nieuwe inzichten in gezonde voeding

advertisement
NIEUWE INZICHTEN IN GEZONDE VOEDING:
HET VERSCHIL TUSSEN WETEN EN ETEN
Greet Vansant
K.U.Leuven
Faculteit Geneeskunde, Preventieve Gezondheidszorg
Afdeling Voeding
‘Voeding en Gezondheid’: een onderwerp waarover we ons wel een beeld kunnen vormen,
een onderwerp dat de meeste mensen ook wel interesseert. We worden van alle kanten
bestookt, met helaas vaak ook tegenstrijdige en onjuiste of onvolledige, informatie. Recent
werd aan de ULB een enquète uitgevoerd naar de standpunten van het publiek over
overgewicht, obesitas en voeding. Deze enquète, afgenomen bij 610 personen, toonde aan dat
37,2% van de ondervraagden last had van obesitas en/of overgewicht. De voornaamste
redenen die spontaan worden opgegeven als oorzaken van van overgewicht zijn:

Slechte voedingsgewoonten, ongezonde voeding (gebrek aan variatie), voeding die te
rijk is aan vetten en suikers, te veel (hoeveelheid).

Het gebrek aan beweging, sedentariteit, gebrek aan sport, te veel TV kijken.

Verkeerde opvoeding mbt voeding, gebrek aan informatie en gebrek aan kennis over
de gevaren van obesitas, verder gebrek aan respect voor het eigen lichaam.

Levensstijl, problemen met stress (met inbegrip van gezondheidstoestand, erfelijkheid
en ziekte).
We zijn het er allen over eens dat we te veel eten, te vet eten, te veel suikers gebruiken, te
weinig bewegen, … Anderzijds willen we ook zelf kunnen beslissen wat en hoeveel we eten.
Nochtans wordt de voedingsindustrie, en ook de overheid, voor een deel aangeduid als
verantwoordelijke voor deze situatie. Het is duidelijk dat er maatregelen genomen moeten
worden die gaan in de zin van voorlichting, opvoeding en responsabilisering van de mensen.
Recent werd er ook een voedselconsumptiepeiling uitgevoerd op nationaal vlak. Deze toonde
aan dat er een groot verschil is tussen ons huidig voedingspatroon en de aanbevelingen voor
gezonde voeding. Ondanks de inspanning die er de afgelopen jaren geleverd zijn, o.a. door de
introductie van een voorlichtingsmodel, gebruikt 12-18% van de populatie minder dan eens
per week melk of melkproducten, 10-15% eet minder dan één stuk fruit per week, zoute en
zoete snacks zijn volop in de mode. Er is dus een duidelijk verschil tussen ‘weten en eten’!!!
Nochtans toonde Willett (Science 2002), via een aantal meta-analyses, een aantal jaren
geleden reeds aan dat 70-80% van een aantal welvaartziekten (colonkanker, hersenbloeding,
1
coronaire hartziekten en type 2 diabetes) voorkomen kunnen worden door het introduceren
van een gezonde levensstijl.
Er wachten duidelijk nieuwe uitdagingen voor de
voedingswetenschap alsook voor de voedingsindustrie. Hierop wordt ingespeeld door de
introductie van o.a. de zogenaamde ‘functionele voedingsmiddelen’; enkele zullen hier
besproken worden.
Prebiotica
