Hoofdstuk 4 – De rechten van de mens

advertisement
ABC van de Verenigde Naties
Hoofdstuk 4 – De rechten van de mens
De rechten van de mens
Een van de grote verwezenlijkingen van de VN is de gestage totstandkoming van een
uitgebreid mensenrechtenstelsel – een universeel, internationaal beschermd pakket
rechtsregels waarbij alle landen zich kunnen aansluiten en waarnaar alle mensen kunnen
streven. De organisatie heeft een uitgebreide reeks internationaal aanvaarde rechten
gedefinieerd, met inbegrip van economische, sociale, culturele, politieke en burgerlijke
rechten en heeft ook mechanismen opgezet om deze rechten te bevorderen en te beschermen,
en om regeringen te steunen bij hun plichten ter zake.
Dit juridisch kader is gebaseerd op het VN-Handvest en de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens, die respectievelijk in 1945 en 1948 door de Algemene Vergadering
werden aangenomen. Sindsdien heeft de VN de wetgeving inzake de mensenrechten steeds
verder verbreed: ze omvat nu specifieke normen voor vrouwen, kinderen, andersvaliden,
minderheden, migranten en andere kwetsbare bevolkingsgroepen. Al deze mensen hebben nu
rechten die hen beschermen tegen discriminerende praktijken die van oudsher bestonden in
vele gemeenschappen.
Deze rechten zijn uitgebreid met baanbrekende besluiten van de Algemene Vergadering, die
geleidelijk hun universaliteit en ondeelbaarheid hebben vastgelegd, evenals de verwevenheid
van de mensenrechten met ontwikkeling en democratie. Voorlichtingscampagnes wijzen
mensen op hun onvervreemdbare rechten, terwijl met opleidingsprogramma's en technisch
advies talrijke nationale justitiële en strafrechtelijke systemen worden versterkt. Het
controlesysteem van de VN voor de naleving van de bepalingen van de
mensenrechtenverdragen heeft inmiddels dankzij zijn opmerkelijke samenhang veel gewicht
in de lidstaten.
De Hoge VN-Commissaris voor de Rechten van de Mens is verantwoordelijk voor het
versterken en coördineren van de inspanningen van de VN ter bescherming en bevordering
van de mensenrechten van alle mensen in de wereld. Voor de Secretaris-Generaal vormen de
mensenrechten het centrale thema dat alle VN-activiteiten op sleutelgebieden als vrede en
veiligheid, ontwikkeling, humanitaire hulp en economische en sociale aangelegenheden
onderling verbindt. Vrijwel elk VN-orgaan en elke gespecialiseerde organisatie zijn op
enigerlei wijze betrokken bij de bescherming van de mensenrechten.
Instrumenten voor de rechten van de mens
Op de Conferentie van San Francisco (1945) die leidde tot de oprichting van de VN,
bundelden 40 niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die vrouwen, vakbonden, etnische
organisaties en religieuze groeperingen vertegenwoordigden, hun krachten met delegaties uit
vooral kleinere landen, en ijverden ze voor meer specifieke bepalingen inzake mensenrechten
dan andere landen hadden voorgesteld. Deze doortastende lobby heeft ervoor gezorgd dat in
het Handvest van de Verenigde Naties duidelijke bepalingen rond de mensenrechten zijn
opgenomen en heeft zo de basis gelegd voor de internationale wetgeving zoals die in de
naoorlogse periode gestalte heeft gekregen.
Zo bevestigt de Preambule van het Handvest expliciet het 'vertrouwen in de fundamentele
rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de menselijke persoon, in gelijke
rechten voor mannen en vrouwen, alsmede voor grote en kleine naties'. Artikel 1 stelt als een
van de vier belangrijkste doelstellingen van de VN 'het bevorderen en stimuleren van eerbied
voor de rechten van de mens en voor de fundamentele vrijheden voor allen, zonder
onderscheid naar ras, geslacht, taal of godsdienst'. Andere voorzieningen verplichten staten
in samenwerking met de VN actie te ondernemen om te komen tot universele naleving van
de rechten van de mens.
Het Internationaal Statuut van de rechten van de mens
Drie jaar na de oprichting van de VN heeft de Algemene Vergadering de hoeksteen gelegd
van het huidige rechtsstelsel voor de mensenrechten met de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens, een document dat moest gelden als 'het algemeen streefdoel voor alle
volkeren'. De Verklaring werd op 10 december 1948 aanvaard‚ de datum die nu wereldwijd
wordt herdacht als Internationale dag van de rechten van de mens. De dertig artikelen van de
Verklaring omvatten de fundamentele burgerrechten en de culturele, economische, politieke
en sociale rechten waarvan alle mensen in alle landen moeten kunnen genieten (zie inzet).
Volgens deskundigen hebben de bepalingen van de Universele Verklaring het gewicht van
andere internationale rechtsregels omdat ze zo wijdverbreid worden aanvaard en gebruikt om
het optreden van staten te meten. Veel landen die recent onafhankelijk zijn geworden,
vermelden de Universele Verklaring expliciet in hun basiswetgeving of grondwet of hebben
de bepalingen ervan opgenomen.
De belangrijkste juridisch bindende mensenrechteninstrumenten die onder auspiciën van de
VN tot stand zijn gekomen, zijn het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en
culturele rechten en het Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Deze verdragen‚ in 1966 aangenomen door de Algemene Vergadering‚ verruimen de inhoud
van de Universele Verklaring door deze rechten te vertalen in juridisch bindende bepalingen,
terwijl comités toezien op de naleving van deze rechten door staten die partij zijn bij de
verdragen.
De Universele verklaring, de twee internationale verdragen over de rechten van de mens en
de facultatieve protocollen bij het Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke
rechten vormen samen het Internationaal Statuut van de rechten van de mens, vaak ook
aangeduid met de Engelse term International Bill of Human Rights.
Economische, sociale en culturele rechten
Het Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten werd in 1976
van kracht en 148 staten zijn partij bij het verdrag. De mensenrechten die het verdrag wil
bevorderen of beschermen zijn:
 het recht om te werken onder billijke en gunstige omstandigheden;
 het recht op sociale bescherming, op een toereikende levensstandaard en op de hoogst
haalbare niveaus van lichamelijk en geestelijk welzijn;
 het recht op onderwijs en het genot van de voordelen van culturele vrijheid en
wetenschappelijke vooruitgang.
[inzet blz. 229]
Bepaling van de universele rechten
De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is de hoeksteen van het huidige
stelsel van mensenrechten dat zich in de loop der jaren heeft ontwikkeld.
Artikelen 1 en 2 van de Verklaring bevestigen dat ‘alle mensen vrij en gelijk in waardigheid
en rechten worden geboren’ en aanspraak kunnen maken op alle in de Verklaring vervatte
rechten en vrijheden ‘zonder onderscheid naar ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke
of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere
status’.
Artikelen 3 tot en met 21 van de Verklaring verwoorden de burgerrechten en de politieke
rechten, met inbegrip van:
 het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van de persoon;
 het verschoond blijven van slavernij of horigheid;
 het verschoond blijven van folteringen of van onmenselijke of onterende behandeling
of bestraffing;
 het recht om als persoon erkend te worden voor de wet, het recht op daadwerkelijke
rechtshulp; het verschoond blijven van willekeurige arrestatie, detentie of verbanning;
het recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onpartijdige
en onafhankelijke rechterlijke instantie; het recht om voor onschuldig gehouden te
worden totdat schuld is bewezen;
 het verschoond blijven van willekeurige inmenging in zijn persoonlijke
aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of briefwisseling; verschoond blijven van
aanvallen op zijn eer en reputatie; het recht op bescherming door de wet tegen zulke
aanvallen;
 bewegingsvrijheid; het recht op asiel; recht op een nationaliteit;
 het recht om te trouwen en een gezin te stichten, het recht op eigendom;
 vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; vrijheid van mening en van
meningsuiting;
 het recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering;
 het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land en het recht om toegelaten te
worden tot overheidsdiensten.
Artikelen 22 tot en met 27 van de Verklaring bestrijken de economische, sociale en culturele
rechten waarop alle mensen aanspraak kunnen maken:
 het recht op sociale zekerheid;
 het recht op arbeid; het recht op gelijk loon voor gelijkwaardig werk; het recht om
vakbonden op te richten en zich erbij aan te sluiten;
 het recht op rust en op eigen vrije tijd;
 het recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor zijn gezondheid en welzijn;
 het recht op onderwijs;
 het recht om deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap.
