Bescherming geologische en paleontologische bodemvondsten bij

advertisement
veri|sse
Cf|
www.overijssel.nl
Provinciale Staten van Overijssel
Postadres
Provincie Overijssel
Postbus 10078
8000 GB Zwolle
Telefoon 038 499 88 99
Telefax 038 425 48 41
Uw kenmerk
Uw brief
Ons kenmerk
WB2006/1833
Bijlagen
2
Doorkiesnummer
425 15 67
Inlichtingen bij
hr. SJ. Bennema
Datum
06 06 2006
Onderwerp
Bescherming geologische en paleontologische bodemvondsten bij ontgrondingen; uitvoering van de op
22 juni 2005 door Provinciale Staten van Overijssel aangehouden motie ter zake.
1.
Aanleiding
Bij ontgrondingen in Overijssel worden met enige regelmaat geologische of paleontologische
bodemvondsten gedaan1. Deze bodemvondsten onttrekken zich nu grotendeels aan het zicht van de
Overijsselse natuurmusea. Daardoor gaan er mogelijkheden voor het verwerven van
wetenschappelijke kennis verloren. De natuurmusea achten het dringend gewenst, dat bodemvondsten worden gemeld, zodat beoordeling en registratie kan plaatsvinden. Dit ter vergroting van
de wetenschappelijke kennis over onze geschiedenis en de inzet daarvan naar de samenleving.
Bij de behandeling van "Over winnen in Overijssel, Beleidskader Bouwgrondstoffen"
op 22 juni 2005 in Provinciale Staten van Overijssel, is door de fracties van PvdA en CDA een
motie ingediend betreffende de bescherming van het bodemarchief in relatie met de winning van
bouwgrondstoffen. In de motie wordt gesteld, dat van de zijde van de provincie een inspanning
gewenst is teneinde te komen tot (een betere) bescherming van het natuurhistorisch erfgoed in
Overijssel (geologische en paleontologische bodemvondsten). Gedeputeerde Staten van Overijssel
worden verzocht om aan deze gewenste inspanning vorm te geven via het uitvoeringskader/vergunningsvoorschriften en hierover actief te communiceren met vergunninghouders.
Wij hebben overleg gevoerd met alle betrokken partijen: de drie natuurmusea2,
de Nederlandse Geologische Vereniging, afdelingen Zwolle enTwente (amateurgeologen/paleontologen) en de vergunninghouders voor diepe ontgrondingen (13 locaties).
Met betrekking tot dit overleg kunnen wij u de volgende resultaten melden.
1
De geologic houdt zich bezig met de geschiedenis van de aarde. De paleontologie vormt een onderdeel daarvan en
beschrijft flora en fauna. Archeologie richt zich op de geschiedenis van de menselijke beschaving.
2
Museum Natura Docet te Denekamp, Natuurmuseum Enschede en de Stichting N.A.M.E.Z0 eigenaar van de
natuurhistorische collecties Ecodrome te Zwolle.
Bij correspondence graag ons kenmerk vermelden.
RABO Zwolle 3973.41.121
Per 24 juni 2006 heeft de provincie nieuwe telefoonnummers en e-mail adressen. Het nieuwe
algemene nummer is 038 499 88 99, het e-mail adres poMlms@iXsmissjeLnl.
Bezoekadres
Luttenbergstraat 2 Zwolle
2.
Resultaten overleg (samenvattmg)
Het overleg met eerdergenoemde partijen heeft plaatsgevonden op grond van een door de
drie natuurmusea ingebrachte notitie. In het overleg hebben betrokken partijen gezocht naar een
oplossingsrichting uitgaande van eerdergenoemde motie. Daarbij hebben zij een aantal
uitgangspunten gehanteerd:
•
geologische en paleontologische bodemvondsten afkomstig uit Overijsselse ontgrondingen
zijn van respectievelijk wetenschappelijke, museale, educatieve en recreatieve betekenis;
®
waar mogelijk moeten deze bodemvondsten beschermd en in stand gehouden worden en
beschikbaar zijn voor wetenschap en beleid;
•
deze bodemvondsten zijn toevalsvondsten en komen in Overijssel vrijwel uitsluitend te
voorschijn bij de normale bedrijfsuitoefening van het winnen van oppervlaktedelfstoffen;
®
bescherming en instandhouding van deze bodemvondsten mag niet ten koste gaan van de
bedrijfsuitoefening; en activiteiten daartoe mogen niet in strijd zijn met de op de locatie
geldende veiligheidsvoorschriften.
