8 Het grote vlinderboek - Amsterdam University Press

advertisement
b
8
Het grote vlinderboek
KIJKEN:
ILLUSIE, MISLEIDING
OVERLEVING
&
Principes om de geest tot volle ontwikkeling te laten komen: bestudeer
de wetenschap van de kunst. Bestudeer de kunst van de wetenschap.
Ontwikkel je zintuigen – leer vooral hoe je moet kijken. Besef dat alles
met alle andere dingen is verbonden.
– Leonardo da Vinci
A
lfred Russel Wallace, het bescheiden genie dat de
geestelijk vader is van het concept evolutie door
natuurlijke selectie, de theorie die hij in 1858 samen met
Charles Darwin presenteerde aan de Linnean Society,
beschrijft in zijn boek The Malay Archipelago* de vangst
van de prachtige vlinder die hij ‘radja Brookes vogelvlinder’ noemde, naar sir
James Brooke, destijds de radja van Sarawak. ‘Dit prachtige schepsel […] is
diep fluweelzwart, met een gebogen band op de vleugel, van top naar top,
bestaande uit vlekjes van een metalig groene kleur, met elk vlekje precies in
de vorm van een driehoekig veertje, en volledig met het effect van een rij
dekveertjes van de Mexicaanse trogon die op een stukje zwart fluweel ligt.’
De vogelvlinder s en de trogons leven natuurlijk aan twee heel verschillende kanten van de aardbol, maar er zijn in Oost-Azië veel vogels met iriserende
veren. Toch heeft men de overeenkomst die Wallace zag altijd beschouwd als
een eigenaardig toeval. Maar zou het meer dan dat kunnen zijn? Misschien is dit
Malachietvlinder (Siproeta stelenes). Je ziet de
kleuren die zich vermengen met de vegetatie.
*
Het boek is in Nederlandse vertaling van Ruud Rook verschenen als Het Maleise
eilandenrijk, Amsterdam: Atlas (1996).
Kijken: illusie, misleiding & overleving
9
10
Het grote vlinderboek
wel de eerste vastgelegde waarneming van vogelmimicry. Maar misschien ook
wel niet: in het grootste meesterwerk van Jeroen Bosch, het drieluik De tuin
der lusten, dat hij tussen 1490 en 1510 heeft geschilderd, zit tussen de andere
symbolische fantasiefiguurtjes een bruin zandoogje met een kop en snavel van
een vogel, dat ons op die manier ertoe aanzet om de vogelachtige oogvlek op
de vlindervleugels te zien.
Misschien vind je het heel verrassend dat op de vleugels van veel vlinders
en motten, tussen de regenboogkleuren en de opaalglans, beelden staan die
erg lijken op onder andere duizendpoten, salamander s, kikker s, slangen, valken,
spinnen, horzels, vleermuizen, grote hoektanden, klauwen, rupsen, wolven en
uilen. In het verleden zijn die over het hoofd gezien omdat zelfs de allergeduldigste toeschouwer er niet van overtuigd was dat die illusieachtige beelden
meer dan toeval konden zijn. Maar heeft dit te maken met vogels die op insecten jagen? Het oog van vogels is immers veel scherper dan het onze? Er is dus
weinig kans dat vogels zich om de tuin laten leiden door een oppervlakkige
overeenkomst van een vlinder met een ander dier. De zwakke plek in deze
redenering is dat vogels weliswaar uitstekend kunnen zien, maar toch dingen
niet waarnemen zoals wij dat doen en ze objecten herkennen op grond van
een minimaal aantal aanwijzingen, waarbij ze dan kennelijk geen acht slaan op
het totale plaatje.
De conventionele verklaring voor de kleurpatronen op vlindervleugels is
dat een vlinder daardoor zijn soortgenoten kan herkennen en dat daardoor
kruisingen met andere soorten worden voorkomen. Ik heb me altijd afgevraagd waarom, als dat dan zo is, vleugelpatronen zo ingewikkeld, complex en
uniek moeten zijn als het geval is bij vlinders zoals de kleine vos en de pauwoog, en daarentegen de tekening bij bijvoorbeeld de geruite bruine Europese
parelmoervlinder opmerkelijk veel overeenkomsten vertoont met die van
ongeveer vijftig andere soorten (en dan heb ik het nog niet over de ondersoorten) die in Groot-Brittannië en West-Europa voorkomen – en dan komen
er nog zo’n dertig bij als we Noord-Amerika meetellen. Er zijn ook talloos veel
soorten blauwtjes in het Westen, waarvan sommige uiterst moeilijk te determineren zijn zonder onze toevlucht te nemen tot kleine anatomische details.1 Het
antwoord, zoals we later zullen zien, is dat de vleugeltekening van veel vlinders
en motten ze niet alleen helpt bij het vinden van de juiste partner (feromonen
zijn daarbij ook van enorm veel belang), maar dat ze ook illusie creëert. Deze
illusie-eigenschappen zijn voor ons heel moeilijk waarneembaar, maar ze zijn
niet geëvolueerd om mensen om de tuin te leiden. Ze zijn geëvolueerd omdat
ze vaak insectenetende roofdieren misleiden, waarvan het visuele veld heel
anders is dan het onze en die veel kenmerken zien waaraan wij geen aandacht
besteden of waarvoor wij in wezen blind zijn. Andersom zien wij veel patronen,
vormen en tekening die de meeste diersoorten hoogstwaarschijnlijk niet kunnen zien.
Radja Brookes vogelvlinder (Trogonoptera
brookiana).
Kijken: illusie, misleiding & overleving
11
rechts: Een koperuil (Diachrysia chrysitis) die
zit te rillen. Iriserende velden op zijn vleugels
weerkaatsen licht en zorgen ervoor dat
de mot lijkt te gloeien. Misschien is dat een
manier om roofdieren af te leiden.
volgende pagina links en rechts: Boven- en
onderkant van het adonisblauwtje (Lysandra
bellargus).
Optische illusies behoren tot het dagelijks leven. Anders dan Narcissus, die
meende dat zijn weerspiegeling in het water echt iemand anders was en er
verliefd op werd, weten wij dat ons spiegelbeeld een illusie is. Maar een illusie
is zelfs nog minder ‘echt’ dan je misschien denkt. Iemand met anorexia ziet in
de spiegel iemand met flink overgewicht en weigert te geloven dat dit niet de
werkelijkheid is. Een spiegelbeeld is wat links en rechts betreft omgekeerd en
het is ook kleiner: adem maar eens op een spiegel en trek dan de omtrek van
je hoofd met je vinger na, als je dat niet gelooft. En als je een computer met
een webcam hebt, probeer dan maar eens de omtrek van jezelf op het scherm
te tekenen; dat is waarschijnlijk heel verwarrend.
Vertekening en illusie zijn echter geen unieke eigenschappen van de visuele
waarneming van de mens. Vogels zien dingen bijvoorbeeld anders, en zien sommige kenmerken zelfs helemaal niet: hun ‘werkelijkheid’ is heel anders dan de
onze. Dat weten we dankzij experimenten waaruit blijkt dat ze heel eenvoudig
kunnen worden misleid door simpele modellen of ruwe voorstellingen van
andere dieren. Ik zal nu proberen te laten zien hoe de vleugeltekening van insecten inspeelt op deze eigenschap om de kans op overleving te vergroten.
Hoe je een vlinder (of mot) moet vangen
Vlinders en motten zijn ‘koudbloedig’, wat betekent dat ze zich moeten opwarmen voordat ze goed kunnen vliegen. Dat kunnen ze doen door zich ’s morgens vp niroeg in de zon te koesteren als ze op een bloem of de muur zitten
en hun vleugels naar de zon openen. Op warme dagen lopen ze het risico van
oververhitting, maar dan kunnen ze zich afkoelen door hun vleugels te sluiten,
de hoek van hun vleugels ten opzichte van de zon te veranderen of naar de
schaduw te vliegen.
