2.1.2. oefenCAT 0809

advertisement
Oefentoets
CAT B2.1.2 0809 / Cursusafhankelijke toets
Cursus
B2.1.2 0809 Start van een mensenleven
Cursuscoördinator
Prof dr. H. Meijers-Heijboer / drs. K. Heins
Oefentoets 50 vragen MET antwoorden
1
Wat is juist?
a. de meiose vindt in alle delende lichaamscellen plaats
b. bij de mitose vindt paring van homologe chromosomen plaats
c. bij de meiose wordt het aantal chromosomen verdubbeld van 23 naar 46
d. na de mitose zijn de dochtercellen genetisch identiek.
d
2
Welke uitspraak is juist als men het over een aanleg voor een bepaalde afwijking heeft?
a. de penetrantie van een aanleg is binnen één familie hetzelfde
b. de expressie van een aanleg is binnen één familie hetzelfde
c. expressie van een aanleg duidt op de aard van de symptomen die t.g.v. de aanleg
optreden
d. penetrantie van een aanleg duidt op de aard van de symptomen die t.g.v. de aanleg
optreden.
c
3
In een familie komt een autosomaal dominant overervende aanleg voor, die onderhevig is
aan paternale imprinting. U ziet hieronder de stamboom. De patiënt die t.g.v. van deze
aanleg ziekte heeft, is aangeven door inkleuring van het symbool. De aanleg is reeds
aanwezig in de oudste generatie.
Hoe groot is de kans dat de persoon, aangegeven met een pijl de AANDOENING heeft?
a. 0%
b. 12,5%
c. 25%
d. 50%.
a
I:1
II:1
I:2
II:2
II:3
III:1
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 1 van 10
4
Bij een patiënt vindt u met array-CGH analyse een niet eerder beschreven duplicatie van 1
Mb op chromosoom 3. Uit analyse van de ouders blijkt deze ook bij de gezonde moeder
aanwezig.
Hieronder staan vier mogelijke verklaringen van deze bevinding.
Welke verklaring is ONJUIST?
a. omdat de duplicatie ook bij de gezonde moeder wordt teruggevonden is deze niet
pathogeen
b. de duplicatie is pathogeen met wisselende penetrantie
c. de duplicatie is een recessieve mutatie die niets met zijn ziekte te maken heeft
d. er is sprake van een multifactoriële aandoening; bij de moeder zijn die
omgevingsfactoren in onvoldoende mate aanwezig
a
5
Hoeveel verschillende reading frames zijn er op één DNA strand, en hoeveel open reading
frames zitten er normaal in een gen?
a. 1 reading frame per strand; als dat open is zit je in een gen
b. 3 reading frames per strand, die alle drie open zijn in een gen
c. 3 reading frames per strand, waarvan er een open is in een gen
d. 6 reading frames per strand, waarvan er drie open zijn in een gen.
c
6
Een genoomwijde associatiestudie met cases en controles is gericht op het vinden van
a. genen die een dominant overervende ziekte veroorzaken
b. laagrisico genen die zeer zeldzaam zijn in de populatie
c. laagrisico genen die frequent voorkomen in de populatie
d. genen die een recessief overervende ziekte veroorzaken.
c
7
Wat is een belangrijk verschil tussen reproductief en therapeutisch kloneren?
Alleen bij reproductief kloneren
a. worden de gekloonde embryo’s teruggeplaatst in een draagmoeder
b. groeit de gekloonde eicel uit tot een embryo
c. wordt zowel een eicel als een zaadcel gebruikt
d. worden eicellen gebruikt en geen gewone lichaamscellen.
a
8
p53 is een belangrijke tumor suppressor gen. Verlies van p53 in kankercellen leidt tot een
groeivoordeel.
Wat is hiervan de reden?
a. p53 onderdrukt de transcriptie van gene die betrokken zijn bij geprogrammeerde
celdood
b. p53 stimuleert de transcriptie van genen die betrokken zijn bij geprogrammeerde
celdood
c. p53 stabiliseert het mRNA van andere tumor suppressor genen die de celcyclus
remmen
d. p53 destabiliseert het mRNA van oncogenen door binding aan de 3’-UTR, waardoor
deze genen minder actief zijn.
b
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 2 van 10
9
Welke van onderstaande technieken valt NIET onder genetische modificatie?
a. verhoging van genexpressie van genen door injectie in cellen van een gen dat codeert
voor een transcriptie factor
b. injectie van een RNA sequentie die in staat is de stabiliteit van een specifiek mRNA te
verlagen
c. verandering van de coderende sequentie van een gen door injectie van enkelstrengs
DNA oligonucleotiden
d. injectie van een gen dat een RNA sequentie tot expressie brengt die in staat is de
stabiliteit van verscheidene mRNA’s te verlagen.
b
10
Wanneer sluit de caudale neuroporus zich?
a. bij een zwangerschapsduur van ongeveer twee weken
b. bij een zwangerschapsduur van ongeveer vier weken
c. wanneer de zwangere ongeveer twee weken over tijd is
d. wanneer de zwangere ongeveer vier weken over tijd is.
c
11
Foetaal hemoglobine
a. heeft een lagere affiniteit voor zuurstof dan volwassen hemoglobine
b. is minder gevoelig voor denaturatie door alkali dan volwassen hemoglobine
c. bevat per molecuul minder ijzeratomen dan volwassen hemoglobine
d. is de drager van bloedgroep antigenen.
b
12
Met behulp van echoscopie kunnen veel aangeboren afwijkingen vastgesteld worden.