De slotartikelen 28 tot 30 erkennen dat iedereen het recht heeft op een sociale en
internationale orde waarin de rechten zoals geformuleerd in de Verklaring ten volle kunnen
worden gerealiseerd; dat deze rechten alleen beperkt mogen worden met het doel de rechten
en vrijheden van anderen veilig te stellen; en dat iedereen verplichtingen heeft in de
gemeenschap waarin hij of zij leeft.
[einde inzet]
Het verdrag voorziet in de verwezenlijking van deze rechten zonder enig onderscheid. In
1985 richtte de ECOSOC het Comité voor economische, sociale en culturele rechten op
dat toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van het verdrag door de staten die er partij bij zijn.
Dit 18 deskundigen tellende orgaan bestudeert verslagen die via speciale procedures worden
ingediend en bespreekt ze met vertegenwoordigers van de betrokken regeringen. Het Comité
doet ook aanbevelingen aan staten die partij zijn bij het verdrag op basis van rapporten die
deze landen zelf indienen. Het Comité doet ook in algemene zin uitspraken ter nadere
bepaling van het begrip mensenrechten en aanverwante thema’s, en van de stappen die de
verdragsluitende partijen dienen te ondernemen om de bepalingen van de Verklaring hun
beslag te doen krijgen.
Burgerrechten en politieke rechten
Het Internationale verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Eerste
facultatieve protocol bij dit verdrag werden in 1976 van kracht: 151 staten hebben het
verdrag onderschreven, 104 het protocol.
 Het verdrag betreft rechten als bewegingsvrijheid; gelijkheid voor de wet; het recht
op een rechtvaardig proces en op vermoeden van onschuld; vrijheid van gedachte,
geweten en godsdienst; vrijheid van mening en meningsuiting; vreedzame
samenkomst; vrijheid van vereniging, deelname in bestuurszaken en verkiezingen; en
de bescherming van de rechten van minderheden.
 Het verbiedt willekeurige beroving van het leven; foltering, wrede of onterende
behandeling of bestraffing; slavernij en dwangarbeid; willekeurige arrestatie of
detentie en willekeurige inmenging in particuliere aangelegenheden;
oorlogspropaganda en het pleiten voor rassen- of godsdiensthaat.
Het verdrag heeft twee protocollen. Het Eerste facultatieve protocol (1966) is een
procedureel document dat voorziet in het petitierecht van individuen die beantwoorden aan
de toelaatbaarheidscriteria. Het Tweede facultatieve protocol (1989) boekstaaft de materiële
plichten op weg naar de afschaffing van de doodstraf. Hierbij zijn 50 staten partij.
Krachtens het verdrag is er een 18 leden tellend Comité voor de rechten van de mens in het
leven geroepen dat de verslagen bestudeert die verdragsluitende staten periodiek indienen
over maatregelen die werden getroffen voor de tenuitvoerlegging van het verdrag. Het
Comité behandelt ook klachten van individuen die beweren dat een staat de in het verdrag
neergelegde rechten schendt. Het Comité bespreekt de klachten in besloten vergaderingen.
Brieven en andere documenten blijven vertrouwelijk. De conclusies van het Comité worden
echter wel openbaar gemaakt en opgenomen in het rapport dat het jaarlijks opstelt voor de
Algemene Vergadering.
Andere verdragen
De Universele Verklaring leidde tot 80 andere VN-verdragen en -verklaringen over
uiteenlopende kwesties. Zeven van deze verdragen voorzien in toezicht op de naleving van
de bepalingen. Staten die partij zijn bij een van deze verdragen, stemmen ermee in dat
onafhankelijke deskundigen toezien op hun wetgeving en handelwijze inzake mensenrechten:
 Het Verdrag voor het voorkomen en bestraffen van de misdaad van genocide (1948),
een rechtstreeks antwoord op de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, definieert de
misdaad van genocide als het voeren van bepaalde activiteiten gericht op de
vernietiging van een nationale, etnische, raciale of religieuze groepering, en verplicht
staten de vermoedelijke daders strafrechtelijk te vervolgen. Dit verdrag is
ondertekend door 135 landen.





Het Verdrag over de status van vluchtelingen (1951) beschrijft de rechten van
vluchtelingen, meer bepaald het recht om niet gedwongen te worden terug te keren
naar landen waar ze in gevaar verkeren, en voorziet in bepalingen voor verschillende
aspecten van hun dagelijkse leven, met inbegrip van het recht op werk, onderwijs,
overheidssteun en sociale zekerheid, en het recht op reisdocumenten. Dit verdrag is
door 142 landen ondertekend. Het Protocol over de status van vluchtelingen (1967)
voorziet in de universele toepassing van het verdrag dat oorspronkelijk was bedoeld
voor vluchtelingen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Bij dit protocol zijn 141
staten partij. In totaal zijn 145 landen partij bij een of beide instrumenten.
Het Internationale verdrag over de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie (1966) is geratificeerd door 169 staten. Het verdrag gaat uit van
de premisse dat elk beleid dat op raciale superioriteit en onderscheid tussen rassen
steunt zowel onverdedigbaar, wetenschappelijk onjuist als moreel en juridisch
verwerpelijk is. Het verdrag definieert het begrip rassendiscriminatie en verplicht
staten die het verdrag hebben ondertekend, maatregelen te nemen om discriminatie in
wetgeving en overheidsoptreden af te schaffen. Het verdrag voorziet ook in de
oprichting van het Comité voor de uitbanning van rassendiscriminatie ter
behandeling van door deelnemende staten ingediende verslagen – en van klachten van
individuen over vermoedelijke schendingen – indien de betrokken staat deze
optionele procedure in het verdrag heeft erkend.
Het Verdrag over de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
(1979), door 175 staten ondertekend, waarborgt de gelijkheid van de vrouw voor de
wet en omschrijft maatregelen voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen op
het vlak van het politieke en openbare leven, nationaliteit, onderwijs,
werkgelegenheid, gezondheid, huwelijk en het gezinsleven. Het verdrag voorziet in
de oprichting van het Comité voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen
om toe te zien op de tenuitvoerlegging ervan en verslagen van betrokken staten te
bespreken. Het Facultatieve protocol bij het verdrag (1999), door 59 staten
ondertekend, verleent individuen het recht klachten aangaande schendingen van het
verdrag in te dienen bij het Comité.
Het Verdrag tegen foltering en andere onmenselijke of onterende behandeling of
bestraffing (1984), waarbij 134 staten zich hebben aangesloten, beschouwt foltering
als een internationale misdaad en verplicht staten maatregelen te nemen ter
voorkoming van foltering en om degenen te bestraffen die zich daaraan schuldig
maken. Noch bevel van hogerhand noch uitzonderlijke omstandigheden kunnen
foltering rechtvaardigen. Krachtens het Verdrag is er een Comité tegen foltering
opgericht dat verslagen van deelnemende landen bestudeert, dat zich buigt over
verzoeken van individuen uit staten die deze procedure hebben aanvaard en dat
onderzoek kan gelasten in landen waar volgens het Comité ernstig en systematisch
wordt gefolterd.
Het Verdrag over de rechten van het kind (1989) bevestigt de bijzondere
kwetsbaarheid van kinderen en bundelt in één uitputtend document alle bepalingen ter
bescherming van kinderen in alle categorieën mensenrechten. Het verdrag waarborgt
non-discriminatie en erkent dat alle actie in het licht moet staan van het belang van
het kind. Bijzondere aandacht gaat naar jonge vluchtelingen, mindervalide kinderen
en kinderen van minderheden. Deelnemende staten moeten garanties bieden voor de
overleving, ontwikkeling, bescherming en medezeggenschap van kinderen. Dit
verdrag is met 192 ratificerende staten de breedst gedragen internationale conventie.
Het Comité voor de rechten van het kind dat krachtens het verdrag werd opgericht,

beoordeelt de tenuitvoerlegging en de verslagen ingediend door de verdragsluitende
staten.
Het Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers
en hun gezinsleden (1990) omschrijft de fundamentele rechten, principes en
maatregelen ter bescherming van gastarbeiders‚ legaal of illegaal‚ in het gehele
migratieproces. Het verdrag werd op 1 juli 2003 van kracht en is door 24 landen
geratificeerd. De eerste vergadering van het toezichtcomité, het Comité voor
migrerende werknemers, heeft plaatsgehad in maart 2004.
De Universele Verklaring en andere VN-instrumenten liggen ook aan de basis van regionale
verdragen zoals het Europese Verdrag inzake de rechten van de mens, het Amerikaanse
verdrag inzake de rechten van de mens en het Afrikaanse handvest inzake de rechten van
mensen en volken.