De meeste motten vliegen daarentegen ’s nachts, en om dat te kunnen
doen moeten ze hun eigen lichaamswarmte opwekken. Als je ’s morgens vroeg
12
Het grote vlinderboek
bij een mot in de buurt komt, zul je merken dat hij moei-
gecamoufleerd zijn. Sommige kunnen zichzelf nog beter
lijk onmiddellijk weg kan vliegen. Sommige soorten kun-
beschermen door plotseling heldere kleuren te vertonen
nen dan gebruikmaken van een snelle energie-uitbarsting
als ze worden gestoord. Veel vlinders openen en sluiten
om een klein eindje weg te vliegen, maar de meeste moe-
hun vleugels op zo’n manier dat kleuren en patronen aan
ten eerst een paar snelle bewegingen met hun vleugels
de bovenkant van de vleugels worden afgewisseld door
maken zonder van hun plaats te komen – dat heet, heel
contrasterende kleuren en patronen aan de onderkant. In
toepasselijk, ‘rillen’. Door deze snelle, bijna isometrische
veel gevallen zijn de verschillen heel opvallend en veroor-
spieractiviteit gaat hun temperatuur omhoog, en als de
zaakt dat een schok, zoals wanneer een goochelaar een
lichaamstemperatuur boven de 30 graden Celsius komt
zijden handdoek in een levende duif lijkt om te toveren.
(de lichaamstemperatuur van de mens is altijd ongeveer
Dit is een van de belangrijke strategieën die vlinders ge-
37 graden), gaan hun spieren goed werken en kunnen ze
bruiken om roofdieren in verwarring te brengen. Bij som-
wegvliegen. Grote motten kunnen enkele minuten zitten
mige soorten lijkt het wel of de heldere kleuren boven
te rillen als de temperatuur om hen heen laag is. Zo is
op de vleugels flitsen als een zwaailicht – waar je ook erg
er bijvoorbeeld van de cecropia-mot uit Noord-Amerika
van kunt schrikken. Maar er zijn nog meer interessante
(Hyalophora cecropia), die heel groot is, ontdekt dat hij
manieren waarop insecten zich verdedigen, en die worden
acht minuten nodig heeft om op te warmen tot 15 gra-
grotendeels over het hoofd gezien. Stel je voor dat je in
2
den. Tijdens de opwarmperiode zijn motten natuurlijk
een tropisch oerwoud op jacht bent. Je bent tegelijkertijd
uiterst kwetsbaar voor roofdieren.
mogelijke prooi en jager. Ineens springt voor je neus iets
Het beste moment om een vlinder te vangen of te
van achter een struik tevoorschijn. Je moet uiterst snel te
fotograferen is dus als het dier ’s morgens vroeg of tegen
weten komen of het een hert of een panter is: heb het
zonsondergang zit te zonnen; in de volle warmte van de
bij het verkeerde eind, en je kunt binnen een paar secon-
dag is het te snel weer gevlogen. En het beste moment
den dood zijn (en je jongen kunnen dan ook nog van de
om een mot te snappen is als hij in de schaduw verborgen
honger omkomen). Misschien moet je afgaan op makkelijk
zit en de temperatuur laag is. Insectenetende vogels jagen
te herkennen kenmerken die je in een flits opvangt, zoals
om dezelfde reden graag in de ochtend- en avondsche-
zwarte vlekken op het lichaam of een rij scherpe tanden.
mering. Vlinders en motten beschermen zichzelf op veel
Misschien heb je geen tijd om beter te kijken.
verschillende manieren, bijvoorbeeld door zich in spleten
te verstoppen of rustplaatsen te kiezen waar ze goed
Een vogel die in het struikgewas op motten jaagt,
bevindt zich in net zo’n positie: wat een smakelijke rups
Kijken: illusie, misleiding & overleving
13
of mot zou kunnen zijn, kan ook de kop van een giftige boomslang zijn of een
halfverscholen roofvogel. Ook nu weer: er is een snelle beslissing nodig, gebaseerd op eenvoudig te herkennen aanwijzingen. De vogel zou een groot risico
kunnen nemen als hij meteen op het voorwerp in zou pikken, maar als hij ook
maar een fractie van een seconde aarzelt, heeft het insect, als het dat inderdaad is, een kans om te ontkomen.
Aan roofdieren ontkomen hangt niet alleen af van hoe snel een dier kan
zwemmen of vliegen, maar ook van hoeveel tijd er nodig is om een dreiging te
ontdekken en erop te reageren. Het kan ons wel een seconde kosten om ons
te concentreren op iets wat onze aandacht heeft getrokken en uit te zoeken
of al dan niet een vals alarm is afgegaan. De extra tijd die nodig is als we onze
blikrichting veranderen en ons op iets anders concentreren, is ook op ons
van invloed waar het ons vermogen betreft om veel zaken in het leven aan te
pakken, zoals – om maar iets te noemen – oordelen volgens de uiterst controversiële buitenspelregel bij voetbal, waarbij precies op hetzelfde moment moet
worden bepaald waar de bal, de keeper en drie andere spelers zich bevinden.
Op het moment dat iets je blikveld in komt, hebben je ogen gemiddeld
net iets meer dan een kwart seconde (270 ms) om ernaartoe te bewegen.
Vervolgens is er nog 120 ms nodig om je beide ogen zo op het voorwerp te
Oogvlekken werken als een magneet op de
blik: een dagpauwoog (Inachis io) tussen de
bloemen.
14
Het grote vlinderboek
richten dat de hersenen de afstand van jou tot het voorwerp kunnen berekenen; tot dat moment weet je niet precies waar het voorwerp is ten opzichte
van alle andere dingen die je kunt zien. Het oog focust zich op een voorwerp
door de kromming van de lens aan te passen, een proces waar 640 ms voor
nodig is als je overgaat van kijken naar iets in de verte tot kijken naar iets wat
dicht bij je is. En als je met je ogen knippert, duurt dat 400 ms, een periode
dat je niets ziet – ook al zijn we ons daar absoluut niet bewust van. Uit experimenten blijkt dat apen en grasparkieten verschillende soorten voorwerpen
kunnen onderscheiden in ongeveer de helft van de tijd die jij en ik daarvoor
nodig hebben, maar dat houdt dan nog steeds in dat insecten die ineens een
vogel voor hun neus zien (en al voldoende opgewarmd zijn om weg te kunnen
vliegen) een ruime marge hebben om veilig weg te kunnen komen voordat de
vogel zijn ogen nauwkeurig op hen kan scherpstellen.
Dit is de verklaring van waarom het zo moeilijk is om een vlinder te vangen. Als je niet heel dicht bij hem in de buurt bent en in een fractie van een
seconde een groot net over hem heen werpt, is hij er al vandoor; je moet dan
dus raden waar hij de volgende seconde zal zijn om een kans te hebben om
hem alsnog te vangen.
Uit opstijgtijden die zijn berekend met behulp van hogesnelheidsfilmopnamen van verschillende vlindersoorten blijkt dat ze ongeveer 3 ms nodig
hebben om van hun plaats te komen en dan nog 4 ms om één vleugelslag weg
te vliegen.3 Met getimed flitsen fotografeerde Andrei Sourakov4 vier soorten
Zuid-Amerikaanse dikkopjes (Hesperiidae). Hij ontdekte dat ze de flits konden
Dikkopjes: foto’s van de Zuid-Amerikaanse
soort Anthoptus epictetus (1A en 1B) en een
onbekend dikkopje, genomen binnen 17 ms
vanaf blootstelling aan flitslicht.
Kijken: illusie, misleiding & overleving
15
16
Het grote vlinderboek
waarnemen en in de lucht konden springen in minder dan 17 ms, wat behoort
tot de snelst waargenomen reactietijd in het dierenrijk. Hij nam ook waar dat
de iriserend blauwe Myscelia cyaniris, uit de familie van de Nymphalidae, in
dezelfde tijdsduur zijn eerst open vleugels sloot en daardoor zijn raadselachtige
onderzijde kon laten zien.
Stel je nu voor dat je een vogel bent en een vlinder hebt ontdekt die op
een bloem in de zon zit. Wat je nu moet doen, is binnen pikafstand zien te
komen. Dat is heel erg moeilijk, want de vlinder zal zelfs de kleinste beweging
opmerken en in een mum van tijd gevlogen zijn. De snelste pikactie die is gefilmd, is die van een specht, en die was 40 ms, maar daarmee heeft de vlinder
ruim de tijd om te ontsnappen als hij de eerste beweging van je snavel heeft
gezien, bijvoorbeeld als je aarzelt omdat je in verwarring bent gebracht door
de rare patronen pal voor je neus. Als je je dus opnieuw moet concentreren, in
plaats van op de ‘ogen’ nu op de romp, zul je bijna gegarandeerd missen en zal
de vlinder al buiten bereik zijn.