Binnen bovengenoemde uitgangspunten hebben zij de volgende oplossingsrichting gevonden en
vorm gegeven in een afsprakenkader. Dit houdt in grote lijnen in, dat:
•
de plicht voor vergunninghouder om bodemvondsten te melden volgens de huidige
vergunningsvoorschriften wordt vervangen door een regeling, waardoor vergunninghouders
toegang moeten verlenen aan deskundige amateur-geologen/-paleontologen;
•
de drie natuurmusea twee contactpersonen aanwijzen, die bovengenoemde afspraken op
locatieniveau bewaken. Deze contactpersonen leggen verantwoording af aan een
Commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de directies van de drie musea.
Deze commissie is verantwoordelijk voor de verwerking en vastlegging van de
wetenschappelijke data en tevens voor de opstelling van een jaarverslag;
•
bij bijzondere bodemvondsten worden de provincie en vergunninghouders hiervan direct
op de hoogte gesteld ten behoeve van media-aandacht.
Voor een volledige weergave van het Afsprakenkader zie bijlage I.
In het overleg zijn partijen tevens overeengekomen, dat per locatie nadere afspraken gemaakt
zullen worden (locatiecontracten). Bijvoorbeeld over de toe te laten geologen/paleontologen, de
gewenste frequentie van bezoek, de eventuele vondstverwachtingen, de communicatie, de veiligheid
en de verantwoordelijkheden. Deze nadere afspraken zijn van groot belang om de door uw Staten
gewenste bescherming ook daadwerkelijk tot stand te brengen op de 13 locaties, die hierbij in het
geding zijn. In dat verband heeft de Stichting N.A.M.E.Z. namens de drie natuurmusea voorgesteld
om menskracht in te huren ten behoeve van het maken van locatiecontracten. Zij zijn bereid om
daartoe zelf € 1.500,-- beschikbaar te stellen, terwijl Kunst en Cultuur Overijssel een bijdrage van
€ 2.500,- heeft toegezegd.Teneinde de totale kosten van € 9.000,- (inclusief BTW) te dekken,
dient zij een verzoek in om een eenmalige provinciale bijdrage van € 4.202,— (exclusief BTW)
en om deze nadere afspraken te maken en vast te leggen. Omdat ook wij deze nadere afspraken
noodzakelijk vinden om van een operationele bescherming van geologische en paleontologische
bodemvondsten te kunnen spreken, hebben wij inmiddels deze eenmalige bijdrage van
€ 4.202,- (exclusief BTW) verleend.
Op grond van het bovenstaande concluderen wij, dat eerdergenoemde meest betrokken partijen in
staat moeten zijn om nu zelf binnen het afsprakenkader en met de toegekende financiele bijdrage de
gewenste bescherming op locatieniveau tot stand te brengen. Voor de provincie zien wij daarin geen
directe rol meer weggelegd. Op grond van het overleg over het afsprakenkader en vooruitlopend op
de totstandkoming van de locatiecontracten menen wij te kunnen stellen, dat partijen hier op goede
wijze samenwerken en dat een waardevol resultaat is geboekt. Met dit resultaat kunnen alle
betrokken partijen hun voordeel doen.
Hier kan met recht en reden van een win-win-situatie worden gesproken.
In de aan Stichting N.A.M.E.Z. verleende opdracht is uiteraard wel vastgelegd, dat deze aan de
provincie zal rapporteren over de totstandkoming van de locatie-contracten.
3.