Andere regelgeving
Naast deze verdragen heeft de VN nog tal van andere normen en regels ter bescherming van
de mensenrechten aangenomen. Deze 'verklaringen', 'gedragscodes' en 'principes' zijn geen
verdragen die door staten worden ondertekend. Niettemin hebben ze een belangrijke invloed,
omdat ze op zeer zorgvuldige wijze zijn opgesteld door staten en met brede consensus zijn
onderschreven. Hieronder volgen de belangrijkste:
 De Verklaring over de uitbanning van alle vormen van onverdraagzaamheid en
discriminatie op basis van godsdienst en geloof (1981) bevestigt dat iedereen recht
heeft op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; en voorts het recht niet te
worden gediscrimineerd op basis van godsdienst of enig ander geloof of overtuiging.
 De Verklaring over het recht op ontwikkeling (1986) beschrijft dit recht als een
'onvervreemdbaar mensenrecht op grond waarvan elke persoon en alle volken
aanspraak kunnen maken op het deelnemen aan, bijdragen tot en genieten van
economische, sociale, culturele en politieke ontwikkeling waarbij alle mensenrechten
en fundamentele vrijheden volledig kunnen worden verwezenlijkt'. Verder stelt de
verklaring dat zowel landen als individuen aanspraak mogen maken op gelijke
ontwikkelingsmogelijkheden.
 De Verklaring over de rechten van personen behorend tot nationale of etnische,
religieuze en taalkundige minderheden (1992) bevestigt het recht van minderheden op
een eigen cultuur; op het belijden en beoefenen van eigen godsdienst; het gebruik van
eigen taal; en het recht om een land, ook hun eigen land, te verlaten of ernaar terug te
keren. De verklaring roept staten op deze rechten te bevorderen en te beschermen.
 De Verklaring inzake de verdedigers van de mensenrechten (1998) beoogt de
erkenning, bevordering en bescherming van het werk van ijveraars voor de
mensenrechten in de hele wereld. De verklaring omvat ieders recht om individueel of
met anderen de bescherming van de mensenrechten op nationaal en internationaal
niveau te bevorderen en na te streven, en om deel te nemen aan vreedzame actie tegen
schendingen. Staten moeten alle mogelijke maatregelen nemen om
mensenrechtenactivisten te beschermen tegen geweld, bedreiging, wraakacties, druk
of andere willekeurige behandeling.
Andere belangrijke, niet in verdragen vastgelegde normen zijn de Standaard minimumregels
voor gevangenen (1957), de Fundamentele principes over de onafhankelijkheid van de
rechterlijke macht (1985), de Principes inzake de bescherming van alle personen verkerend
in enige vorm van detentie of gevangenschap (1988) en de Verklaring over de bescherming
van alle personen tegen onvrijwillige verdwijning (1992).
Het mensenrechtenapparaat
De Mensenrechtencommissie
De Mensenrechtencommissie, opgericht in 1946, is het belangrijkste VN-orgaan voor de
bescherming en bevordering van de rechten van de mens. Deze Commissie biedt algemene
beleidsondersteuning, bestudeert mensenrechtenkwesties, ontwikkelt nieuwe internationale
normen en ziet wereldwijd toe op de naleving van de mensenrechten. Als belangrijkste
intergouvernementeel VN-beleidsorgaan voor de mensenrechten, is de Commissie bevoegd
mensenrechtensituaties waar ook ter wereld te bespreken, en informatie van staten, NGO's en
andere bronnen te onderzoeken.
De Commissie is een forum waar staten, intergouvernementele organisaties en NGO’s hun
bezorgdheid over mensenrechtenkwesties kunnen verwoorden. De Commissie bestaat uit 53
leden (verkozen voor een termijn van drie jaar) en vergadert jaarlijks gedurende zes weken in
Genève. Staten en NGO's leggen dan informatie voor over zorgwekkende situaties, dikwijls
gevolgd door repliek van de betrokken regeringen. Naar aanleiding daarvan kan de
Commissie deskundigen aanstellen of onderzoeksmissies instellen, anderszins onderzoek ter
plaatse organiseren, besprekingen voeren met regeringen, hulp bieden en bewezen
schendingen veroordelen.
Als een specifieke situatie ernstig genoeg lijkt, kan de Commissie een onderzoek gelasten
door een groep onafhankelijke experts (werkgroep) of een individu (speciale
rapporteur/vertegenwoordiger). Op basis van de informatie die deze deskundigen
verstrekken, roept de Commissie de betrokken regering op noodzakelijke veranderingen door
te voeren.
[inzet blz. 234]
Speciale rapporteurs en werkgroepen
De speciale rapporteurs en werkgroepen voor de mensenrechten staan in de frontlinie van de
strijd voor de bescherming van de mensenrechten. Zij onderzoeken schendingen en treden op
in individuele gevallen en noodsituaties via zogeheten ‘speciale procedures’.
Mensenrechtdeskundigen zijn onafhankelijk. Zij werken op persoonlijke titel voor maximaal
zes jaar en worden daarvoor niet vergoed. Het aantal deskundigen neemt gestaag toe.
Momenteel lopen er zo’n 30 mandaten in het kader van speciale procedures.
Bij de voorbereiding van hun rapporten aan de Mensenrechtencommissie en de Algemene
Vergadering gebruiken deze deskundigen alle mogelijke middelen, met inbegrip van
individuele berichten en informatie van NGO's. Ze kunnen ook gebruik maken van een
urgent action-procedure om op het hoogst mogelijke niveau gesprekken te voeren met
regeringen. Een belangrijk deel van hun onderzoek verrichten zij ter plaatse, waar zij
gesprekken voeren met slachtoffers en overheden en bewijsmateriaal vergaren. De verslagen
worden openbaar gemaakt en geven zo ruchtbaarheid aan schendingen en de
verantwoordelijkheid van regeringen op het vlak van de bescherming van de mensenrechten.
Deze deskundigen onderzoeken, controleren en rapporteren in het openbaar over
mensenrechtensituaties in specifieke landen of over belangrijke mensenrechtenschendingen
in de hele wereld.

Rapporteurs, onafhankelijke deskundigen en vertegenwoordigers voor
specifieke landen verslaan de situatie in Afghanistan, Boeroendi, Cambodja, Cuba,
de Democratische Republiek Kongo, Haïti, Irak, Liberia, Myanmar, de bezette
Palestijnse gebieden en Somalië. Daarnaast heeft de Secretaris-Generaal het mandaat
om te rapporteren over Cyprus, Oost-Timor, Kosovo en de bezette Arabische
gebieden.

Er zijn ook speciale rapporteurs, vertegenwoordigers en werkgroepen die zich
specifiek richten op een thema. Deze deskundigen brengen onder meer verslag uit
over gedwongen en onvrijwillige verdwijningen, standrechtelijke executies,
folteringen, willekeurige opsluiting, rassendiscriminatie, geweldpleging tegen
vrouwen, kinderhandel, religieuze onverdraagzaamheid, ontheemden, rechterlijke
onafhankelijkheid, reïntegratie en schadeloosstelling van slachtoffers, de
problematiek rond huursoldaten, structurele beleidsbijstelling en buitenlandse
schulden, extreme armoede, de schadelijke gevolgen van het illegale vervoeren en
lozen van giftige en gevaarlijke producten en afval, en over het recht op
ontwikkeling, onderwijs, voedsel, huisvesting en gezondheid.
[einde inzet]
In 1947 heeft de Mensenrechtencommissie de Subcommissie ter bevordering en
bescherming van de mensenrechten opgericht (voorheen de ‘Subcommissie ter
voorkoming van discriminatie en ter bescherming van minderheden’ geheten). De
subcommissie komt jaarlijks bijeen en bestaat uit 26 deskundigen die op persoonlijke titel, en
dus niet als vertegenwoordiger van hun regering, opereren. Oorspronkelijk legde de
subcommissie zich toe op kwesties rond discriminatie en de bescherming van minderheden,
maar in de loop der jaren breidde het bereik van de activiteiten zich uit tot andersoortige
mensenrechtenkwesties. De subcommissie verricht veel onderzoek, vooral in verband met de
ontwikkeling van rechtsregels, en doet aanbevelingen aan de Mensenrechtencommissie. Ook
NGO's zijn betrokken bij het werk van de subcommissie.
De drie belangrijkste werkgroepen van de Subcommissie houden zich bezig met inheemse
volkeren, met hedendaagse vormen van slavernij en met minderheden.