Over het algemeen is het dus de beste oplossing voor insecteneters om
naar vlinders te zoeken die onvoldoende zijn opgewarmd om weg te kunnen
vliegen, en dat is het moment dat de misleidende tekening op hun vleugels
naar voren komt, zoals dat ook gebeurt bij nachtvlinders. Ironisch genoeg is het
meeste experimentele werk aan mimicry gedaan met modellen of statische
‘prooi’, waarbij vogels alle tijd krijgen die ze nodig hebben om dichter bij hun
gemakkelijke prooi te komen en goed te kijken voordat ze toeslaan, met als
resultaat dat de overlevingswaarde van tekening op vleugels niet aan dezelfde
test wordt onderworpen als in de natuur.
Zelfs als een vogel een vlinder in vlucht probeert te vangen, heeft hij het
niet gemakkelijk. Stephen Dalton, een van de pioniers van hogesnelheidsfotografie in de natuur, moest het enorme probleem overwinnen van de bewegingssnelheid van insecten voor de lens van de camera. In de 20ste seconde
(50 ms) die de sluiter van een camera nodig heeft om te openen, zal het
gemiddelde insect al 25 centimeter voorbij het punt zijn waarop de camera
zich richt. In die tijd kan een zweefvlieg 5 à 6 vleugelslagen hebben gemaakt.
De kleine vos (Aglais ur cae) heeft een startsnelheid van ongeveer 1,1 à 1,4
meter per seconde,5 dus 50 ms na het opstijgen is hij al meer dan 50 centimeter verder.
Natuurlijk zijn sommige vlinders, zoals veel blauwtjes en witjes, trage vliegers. Maar ze vliegen meestal een hele tijd in en uit het groen of maken zo
veel onverwachte wendingen dat vogels moeilijk kunnen voorspellen waar ze
de volgende fractie van een seconde zullen zijn, zoals Robert Graves beschrijft
in zijn gedicht ‘Flying crooked’: ‘[...] een koolwitje, / (Zijn eenvoudige idiotie van
vliegen) / Zal nooit weten dat het te laat is, / De kunst beheersen van vliegen
langs een rechte lijn.’
De vale argusvlinder (Lasiommata megera
paramegaera) van Sardinië is met zijn
gesloten vleugels goed gecamoufleerd, maar
als hij wordt verstoord of zit te zonnen,
toont hij een paar oogvlekken, elk met een
lichtweerkaatsend midden, die de aandacht
van de toeschouwer afleiden van de romp
van het dier.
Kijken: illusie, misleiding & overleving
17
De blik afleiden
een seconde verder is gekomen tegen de tijd dat je dat
Reactietijd heeft op een subtiele manier iets te maken met
gedaan hebt – ruim tijd voor een vlinder om al in de lucht
de evolutie van oogvlekken op de vleugels van vlinders.
te zijn.
Het oog wordt altijd getrokken naar beelden van ogen,
even verward, als de omtrek van een voorwerp onscherp
listische kunstenaars zoals Miró en Salvador Dalí. We kun-
is of wordt onderbroken door andere omtrekken. Een
nen veilig aannemen dat deze neiging ook van toepassing
belangrijke kunstrichting is het postimpressionisme, een
is op vogels en andere gewervelde roofdieren. Vlinders
kunstvorm ontwikkeld door Paul Cézanne en anderen,
met oogvlekken doen vaak ritmisch hun vleugels halfopen
waarbij schilderijen met veel helderheid zoals gemaakt
en -dicht als ze zitten te eten, zodat de oogvlekken ten
door de Europese grote meesters werden vervangen
opzichte van de romp bewegen. Onze ogen hebben de
door vormen en kleuren waarin scherpe begrenzingen
neiging erop gefixeerd te blijven. Als de vleugels meer dan
werden ingewisseld voor brede, vage penseelstreken. De
halfdicht zijn, bevinden de oogvlekken van de dagpauwoog
hersenen halen langzaam concrete vormen naar boven uit
zich bijvoorbeeld ongeveer 2 centimeter boven de romp.
de ruwe indrukken, waardoor een emotioneel effect ont-
Om een vlinder te kunnen vangen moet een vogel zijn
staat dat merkwaardig genoeg meer voldoening geeft dan
ogen afwenden van de oogvlekken en scherpstellen op de
alleen maar naar een schilderij kijken dat met fotografische
kop of de romp. Bedenk ook dat de omtrek van de romp
precisie tot stand is gekomen.
bij de meeste vlinders wordt vervaagd door zwart op de
Leonardo da Vinci heeft veel tekeningen gemaakt die
vleugels (wat trouwens ook helpt bij de temperatuurrege-
op het eerste gezicht niet te duiden zijn en die je moet
ling) of door streeppatronen die door de omtrek heen
interpreteren door van het ene detail naar het andere te
gaan.
gaan, totdat je beseft wat de tekening voorstelt. Dan komt
Naar de oogvlekken pikken kan een verdedigende,
de tekening tot leven. Je hebt het mysterie doorzien en
preventieve poging zijn om een andere vogel met zijn
de volgende keer dat je naar de tekening kijkt, kun je het
snavel open te treffen. Een vogel kan nog meer verward
beeld makkelijker begrijpen. De essentie is dat er tijd voor
raken door een reeks oogvlekken op een donkere on-
nodig is om het raadsel op te lossen, omdat wij, anders
dergrond, zoals we heel vaak aantreffen bij het bruin zan-
dan dieren, over het algemeen het grote plaatje zien en
doogje (Satyrinae), want daardoor wordt het moeilijker
niet de details.
om de plaats van de kop te bepalen. In de schaduw of
Nog een andere hindernis voor het ‘zien’ komt voor
bij slecht licht duurt het langer om de focus aan te pas-
wanneer een voorwerp wordt omgeven door een volko-
sen. Door het omhoogkomen van de vleugel tijdens het
men vreemde omgeving. Advertenties van allerlei tabaks-
openen en sluiten komen de oogvlekken dichter bij de
merken gebruikten tussen 1980 en 2000 deze strategie
waarnemer, wat ook dreigend kan zijn en een verklaring
om de kijker van zijn stuk te brengen en zijn aandacht vast
kan bieden voor de piksporen die vaak rondom oogvlek-
te houden terwijl het merkbeeld onbewust in zijn geheu-
ken van vlinders zijn te vinden (een punt waar we later op
gen werd gegrift. Dit verwarringseffect hadden de sur-
terugkomen).
realisten al voorzien: zij gebruikten de botsing van beelden
Probeer dit eenvoudige experiment eens uit te
voeren. Maak een inktvlek op het topje van je duim (die
meestal zo’n 2 centimeter breed is) en zet de buitenrand
18
Het oog wordt vaak misleid, of je geest raakt heel
een neiging waar gebruik van wordt gemaakt door surrea-
om vragen op te werpen over de aard van de werkelijkheid (zie hoofdstuk 2).
We kunnen ons voorstellen dat een roofdier ook
van je duimtop op het oppervlak van een horloge met
kort in verwarring kan worden gebracht, net zoals wij,
een secondewijzer. Breng je ogen zo dicht mogelijk bij het
door de onbekende manier waarop symbolen (zoals
horloge, concentreer je op de vlek en verschuif je focus
oogvlekken) met elkaar in verband worden gebracht op
dan naar de secondewijzer. Je zult merken dat die bijna
de vleugels van een vlinder, en de paar ogenblikken van
Het grote vlinderboek
onzekerheid betekenen voor de insecten waardevolle tijd om ervandoor te
gaan of zichzelf te verdedigen. Er zijn aanwijzingen dat deze truc ook tegen
andere dieren werkt: grasparkieten hebben twee keer zo veel tijd nodig om
een ‘verward’ plaatje te herkennen van een andere grasparkiet; de kenmerken
van de kop zitten dan op de verkeerde plaats, bijvoorbeeld een oog dat op de
nek zit. Makaken hebben ook meer tijd nodig om een gezicht van een mens te
herkennen als de kenmerken door elkaar zijn gehaald, ook al zijn deze symmetrisch geplaatst.6 De interpolatie van beelden van delen van een ander schepsel
op insectenvleugels kan worden beschouwd als een vorm van mimicry, satyric
mimicry genoemd; we zullen het daarover hebben in het volgende hoofdstuk.