Scholing amateur-geologen/-paleontologen en fends voor noodopgravingen
In de notitie van de drie natuurmusea uit november 2005 -dat dus is opgesteld voor
totstandkoming van het afsprakenkader- wordt ook nog een tweetal aanbevolen gedaan (voor de
notitie zie bijlage II):
•
een bescheiden budget ter beschikking te stellen voor scholing van amateur-geologen/paleontologen;
•
een bescheiden fonds van €10.000,— in te stellen voor kosten van noodopgravingen,
voorzover deze het reguliere budget van de betrokken musea te boven gaan.
Met betrekking tot het onderwerp scholing merken wij op, dat het met name gaat om het
prepareren en conserveren van objecten. Daarnaast is scholing gewenst om deze amateurs ook te
leren rekening te houden de bedrijfsvoering van de zandwinner en aandacht te hebben voor
communicatie-aspecten. Het advies van de provinciaal archeoloog is om in te stemmen met dit
voorstel. Wij zijn van mening, dat een besluit over eventuele scholing pas genomen kan worden na
totstandkoming van de 13 locatiecontracten en aan de hand van een onderbouwd voorstel.
Ten aanzien van een fonds voor noodopgravingen merken wij op, dat hierbij elke onderbouwing
vooralsnog ontbreekt. Besluitvorming daarover is derhalve niet aan de orde. En voorts zijn wij van
mening, dat het de voorkeur verdient om eerst ervaring op te doen met het afsprakenkader, de
daaruit voortkomende locatiecontracten en wat dit aan (extra) vondsten oplevert.
4.
Conclusies
Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening, dat:
1. in goede samenwerking met betrokken partijen een resultaat is geboekt, waarmee die
partijen hun voordeel kunnen doen;
2. wij met het Afsprakenkader en de aan de Stichting NAMEZ verleende opdracht voldoende
vorm en inhoud hebben gegeven aan de inspanning, die uw Staten in haar vergadering van
22 juni 2005 van ons college bij motie heeft gevraagd;
3. er, met betrekking tot de in paragraaf 3 genoemde onderwerpen, geen sprake is van
onderbouwde voorstellen en dat besluitvorming derhalve niet aan de orde is.
Een afschrift van deze brief hebben wij ter informatie gezonden aan alle bij het overleg betrokken
partijen. De bijlagen zijn in te zien op het Staten Informatie Systeem onder nummer PS/2006/540.
Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,
BIJLAGE I
Afsprakenkader bescherming geologische en paleontologische
bodexnvondsten bij ontgrondingen
1.
BETROKKEN PARTIJEN
1.
Vergunninghouders van in de provincie Overijssel gelegen winlocaties
•
®
•
®
•
•
•
•
•
•
•
•
•
II*
Geologen/paleontologen
•
•
•
•
III.
Aalderink Zandbedrijf
Calduran Kalkzandsteen B.V.
Basal Toeslagstoffen B.V.
Delgromij BV
Wienerberger B.V.
Zandbedrijf Hogebroek VOF
Vof Zandwinning de Hooidijk
Gideno BV
Roelofs Zandwinning BV
VOFOudeVaart
Texploza B.V. Zandexploitatiemaatschappij
VOF Zandexploitatiemaatschappij Sekdoorn
Zandwinning Het Rutbekerveld VOF
Museum Natura Docet Denekamp
Natuurmuseum Enschede
Stichting NAMEZ, eigenaar natuurhistorische collecties natuurpark Ecodrome Zwolle
Nederlandse Geologische Vereniging, afdeling Zwolle en omstreken en afdelingTwente,
vertegenwoordiger van de amateur-geologen.
Gedeputeerde Staten van de Provincie Overijssel
Gedeputeerde Staten van Overijssel zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor een goede
handhaving van de door hen verleende ontgrondingsvergunningen met vergunningsvoorschriften.
2.
