07_03_001 propagatie. 20160323 Troposfeer. De

advertisement
07_03_001 propagatie.
Troposfeer.
De Troposfeer is het deel van de atmosfeer tot
ongeveer 10km, waar wij leven en de
vliegtuigen vliegen.
Hierin vinden meestal de VHF/UHF/SHF
verbindingen plaats.
Ducting.
Ducting is het verschijnsel dat radiogolven in
het VHF gebied en hoger soms veel verder
komen dan de horizon.
Als er een warme luchtlaag tussen twee
koudere luchtlagen in zit, dan kan de radiogolf
tussen de koudere lagen heen en weer
reflecteren. De warme laag werkt dan als een
soort kanaal (duct) voor de radiogolf,
waardoor deze heel erg ver kan komen.
Ducting treedt vaak op tijdens windstil weer,
boven grote watervlakten en in de onderste
luchtlagen (<150m, typical 20m).
Het effect treedt het sterkst op bij frequenties
hoger dan 100 MHz.
Ducting dient men niet te verwarren met
sporadische E laag reflectie.
Verstrooiing (scattering).
Ten gevolge van de lokale verschillen in
samenstelling van de troposfeer (wolken,
turbulentie) of regen treedt een kleine
verspreiding van het signaal op en wordt het
signaal gereflecteerd. Hierdoor kunnen soms
verbindingen tot ver over de horizon gemaakt
worden.
20160323
De invloed van de antenne.
Op de overbrugbare afstand (radio horizon).
Als er geen sprake is van reflectie plant een
VHF/UHF signaal zicht rechtlijnig voort. En
omdat de aarde bol is, kun je alleen met
elkaar communiceren als de antennes elkaar
“zien”.
Temperatuurinversie.
In de Troposfeer komen zo nu en dan
luchtlagen voor met een scherpe scheiding
tussen warme en koude lucht. Deze kan dan
voor een scherpe afbuiging van radiosignalen
zorgen. Hierdoor kan de radiogolf verder
komen dan normaal.
Sporadische E-reflectie.
In de zomer kan de E-laag zo sterk
geïoniniseerd raken dat hogere frequenties
wel worden gereflecteerd. Dit begint als
eerste bij de 10 meter band, via de 6 meter
band tot soms ook de 2 meter band. Dit wordt
sporadische E genoemd, waarbij ook hier weer
heel erg grote afstanden kunnen worden
overbrugd.
07_03_001 propagatie.
Aurorareflectie.
Aurora is het verschijnsel waarbij boven de
Noordpool een grote hoeveelheid
geladen/geïoniseerde deeltjes ontstaat. Deze
laag buigt vooral 6m en 2m signalen af,
waardoor ze weer veel verder kunnen komen.
Echter wordt hierdoor de normale HF
propagatie vaak erg verstoord.
001
De beste mode om verbinding te maken via
aurora-propagatie is:
a
b
c
d
am
ezb
cw
fm
002
In een periode met een groot aantal
zonnevlekken:
a wordt de 28Mhz band bruikbaarder voor
grote afstanden
b wordt de kans op temperatuurinversie
groter
c neemt de skip-distance toe
d splitst de E-laag zich vaker op in de F1- en
F2-laag
Meteoscatter.
De essentie is dat in de E-laag, op circa 100 km
hoogte, ionisatiesporen ontstaan door
meteorieten.
Aan die gebieden kunnen radiogolven
reflecteren, waardoor grote afstanden
overbrugd kunnen worden.
Er wordt gewerkt met CW of SSB.
Maanreflectie (EME).
Hierbij wordt de maan als reflector gebruikt.
Hierbij zijn grote vermogens en antennes met
veel versterking nodig.
Thermische ruis van het aardoppervlak.
Thermische ruis is ruis die ontstaat door
warmte, waardoor storing wordt veroorzaakt
tot in de THz TerraHertz.
003
Van Amsterdam naar Stockholm wordt een
radioverbinding gemaakt op 145 Mhz.
Dit is mogelijk omdat:
a de antennes op 100 meter hoogte zijn
opgesteld
b sporadische E-laag reflectie optreedt
c het zogenaamde Dellinger-effect optreedt
d de kritische frequentie voor de
ionosfeerreflectie bij 20 Mhz ligt
004
Bij temperatuurinversie kunnen radiogolven in
de 145 Mhz frequentieband aanzienlijk
grotere afstanden overbruggen dan normaal.
Dit komt door:
a de warme luchtlaag de golven minder
absorbeert dan de koude luchtlaag
b de polarisatie van de golven wordt
gedraaid op het grensvlak van warme en
koude lucht
c er buiging van de golven in een hogedruk
gebied plaatsvindt
d de zich vormende waterdruppels werken
als reflectors
20160323
Download