Verwachting
Psychologen bevestigen dat we vaak zien wat we verwachten te zullen zien, en
dat twee mensen dus hetzelfde object op heel verschillende manieren kunnen
waarnemen. De beroemde Franse schrijver Antoine de Saint-Exupéry verwoordde dit heel elegant toen hij schreef: ‘Een stapel stenen is niet langer een
stapel stenen op het moment dat één enkele persoon ernaar kijkt en binnen in
zich het beeld van een kathedraal heeft.’
De kleine vos (Aglais urticae). De romp
wordt vervaagd door donker pigment en een
bedekking van haartjes.
Kijken: illusie, misleiding & overleving
19
De hersenen slaan beelden van wat het oog ziet op in een soort onvoorstelbaar ingewikkelde naslagbibliotheek, en net zoals bij het postimpressionisme
en Leonardo’s tekeningen hebben ze slechts een paar aanwijzingen nodig om
het juiste plaatje op te roepen – de kathedraal te zien in plaats van de stenen.7
We zien dus eerst het hele plaatje. Een boom is een boom: een normaal
mens begint niet met de blaadjes en ziet dus niet eerst waar die aan vastzitten, en waar de twijgen aan vastzitten, voordat hij beseft dat het een boom is.
Sommige mensen moeten dat echter juist wel doen, bijvoorbeeld veel mensen
die autistisch zijn of lijden aan een aandoening die visuele agnosie heet, zoals
ten gevolge van een beroerte, waarbij voorwerpen wel worden gezien, maar
alleen kunnen worden geïdentificeerd na veel extra aanwijzingen. Dergelijke
mensen moeten de details verzamelen en met elkaar in verband brengen, zoals
een normaal mens soms alle woorden in een bericht moet lezen voordat hij
de betekenis kan begrijpen.
Een patiënt van de psychiater Oliver Sacks,8 Virgil, die na een operatie op
zijn vijftigste ineens weer kon zien na zijn zicht te hebben verloren toen hij
nog heel klein was, kon alleen maar delen van een kat zien (een poot, neus en
staart), maar kon die details niet integreren tot een geheel. Een maand later
kon Virgil een boom in zijn gedachten in elkaar zetten en besefte hij dat de
stam en de bladeren één geheel vormen. Omdat Virgil afging op eenvoudige
kenmerken, vond hij het moeilijk om een zwarte kat te onderscheiden van een
zwarte hond. Hij herkende een giraf aan zijn hoogte, niet aan zijn vorm, en een
zebra aan zijn strepen.
Er zijn duidelijke aanwijzingen dat vogels eerder details dan het hele beeld
zien, en als ze aan dezelfde beperkingen lijden als een mens die net weer kan
zien en nog ontzaglijk veel moet leren voordat hij complete voorwerpen kan
zien, dan verklaart dat waarom vogels door eenvoudige details of kleurvlekken
kunnen worden misleid.
Een gedeelte van een voorwerp zien
Tijdens mijn eerste excursie naar een tropisch oerwoud in Oeganda had ik
een ervaren ornitholoog als gids. Hij zag vogels, die kennelijk overal om ons
heen waren, en benoemde ze voor me, terwijl ik ze haast nooit zag, behalve
dan zo nu en dan een trilling van een vleugeltopje. Soms kan ik op dezelfde
manier indruk op mensen maken met vlinders: dat kan dankzij een proces dat
bekendstaat als priming en dat ook wordt gebruikt door goochelaars en illusionisten. Als de hersenen herhaaldelijk worden blootgesteld aan een gedeelte
van iets, bijvoorbeeld van een idee of een voorwerp, beginnen de hersenen
geleidelijk steeds makkelijker te anticiperen op wat het is. Schokkender was het
toen mijn begeleider in Oeganda vroeg of ik had gemerkt dat we werden gevolgd door een luipaard. Hij had de subtiele aanwijzingen daarvan opgepikt.
Heel soms verliezen mensen na een beroerte een deel van hun gezichts-
20
Het grote vlinderboek
veld. Uiteindelijk kan het zicht worden hersteld doordat
Strepen en flikkeringen
de hersenen ‘raden’ wat er is en het beeld aanvullen.
Strepen op een dier maken de omtrek van de romp
Een vriend van me had een beroerte gehad en miste
en vleugels minder duidelijk en zorgen ervoor dat het
daardoor een stukje in zijn gezichtsveld. In het begin zag
moeilijk is om de kop, romp en poten te onderscheiden
hij zijn hond dan recht voor zich lopen en langzaam de
(de zebra is een typisch voorbeeld). Streeppatronen die
visuele leegte in verdwijnen en aan de andere kant weer
worden gebruikt in camouflagekleding en op militaire
tevoorschijn komen. Na enkele maanden leek er een
voertuigen werden in de Tweede Wereldoorlog ook ge-
spookachtig doorzichtige hond door dat gat te lopen om
bruikt op oorlogsschepen. Die schepen kregen zwarte en
aan de andere kant weer goed tevoorschijn te komen, en
witte onregelmatige of grillige strepen – we kennen dat
ten slotte zag hij de hele hond weer in de filmscène ge-
als dazzle-camouļ¬‚age. Daardoor kon je heel moeilijk de
edit, een hond die werkelijk en onwerkelijk tegelijk was: de
omtrek zien van onderdelen zoals de luchtkokers, de brug
‘verwachting’ van zijn hersenen van wat er was.
of het dek, waaraan je normaal gesproken een schip her-
De keerzijde van priming is dat de hersenen er zo op
kent.9 Sommige vlinders hebben streeppatronen ontwik-
gespitst zijn een match te vinden voor opgeslagen beelden
keld die hetzelfde effect hebben: ze verbergen of vervagen
dat ze, zoals bij de nieuwe kleren van de keizer, heel een-
de omtrek van de romp, een verschijnsel dat we bijvoor-
voudig misleid kunnen worden of hun eigen interpretatie
beeld zien bij de Idea malabarica van Zuidoost-Azië en
opleggen aan wat de ogen waarnemen. Dat is heel duidelijk
Oceanië (zie hoofdstuk 6).
in geschreven taal. Het is meestal heel eenvoudig om het
De malachietvlinder uit Zuid- en Midden-Amerika is
volgende te lezen (en de tweede keer meestal nog veel
nog een voorbeeld waarbij de romp wordt vervaagd, in
eenvoudiger), hoewel het wel inhoudt dat je er belangrijke
dit geval door groene bladpatronen en afleidende reflec-
aannames voor moet doen: zorg dat de eertse en laaste
terende vlekken (zie illustratie op bladzijde 8).
ltteers kolppen. De hresenen vlluen dan de rset wel in.
En hoelang heb je de eerste keer nodig om dit goed
Een televisie- of filmbeeldje wordt getoond met
60 tot en met 100 frames per seconde. We zijn ons niet
te interpreteren: econdeislangeens? In dit laatste geval
bewust van de verschillende beeldjes omdat de snelheid
zoeken de hersenen naar een match die verborgen ligt.
hoger is dan de zogeheten flikkeringversmeltingsfrequentie (flicker fusion frequency, fff). Vogels, en ook insecten,
Vogels zien dingen anders
hebben echter een fff die twee tot drie keer zo hoog ligt
Dieren hebben zintuiglijke eigenschappen die anders zijn
als de onze, en zouden dan nog steeds de flikkerende
dan de onze, en voor vogels geldt helemaal dat ze her-
beelden als afzonderlijke beeldjes kunnen zien. Vlinders
senen hebben die anders in elkaar zitten. We kunnen er
hebben een hoge fff, waardoor ze andere vlinders en
dus niet van uitgaan dat ze een vlinder precies zo zien als
naderende vogels beter kunnen waarnemen. Het man-
wij dat doen. We hebben allemaal de neiging te denken
netje van de keizersmantel wordt door de flikkerende
dat wat wij zien de enige werkelijkheid is, en we beseffen
tekening op de vleugels van een vliegend vrouwtje aan-
zelden dat de werkelijkheid van iemand anders misschien
getrokken: hoe hoger het flikkeringstempo, hoe groter
wel heel verschillend is. Het lijkt erop dat het ‘geestesoog’
het effect – er kunnen wel 140 flikkeringen per seconde
van vogels en andere dieren heel eenvoudige schemati-
zijn.10
sche weergaven bevat van een deel van een voorwerp
Kolibries hebben de hoogste vleugelslagfrequentie
of een ander dier (of andere plant) die sjablonen voor
van alle vogels, 40 tot 80 slagen per seconde, en de koli-
herkenning zijn. Maar deze veronderstelde sjablonen zijn
brievlinder haalt 85 vleugelslagen per seconde. Wij zien in
eenvoudiger dan de sjablonen die wij hebben: dieren kun-
beide gevallen de vleugels alleen maar als een vage vlek,
nen er kenmerkende details mee zien in plaats van een
maar vogels kunnen misschien de details van kleur en
complete figuur of een compleet object.
vorm bij de kolibrie en kolibrievlinder zien.
