De beslissing 25.7 Toevallig was deze ongedeerd, weliswaar in zijn eentje helemaal niet opgewassen tegen (hen) gezamenlijk, maar onstuimig tegen hen een voor een (ieder apart). Dus, om het gevecht met hen op te splitsen, (neemt>) nam hij snel de vlucht, menend dat zij zó zouden volgen, als het lichaam - door de wond getroffen - ieder toestond. 25.8 Hij was al heel wat afstand (een flink eind) weggevlucht van deze plaats, waar gevochten was, toen hij omkijkend hen met grote tussenruimtes zag volgen(d); (hij zag dat) één helemaal niet ver van hem af was. 25.9 Naar deze keerde hij met grote vaart terug en, terwijl het Albaanse leger de Curiatii toeschreeuwde, dat ze hun broer hulp brachten (moesten brengen), was Horatius al, nadat de vijand gedood was, als overwinnaar op weg naar het tweede gevecht. Toen hielpen de Romeinen hun soldaat met een geschreeuw, zodanig als (het geschreeuw) van aanhangers gewoon is (te zijn) (gewoonlijk is) bij een onverwacht succes; en hij haastte zich het gevecht ten einde te brengen. 25.10 Dus voordat de ene, die ook niet ver weg was, kon inhalen, maakte hij ook de andere Curiatius af. 25.11 En al (inmiddels), nadat de oorlogskans gelijk was gemaakt, was er aan beide kanten één over, maar niet wat betreft/in hoop en ook niet wat betreft/in krachten gelijk. De een maakte zijn met het zwaard niet geraakte lichaam en zijn dubbele overwinning strijdlustig voor zijn derde strijd (werd strijdlustig gemaakt door zijn ... lichaam en door zijn ... overwinning); de ander werd aan de vijand, de overwinnaar, blootgesteld, terwijl hij zijn door de wond vermoeide, door het lopen vermoeide lichaam trok (meesleepte) en nadat hij overwonnen was door de slachting van zijn broers vóór hem. Ook dat was niet een gevecht. 25.12 De Romein zei juichend: ‘Twee (Curiatii) heb ik aan de schimmen van mijn broers gegeven; de derde zal ik geven aan de reden van deze oorlog, namelijk dat de Romein heerst over de Albaan.’ Hij stak hem, die slecht (met moeite) zijn wapens omhoog hield, het zwaard van bovenaf in de keel; toen hij lag, beroofde hij hem van zijn wapenrusting (hij berooft hem liggende van zijn wapenrusting) De afwikkeling 25.13 De Romeinen ontvingen Horatius jubelend en feliciterend, met des te grotere vreugde, naarmate de zaak dichterbij angst was geweest. Vervolgens wendden zij zich tot het begraven van hun mensen, met helemaal niet gelijke geesten, omdat immers de ene partij vergroot was in heerschappij, de andere onder vreemde zeggenschap gekomen (was). 25.14 De graven bestaan (nog steeds), op welke plaats (op de plaats waar) ieder gevallen is, twee Romeinse op één plaats dichterbij Alba, drie Albaanse gericht naar Rome, maar uiteen liggend in plaats(en), zoals ook gevochten is.