De Hoge VN-Commissaris voor de Rechten van de Mens
De Hoge VN-Commissaris voor de Rechten van de Mens draagt de
hoofdverantwoordelijkheid voor alle VN-activiteiten op het vlak van de mensenrechten. De
Hoge commissaris wordt benoemd voor een periode van vier jaar en is belast met veel taken:
de Hoge Commissaris is verantwoordelijk voor de bevordering en bescherming van het genot
van alle mensenrechten; het vergroten van internationale samenwerking rond de
mensenrechten; het stimuleren en coördineren van mensenrechtenactiviteiten binnen het VNsysteem; hulp bieden bij de ontwikkeling van nieuwe normen op het vlak van de
mensenrechten; en het aanmoedigen van de ratificatie van de mensenrechtenverdragen. De
Hoge Commissaris is ook bevoegd om te reageren op ernstige schendingen van de
mensenrechten en om actie te ondernemen teneinde schendingen te voorkomen.
Op 25 februari 2004 keurde de Algemene Vergadering de benoeming goed van Louise
Arbour (Canada) als Hoge VN-Commissaris voor de Rechten van de Mens. Van oktober
1996 tot september 1999 vervulde Arbour de zware taak van hoofdaanklager bij de
straftribunalen voor voormalig Joegoslavië en voor Rwanda. Haar vierjarige ambtsperiode
als Hoge Commissaris begon op 1 juli, nadat zij in juni haar functie bij het Canadese
hooggerechtshof had neergelegd. Haar voorganger, Sergio Vieira de Mello (Brazilië), kwam
op 19 augustus 2003 om het leven bij een aanslag op het VN-hoofdkantoor in Bagdad, waar
hij de VN-missie in Irak leidde. Bertrand Ramcharan (Guyana) nam daarna tijdelijk de
functie van Hoge Commissaris waar.
De Hoge Commissaris handelt onder leiding en op gezag van de Secretaris-Generaal en
brengt verslag uit aan de Mensenrechtencommissie en – via ECOSOC – aan de Algemene
Vergadering. Met het doel de naleving van mensenrechten en het voorkomen van
schendingen te bevorderen, treedt de Hoge Commissaris in dialoog met regeringen. Binnen
het VN-systeem werkt de Hoge Commissaris aan het stroomlijnen van het VN-apparaat om
de doeltreffendheid te verhogen.
Het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens is de belangrijkste VNeenheid voor mensenrechtenactiviteiten. Het bureau doet ook dienst als secretariaat voor de
Mensenrechtencommissie, de verdragsorganen (comités van deskundigen die toezien op de
naleving van de verdragen) en voor andere mensenrechtenorganen binnen de VN. Het
Bureau verricht ook activiteiten in het veld en verleent advies en technische steun. Het
Bureau heeft een reguliere begroting, maar een aantal activiteiten wordt gefinancierd uit
extrabudgettaire bronnen.
De Hoge Commissaris heeft specifieke stappen ondernomen om de samenwerking en
coördinatie met andere VN-organen die actief zijn op het vlak van de mensenrechten te
institutionaliseren. Het gaat hier om UNICEF, UNESCO, UNDP, UNHCR en de
Vrijwilligers van de VN. Op het vlak van vrede en veiligheid werkt het Bureau ook nauw
samen met de departementen van het Secretariaat van de VN. Het Bureau maakt deel uit van
de Interagentschappelijke Vaste Commissie die het optreden van de internationale
gemeenschap bij humanitaire rampen coördineert.
Educatie en informatie. De VN beschouwt educatie als een fundamenteel recht en een van
de meest doeltreffende instrumenten bij de bevordering van de mensenrechten. Via educatie
over mensenrechten‚ formeel of informeel‚ probeert men te komen tot een universele
'mensenrechtencultuur' met vernieuwende opleidingsmethoden, verspreiding van kennis en
verandering van mentaliteit.
Het VN-decennium voor mensenrechteneducatie (1995-2004) streeft ernaar mensen in de
hele wereld bewuster te maken van het belang van deze materie en ijvert voor een
wereldomspannende mensenrechtencultuur. Veertig landen hebben intussen de aandacht voor
mensenrechten op scholen opgevoerd door het onderwerp onder meer in het onderwijspakket
op te nemen. Verschillende landen voeren nationale actieplannen en betrekken nationale
instanties bij deze inspanningen.
De website van OHCHR is een belangrijke bron van informatie over de mensenrechten
(www.unhchr.ch).
[inzet blz. 236]
Wereldconferentie voor de rechten van de mens
De tweede Wereldconferentie voor de rechten van de mens (Wenen, 1993) heeft de
algemeengeldigheid en centrale rol van de mensenrechten herbevestigd.
De Conferentie heeft spanningen aan het licht gebracht op tal van vlakken, zoals nationale
soevereiniteit, het universele karakter, de rol van NGO's en het vraagstuk van de
onpartijdigheid en het aselectief optreden bij de toepassing van internationale normen inzake
de mensenrechten. In de Verklaring en het Actieprogramma van Wenen hebben 171 landen
verklaard dat de mensenrechten 'een gerechtvaardigde bekommernis van de internationale
gemeenschap' zijn geworden en dat 'alle mensenrechten universeel, ondeelbaar, onderling
afhankelijk en verweven’ zijn.
De Verklaring stelt dat staten, ongeacht hun politieke, economische en culturele bestel,
verplicht zijn alle mensenrechten en fundamentele vrijheden te bevorderen en beschermen,
rekening houdend met het gewicht van nationale en regionale bijzonderheden, en met
verschillende historische, culturele en religieuze achtergronden.
'Democratie, ontwikkeling en respect voor de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden zijn onderling van elkaar afhankelijk en versterken elkaar wederzijds,’ aldus de
Verklaring, die zo het recht op ontwikkeling als een universeel recht evenals de
onlosmakelijke relatie tussen mensenrechten en ontwikkeling herbevestigt.
[einde inzet]
Bevordering en bescherming van de mensenrechten
De rol en het bereik van de VN-activiteiten op het vlak van de bevordering en bescherming
van mensenrechten blijven groeien. Waarborgen dat de menselijke waardigheid van 'de
volken van de Verenigde Naties'‚ in wier naam het Handvest is geschreven, ten volle wordt
gerespecteerd, geldt als de centrale opdracht. Het VN-apparaat is internationaal op veel
fronten actief:
 Als universeel geweten – De VN heeft het voortouw genomen in het opstellen van
internationale normen voor wenselijk gedrag van landen. De organisatie richt de
aandacht van de wereld onophoudelijk op praktijken die deze normen dreigen te
ondermijnen. Met een brede waaier van verklaringen en conventies bevestigt de
Algemene Vergadering de algemeengeldigheid van de beginselen inzake de
mensenrechten.
 Als wetgever – De VN heeft de aanzet gegeven tot een ongekende codificering van
regels van internationaal recht. De mensenrechten van vrouwen, kinderen, (politieke)
gevangenen en mentaal gehandicapten, en het verbod op schendingen daarvan in de
vorm van genocide, rassendiscriminatie en foltering, maken nu ook deel uit van de
internationale wetgeving die in het begin vrijwel uitsluitend gericht was op de relaties
tussen staten.
 Als toezichtsorgaan – Het is belangrijk dat mensenrechten niet alleen worden
geformuleerd, maar ook worden beschermd. Daarbij speelt de VN een belangrijke rol.
Het Internationaal verdrag voor burgerrechten en politieke rechten, en dat voor
economische, sociale en culturele rechten (1966) zijn vroege voorbeelden van
verdragen die internationale organen de bevoegdheid geven staten te controleren bij
de naleving van hun verplichtingen. Verdragsorganen, speciale rapporteurs en
werkgroepen van de Mensenrechtencommissie beschikken over procedures en
mechanismen om de naleving van internationale normen te controleren en mogelijke






schendingen te onderzoeken. Hun besluiten bij specifieke gevallen leggen een
zodanig moreel gewicht in de schaal dat maar weinig regeringen deze naast zich
durven neer te leggen.
Als zenuwcentrum – OHCHR ontvangt berichten van groepen en individuen over
schendingen van hun mensenrechten. Jaarlijks bereiken het Bureau meer dan 100.000
klachten. OHCHR verwijst deze klachten door naar de bevoegde VN-organen en mechanismen en houdt daarbij rekening met de implementatieprocedures die in
verdragen en resoluties werden opgenomen. Verzoeken voor dringende tussenkomst
kunnen per fax (+41 22 917 9022) of per e-mail ([email protected]) direct naar
OHCHR worden gestuurd.
Als verdediger – Als een rapporteur of voorzitter van een werkgroep informatie
krijgt over een mogelijk ernstige schending van de mensenrechten – bijvoorbeeld
foltering of dreigende executies – zendt hij of zij een dringende boodschap naar de
betrokken regering waarin verzocht wordt om opheldering en om garanties ten
aanzien van de bescherming van de rechten van het vermoedelijke slachtoffer.