Kijken: illusie, misleiding & overleving
21
Kleur zien
Van de blanke mannen heeft 12 tot 20 procent en van de vrouwen minder
dan 1 procent enige vorm van kleurenblindheid. Meestal kunnen ze het verschil
tussen rood en groen of geel niet zien. Een heel klein percentage van de bevolking heeft synesthesie, en velen daarvan weten dat zelf misschien niet eens.
Synesthesie is het vermengen van zintuiglijke indrukken, wat nog niet zo lang
geleden pas is geaccepteerd als een verschijnsel dat wetenschappelijk onderzoek
waard is.11 Bij sommige mensen roept muziek kleurgewaarwordingen op, bij
andere mensen kunnen de letters van het alfabet en zelfs hele woorden verschillende kleuren aannemen.12 Er zijn aanwijzingen dat pasgeboren baby’s synesthetisch zijn en de informatiestromen die de hersenen via de verschillende zintuigen
bereiken niet van elkaar kunnen onderscheiden. Het kan zijn dat dieren, waaronder vogels, ook synesthesie hebben, hoewel we ertoe neigen aan te nemen dat
dat niet het geval is en onderzoek naar diergedrag meestal is gebaseerd op het
onjuiste uitgangspunt dat hun visuele waarneming op de onze lijkt.
Pas aan de hand van experimenten kunnen we proberen te weten te komen hoever we qua waarneming van vogels af staan. Om een extreem geval
te noemen: recent is ontdekt dat postduiven een zintuig voor magnetisme in
Zilvermeeuw (Larus argentatus).
22
Het grote vlinderboek
hun binnenoor hebben, zodat ze bepaalde onderdelen van magnetische velden
kunnen horen. Er is ook enig bewijs dat andere vogels magnetische velden via
hun ogen kunnen waarnemen, en die dus kunnen zien.
Ons begrip van de manier waarop vogels dingen zien, veranderde volkomen toen de Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen zijn werk publiceerde over
het gedrag van meeuwen. De zilvermeeuw heeft een helderrode vlek op zijn
gele snavel. Als een meeuwenjong daartegen pikt, braakt het vader- of moederdier gedeeltelijk verteerde vis voor het jong uit. Met behulp van verschillende
kartonnen modellen van de kop van een zilvermeeuw toonde Tinbergen aan
dat een model van het ouderdier zonder die vlek heel weinig belangstelling opwekt, terwijl een rood stokje met witte banden erop zelfs nog meer gepik van
jonge meeuwtjes veroorzaakt dan een goed gelijkend model van de volwassen
vogel. Het stokje vormt een ‘supernormale prikkel’.
Roodheid, goed kleurcontrast en een lange snavel-achtige omtrek zijn de
details die het kuiken ziet en waarop het reageert. Het lijkt erop dat het kuiken
noch de hele kop ziet, in elk geval niet op de manier waarop wij dat doen,
noch de oudervogel; een paar goedgekozen details zijn samen voldoende voor
het jong om de voedselautomaat te herkennen. Wat het kuiken betreft, ís de
snavel met rode vlek de vader- of moedermeeuw (dit verandert natuurlijk
naarmate het kuiken meer ervaring ontwikkelt en verwerft). Deze afhankelijkheid van eenvoudige aanwijzingen doet denken aan wat de psychiater Oliver
Sacks vermeldt in De man die zijn vrouw voor een hoed hield. Sacks’ ongelukkige patiënt had een hersenbeschadiging opgelopen en kon zijn vrouw alleen
nog maar herkennen aan de hoed die ze ophad.
Konrad Lorenz beschrijft in zijn aardige boek King Solomon’s Ring hoe
zijn tamme, met de hand grootgebrachte kauwen hem aanvielen toen hij een
zwart zwempak in zijn handen had: ze ‘zagen’ kennelijk een dode kauw. De
grondleggers van de hedendaagse wetenschappelijke ethologie (de bestudering
van dierlijk gedrag), Niko Tinbergen en Konrad Lorenz, troffen vergelijkbare
voorbeelden aan van deze ongecultiveerde vorm van waarneming overal in
het dierenrijk waar ze keken, en ze noemden de gedetaillleerde beelden (of
geluiden of geuren) ‘sleutelprikkels’ of ‘deblokkeerder s’ van gedrag. Ze worden
vaak beschouwd als de eenvoudige sleutels die een dier gebruikt om bepaalde
gedragspatronen bij een ander dier te ontsluiten.
Later is het neurale mechanisme van een sleutelprikkel gelokaliseerd door
de neurofysioloog Jerome Lettvin en zijn collega’s, die een artikel publiceerden
met de titel ‘What the frog’s eye tells the frog’s brain’,13 waarin de uitkomsten
van hun onderzoek de gedachte versterkten dat het visuele systeem van veel
dieren bedoeld is om slechts bepaalde kenmerken te detecteren van het beeld
dat op hun netvlies valt. Ze vonden bijvoorbeeld ‘insectendetectoren’, die
reageren op kleine zwarte vlekjes ter grootte van een vlieg die snel door het
visuele veld bewegen, maar niet op stilstaande vlekjes. Voor een kikker is een
vlieg gewoon een klein zwart bewegend dingetje.
Kijken: illusie, misleiding & overleving
23
Gebruik van kleur
Nachtdieren zijn meestal kleurenblind: we gaan ervan uit dat ze alleen zwart,
wit en grijstonen zien omdat ze geen kleurgevoelige kegeltjes in hun netvlies
hebben. De staafjes in het netvlies zijn echter honderd keer zo gevoelig voor
licht als kegeltjes. Daardoor is het moeilijk kleurcontrast te onderscheiden bij
weinig licht. Dit is een van de redenen waarom de meeste motten zulke doffe
kleuren hebben, maar die kleuren helpen ook als schutkleur wanneer ze in
rust zijn. Helder gekleurde achtervleugels kunnen worden verborgen onder de
voorvleugels, en vervolgens weer worden onthuld wanneer de afschermende
voorvleugels naar voren bewegen als reactie op een aanraking of een trilling.
De gekleurde achtervleugels lijken grotendeels te zijn ontstaan als verdediging
tegen roofdieren die overdag actief zijn en kleuren kunnen zien: een verdediging die werkt door ze te laten schrikken.14
Vlinders en motten lopen natuurlijk het grootste risico bij zonlicht, wanneer kleuren helder worden waargenomen door de ogen van dagactieve
gewervelde roofdieren. Dat verklaart waarom visuele mimicry (zie verder)
zo wijdverbreid is bij vlinders, en waarom veel schijnvormen als bijna perfecte
kopieën tot ontwikkeling zijn gekomen.
De meeste helder gekleurde vlinders en motten zijn giftig. Dat weten we
door het observeren van de reactie erop van vogels, en doordat er biologen
zijn die ervan hebben gegeten om hun nieuwsgierigheid te bevredigen, en we
weten het ook door chemische analyses van de organische samenstelling in dat
soort insecten. Wijlen Miriam Rothschild, die zo veel heeft bijgedragen aan ons
begrip van waarschuwingskleuren, heeft ooit per ongeluk een bijna dodelijke
dosis cyanide binnengekregen toen ze op een bloeddrupje kauwde om de eetbaarheid ervan te bepalen. Deze helder gekleurde dagactieve motten scheiden,
als je ze samendrukt, cyanide uit via de gewrichten in hun pootjes en borstkas.