OVERWEGINGEN
Partijen hebben kennis genomen van de in Provinciale Staten van Overijssel in juni 2005
ingebrachte motie inzake bescherming van geologische en paleontologische bodemvondsten bij
ontgrondingen. Deze motie is door de natuurmusea (zie ad II) nader uitgewerkt in een notitie
"Bescherming en instandhouding van geologische en paleontologische bodemvondsten in
Overijssel". Op grond van deze notitie is door betrokken partijen overleg gevoerd over mogelijke
oplossingsrichtingen.
Partijen zijn het eens over de volgende uitgangspunten:
•
geologische en paleontologische bodemvondsten afkomstig uit Overijsselse ontgrondingen
zijn van respectievelijk wetenschappelijke, museale, educatieve en recreatieve betekenis;
•
waar mogelijk moeten deze bodemvondsten beschermd en in stand gehouden worden en
moeten hun gegevens beschikbaar zijn voor wetenschap en beleid;
•
geologische en paleontologische bodemvondsten zijn in Overijssel vrijwel altijd
toevalsvondsten;
•
dit gegeven maakt dat deze bodemvondsten in Overijssel vrijwel uitsluitend te voorschijn
komen bij de normale bedrijfsuitoefening van het winnen van oppervlaktedelfstoffen;
•
deze bescherming en instandhouding van deze bodemvondsten mag niet ten koste gaan van
de bedrijfsuitoefening; ook mogen bij het zoeken naar bodemvondsten geen activiteiten
worden uitgevoerd, die in strijd zijn met de op de locatie geldende veiligheidsvoorschriften.
•
®
•
bijgevolg moet het initiatief voor bescherming, beschrijving en instandhouding van deze
bodemvondsten uitgaan van geologen/paleontologen en hun organisaties;
het geven van meer aandacht aan de bescherming van geologische/paleontologische
bodemvondsten past in het provinciale beleid, dat crop gericht is om aan ontgrondingen ook
andere nineties te geven dan het winnen van oppervlaktedelfstoffen (multifunctionaliteit).
een meer compleet geologisch verhaal van de Overijselse bodem en/of een spectaculair object
kan bijdragen aan een positief imago van de bedrijfstak
Partijen hebben in het licht van bovenstaande uitgangspunten de volgende afspraken gemaakt.
3.
AFSPRAKEN
1.
De vergunninghouders laten op het terrein van de ontgronding met betrekking tot het zoeken
naar geologische en paleontologische bodemvondsten alleen leden toe van de Nederlandse
Geologische Vereniging, waarbij reeds bestaande, goedwerkende relaties zoveel mogelijk
zullen worden gerespecteerd;
De natuurmusea benoemen een tweetal contactpersonen, die verantwoordelijk zijn voor een
duurzame, goede relatie met vergunninghouders over dit onderwerp.
Deze contactpersonen bewaken per locatie de schriftelijk vastgelegde afspraken over welke
amateur-geologen (leden van de bovengenoemde Nederlandse Geologische Vereniging) op
het terrein zelfstandig mogen zoeken naarbodemvondsten. Bovengenoemde contactpersonen
houden een lijst bij van deze amateur-geologen. Verder zijn per locatie afspraken gemaakt over
de gewenste frequentie van bezoek, de eventuele vondstverwachtingen, de communicatie, de
veiligheid en de verantwoordelijkheden.
Deze contactpersonen communiceren met en leggen verantwoording af aan een Commissie
waarin vertegenwoordigers van de directies van de drie musea zitting hebben.
Deze Commissie is verantwoordelijk voor de verwerking en vastiegging van de
wetenschappelijke data, het eventuele beheer van de objecten en tevens voor de opstelling van
een jaarverslag, waarin alle in dat jaar gedane bodemvondsten per locatie zijn weergegeven;
tevens maken zij daarin melding van alle bijzondere activiteiten, die in verband daarmee
hebben plaatsgevonden.
Andere leden van de Nederlandse Geologische Vereniging mogen alleen onder begeleiding
van vorengenoemde amateur-geologen op het terrein worden toegelaten.