Als onderzoeker – De VN verzamelt mensenrechtengegevens die essentieel zijn voor
de ontwikkeling en toepassing van de wetgeving inzake mensenrechten. Zo legde
onderzoek in verschillende landen de basis voor het opstellen van een overeenkomst
voor de bescherming van de rechten van inheemse volkeren. Onderzoeken en
verslagen die OHCHR voorbereidt op verzoek van VN-organen kunnen tot
aanbevelingen leiden voor beleid en nieuwe procedures en instellingen die de
naleving van de mensenrechten kunnen vergroten.
Als beroepsinstantie – Krachtens het Eerste facultatieve protocol bij het
Internationale verdrag voor burgerrechten en politieke rechten, het Internationale
verdrag voor de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, het Verdrag
tegen foltering en het Facultatieve protocol bij het Verdrag over de uitbanning van
alle vormen van discriminatie van vrouwen, kunnen individuen klachten indienen
tegen staten die de beroepsprocedure hebben aanvaard, zodra alle nationale
beroepsmogelijkheden
zijn
uitgeput.
Daarnaast
behandelt
de
Mensenrechtencommissie jaarlijks ook talrijke klachten die worden ingediend door
individuen en NGO’s.
Als verzamelaar van gegevens – De Mensenrechtencommissie heeft mechanismen
ingesteld om bepaalde schendingen en misbruiken in een bepaald land te verifiëren en
erover te rapporteren. Deze politiek gevoelige en vaak gevaarlijke taak op humanitair
vlak wordt toevertrouwd aan speciale rapporteurs, vertegenwoordigers of
werkgroepen. Zij verzamelen gegevens, houden contact met lokale groepen en
overheden, begeven zich ter plaatse (mits toelating van de regering) en doen
aanbevelingen voor de bevordering van de naleving van de mensenrechten.
Als discrete diplomaat – De Secretaris-Generaal en de Hoge Commissaris voor de
Rechten van de Mens bespreken mensenrechtenkwesties – zoals het vrijlaten van
gevangenen of het omzetten van doodstraffen – op vertrouwelijke basis met lidstaten.
Met het doel grove schendingen te voorkomen kan de Mensenrechtencommissie de
Secretaris-Generaal verzoeken om tussenkomst of om het afvaardigen van een
deskundige teneinde een specifieke mensenrechtenkwestie te onderzoeken. De
Secretaris-Generaal kan die stille diplomatie ook aanwenden in het kader van zijn
'goede diensten' om zo de gegronde bezorgdheid van de Verenigde Naties te kennen
te geven en schendingen te beteugelen.
Recht op ontwikkeling
Het principe van gelijke kansen voor ontwikkeling is verankerd in het Handvest en in de
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De Verklaring inzake het recht op
ontwikkeling, in 1986 door de Algemene Vergadering aangenomen, geldt als een keerpunt
omdat het hierdoor als een onvervreembaar recht werd erkend dat alle individuen en alle
volken deelnemen aan, bijdragen tot en genieten van economische, sociale, culturele en
politieke ontwikkeling.
[inzet blz. 239]
Technisch samenwerkingsprogramma
De rechten van de mens worden het best beschermd als ze zijn geworteld in een lokale
cultuur. Daarom voert de VN haar inspanningen op om deze rechten op nationaal en
plaatselijk niveau te bevorderen en te beschermen. Internationale normen voor
mensenrechten hebben immers pas zin als ze zijn opgenomen in nationale wetgeving en
worden ondersteund door overheidsinstellingen.
Maar op nationaal niveau zijn er nog veel obstakels die het universele genot van de rechten
van de mens in de weg staan. Veel lidstaten beschikken niet over de benodigde infrastructuur
om de rechten van hun ingezetenen te bevorderen en te beschermen. Dit is vooral het geval in
landen die kampen met (de nasleep van) verwoestende burgeroorlogen of humanitaire crises.
De VN heeft daarom haar adviserende taken en technische samenwerkingsprogramma's
uitgebreid tot een breder kader waarin ze zich ook inspant voor de bevordering van
democratie, ontwikkeling en mensenrechten, en voor een vergroting van knowhow om
nationale wetgeving en overheidsoptreden te harmoniseren conform deze rechten.
Het Technisch samenwerkingsprogramma voor de mensenrechten, onder toezicht van het
Bureau van de Hoge Commissaris, beheert jaarlijks ongeveer 50 projecten in 30 landen. Deze
projecten lopen vooral in ontwikkelingslanden en jonge democratieën. Het Programma heeft
een jaarlijkse begroting van 9 miljoen dollar en wordt hoofdzakelijk gefinancierd met
vrijwillige bijdragen (in 2002 bedroegen die 7,6 miljoen dollar).
Het programma weerspiegelt nationale ontwikkelingsdoelen en de door de VN
gecoördineerde steun om die doelen te verwezenlijken. Het spoort aan tot ratificatie van
mensenrechteninstrumenten en ondersteunt de tenuitvoerlegging daarvan. Daarbij ligt de
nadruk op vier specifieke gebieden: rechtsbedeling, educatie rond mensenrechten, de opbouw
van nationale instellingen en de formulering van nationale actieplannen. Er is speciale
aandacht voor economische, sociale en culturele rechten; het recht op ontwikkeling; racisme;
de rechten van inheemse volken; de handel in vrouwen en kinderen; seksegerelateerde
kwesties; en de rechten van vrouwen en kinderen.
OHCHR kan niet in alle landen aanwezig zijn en ontwikkelt daarom regionale strategieën ter
bevordering van intergouvernementele samenwerking, het delen van ervaring en de
ontwikkeling van beleid en programma’s. De regionale vertegenwoordigingen van OHCHR
fungeren als kenniscentra die oplossingen aanreiken voor vragen op nationaal niveau.
Behalve nationale en regionale programma's steunt het Bureau ook de implementatie van het
hervormingsprogramma voor de VN van de Secretaris-Generaal, dat de mensenrechten
aanmerkt als de rode draad in de activiteiten van het VN-systeem. OHCHR begeleidt de
integratie in nationale wetgeving van mensenrechtennormen en is actief betrokken bij het
opbouwen van knowhow. Het Bureau kiest voor het mensenrechtenperspectief bij
beleidsanalyses en -planning, en bij de ontwikkeling van beleid en methoden.
[einde inzet]
De Verklaring van Wenen, die tot stand kwam op de Tweede wereldconferentie voor de
mensenrechten (1993), andere slotverklaringen van belangrijke VN-conferenties en de
Millenniumverklaring benadrukken het recht op ontwikkeling. In 1998 richtte de
Mensenrechtencommissie hiervoor een tweevoudig mechanisme op: een werkgroep die
toeziet op de vooruitgang, hindernissen analyseert en strategieën ontwikkelt voor de
implementatie van het recht op ontwikkeling, en een onafhankelijke deskundige inzake het
recht op ontwikkeling die verslag uitbrengt over de vorderingen bij de tenuitvoerlegging van
het recht op ontwikkeling.
Arbeidsrechten
De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) is het gespecialiseerde VN-orgaan dat zich
bezighoudt met het omschrijven en beschermen van de arbeidsrechten. Zijn drieledige
Internationale Arbeidsconferentie‚ bestaande uit vertegenwoordigers van regeringen, van
werkgevers en van werknemers, heeft 185 verdragen en 194 aanbevelingen goedgekeurd
betreffende alle arbeidgerelateerde kwesties en aldus een internationaal normensysteem
gecreëerd. Terwijl haar aanbevelingen voorzien in advies over beleid, wetgeving en
procedures, verplichten de verdragen staten die deze verdragen ratificeren, de bepalingen toe
te passen.
Er zijn verdragen en aanbevelingen tot stand gekomen over zaken als arbeidspolitiek,
industriële betrekkingen, werkgelegenheidsbeleid, arbeidsomstandigheden, sociale zekerheid,
veiligheid en gezondheid op het werk, maar ook over het waarborgen van essentiële
mensenrechten op de werkplek en over kwesties als werkgelegenheid voor vrouwen,
kinderen en voor bijzondere groepen als migrerende werknemers en andersvaliden.
De controleprocedure van ILO die de toepassing van verdragen in wetgeving en praktijk
moet waarborgen, steunt op een objectieve beoordeling door onafhankelijke experts en op
onderzoek naar specifieke situaties door de tripartite ILO-organen. Er bestaat ook een
speciale procedure voor het onderzoeken van klachten betreffende inbreuken op het recht van
vereniging.