Er zijn veel soorten motten met dof gekleurde voorvleugels die als ze
overdag rusten goed gecamoufleerd zijn, maar achtervleugels met schitterende kleuren tonen als ze worden verstoord. Enkele van de beervlinder s
hebben witte strepen of vlekken op hun dof gekleurde voorvleugels, die ze
kunnen openen om helderrode achtervleugels met blauwe vlekken te onthullen. Biologen noemen deze afschrikkende kleuren ‘aposematisch’, iets wat vrij
vertaald (uit het Grieks) ‘waarschuwingssignalering’ betekent. Vaak toont het
insect zijn kleuren heel plotseling, bijna als in een explosie, bij sommige soorten (bijvoorbeeld de dagpauwoog) vergezeld van een klikkend geluid of een
schadelijke afscheiding uit speciale klieren (zoals bij veel soorten beervlinder s).
De tekening op de voorvleugels komt ’s nachts of bij zwak licht naar voren, als
dieren geen kleur kunnen zien. Op de voorvleugels van de grote beer zie je
vaag de omtrek van een goliathkever, waarbij de witte strepen langs de rand de
Het ‘overweldigingseffect’ bedoeld voor
belagers: vertoon van waarschuwingskleuren
van de grote beervlinder (Arctia caja).
24
Het grote vlinderboek
vorm van de mot verstoren en de romp verbergen.
Heel heldere kleuren kunnen roofdieren ook van de wijs brengen.
Kijken: illusie, misleiding & overleving
25
Hiernaar is nog heel weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan. Wij mensen
houden vaak niet van flitsend licht, dat bij bepaalde herhalingsfrequenties epileptische aanvallen kan opwekken bij mensen die daar gevoelig voor zijn (evenals streeppatronen dat doen), en wordt gebruikt om mensen mee te martelen.
Temple Grandin verklaart in haar baanbrekende boek Animals in Transla on*
dat vee heel bang kan zijn voor heldere kleuren en blinkende voorwerpen,
waardoor de kudde soms in paniek raakt.
De combinatie van blauw en rood, zoals bij de dagpauwoog en veel van
de giftige beervlinder s, levert chromatische stoornissen op, vooral als de
begrenzing alleen door kleur is. Dat komt doordat rood licht met een iets
grotere afstand van de lens op het netvlies terechtkomt dan blauw licht (zelfs
nog groter dan bij ultraviolet licht). Blauw met rood wordt in advertenties heel
zelden gebruikt omdat het effect van delen van het beeld die in en uit focus
raken storend is. Het is een redelijke aanname dat het voor dieren ook een
onbehaaglijke ervaring kan zijn, en dat zou de reden ervoor kunnen zijn dat dit
patroon met contrasterende kleuren op de vleugels van enkele beervlinder s
tot ontwikkeling is gekomen.
Door irisatie krijg je kleuren die steeds veranderen, zoals het licht dat door
een zeepbel wordt teruggekaatst. Die kleuren zie je op een insect alleen als je
het bekijkt vanuit bepaalde hoeken, en het licht dat je dan ziet, kan heel intens
zijn: er kan meer licht van een iriserende vleugel weerkaatst worden dan van
een zuiver wit oppervlak en bijna evenveel als door een spiegel wordt teruggekaatst. De vleugels van een morfo weerkaatsen licht (met name blauw en
ultraviolet, waar vogels vooral gevoelig voor zijn) dat op grote afstand te zien is,
maar omdat de vleugels in de vlucht samenklappen, houdt het licht dan op met
reflecteren. Dit flikkeren alleen al kan onaangenaam zijn voor een belager.
Iriserende kleuren komen veel voor bij dagactieve motten, vooral bij beervlinder s en bloeddrupjes. Bloeddrupjes komen midden in de zomer veel voor
op kalkachtig grasland, en de kleuren die je ziet, zijn afhankelijk van de hoek
waaronder je naar de reflectie van de vleugels kijkt.
In het ultraviolet zien
Sommige mensen zijn gedeeltelijk kleurenblind en kunnen geen onderscheid
tussen rood en groen maken. De kleurgevoelige kegeltjes in ons oog zijn afgesteld op golflengten van licht die wij kennen als rood, groen en blauw, maar
vogels hebben vier soorten kegeltjes (en er zijn aanwijzingen dat duiven er vijf
hebben), waaronder kegeltjes die gevoelig zijn voor licht dicht bij ultraviolet. De
afbeelding hiernaast laat de kleuren van de regenboog zien zoals mensen ze
zien die twee soorten kegeltjes hebben (en daardoor rood niet kunnen zien)
en mensen met het normale zicht en drie soorten kegeltjes.
De sint-jansvlinder (Zygaena filipendulae)
vertoont kleurvariatie afhankelijk van de hoek
waaronder het licht invalt.
26
Het grote vlinderboek
*
Het boek is in Nederlandse vertaling van Iris Bol & Marcel Rouwé verschenen als
Denken als de dieren, Utrecht: Bruna (2005).
Kijken: illusie, misleiding & overleving
27
We kunnen ons niet voorstellen hoe kleuren door een vogel worden
waargenomen met een vierde en vijfde soort kegeltjes, en dus wat die nog
meer aan kleuren ziet op de vleugel van een vlinder, maar we weten wel zeker
dat de meeste vogels meer kleurenbanden zien dan wij.
Volgens Jay Neitz van Washington University kan elk kegeltje in het netvlies
ongeveer honderd verschillende kleurnuances onderscheiden.15 Door twee
soorten kegeltjes kunnen we echter honderd keer zo veel nuances zien dankzij
de mengvormen die nu zichtbaar worden. Dat betekent dus dat de gemiddelde menselijke trichromaat ongeveer een miljoen verschillende nuances kan
onderscheiden. Een dichromaat kan dus tienduizend, een trichromaat minstens
een miljoen, een tetrachromaat honderd miljoen, en een pentachromaat tien
miljard verschillende kleurschakeringen zien. In theorie kunnen vogels misschien
wel zo’n tienduizend schakeringen meer zien dan wij, waardoor zij tekening- en
kleurpatronen zouden kunnen zien die voor ons niet zichtbaar zijn. Bedenk ook
dat de piekgevoeligheid voor rode, blauwe en groene kegeltjes bij een vogel
niet precies in hetzelfde golflengtebereik ligt als bij de mens. Kleurenfotografie
is ook gebaseerd op het trichromatische systeem van de mens. Zelfs foto’s met
de hoogste resolutie zullen dus de subtiele details die een vogel kan zien niet
zichtbaar kunnen maken.
De kleurgevoeligheid van het netvlies van een vogel is onverdeeld hoog
tussen 370 en 445 nanometer, waarbij een overlap bestaat tussen de gevoeligheid voor blauwviolet en ultraviolet. De gevoeligheid van het menselijk oog
vertoont een scherpe piek voor blauw op ongeveer 440 nanometer, daalt
daarna steil naar ongeveer 420 nanometer en is helemaal weg bij het violet op
ongeveer 390 nanometer. Dus ook al kunnen we in principe ultraviolet licht
niet zien,16 in tegenstelling tot de meeste vogels (en ook bijen en vlinders),
er zijn een paar mensen die ultraviolet wél kunnen zien. Een van hen is de
boven: Hoe iemand met dichromatisch zicht,
die roodgevoelige kegeltjes mist, de regenboog
ziet.
onder: Hoe iemand met trichromatisch zicht de
regenboog ziet.
Canadees Alan Bradley.17 Hij ontdekte dat hij ultraviolet licht kon zien na een
operatie waarbij hij een kunststof lens in zijn linkeroog had gekregen, een lens
die UV doorlaat. Toen hij op een markt kwam, voelde hij zich overweldigd door
een stralend zachtpaars licht. ‘Het leek wel of ik een stomp in mijn gezicht
kreeg,’ zei hij. ‘Ik móést mijn ogen wel afwenden.’ Het licht was afkomstig van
UV-scanners
die op de markt werden gebruikt om creditcards op echtheid te
controleren. Uit deze verbazingwekkende anekdote blijkt dat het heel goed
mogelijk is dat vogels en reptielen in verwarring kunnen raken door sterke
ultraviolette reflecties zoals veel blauwe vlinders en morfo’s op hun vleugels
kunnen produceren.