De provincie vervangt het voorschrift inzake de meldingsplicht ter zake uit de
vergunningsvoorschriften bij de ontgrondingsvergunning door een voorschrift, dat bepaalt dat
vergunninghouders de ad 3 genoemde contactpersonen en amateur-geologen moeten
toelaten op het terrein van ontgronding.
De drie natuurmusea zenden het jaarverslag aan alle vergunninghouders en aan
Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel.
Bij bijzondere bodemvondsten worden zowel de vergunninghouder als de provincie hiervan
direct in kennis gesteld. Dit maakt het ook voor hen mogelijk om, in overleg met
betrokkenen, hieraan gepaste media-aandacht te laten geven.
Partijen zullen samenwerken om aan dit onderwerp communicatie-aandacht te besteden,
bijvoorbeeld in de vorm van open-dagen, publicaties, tentoonstellingen, en dergelijke.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
DENEKAMP, 29 maart 2006
BIJLAGE
Be
II
en instandfaouding van
bodemvondsten In Overijssel
1
De provincie Overijssel heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de geologic
als wetenschap. Onderzoek door streekgenoot Dr. W.C.H. Staring naar de verschillende
aardlagen in deze provincie vormde de basis voor zijn beroemd geworden boek: "De bodem
van Nederland" (1856 - 1860). Dit boek wordt algemeen beschouwd als de grondslag voor
deze wetenschap in Nederland. Vanwege zijn grote verdiensten werden voor Staring, met
medewerking en steun van de provincie Overijssel., in Losser het Staringmonument en de
Staringgroeve gerealiseerd.
Het waren Overijsselaars die in Nederland een toon aangevende rol hebben vervuld voor wat
betreft de instandhouding en registratie van bodemvondsten en andere naturalia t.b.v. de
wetenschap en educatie. Zo werd in 1846 door de "Overijsselsche Vereniging tot
Ontwikkeling van de Provinciale Welvaart" in Zwolle het "Kabinet van Naturalien" gesticht.
Dit was een van de eerste regionale natuurhistorisch musea in Nederland; bestuurd door Mr.
B.W.A.E. baron Sloet tot Oldhuis, Mr. LA. van Royen, G. Luttenberg en Dr. W.C.H. Staring,
mensen die in de Overijsselse geschiedenis een belangrijke plaats innemen. De in Zwolle
geboren Eli Heimans was, samen met Jac. P. Thijsse, de grondlegger voor het (geologisch)
veldonderzoek, natuurbescherming en natuureducatie in Nederland. Het museum "Natura
Docet" te Denekamp behoort tot de oudste natuurhistorische musea van ons land.
Al eeuwenlang zijn en worden er in Overijssel geologische bodemvondsten gedaan en
beschreven, die ons inzicht geven in de fysieke ontstaansgeschiedenis van deze provincie.
Vele van die vondsten bevinden zich nu de drie regionale Overijsselse natuurmusea (Zwolle,
Enschede, Denekamp) en in het nationaal natuurhistorisch museum Naturalis te Leiden. Een
flink aantal van deze bodemvondsten geniet nationale en internationale bekendheid vanwege
de wetenschappelijke, educatieve en/of museale waarde ervan. Deze bodemvondsten zijn
meestal om objecten of verschijnselen die bij ontgrondingen te voorschijn gekomen. Deze
vondsten moeten tot ons erfgoed gerekend worden omdat ze inzicht geven in de
ontstaansgeschiedenis van de provincie en in de ontwikkeling van landschap, klimaat, flora en
fauna.
Terwijl de archeologie zich vooral bezig houdt met de geschiedenis van de menselijke
beschaving, richt de geologic zich op de geschiedenis van de aarde zelf. De paleontologie is
een onderdeel van de geologische wetenschap en beschrijft de ontwikkeling van flora en
fauna.
2
de bescfariJYing9
geologische bodemvondsten
en presentatie van
Bodemvondsten afkomstig van Overijsselse ontgrondingen zijn van wetenschappelijke,
museale, educatieve en recreatieve betekenis.