Een prebioticum is een niet-verteerbaar voedingsingrediënt dat de gezondheid van de
gebruiker gunstig beïnvloedt doordat het een substraat vormt dat de groei en de metabole
activiteit van één of enkele gunstige darmbacteriën stimuleert.
Per definitie kunnen we dus stellen dat een prebioticum een colonnutriënt is dat weerstaat aan
de hydrolyse door het maagzuur en de verteringsenzymen in de dunne darm. Het bereikt
ongewijzigd het colon en doet de reeds aanwezige darmflora selectief gunstig ontwikkelen.
Onder de vandaag beschikbare voedingsingrediënten beantwoorden bepaalde niet-verteerbare
oligo- en polysachariden aan deze voorwaarden; enkel de fruco-oligosachariden (FOS)
(inuline en afgeleide hydrolyseproducten) werden voldoende bestudeerd in dit opzicht.
Inuline is een mensel van oligomeren van fructose, Inuline en oligofructose zijn laagcalorisch
(4-6 kJ/g) en alom verspreid in de plantenwereld. Door het eten van granen, groenten en fruit
hebben we in de Westerse Landen een inname van gemiddeld 2 tot 4 gram. De belangrijkste
bron is tarwe, gevolgd door uit en banaan; verder worden ook oligosachariden gevonden in
prei, artisjokken, sojabonen en knoflook.
Inuline wordt sinds enkel jaren industrieel bereid door extractie in water van de
chicoreiwortels en verkocht onder de naam Raftiline.
Studies bij de mens hebben aangetoond dat deze stoffen een duidelijke selectieve wijziging in
de faecale flora veroorzaken in het voordeel van de bificusbacteriën. Potentieel pathogenen
zoals Clostridium en coliformen namen significant in aantal af.
Ook zouden deze producten een betere controle van het lipidenmetabolisme geven: zo werden
bij ratten een verbetere HDL/LDL verhouding in het bloed teruggevonden.
Een overdreven inname van prebiotische stoffen kan door een overmatige fermentatie een
opgeblazen gevoel en diarree veroorzaken.
2
Een tekort daarentegen zal het aantal bacteriën doen afnemen, waardoor de functie (o.a.
peristaltiek) en de kwaliteit van de mucosa achteruitgaan.
Net als bij de probiotica, is de werking van een prebioticum beperkt in de tijd; de
werkingsduur omvat de verbruiksduur plus één of twee weken. Voor een blijvend effect is
dus een continu verbruik vereist
Probiotica
Een probioticum is een voedseladditief, samengesteld uit levende bacteriën. De opname heeft
een positieve invloed op de gezondheid van de verbruiker door de verbetering van de
darmflora.
De lactobacillen en de bifidusbacteriën worden dagelijks aangewend als probiotica in de
menselijke voeding.
Zij worden vooral verbruikt onder vorm van gefermenteerde
melkproducten. Enkele voorbeelden:
* yoghurt
Streptococcus thermophilus + Lactobacillus bulgaricus
* Yakult
Lactobacillus casei Shirota
* Actimel
Lactobacillus casei Imunitass
* Bifidus-yoghurt
Bifidobacteriën + yoghurtbacteriën
De positieve effecten worden steeds duidelijker. Het gaat hier om:

positief effect op de lactosevertering (ze hebben zelf lactase activiteit)

anti-diarree effect

stimulatie van het immuunsysteem

cholesterolverlaging

anti-tumoreffect

mogelijkheid tot hechting.
Vele van de uitgevoerde studies zijn echter nog empirisch.
Meer fundamentele studies
dringen zich op (en zijn momenteel ook aan de gang).
3
Antioxydanten
Een vrij radicaal is een molecule of een atoom met één of meer ongepaarde electronen;
hierdoor wordt het zeer reactief. Vele biochemische reacties in ons lichaam verlopen via
radicaalvorming. Nochtans kunnen vrije radicalen en andere actieve (zuurstof)verbindingen
schade veroorzaken aan eiwit-, vet- en DNA-moleculen in het lichaam. Antioxydanten zijn
verbindingen die reageren met de vrije radicalen en ze op die manier onschadelijk maken.
Sommige antioxydanten doen dit door niet-radicale eindproducten te vormen; andere door de
peroxydatie-kettingreactie te onderbreken, door snel met een vetzuurradicaal te reageren
voordat dit met een nieuw vetzuur kan reageren; en weer andere antioxydanten nemen de
extra energie van singlet-zuurstof op en zetten die om in warmte. Algemeen geldt dat een
antioxydant de oxydatie van een ander substraat kan voorkomen door zelf sneller te oxyderen
dan dat andere substraat. Tegelijkertijd zorgen ze dat de reactie stopt, veelal omdat de
structuur van antioxydanten erg stabiel is.
Ons lichaam beschikt over verschillende antioxydantsystemen. Superoxyde dismutase (SOD)
zet het superoxyde anion om in waterstofperioxyde, waarna dit door katalase verder wordt
omgezet in zuurstof en water. Glutathion peroxydase (GSHPx) zorgt voor de afbraak van
lipidenperoxyden.
De activiteit van deze enzymen is gedeeltelijk afhankelijk van
sporenelementen uit de voeding. SOD bevat zink of kopen en mangaan, GSHPx bevat
selenium.
De vetoplosbare antioxydanten, en dan vooral -tocoferol (vitamine E) beschermen de
onverzadigde vetzuren ter hoogte van de celmembranen (door onderbreking van de
kettingreactie). In het plasma zijn vooral de wateroplosbare antioxydanten werkzaam via
binding aan metaalionen.
Er bestaat ook een wisselwerking tussen de verschillende
antioxydanten. Zo kan vitamine E worden “gerecycleerd” door een electron over te nemen
van vitamine C.
De best bestudeerde antioxydanten zijn vitamine E, vitamine C (ascorbinezuur) en -caroteen.
Vitamine E is een vetoplosbaar vitamine dat vooral voorkomt in plantaardige oliesoorten,
noten en kiemen van zaden. Fruit, groenten en vlees bevatten ook een kleine hoeveelheid
vitamine E.
De dagelijkse behoefte aan vitamine E hangt samen met de hoeveelheid
(poly)onverzadigde vetzuren in de voeding. Zowel vitamine E-deficiëntie als -toxiciteit zijn
bij de mens nauwelijks beschreven. Vitamine C is een wateroplosbaar vitamine dat wijd
verspreid voorkomt in groenten en fruit. Het is echter instabiel voor warmte en UV-licht.
4
Vitamine C deficiëntie is bekend (scheurbuik); mega-dosissen vitamine C zijn zeker niet
onschuldig (nierstenen, hemolyse van rode bloedcellen, ‘iron-toxicity syndrome’).
De
dagelijkse behoefte aan vitamine C bedraagt 70 mg voor een volwassene (rokers hebben een
hogere behoefte nl. 120 mg/dag). -caroteen is een dimeer van retinol (vitamine A) en wordt
teruggevonden voornamelijk in groenten. Er bestaan nog andere vormen van caroteen; de
activiteit varieert naargelang de chemische structuur.
carotenoïden vermits het geen ringstructuur heeft.
Lycopeen behoort niet tot de
Er worden wel anti-oxidatieve
eigenschappen aan toegeschreven; lycopeen vinden we vooral terug in tomaten en afgeleide
producten. In de media wordt de inname van lycopeen wel eens gelinkt aan het voorkomen
van colonkanker. Ook hier is verder onderzoek zeker noodzakelijk.
De voedingswetenschap is een erg dynamische, en daardoor ook vaak een complexe,
wetenschap. Het voorbeeld bij uitstek op dit moment zijn de omega-3 vetzuren. Deze langeketen vetzuren, die vooral voorkomen in vis, spelen een rol in de preventie van hart- en
vaatziekten, kankers, intelligentie, ADHD, …. Althans, dit was een algemene consensus tot
enkele maanden geleden. Ondertussen zijn er een aantal meta-analyses verschenen, die
bepaalde effecten in twijfel trekken. Het is zeker nog te vroeg om definitieve uitspraken te
doen; het algemene beleid blijft dat we de consumptie van vis blijven aanraden à rato van 2-3
maal per week (ter vervanging van vlees).
Functionele voedingsmiddelen zijn interessant en hebben zeker positieve effecten. Het moet
wel onderstreept worden dat “ functionele voedingsmiddelen hun eigenschappen pas optimaal
uiten indien ze deel uitmaken van een evenwichtig voedingspatroon””!!! Het is duidelijk dat
er voor dit laatste nog grote inspanningen nodig zijn, zowel vanuit de consument, overheid,
industrie en voedingswetenschappen.
Actuele inspanningen qua voedingsvoorlichting
bereiken de bevolking onvoldoende, of zijn onvoldoende overtuigend.
5
Download