Omdat het kleurenspectrum van vogels anders is dan het onze, komen
bepaalde kleuren en patronen op vlindervleugels voor hen ongetwijfeld helandere bladzijde: De Indiase bladvlinder
(Kallima inachus), links met zonovergoten
achtergrond, rechts met minder zonlicht zodat
de blauw-ultraviolette reflectie zichtbaar
wordt.
28
Het grote vlinderboek
derder naar voren dan voor ons. Er is onderzoek18 dat heeft aangetoond dat
van 139 geteste vogelsoorten meer dan 90 procent kleurpatronen op de
vleugels heeft die wij niet kunnen zien (bijvoorbeeld kleine vogeltjes van de
soort die vogelaars onder elkaar graag LBJ’s – little brown
hoewel de mannelijke geuren (geslachtsferomonen) hierbij
jobs, kleine bruine vogeltjes – noemen), maar die er
doorgaans ook een rol spelen.
voor andere vogels veelkleurig uit kunnen zien. Dat komt
Op de vleugels van veel bruine vlinders zitten schub-
niet gewoon door de extra gevoeligheid voor ultraviolet,
ben die violet UV weerkaatsen en die meestal verborgen
maar het wordt ook veroorzaakt door de manier waarop
worden door het bruine pigment, vooral bij helder zon-
kleuren van het spectrum zich voor vogels groeperen tot
licht. In de schaduw, wanneer er veel meer verstrooid licht
kleurbanden. Waarschijnlijk kunnen sommige dieren kleur-
in het ‘bijna-UV-bereik’ zit, zijn deze patronen echter mak-
patronen bij vlinders en motten zien waarvan wij ons niet
kelijker te zien. De twee foto’s van de Indiase bladvlinder
bewust zijn en die we ons niet eens kunnen voorstellen.
Fluorescerende materialen weerkaatsen licht heel
zijn met een digitale camera gemaakt die bijna-UV kan
waarnemen, in een zonnige omgeving, en vervolgens op
sterk en fluoresceren als er ultraviolet licht op valt: het
dezelfde plaats met minder zonlicht, waardoor er meer
ultraviolette licht verandert in een andere spectrale kleur,
verstrooid UV is.
die we wél kunnen waarnemen. Zo komt een bericht
Soms onthult verlichting met bijna-UV een tekening die
dat met onzichtbare inkt is geschreven ineens naar voren
je eerst niet kon zien, zoals bij de Afrikaanse Hypolimnas
als je met een ultraviolette lamp op het papier schijnt.
misippus; en een opvallend beeld van een vogel met ge-
Net zoals op creditcards verborgen kenmerken staan
spreide vleugels is te vinden bij sommige reuzenzijdemot-
die alleen zichtbaar worden onder ultraviolet licht, blijken
ten (zie hoofdstuk 12).
veel witte en gele vlinders markeringen op hun vleugels
Bij de blauwtjes (Lycaenidae) is het vaak alleen maar
te hebben die worden veroorzaakt door de reflectie
het mannetje dat helderblauw en opvallend is. Biologen
van ultraviolet. Deze ‘boodschappen’ zijn patronen die
nemen over het algemeen aan dat de kleur van belang
ontstaan door schubben die ultraviolet weerkaatsen op
is bij de baltsrituelen en partnerkeuze, en de meeste
verschillende delen van de vleugel. Voor een vogel kan
biologen nemen aan dat kleurpatronen voor dat doel zijn
het mannetje van een witje er dan anders uitzien dan
ontstaan. Ze kunnen echter ook andere functies hebben,
het vrouwtje, en als onze ogen gevoelig voor ultraviolet
en die onderzoeken we in hoofdstuk 7. Weinig vlinders
zouden zijn, zou de ene soort er heel anders uit kunnen
produceren blauw pigment: de kleuren ontstaan door
zien dan de andere (zie hoofdstuk 9). Deze patronen zijn
reflectie en breking van licht vanaf het oppervlak van de
voor vlinders belangrijk bij het kiezen van de juiste partner,
schubben, ongeveer zoals in een zeepbel, met een regenKijken: illusie, misleiding & overleving
29
boogeffect van alleen maar blauwe tinten. Deze irisatie
Op de onderste foto op bladzijde 31 worden de basis-
komt ook veel voor in het verenkleed van vogels. Bij som-
patronen en -kleuren zichtbaar die ook de Europese en
mige vogels en vlinders wordt de irisatie gemaskeerd door
Noord- Amerikaanse witte admiraalvlinder soort heeft.
pigment en zien we misschien slechts een oppervlak dat
De ‘harige rupsen met ogen’ op de rand van beide ach-
19
iets glanzender is dan normaal. Andere vlinders hebben
tervleugels zijn goed te zien, en de vlekken zijn duidelijk
een glans op hun vleugels die je alleen maar kunt zien als
groter. De ‘rupsen’ lijken op de rupsen van het (giftige)
het licht er onder een bepaalde hoek op schijnt. Als de
bloeddrupje. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat
vleugels dan in de zon open- en dichtgaan, zoals vlinders
vogels deze tekening zien. Dit is slechts één voorbeeld
vaak doen, zijn subtiele veranderingen van kleur en helder-
van patronen en kleuren die voor ons worden ‘verborgen’
heid het gevolg.
doordat onze ogen minder gevoelig zijn voor licht aan
Bij sommige vlinders kunnen blauwe of gele kleuren
het blauwe (UV-)uiteinde van het spectrum. Er zijn vast
of reflecties voor het oog worden verborgen door zwarte
veel meer vlinders en motten die er anders uitzien door
en oranje pigmenten. Omdat vogelogen nu eenmaal ge-
de ogen van een vogel, of via een digitale camera met de
voeliger zijn voor licht aan het blauwe uiteinde van het
juiste sensoren.
spectrum en ook voor meer kleurgrenzen dan het menselijk oog, zijn deze kleuren voor hen mogelijk opvallender
Binoculair zicht: grootte inschatten
vanwege de voor UV gevoelige netvlieskegeltjes die de
Een veelvoorkomende bedenking tegen de suggestie dat
meeste hebben.
een heel kleine thumbnail-afbeelding voldoende is om
De witte admiraalvlinder (Ladoga camilla) is een
30
een vogel om de tuin te leiden, is dat we weten dat vogels
vlinder die voor het oog van de mens een witte tekening
zo goed kunnen zien dat ze minder makkelijk bedrogen
heeft op een dichte zwarte achtergrond. Een filtering van
kunnen worden dan wij. Ik zal nu uitleggen waarom dat,
het licht aan het rode uiteinde van het spectrum onthult
ondanks het scherpe zicht van vogels, toch niet zo is.
echter iets wat de meeste mensen als een heel andere
In verhouding tot de lichaamsgrootte zijn de ogen
soort zouden zien: vaalbruin met grotere witte vlekken.
van een vogel veel groter dan de onze. Gemiddeld zijn
Het grote vlinderboek
de ogen van een vogel ongeveer 15 procent van de kop tegen 1 procent bij
ons. Vogels kunnen veel meer details zien dan wij. Een mus heeft in de gele
vlek van zijn oog (waar het licht wordt gebundeld) twee keer zo veel kegeltjes
per vierkante millimeter als een mens; een havik heeft er vijf keer zo veel. Met
haviksogen zou je de nummerplaat van een auto kunnen lezen op 100 tot 150
meter afstand, terwijl wij in werkelijkheid net de 20 meter halen. Uit experimenten blijkt dat een Amerikaanse torenvalk een insect dat 2 millimeter lang
is (ongeveer zo groot als een flinke speldenknop) kan ontwaren van boven uit
een boom die 18 meter hoog is.
Uilen hebben enorm grote ogen, die een compensatie bieden voor het
lage lichtniveau ’s nachts. De meeste vogels zijn bijziend, maar uilen zijn enigszins verziend, met een grote afstand tussen de lens en het netvlies, zodat ze
ook verder weg goed kunnen zien. De meeste insectenetende kleine vogels
moeten overdag foerageren, omdat er ’s nachts onvoldoende licht in hun ogen
komt. Normaal gesproken moeten dergelijke vogeltjes heel dicht bij een voorwerp komen om te kunnen zien of dat een insect is, en dus lijkt niet alleen het
andere bladzijde: De Afrikaanse Hypolimnas
misippus gefotografeerd met normaal licht
(links) en bijna-ultraviolet licht (rechts).
insect zelf, maar lijken ook de tekening op zijn vleugels of romp voor een vogel
boven: Witte admiraalvlinder (Ladoga camilla).
heel groot, hoewel wij dit alles als heel klein zien. Vogels (met uitzondering
onder: Dezelfde foto als boven, maar bewerkt
met de reflectiecoëfficiënt van kortere
golflengten, zoals een vogel de vlinder zou
kunnen zien.
van roofvogels) en amfibieën zijn dus bijziend in het lagere gedeelte van hun
gezichtsveld, waardoor ze zich beter op de grond onder zich kunnen concen-
Kijken: illusie, misleiding & overleving
31
treren – wat natuurlijk ook de pik- of grijpafstand is.