Zij zijn van wetenschappelijk belang omdat zij kennis verschaffen over het ontstaan en
opbouw van de Overijsselse bodem, o.a. in relatie tot herkomst van het sediment, (vroegere)
afwateringssystemen, zeespiegelfluctuaties en klimaatmodellen. Ook geven zij inzicht in de
ontwikkeling van dierlijk en plantaardig leven in het gebied dat nu Overijssel is en ver
daarbuiten. Diverse fossielen (met name sponzen) zijn vermaard omdat ze voor het eerst
gevonden en beschreven zijn uit Overijssel (zogenaamde holotypen). Op basis van geologisch
en paleontologisch onderzoek kunnen wij de vroegere landschappen in Overijssel
reconstrueren. Naast praktische informatie t.b.v. het beleid inzake de winning van bruikbare
delfstoffen (zand, klei) levert dat bijvoorbeeld de basiskennis voor het huidige natuur- en
landschapsbeleid.
De gegevens en resultaten van dergelijk onderzoek worden tevens ingezet in het onderwijs;
niet alleen bij natuur- en milieueducatie, maar ook bij van vakken als natuurkunde,
aardrijkskunde en geschiedenis. Behandeling van thema's als water en energievoorziening, het
winnen van delfstoffen en klimaatsveranderingen, nu en in het verleden, is ondenkbaar zonder
de resultaten van dergelijk onderzoek daarbij te betrekken. Regionale bodemvondsten bieden
niet alleen de mogelijkheid de ontwikkelingen op al deze terreinen zichtbaar te maken, maar
zijn vooral extra aantrekkelijk om deze ontwikkelingen te vertalen naar de eigen woon- en
leefomgeving. (Tossiele nijlpaardbotten uit de Ussel1)
Niet alleen voor de wetenschap en in het onderwijs zijn geologische bodemvondsten van
belang. Ook voor buitenschoolse educatie en recreatie hebben deze objecten betekenis. In wat
we aanduiden als "cultuurtoerisme" en "ecotoerisme", is een toenemende behoefte waar te
nemen aan een combinatie van educatie en recreatie. Ook in Overijssel maken de natuurmusea
en bezoekerscentra rond de bodemvondsten, met inzet van moderne technologic, interessante
presentaties. Daarnaast ziet men dat er, ook in Overijssel, steeds vaker toeristisch attractieve
wandel- en fietsroutes worden uitgezet langs groeves en door geologisch interessante
landschappen.
Tegen de achtergrond van dit alles is het zeer begrijpelijk dat de regionale natuurmusea in
Overijssel, maar ook de afdelingen Twente en Zwolle van de Nederlandse Geologische
Vereniging, unaniem van opvatting zijn dat de beschrijving, bescherming en instandhouding
van geologische bodemvondsten van groot belang is. Tijdens hun gezamenlijk overleg op het
provinciehuis, dat op initiatief van de provincie Overijssel plaats vond op 22 September 2005,
hebben zij zich erg ingenomen getoond met het onderzoek dat Gedeputeerde Staten instelt
naar de mogelijkheden daartoe. Dit naar aanleiding van de motie, ingediend door de
statenleden M.A. Schipper en T.van Dalfsen, bij de behandeling van het Statenvoorstel
PS/2005/560 Beleidskader Bouwgrondstoffen. In deze motie wordt bepleit het bodemarchief
en geologische bodemschatten te beschermen naar analogic van het Verdrag van Malta
(Valetta) waarin de bescherming van de archeologische bodemvondsten is geregeld.
3
De ro!
en
de
Natuurhistorische musea waren en zijn voor geologische en paleontologische vondsten sterk
afhankelijk van amateur-geologen. Deze zijn voor de musea vaak de oren en ogen in het veld.
Vooral door personele bezuinigingen hebben de musea steeds minder tijd en middelen om in
eigen beheer opgravingen of ander veldwerk te verrichten, en contacten met de ontgronders
adequaat te onderhouden. Daardoor wordt de betekenis van de amateurs alleen maar groter.
Dat proces speelt niet alleen landelijk, maar ook in Overijssel.