ILO stond aan de basis van veel baanbrekende verdragen:
 Over gedwongen en verplichte arbeid (1930): eist de afschaffing van alle vormen van
dwangarbeid of verplichte arbeid.
 Over de vrijheid van vereniging en de bescherming van het recht zich te organiseren
(1948): geeft werknemers en werkgevers het recht organisaties te vormen en zich
daarin te verenigen zonder voorafgaande goedkeuring, en biedt garanties voor het
vrijelijk functioneren van dergelijke organisaties.
 Over het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (1949): biedt
bescherming tegen discriminatie van vakbonden, bescherming van werkgevers- en
werknemersorganisaties en oppert maatregelen ter bevordering van collectieve
onderhandelingen.
 Over gelijke beloning (1951): eist gelijk betaling en voordelen voor gelijke arbeid.



Over discriminatie (1958): eist dat nationaal beleid gelijke kansen en behandeling
bevordert, en discriminatie op de werkplek op basis van ras, huidskleur, geslacht,
geloof, politieke overtuiging, herkomst en afkomst uitbant.
Over de minimumleeftijd (1973): streeft naar de afschaffing van kinderarbeid en
stipuleert dat de arbeidsgerechtigde minimumleeftijd niet lager mag zijn dan de
leerplichtige leeftijd.
Over de ernstigste vormen van kinderarbeid (1999): verbiedt slavernij, financiële
dwangarbeid, prostitutie, pornografie, gevaarlijk werk en rekrutering onder dwang bij
gewapende conflicten.
De Algemene Vergadering heeft ook een aantal maatregelen genomen om de rechten van
gastarbeiders te vrijwaren.
De strijd tegen discriminatie
Apartheid
De afschaffing van de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika is een van de belangrijkste successen
waarmee de VN heeft aangetoond in staat te zijn belangrijke onrechtvaardigheden in de
wereld te bestrijden. Al in de eerste jaren van haar bestaan raakte de VN betrokken bij de
strijd tegen apartheid – de politiek van geïnstitutionaliseerde rassenscheiding en discriminatie
die de Zuid-Afrikaanse regering voerde.
Toen in 1994 de nieuw verkozen president van Zuid-Afrika, Nelson Mandela, de Algemene
Vergadering toesprak, merkte hij op dat de Algemene Vergadering voor het eerst in 49 jaar
werd toegesproken door een Zuid-Afrikaanse president die deel uitmaakt van de Afrikaanse
meerderheid. Hij verwelkomde de overwinning op de apartheid met de volgende woorden:
'Deze historische ommezwaai is in grote mate te danken aan de inspanningen die de
Verenigde Naties zich heeft getroost voor de afschaffing van de apartheid, van deze misdaad
tegen de menselijkheid.'
In 1966 had de VN apartheid al veroordeeld als een misdaad tegen de menselijkheid, die niet
verenigbaar was met het Handvest noch met de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens. Het vraagstuk heeft vanaf 1948 tot de afschaffing in 1994 geregeld op de agenda van
de Algemene Vergadering gestaan:
 In de loop van de jaren vijftig heeft de Algemene Vergadering er bij de ZuidAfrikaanse regering herhaaldelijk op aangedrongen haar apartheidsbewind te laten
varen op grond van de beginselen van het Handvest.
 In 1962 richt de Algemene Vergadering het Speciaal comité tegen apartheid op om
het Zuid-Afrikaanse rassenbeleid op de voet te volgen. Voor de internationale
gemeenschap werd het Speciaal comité al gauw het belangrijkste orgaan voor het
opzetten van uitgebreide actieprogramma’s tegen apartheid.
 In 1963 stelt de Veiligheidsraad een vrijwillig wapenembargo in tegen Zuid-Afrika.
 De Algemene Vergadering verwerpt de geloofsbrieven van Zuid-Afrika voor de
gewone zittingen van de Vergadering van 1970 tot 1974. Sindsdien heeft Zuid-Afrika
niet meer deelgenomen aan de werkzaamheden van de Vergadering tot de afschaffing
van de apartheidpolitiek in 1994.
 De Algemene Vergadering roept in 1971 op tot een sportboycot van Zuid-Afrika –
een maatregel die van blijvende invloed zal zijn op de publieke opinie in het land zelf
en daarbuiten.
 In 1973 neemt de Algemene Vergadering het Internationaal verdrag inzake
onderdrukking en bestraffing van de misdaad apartheid aan.



In 1977 verklaart de Veiligheidsraad het wapenembargo bindend, nadat is vastgesteld
dat de aanvallen van het land op buurlanden en het mogelijke bezit van kernwapens
een bedreiging vormen voor de internationale vrede en veiligheid. Het is de eerste
keer dat de Raad op deze wijze optreedt tegen een lidstaat.
In 1985 neemt de Algemene Vergadering het Internationale verdrag tegen apartheid
in de sport aan.
Eveneens in 1985 roept de Veiligheidsraad (op basis van Hoofdstuk VII van het
Handvest) de lidstaten voor het eerst op om ingrijpende economische maatregelen te
treffen tegen Zuid-Afrika, wanneer de regering van het land de noodtoestand heeft
uitgeroepen en de repressie opvoert.
De VN heeft altijd haar volledige steun verbonden aan de overgang van het apartheidsregime
naar de niet op rassenonderscheid gebaseerde democratie die volgde na ondertekening in
1990 van een nationaal vredesakkoord door de regering en de belangrijkste politieke partijen.
Twee resoluties van de Veiligheidsraad in 1992 benadrukten de rol van de internationale
gemeenschap bij het bespoedigen van de voorgenomen overgang.
Ter ondersteuning van het vredesakkoord stationeerde de Veiligheidsraad een VNwaarnemersmissie in Zuid-Afrika (UNOMSA). Deze missie hield toezicht bij de
verkiezingen van 1994 die hebben geleid tot de installatie van een niet op rassenonderscheid
gebaseerde regering en democratie. De eerste niet-raciale, democratische grondwet van ZuidAfrika werd van kracht en maakte een einde aan het apartheidsregime.
Racisme
In 1963 nam de Algemene Vergadering de VN-verklaring over de uitbanning van alle
vormen van rassendiscriminatie aan. De verklaring bekrachtigt de fundamentele gelijkheid
van alle mensen en verklaart dat discriminatie op grond van ras, kleur of etnische oorsprong
een schending is van de in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vervatte
rechten en een hinderpaal vormt voor vriendschappelijke en vreedzame betrekkingen tussen
landen en volken.
Twee jaar later aanvaardde de Algemene Vergadering het Internationaal verdrag over de
uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Deelnemende landen verplichten zich
ertoe gerechtelijke, wettelijke en bestuurlijke maatregelen te nemen om rassendiscriminatie
te voorkomen en te bestraffen.
In 1993 riep de Algemene Vergadering het Derde decennium van de strijd tegen racisme
en rassendiscriminatie (1993-2003) uit en maande zij alle staten tot maatregelen – vooral op
het vlak van wetgeving, openbaar bestuur, educatie en informatie – om nieuwe vormen van
racisme te bestrijden.
In datzelfde jaar benoemde de Mensenrechtencommissie een speciale rapporteur voor
hedendaagse vormen van racisme, rassendiscriminatie, xenofobie en aanverwante
onverdraagzaamheid. Hij kreeg het mandaat voorvallen te onderzoeken van hedendaagse
vormen van racisme, rassendiscriminatie, alle vormen van discriminatie van zwarten,
Arabieren en moslims, xenofobie, antisemitisme en aanverwante vormen van
onverdraagzaamheid, evenals de maatregelen van regeringen om dit te beteugelen.
In 2001 werd op initiatief van de Algemene Vergadering in Zuid-Afrika de derde
Wereldconferentie tegen racisme, rassendiscriminatie, xenofobie en aanverwante
onverdraagzaamheid gehouden. Deze conferentie boog zich over praktische maatregelen ter
uitroeiing van racisme en over inspanningen voor preventie, voorlichting en bescherming, en
nam de Verklaring en het actieprogramma van Durban aan. De vorige conferenties hadden
in 1978 en 1983 in Genève plaats.
De rechten van vrouwen
Al sinds haar ontstaan in 1945 ijvert de VN voor de gelijke behandeling van vrouwen. De
organisatie speelt een centrale rol in de internationale strijd voor de bevordering en
bescherming van de rechten van vrouwen en in het streven naar gelijke toegang van vrouwen
tot het openbare leven en tot kansen op alle mogelijke vlakken van economische en sociale
ontwikkeling.
