Klik hier voor de preek van deze dienst.

advertisement
Preek Immanuëlkerk 26 juni 2016
Broeders en zusters, jongens en meisjes,
De wereld vergaat! Zo zal het gevoeld hebben voor heel wat Euro-politici (en banken) de
afgelopen week, nadat duidelijk dat Engeland toch de Europese Unie verlaat. Schotland
en Noord-Ierland beraden zich op afsplitsing, om toch bij de EU te blijven. Heel wat
mensen vrezen voor hun baan. In een aantal sectoren is de toekomst onzeker.
De wereld vergaat! Zo heeft het de afgelopen tijd nog veel sterker gevoeld in Parijs, in
Brussel, in Mosul en Falluja, en op zoveel andere plekken, brandhaarden in deze wereld.
Voor veel mensen is hun wereld vergaan, het zal nooit meer worden als vroeger.
De wereld vergaat! Dat is de sfeer waarin de Heer zijn leerlingen roept. De wereld zoals
die er toen uitzag, en die ook vergaan is, toen de Romeinen Jeruzalem innamen en de
tempel verwoestten. Voor de joodse en christelijke gelovigen verging toen hun wereld.
Daarna schreef Lucas zijn evangelie. Door heel zijn tekst, en ook in veel brieven van de
apostelen voelen we die sfeer van een dreigend einde. Chaos en ellende zijn dichtbij,
dood en verderf, ontrouw en verraad, zelfs binnen families, binnen gezinnen. In zulke
situaties is het nu of nooit. Geen tijd voor lieve familiebijeenkomsten, je familie kan zich
nog tegen je keren. Dan komt het op ieder persoonlijk aan. Wat kies je, familie of niet?
Zo radicaal is Jezus hier: geen afscheid, niet achterom kijken, maar kom met mij mee!
De beruchte zin ‘Laat de doden hun doden begraven’ is ons veel te hard. Het herinnert
ons aan oorlogssituaties waarin het begraven van dode kameraden wordt verboden door
de commandant, omdat de vijand te dichtbij is en de troepen zich moeten terugtrekken
of hergroeperen, nu meteen. Bedoelde Jezus zoiets?
Onder exegeten is veel discussie over deze tekst. Sommige geleerden hebben de Griekse
tekst terugvertaald naar het Aramees – de taal die Jezus zelf sprak – en gezien dat in die
taal twee woorden vlakbij elkaar liggen: metim en matim, de doden en de gemeenschap.
Als alleen de medeklinkers genoteerd staan, zoals in veel teksten, is er zelfs helemaal
geen verschil te zien. Zij vragen zich af of deze uitspraak wel goed is vertaald naar de
evangelietekst toe; of Jezus hier i.p.v. de doden niet de gemeenschap bedoelde: laat de
gemeenschap haar doden begraven, daar is de gemeenschap ook voor. Misschien is deze
uitleg een opluchting; en misschien bent u helemaal niet blij met zo’n uitweg, omdat u
denkt: waar blijven we, als we de vertaling van het evangelie niet kunnen vertrouwen?
Wat in elk geval voelbaar wordt in dit evangelie is de urgentie, de tijd die dringt. Meteen
al in de openingszin: de tijd naderde dat Jezus van de aarde zou worden weggenomen;
vastberaden ging hij op weg naar Jeruzalem. Zijn dood tegemoet; wel gevolgd door zijn
opstanding en opneming in de hemel, maar toch: wie weet dat hij hier op aarde de dood
tegemoet gaat en voor die tijd nog van alles moet doen, die heeft haast. Nu ik zelf in de
weken voor mijn afscheid zit, herken ik dat haastgevoel: er moet nog van alles.
Je neemt uitgebreid afscheid als je voor onbepaalde tijd weggaat. En een begrafenis in
de familie laat je voorgaan. Je gaat er namelijk van uit dat deze wereld, en je familie,
generaties lang bestaat en bestaan zal, al voor jou en lang na jou. Maar als je de wereld
op een crisis ziet afstevenen, en niets daarna nog zal zijn zoals het was; en als hier in dit
evangelie het middelpunt van de crisis, de grootste breuk in de geschiedenis, Jezus zelf
zal zijn, zijn lijden en sterven en doorgang naar een nieuw bestaan – niets zal meer zijn
zoals het was – dan gelden de normale regels niet meer. De Mensenzoon is nergens
thuis, zegt hij, hij heeft geen rustplaats om zijn hoofd neer te leggen. Geen hol zoals de
vossen, d.w.z. geen paleis zoals Herodes – iets verder noemt Jezus deze tiran een vos
(13,32) – en geen nest zoals de vogels. Dit vogelvrije bestaan tekent de sfeer van een
bezettingstijd die uitloopt op een politieke en militaire crisis, als Jeruzalem en de tempel
zullen vallen; en daarvóór zal de wereld nog een andere, veel diepere crisis meemaken:
als op Golgotha en in die grafspelonk de macht van de dood zelf verslagen wordt.