Een bijzondere kenmerk van musea is dat een groot deel van het erfgoed waarvoor zij de zorg
hebben, afkomstig is uit particulier bezit. Ook de meeste objecten in natuurmusea zijn
afkomstig van regionale particuliere verzamelingen en kwamen en komen daar terecht door
schenking, legaat of erfenis en soms door aankoop. In dit licht is het begrijpelijk dat de
natuurmusea doorgaans investeren in hun relaties met de (verenigingen van) amateurverzamelaars. Zij doen dit op velerlei manieren, bijvoorbeeld door accommodatie en
bijbehorende faciliteiten ter beschikking te stellen voor de bijeenkomsten van organisaties van
amateurs. Ook door hun mediatheek voor de amateurs gratis open te stellen en door assistentie
te verlenen bij het determineren van vondsten, hulp te bieden bij het beheren van waardevolle
prive-collecties of te adviseren inzake de registratie van de objecten en het prepareren en
conserveren van de vondsten.
Overigens komt het omgekeerde ook voor: niet zelden laten de natuurmusea zich door
vrijwilligers uit de kring van de gevorderde amateurs bijstaan bij de uitvoering van hun
beheerstaken.
Natuurlijk doet zich in de relatie tussen amateur-geologen en natuurmusea af en toe ook een
gezonde spanning voor rond de eigendomsrechten van de vondsten. Als er bij een ontgronding
een uniek object tevoorschijn komt, zal de amateur - doorgaans de vinder - dat graag aan zijn
verzameling toevoegen. Maar hetzelfde geldt voor het natuurmuseum in de regio waarin de
vondst is gedaan en soms ook voor het nationaal natuurmuseum "Naturalis" te Leiden.
Gelukkig heeft dit geen nadelig effect op de goede betrekkingen tussen beide partijen. Beiden
zien in dat het belangrijker is te weten, en vast te leggen in openbare registers , wat er
gevonden is, waar de vondst is gedaan en wie daarvoor de zorg heeft, dan over de
eigendomsrechten te kempen. Beide partijen maken zich overigens wel zorgen over het steeds
vaker verdwijnen van waardevolle Overijsselse objecten (en van de bijbehorende
wetenschappelijke gegevens) naar de commerciele, vaak buitenlandse markt; mede een gevolg
van onvoldoende heldere regelgeving inzake deze vondsten bij ontgrondingen. Door dit
gedeelde inzicht is er op het terrein van de geologic in Overijssel sprake van een vruchtbare
samenwerking tussen de amateurs en de musea; een samenwerking waarvan beide partijen
duidelijk de vruchten plukken bij het realiseren van hun doelstellingen.
4
Samenwerking
en ontgronders ter
bescherming en instandhouding van geologische bodemschatten
Veel belangrijke geologische en paleontologische vondsten worden gedaan bij Overijsselse
ontgrondingen: bij zand- en grindgroeves, bij de aanleg van wegen, kanalen of andere
bodemontsluitingen. Goede contacten met vergunningshouders en ontgronders zijn daarom
voor de bescherming en instandhouding van bodemvondsten van belang. Zoals reeds
aangegeven, ontbreekt het de musea vaak aan voldoende mogelijkheden en menskracht om te
investeren in deze relaties. Dit in tegenstelling tot sommige amateurs die veel van hun vrije
tijd besteden aan hun veldwerk bij ontgrondingen en doorgaans goede relaties met de
ontgronders onderhouden.
De beschrijving, bescherming en instandhouding van geologische bodemvondsten vergt een
open communicatie tussen de amateurs, de musea en de ontgronders. Het gaat hierbij om een
samenwerkingsrelatie waar ieder van de drie partijen de vruchten van dient te kunnen
plukken. Voor de amateurs en de musea is het belang van een goede samenwerking hierboven
reeds aangegeven. Het is noodzakelijk dat ook de ontgronders voordeel hebben bij deelname
aan de samenwerking. Naast het voldoen aan specifieke, aan dit onderweip gerelateerde
vergunningsvoorwaarden, kan dat zijn het vergroten van het maatschappelijk draagvlak voor
ontgrondingen. Opgravingen in het recente verleden, bijvoorbeeld de "Eland van Punthorst11
en "De mammoet van Borne", kregen veel positieve, zelfs internationale publiciteit.