[inzet blz. 243]
Mondiale en regionale werkloosheidscijfers per geslacht, 2003
Vrouwen
Mannen
Industrielanden
Overgangseconomieën
Oost-Azië
Zuid-Oost-Azie
Zuid-Azië
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Midden-Oosten en Noord-Afrika
Zuidelijk Afrika
Werkloosheid (%)
Bron: ILO Global Employment Trends Model 2003. Zie ook de technische nota bij ILO
Global Employment Trends 2004.
[einde inzet]
De Commissie voor de status van de vrouw staat aan de basis van internationale richtlijnen
en regels voor de gelijke behandeling van vrouwen en de uitbanning van discriminatie tegen
vrouwen. De belangrijkste zijn het Verdrag over de uitbanning van discriminatie van de
vrouw (1979) en het Facultatieve Protocol bij dit verdrag (1999). De Commissie stelde ook
de Verklaring over de uitbanning van geweld tegen vrouwen op die in 1993 werd
aangenomen door de Algemene Vergadering en een duidelijke definitie geeft van geweld als
'fysiek, seksueel en psychisch geweld in de sfeer van de familie of de gemeenschap, gepleegd
of gedoogd door de staat.
De Commissie voor de uitbanning van discriminatie van vrouwen, bestaande uit 23
onafhankelijke deskundigen en ondersteund door de Divisie voor de vooruitgang van
vrouwen van het VN-Secretariaat, ziet toe op de implementatie van het verdrag door middel
van het bestuderen van individuele verslagen en het instellen van onderzoeken krachtens de
voorzieningen van het Optionele Protocol. (Voor de rechten van de vrouw, zie ook
www.un.org/womenwatch)
De rechten van het kind
Jaarlijks sterven miljoenen kinderen aan ondervoeding en ziekte. Talloze andere zijn het
slachtoffer van oorlogen en extreme vormen van uitbuiting en misbruik, ook op seksueel
gebied. UNICEF is het enige VN-orgaan met het specifieke mandaat om op te komen voor
de rechten van het kind. Het Fonds streeft naar de universele naleving van de bepalingen van
het Verdrag over de rechten van het kind waarin universele ethische principes en
internationale wettelijke gedragsnormen tegenover kinderen zijn neergelegd.
In 2000 aanvaardde de Algemene Vergadering twee Facultatieve protocollen bij het verdrag:
het ene verbiedt de rekrutering van kinderen onder achttien jaar voor gewapende conflicten
of deelname aan vijandigheden; het andere versterkt het verbod op en bestraffing van
kinderhandel, -prostitutie en -pornografie.
Het Comité voor de rechten van het kind dat krachtens het verdrag werd opgericht, komt
geregeld bijeen om te beoordelen of de verdragsluitende landen vooruitgang boeken bij het
nakomen van hun verplichtingen. Het Comité doet ook voorstellen en aanbevelingen aan
regeringen en de Algemene Vergadering over manieren waarop de doelstellingen van het
verdrag kunnen worden verwezenlijkt.
Op het vlak van kinderarbeid streeft de VN de volgende doelstellingen na: werkende
kinderen beschermen tegen uitbuiting en arbeidsomstandigheden die hun fysieke en mentale
gezondheid in gevaar kunnen brengen; hen minstens toegang bieden tot bepaalde
minimumniveaus van onderwijs, gezondheidszorg en voeding; en op lange termijn het
geleidelijk afschaffen van kinderarbeid.
 Het Internationaal programma voor de uitbanning van kinderarbeid, een initiatief van
ILO, tracht begrip op te wekken en actie te organiseren via technische samenwerking.
Rechtstreekse tussenkomst is gericht op het voorkomen van kinderarbeid; het zoeken
naar alternatieven zoals goede banen voor de ouders van werkende kinderen; en
reïntegratie, onderwijs en beroepsopleidingen voor kinderen.
 UNICEF steunt programma's voor onderwijs, verzorging en begeleiding van kinderen
die onder gevaarlijke omstandigheden werken‚ als seksslaaf of zelfs als thuiswerker‚
en voert verbeten strijd tegen de schending van hun rechten.
 De Algemene Vergadering heeft regeringen opgeroepen dringend actie te
ondernemen tegen het probleem van straatkinderen die meer en meer betrokken raken
bij en slachtoffer worden van criminaliteit, drugsmisbruik, geweld en prostitutie.
 De Subcommissie voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten heeft
opgeroepen tot het stopzetten van de rekrutering van kinderen voor gewapende
conflicten. De speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor kinderen
en gewapende conflicten houdt zich specifiek bezig met de bescherming van kinderen
in conflicten.
 De Mensenrechtencommissie heeft een speciale rapporteur voor kinderhandel, prostitutie en –pornografie benoemd.
Bescherming van minderheden
Wereldwijd behoren naar schatting één miljoen mensen tot minderheden. Er zijn bewijzen
dat veel minderheden het voorwerp zijn van discriminatie en uitsluiting, en vaak ook
slachtoffer zijn van gewelddadige conflicten.
Bij het verwezenlijken van de gerechtvaardigde idealen van nationale, etnische, religieuze en
taalkundige groepen, zijn duidelijke belangen gediend. Het gaat daarbij niet alleen om de
bescherming en instandhouding van culturele diversiteit, maar ook om bevordering van
stabiele gemeenschappen.
Sinds de oprichting staan de rechten van minderheden hoog op de mensenrechtenagenda van
de VN. De bescherming van de rechten van minderheden wordt specifiek gewaarborgd door
artikel 27 van het Internationaal verdrag over burgerrechten en politieke rechten en de
principes van niet-discriminatie die de basis vormen van alle VN-mensenrechtenwetgeving.
De Verklaring over de rechten van mensen behorend tot nationale, etnische, godsdienstige en
taalkundige minderheden werd in 1992 aangenomen door de Algemene Vergadering en heeft
de activiteiten van de VN op het vlak van de mensenrechten nieuw leven ingeblazen. In 1995
heeft de Mensenrechtencommissie op verzoek van haar Subcommissie goedkeuring verleend
aan de oprichting van een Werkgroep voor minderheden – het enige forum waartoe ook
vertegenwoordigers van minderheden toegang hebben. Deze werkgroep probeert de
minderheden te bereiken opdat ook zij hun stem kunnen laten horen in VN-vergaderingen en
hun problemen kenbaar kunnen maken of zelfs aanbevelingen kunnen om hun situatie te
verbeteren. De werkgroep moet oplossingen formuleren voor minderhedenvraagstukken en
praktische maatregelen voorstellen ter bevordering en bescherming van de rechten van
minderheden.
Inheemse volkeren
De VN houdt zich meer en meer bezig met de problematiek van inheemse volkeren, de meest
benadeelde bevolkingsgroepen in de wereld. Deze volken beschrijft men ook wel met de
termen 'oorspronkelijke volken', aborigines of oer-autochtonen. Er zijn minstens 5000
inheemse bevolkingsgroepen; het betreft 300 miljoen mensen in meer dan 70 landen op vijf
continenten. Velen zijn uitgesloten van besluitvormingsprocessen, staan in de marge van de
samenleving, worden uitgebuit, gedwongen geassimileerd en zijn het slachtoffer van
onderdrukking, foltering en moord als ze opkomen voor hun rechten. Uit angst voor
vervolging slaan ze op de vlucht en verbergen soms hun eigen identiteit, daarbij hun taal en
tradities verloochenend.
In 1982 richtte de Subcommissie van de Mensenrechtencommissie een werkgroep voor
inheemse volkeren op, die de ontwikkelingen op het vlak van de rechten van inheemse
volkeren volgt en internationale normen hieromtrent stimuleert. De Werkgroep stelde voor de
Algemene Vergadering een ontwerptekst op voor een Universele verklaring voor de rechten
van inheemse volkeren. Deze ontwerpverklaring ligt nu ter beoordeling voor aan de
Mensenrechtencommissie.
In 2000 heeft de ECOSOC het Vaste forum voor inheemse kwesties als suborgaan in het
leven geroepen. Dit 16 deskundigen tellende forum, met een evenredige vertegenwoordiging
van overheden en deskundigen inzake inheemse volkeren, adviseert de ECOSOC, helpt bij de
coördinatie van VN-activiteiten en bespreekt de problemen van inheemse volkeren wat
betreft ontwikkeling, cultuur, milieu, gezondheid en mensenrechten. In mei 2002 had de
eerste zitting van het Forum plaats.
De Milieutop van 1992 heeft gehoor gegeven aan de gezamenlijke noodkreet van inheemse
volkeren over de verloedering van hun land en leefmilieu. Zowel UNDP, UNICEF, IFAD,
UNESCO, de Wereldbank als WHO voeren programma's die zich richten op specifieke
inheemse volkeren en streven naar betere een gezondheidssituatie, alfabetisering en
milieubehoud in hun stamlanden.