De schilder René Magritte gaf bijvoorbeeld een fraaie demonstratie van
het probleem van het beoordelen van grootte en afstand van een voorwerp
zonder binoculair zicht, toen hij een appel schilderde die een ruimte vulde:
was dit een klein appeltje dichtbij in een miniruimte of een reusachtige appel
in een ruimte van normale afmetingen? De vlinder hiernaast is misschien niet
bekend, maar geeft een aardige illustratie van het probleem als je de grootte
van iets moet bepalen zonder binoculair zicht. Binoculair zicht houdt in dat je
twee ogen kunt richten op hetzelfde voorwerp en dat de hersenen de twee
beelden, zonder dat jij je daarvan bewust bent, zo kunnen combineren dat
een driedimensionaal beeld tot stand komt; daarna word je je bewust van hoe
dichtbij het voorwerp is. Met monoculair zicht lukt dat niet, en de bewegingsparallax (als je beweegt, lijkt het alsof voorwerpen dichtbij door je gezichtsveld
een grotere afstand afleggen dan voorwerpen ver weg) biedt aanwijzingen
voor de afstand tussen het oog en een voorwerp.
Bij de meeste vogels zitten de ogen aan de zijkant van hun kop. Ze kijken
naar jou, of de fotograaf, met slechts één oog en dus is het voor hen ook
moeilijk om grootte en afstand in te schatten. Kijk maar eens naar een vogel
die naar kruimels op de tuintafel of wormen in het gras zoekt. Het beest beweegt de hele tijd met zijn kop heen en weer. Dat komt onder andere doordat
de ogen van veel vogels vast in hun oogkassen zitten en ze deze niet kunnen
draaien zonder hun kop te bewegen. Ze gebruiken een eenvoudige truc om
achter de grootte en afstand van een voorwerp te komen: ze bewegen hun
kop op een schokkerige manier, waardoor één oog heel snel achter elkaar op
twee plaatsen zit zodat er slechts twee ‘kiekjes’ nodig zijn, vanuit verschillende
hoeken – wat op het bezit van twee ogen na de beste oplossing is. Als een
De onzekerheden van monoculair zicht: hoe
ver weg zijn de figuur en de vlinder?
vogel met één oog iets interessants ziet, zal hij zijn kop ernaartoe draaien, want
dan heeft hij het voorwerp in het kleine gebied waar hij binoculair zicht heeft
en kan hij meer informatie krijgen over de grootte en precieze locatie ervan.
Wij hebben een binoculair zicht van ongeveer 140 graden horizontaal,
terwijl een uil 50 à 70 graden heeft en de meeste andere vogels die zijn bestudeerd, waaronder duiven en mussen, slechts een zicht van 20 à 30 graden hebben. Binoculair zicht is natuurlijk heel belangrijk voor roofdieren zoals uilen en
haviken, maar als de beide ogen naar voren gericht staan, houdt dat in dat een
dier een groot gebied heeft waar het roofdieren niet kan zien aankomen, wat
natuurlijk onhandig is voor dieren die lager in de voedselketen staan.
Hoewel het erop lijkt dat foeragerende vogels meestal wel zijwaarts prooi
kunnen ontwaren (dat wil zeggen, met slechts één oog), kan het binoculaire
gezichtsveld van geweldig groot belang zijn voor het identificeren van die prooi.
De Amerikaanse rotsduif (Columba livia), een vogel die typisch van graan leeft,
is bijziend en heeft zijn grootste gezichtsscherpte op 10 centimeter afstand van
zijn ogen in de hoofdas van zijn zicht.20 Dat is ideaal voor voorwerpen binnen
32
Het grote vlinderboek
pikafstand, maar aan weerszijden van dat gebied heeft de
speciaal in elkaar gezette filmpje liep iemand in een goril-
vogel steeds meer moeite om op een voorwerp te focus-
lapak langzaam tussen de spelers door en roffelde zich op
sen, en bij 35 centimeter daalt de resolutie met 50 pro-
de borst. De helft van de waarnemers zag dit ‘detail’ niet!
cent. Kleinere vogels hebben kleinere ogen, waardoor ze
Toen ze daarna het filmpje nog een keer te zien kregen
een nog kortere focale lengte hebben, zodat de piek van
en te horen kregen wat ze konden verwachten, konden
visuele scherpte waarschijnlijk nog dichter bij het oog ligt.
ze niet geloven dat de gorilla er de eerste keer ook was
Voor het herkennen van prooi is niet alleen de diepte
geweest. Dit soort ‘niet-zien’ staat bekend als ‘onoplet-
van de focus belangrijk; het gezichtsveld is over het alge-
tendheidsblindheid’ – en dit is trouwens een van de rede-
meen uiterst beperkt, zodat een vogel misschien slechts
nen waarom de Britse regering het gebruik van mobiele
een stukje van een vlinder ziet. Het gezichtsveld van huis-
telefoons in de auto heeft verboden.
mussen en roodmussen in het horizontale vlak is bij het
Deze ‘blindheid’ komt ook voor bij dieren en lijkt wel
foerageren beperkt tot 46 graden, maar als ze hun ogen
wat op het verschijnsel dat we bij de zilvermeeuwjongen
laten samenkomen op een voorwerp dichtbij, wordt het
zagen. Mensen zijn altijd verbaasd dat een pimpelmeesje
teruggebracht tot een sigaarvormig binoculair veld van
maar voedsel blíjft stoppen in de open snavel van een
3 à 4 graden horizontaal en ongeveer 180 graden in het
koekoeksjong, ook al is dat beest een paar keer zo groot
verticale bereik.21
als de eigen jongen. De verklaring, en dat weten we nog
Met deze wetenschap over het zicht van kleine vogels
maar sinds kort, is dat de ouders alleen maar reageren op
die leven van zaden en insecten kunnen we nu begrijpen
het gebedel van het koekoeksjong en het jong zelf niet
waarom sommige vlinders en motten een oogvlek op elke
‘zien’: de ouders reageren op één detail en negeren de
vleugel hebben. Een vogel met een heel nauw, sigaarvor-
andere details die met elkaar het totale plaatje vormen.
mig gezichtsveld die een dagpauwoog met de vleugels ge-
Je vindt dat onbegrijpelijk, maar je bent ook geen vogel –
spreid ziet op minder dan 10 centimeter afstand van zijn
denk daar voortaan goed aan!
snavel, zal bijvoorbeeld niet kunnen focussen op alle vier
de vleugels tegelijk. Zoals bij een digitale camera in closeupstand, zal alles buiten het deel waarop je scherpstelt er
vaag uitzien, en het is aannemelijk dat een vogeltje slechts
twee oogvlekken tegelijk zal kunnen zien en die makkelijk
voor de ogen van een vogel kan aanzien.
Onoplettendheidsblindheid
We kunnen iets ‘zien’, zonder dat we het ‘opmerken’ of
ons er pas later bewust van zijn dat we het hebben gezien.
Vaak genoeg zien we iets vlak voor onze neus niet, al is
het nog zo opvallend, omdat het niet is waar we naar op
zoek zijn of wat we verwachten te zullen zien. Het kan
zijn dat je ineens hoogspanningsmasten in een bekend
landschap ‘ziet’, of iemand wijst je op een kras op je auto
en je vraagt je af hoe het kan dat je die niet zelf hebt
ontdekt. Er is een heel bekend psychologisch experiment
waarin proefpersonen naar een video van één minuut
van een basketbalwedstrijd moesten kijken en moesten
tellen hoeveel passes er werden gegeven. Halverwege dit
Kijken: illusie, misleiding & overleving
33
Download