Daarnaast kan in meer praktische zin het personeel (met gezinsgenoten) van ontgrondingsbedrijven die een actieve bijdrage leveren aan de instandhouding van geologische
bodemvondsten, eens per jaar in de gelegenheid worden gestelt gratis het museum in hun
regio tebezoeken, en daarbij voor hen een rondleiding te verzorgen of een expose te geven
over de geologische geschiedenis van de regio en van de plaats die de aangemelde
bodemvondst daarin inneemt. De musea zien dergelijke bijeenkomsten als een motiverende
stimulans voor de ontgronders om hun actieve bijdrage aan het samenwerkingsverband te
leveren en daarmee de instandhouding van geologische bodemvondsten te dienen.
5
De rol
de provincie
De provincie kan een bescheiden maar belangrijke rol spelen bij de bescherming van
paleontologische en geologische vondsten. In de huidige voorschriften bij ontgrondingen is
weliswaar opgenomen dat, indien tijdens de uitvoering van het grondverzet voorwerpen,
sporen of overblijfselen worden gevonden welke, naar redelijkerwijs kan worden vermoed,
van historisch, oudheidkundig of wetenschappelijk belang zijn, deze gemeld moet worden bij
de provincie. Maar tot nu toe vinden geen meldingen plaats bij de provide van
bodemvondsten van geologische of paleontologische aard. Geconstateerd moet worden, dat
het de provincie ontbreekt aan kennis.
6
Probleemstelling
Teveel bodemvondsten van geologische en/of paleontologische aard bij ontgronding,
onttrekken zich nu aan het zicht van de Overijsselse natuurmusea. Daardoor gaan er
mogelijkheden voor het verwerven van wetenschappelijke kennis verloren. Het is dringend
gewenst dat bodemvondsten worden gemeld, zodat beoordeling en registratie kan
plaatsvinden. Dit ter vergroting van wetenschappelijke kennis over onze geschiedenis en de
inzet daarvan naar de samenleving.
7 Oplossingsrichting
Teneinde te bereiken dat bodemvondsten van betekenis wel ter beoordeling aan de
wetenschap worden voorgelegd, is het van belang de meldingsplicht, zoals boven genoemd in
de provinciale voorschriften voor ontgrondingen, anders en beter vorm te geven.
De betrokken Overijsselse natuurmusea stellen daarnaast voor per regio, en in overleg met de
afdelingen van de Nederlandse Geologische Vereniging, een contactpersoon aan te wijzen die
in actie komt bij de melding van een bodemvondst door de ontgronders. Deze contactpersonen
worden aangestuurd vanuit de musea. De musea zullen de werkzaamheden en de basiskosten
van de contactpersoon opnemen in hun werkplannen en reguliere begrotingen, en daarin ook
structureel aandacht besteden aan hun relaties met amateurs en ontgronders. In hun
jaarverslagen worden de bodemvondsten gerapporteerd
Om deze nieuwe opzet te laten slagen achten wij tevens de volgende aanbevelingen van
belang:
- ontgronders en amateurs moeten goed geinformeerd worden over de nieuwe opzet. De
provincie zou het initiatief moeten nemen om dit bij de doelgroepen bekend te maken.
- scholing van amateur-geologen en -paleontologen op het terrein van registreren,
prepareren en conserveren van objecten is in deze opzet extra belangrijk. De provincie zou
daarvoor een bescheiden budget ter beschikking moeten stellen.
- inzake noodopgravingen en/of het behoud van zeer waardevolle Overijsselse
bodemvondsten, waarvan de kosten het reguliere budget van de betrokken musea te boven
gaan, zou de provincie een bescheiden fonds kunnen vormen van Euro 10.000
Zwolle, november 2005
Download