Aan het einde van het Internationaal jaar voor de inheemse volkeren (1993) riep de
Algemene Vergadering het Internationale decennium voor de inheemse volkeren van de
wereld (1994-2004) uit, met het doel via samenwerkingsverbanden de
levensomstandigheden van inheemse volkeren te verbeteren.
Andersvaliden
Meer dan 600 miljoen mensen – ongeveer 10 procent van de wereldbevolking en voor 80
procent wonend in ontwikkelingsgebieden - lijdt aan een of andere fysieke, mentale of
zintuiglijke handicap.Andersvaliden nemen vaak niet deel aan de samenleving. Er is sprake
van discriminatie op verschillende niveaus, gaande van het ontzeggen van onderwijs tot meer
subtiele vormen zoals segregatie en isolering door het instellen van fysieke en sociale
barrières. Ook de samenleving lijdt hieronder, omdat de verwaarlozing van het potentieel van
mensen met een handicap de mensheid verarmt. Om het begrip invaliditeit te veranderen is er
een verandering van waarden nodig en een beter begrip op alle niveaus van de samenleving.
Al van begin af aan zet de VN zich in voor een verbetering van de status van andersvaliden
en van hun levensomstandigheden. De bekommernis om het welzijn en de rechten van
andersvaliden is vervat in de principes voor de oprichting van de VN, die immers uitgaan van
de rechten en fundamentele vrijheden van de mens en van de gelijkwaardigheid van alle
mensen.
In de jaren zeventig kreeg het concept mensenrechten voor andersvaliden meer internationale
draagwijdte. Met de aanvaarding van de Verklaring over de rechten van mentaal
gehandicapten (1971) en de Verklaring over de rechten van invaliden (1975) bepaalde de
Algemene Vergadering dat deze mensen recht hebben op gelijke behandeling en op
voorzieningen die hun sociale integratie bevorderen.
Het Internationaal Jaar voor Mindervaliden (1981) leidde tot de goedkeuring door de
Algemene Vergadering van het Wereldactieprogramma voor mindervaliden, een
beleidskader voor het bevorderen van de rechten van andersvaliden. Het Programma
omschrijft twee doelstellingen voor internationale samenwerking: gelijke kansen en volledige
deelname van andersvaliden aan het sociale leven en aan ontwikkeling.
Een belangrijk gevolg van het Decennium van de VN voor mindervaliden (1983-1992) was
de goedkeuring door de Algemene Vergadering in 1993 van de Standaardregels inzake
gelijke kansen voor mensen met een handicap. Deze regels zijn een beleidsinstrument en
vormen de basis voor technische en economische samenwerking.
In 1991 heeft de Algemene Vergadering nog een nieuwe reeks regels aangenomen ter
bescherming van mensen met een mentale handicap: de Principes voor de bescherming van
personen met een psychische aandoening en de verbetering van de gezondheidszorg.
In 1994 heeft de Algemene Vergadering haar steun verbonden aan een langetermijnstrategie
voor de verdere tenuitvoerlegging van het Wereldactieprogramma. De strategie stelt 'een
samenleving voor iedereen' als uiteindelijk doel. Toegankelijkheid, werkgelegenheid en
sociale voorzieningen en vangnetten zijn punten die de Vergadering in 1997 uitriep tot
speerpunten van beleid.
In 2003 heeft de Vergadering besloten een aanvang te maken met de formulering van het
‘Allesomvattend en geïntegreerd internationaal verdrag ter bescherming en bevordering van
de rechten en de waardigheid van personen met een handicap’. Dit ter ondersteuning van de
inspanningen om het doel te realiseren van volledige deelname en gelijke behandeling van
mensen met een handicap in het maatschappelijke leven en in ontwikkelingsbeleid.
VN-activiteiten. Steeds meer gegevens duiden op de noodzaak om kwesties rond
andersvaliden te benaderen in de context van nationale ontwikkeling, en wel binnen het
bredere kader van de mensenrechten. De VN werkt samen met regeringen, NGO's,
academische instellingen en vak- en brancheorganisaties om het bewustzijn te vergroten en
nationale deskundigheid op te bouwen om het beleid rond andersvaliden in een breed
mensenrechtenperspectief te plaatsen.
De toenemende publieke aandacht voor andersvaliden onderstreept het belang van een
verbetering van voorlichting, opvang en bestuurlijke mechanismen ter bevordering van een
gelijkekansenbeleid. De VN biedt steeds meer hulp aan landen om de nodige expertise te
verwerven teneinde een gehandicaptenbeleid te kunnen voeren in het licht van meer
algemene ontwikkelingsdoelen. (voor meer informatie, zie www.un.org/esa/socdev/disabled
en www.unhchr.ch/disability/index.htm)
Migrerende werknemers
Steeds meer mensen steken hun landsgrenzen over op zoek naar werk. Een nieuw
mensenrechtenverdrag was noodzakelijk om de discriminatie van migrerende werknemers
('gastarbeiders') te beteugelen. In 1990 heeft de Algemene Vergadering na tien jaar
onderhandelen het Internationale verdrag ter bescherming van de rechten van alle
migrerende werknemers en hun gezinsleden aanvaard. Het verdrag:
 bestrijkt de rechten van zowel legale als illegale gastarbeiders en hun gezinnen;
 stelt dat het onwettig is gastarbeiders collectief het land uit te zetten of hun
identiteitsdocumenten, werkvergunningen of paspoorten te vernietigen;
 geeft gastarbeiders het recht op dezelfde beloning, sociale voordelen en
gezondheidszorg als ingezetenen; het recht zich aan te sluiten bij of in te zetten voor
vakbonden; en het recht om inkomsten, spaargelden en persoonlijke goederen bij
beëindiging van een dienstverband over te brengen naar elders;
 biedt kinderen van gastarbeiders het recht op registratie van geboorte en nationaliteit,
en toegang tot onderwijs.
Op 1 juli 2003 is dit verdrag van kracht geworden. Het Comité voor migrerende
werknemers, dat toezicht houdt op de naleving van het verdrag in de staten die partij zijn,
kwam in maart 2004 voor het eerst bijeen.
Jusititiebeleid
De VN streeft ernaar de bescherming van de mensenrechten ook op justitieel niveau aan te
scherpen. Als individuen voorwerp zijn van onderzoek door staatsinstellingen of als ze
worden aangehouden, onder voorarrest geplaatst, aangeklaagd, berecht of gevangengezet,
dan moeten bij deze rechtgang te allen tijde hun mensenrechten zijn gewaarborgd.
De VN heeft normen en regels geformuleerd die moeten strekken tot voorbeeld voor
nationale wetgeving in verband met de behandeling van gevangenen, de bescherming van
jonge gedetineerden, vuurwapengebruik door de politie, het optreden van ordehandhavers, de
rol van advocaten en het openbaar ministerie, en de rechterlijke onafhankelijkheid. Veel
normen zijn tot stand gekomen binnen de VN-Commissie voor misdaadpreventie en
strafrecht en het Centrum voor internationale misdaadpreventie.
OHCHR voert een technisch hulpprogramma dat zich richt op educatie inzake
mensenrechten
van
wetgevers,
rechters,
advocaten,
wetshandhavers,
gevangenisfunctionarissen en strijdkrachten.
Prioriteiten voor de toekomst
Ondanks alle inspanningen van de VN worden in de hele wereld de mensenrechten nog
massaal geschonden. Vijftig jaar na aanvaarding van de Universele Verklaring van de
Rechten van de Mens blijven schendingen van alle mogelijke mensenrechten tot het nieuws
van de dag horen. Deze media-aandacht is deels toe te schrijven aan een groter bewustzijn
van de mensenrechten en aan het scherpere toezicht op belangrijke mensenrechtenkwesties,
met name kindermisbruik, geweld tegen vrouwen en bepaalde inbreuken die tot voor kort op
basis van bepaalde tradities maatschappelijk werden aanvaard.
Zeker, de maatregelen ter bescherming en bevordering van de mensenrechten zijn strenger
dan ooit en sluiten steeds nauwer aan bij de strijd om sociale rechtvaardigheid, economische
ontwikkeling en democratie. In zijn hervormingsprogramma voor de VN verklaarde
Secretaris-Generaal Kofi Annan dat de mensenrechten de rode draad zouden gaan vormen in
het beleid en de verschillende programma’s. En dat is een feit. Het doortastend optreden van
de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens en de groeiende samenwerking en
coördinatie binnen het VN-systeem vormen het concrete bewijs van de toegenomen
daadkracht van de VN in de strijd voor de mensenrechten.
Download