale discount rate, en disconteer werkelijke kasstromen via een werkelijke rate. Mix nooit een werkelijke kasstroom met een nominale discount rate of een nominale kasstroom met een werkelijke rate. Verwacht rendement = internal rate of return (IRR) IRR = (nieuw – oud) / oud x 100% Dit is de vermogenskostenvoet waardoor NPV = 0