Daarheen is Jezus op weg, daar is hij op gericht. En het Samaritaanse dorp merkt dat:
dit gezelschap zal niet voor langere tijd bij hen te gast zijn, is slechts op doorreis. Vanuit
horeca-oogpunt niet zo interessant, gasten voor één nacht – gaat u maar verder, u bent
hier niet welkom. De leerlingen zijn boos en reageren alsof hun Meester Elia heet: die liet
op de Karmel ook vuur van de hemel dalen (1 Kon. 18,38). Of Elisa, die tegen de zieke
koning Ahazia zei: vraag je hulp aan Baäl-Zebub, alsof er geen God is in Israël? Daarom
zul je sterven! En als de koning kwaad wordt en een leger op Elisa afstuurt, daalt er vuur
van de hemel op dat leger neer (2 Kon. 1,10-12). Nou, zoiets zouden Jezus’ leerlingen
hier ook wel eens willen zien gebeuren! Maar ongastvrije Samaritanen, dat is toch heel
wat anders dan een leger Baäldienaars. Jezus bestraft hen: wie verlangt naar dit soort
machtsvertoon, denkt zelf in Baäls-termen van baas-boven-baas, de letterlijke betekenis
van Baäl. Samaritanen, ook al doen ze dingen anders dan men in Jeruzalem propageert,
zijn geen afgodsdienaars maar medegelovigen met een andere geschiedenis!
Blijft de radicaliteit waarmee Jezus zijn volgelingen roept. Hij is op weg om de dood zelf
te verslaan - de definitieve bekroning van de menselijke geschiedenis. En de engelen bij
het graf zullen vragen: wat zoek je de Levende bij de doden? Als je vader die begraven
moet worden belangrijker is dan mij volgen, haak dan maar af, dan is mijn toekomst van
leven niet aan jou besteed. In die situatie begrijpelijk. Wie meer met het verleden bezig
is dan met Gods toekomst, die is niet geschikt voor zijn Rijk. Is dat de boodschap?
Maken we even een tussenstap, naar een andere radicale figuur met veel haast. Paulus
in zijn brieven, ook gestempeld door een spoedige eindtijdverwachting. In zijn brief aan
Timoteüs toont hij zich een gedreven mens, die Jezus Christus eerst had vervolgd, en nu
wonder boven wonder hem toch mag dienen – wat een genade, wat een vergeving. Zijn
vroegere fanatisme bestempelt hij als ongeloof (opmerkelijk: veel geloofsfanatici noemen
ànderen ongelovig). Als Jezus Christus gekomen is om zondaren te redden, dan is Paulus
zelf de grootste zondaar geweest, en ook de eerste geredde. Paulus met zijn ongeduld Jezus toonde hem zijn grote geduld. De Heer stuitte hem in zijn woeste gang, sloeg hem
met blindheid - tot hij zag wie hij vervolgde: Jezus zelf, de Levende Heer. Toen werd de
achtervolger een volgeling, ontvanger van genade en eeuwig leven, en de verkondiger
daarvan – met Timoteüs als zijn opvolger, daar is deze hele brief aan gewijd: hoe je een
gemeenschap opbouwt van mensen die delen in die genade en dat eeuwige leven, en die
iederéén daarin willen laten delen. Zoals wij straks aan het Avondmaal met elkaar delen
in de opstandingskracht van Jezus Christus, die zichzelf uitdeelt aan zijn tafel.
Ik zal u volgen waarheen u ook gaat! citeert Lucas iemand. Zo iemand is bereid alle
schepen achter zich te verbranden. Hoe radicaal durven wij te zijn? Waar het gaat om de
toekomst van de Heer, als alle tranen van de ogen worden afgewist (Jes. 65 en Openb.
21) - dat komt juist bij onze uitvaartdiensten sterk naar voren. Trouw aan je familie òf
trouw aan de Heer, die tegenstelling speelt niet zo bij ons, het is geen bezettingstijd; we
leven ook niet in een spoedige eindtijdverwachting. En de wereld vergaat evenmin als ik
straks afscheid neem. Het Israël van Jezus verging: Jeruzalem, en de tempel verwoest.
In zo’n nu-of-nooit-tijd zitten wij niet. Toch is de macht van de dood vergaan, aan die
heerschappij heeft Jezus een einde gemaakt. De wereld waarin de dood regeert, die
voelen we nog wel om ons heen, of zien we op het journaal. Maar dat doodsbestaan
heeft zijn klem, zijn dreiging verloren. Daar leeft ons geloof van. Daarom begraven wij
onze doden juist wel, als volgelingen van hem die de dood heeft overwonnen.
Tegelijk zal het onze opdracht blijven om geestelijk gesproken de dode wereld, de oude
wereld telkens achter ons te laten, alles wat uiteindelijk toch vergaat als ballast van ons
af te gooien. Welke ballast sjouwen mij mee? Een vacaturetijd kan een kans zijn om los
te laten wat zijn tijd heeft gehad. Om als gemeente op weg te gaan naar Gods toekomst,
het nieuwe bestaan dat Jezus voor ons mogelijk maakte; en dat wij vieren aan zijn tafel.
Zo gevoed, zullen wij in deze wereld zijn. Een wereld waarin veel voorbijgaat. En waarin
ook genoeg dingen naar Gods wil zijn. Die zullen blijven, die zijn voor de eeuwigheid. Die
zijn de moeite waard om voor te gáán, hier en nu, als pelgrims op de weg van onze Heer.
Vandaag en alle dagen, tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Download