Welke van de onderstaande afwijkingen zijn echoscopisch NIET vast te stellen?
a. neurale buis defect
b. hartafwijkingen
c. gebalanceerde translocatie
d. schisis (hazelip).
c
13
De combinatietest als prenatale screening
a. wordt uitgevoerd bij de eerste zwangerschaps controle
b. vraagt om een juiste timing: niet te vroeg en niet te laat
c. is geen bruikbaar onderzoek, want deze test geeft geen zekerheid over de
aanwezigheid van trisomie 21
d. wordt bij voorkeur uitgevoerd vanaf een zwangerschapsduur van 16 weken.
b
14
Uit het endoderm ontstaan onder andere
a. de darm en derivaten van de darm
b. de epidermis en derivaten van de epidermis
c. de nieren en gonaden
d. het centraal zenuwstelsel.
a
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 3 van 10
15
Onder de embryonale periode wordt verstaan
a. de hele zwangerschap vanaf bevruchting tot de geboorte
b. de eerste acht weken na de bevruchting
c. de periode vanaf de bevruchting tot het moment dat het kind levensvatbaar is
d. de periode tussen bevruchting en de innesteling in de baarmoederwand.
b
16
Via welk bloedvat stroomt in de foetale circulatie zuurstofrijk bloed richting het hart van de
foetus?
a. aorta
b. ductus arteriosus
c. vena umbilicalis
d. vena cava superior.
c
17
Het jejunum en het ileum blijven tijdens en na de embryonale ontwikkeling
a. secundair retroperitoneaal
b. intraperitoneaal
c. primair retroperitoneaal
d. preperitoneaal.
b
18
De ductus deferens ontstaat uit
a. de gangen van Wolff
b. de ureterknop
c. de gangen van Müller
d. de embryonale cloaca.
a
19
Welke van onderstaande structuren ontstaat uit kieuwboogmesenchym?
a. de onderkaak
b. het hart
c. het reukepitheel
d. de voorhoofdsholten.
a
20
Op een bijsluiter van een geneesmiddel leest u: "Reproductietoxiciteitonderzoeken hebben a
geen aanwijzingen opgeleverd voor een verhoogde incidentie van foetale schade of andere
nadelige effecten op het voortplantingsproces." U overweegt het middel voor te schrijven
aan een zwangere.
Is dit een goede keuze?
a. indien er een middel van zwangerschapscategorie A beschikbaar is, dat hetzelfde effect
heeft, verdient dat de voorkeur
b. indien er een middel van zwangerschapscategorie C beschikbaar is, dat hetzelfde effect
heeft, verdient dat de voorkeur
c. indien er een middel van zwangerschapscategorie D beschikbaar is, dat hetzelfde effect
heeft, verdient dat de voorkeur
d. het middel is veilig voor zwangeren, het is een goede keuze.
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 4 van 10
21
In de vroeg-embryonale ontwikkeling van het hart bestaat de hartbuis uit "primair myocard"
en "werkmyocard".
Het werkmyocard geeft oorsprong aan
a. het geleidingssysteem van het hart
b. de wand van alleen de ventrikels
c. de wand van alleen de atria
d. de wanden van zowel de atria als de ventrikels.
d
22
Als er zich een tweede paar vleugels ontwikkelt in de Drosophila, heeft het insect
waarschijnlijk een
a. chrogene mutatie
b. gapgene mutatie
c. homeotic mutatie
d. segmentation gene mutatie.
c
23
De definitieve nier ontstaat uit
a. de ureterknop en het metanefrogeen blasteem
b. de cervicale nefrotomen en de pronephrosgang
c. de mesonephros en de gang van Müller
d. de gang van Wolff en het lumen van de cloaca.
a
24
Welk mannelijk en welk vrouwelijk onderdeel van de genitalia externa hebben een
gemeenschappelijke embryonale oorsprong?
a. de penis en het hymen
b. de penis en de labia majora
c. het scrotum en de clitoris
d. het scrotum en de labia majora.
d
25
In de testis van een volwassen man kunnen zich middels mitose vermenigvuldigen:
a. alleen spermatogonia
b. alleen spermatocyten
c. spermatogonia en spermatocyten
d. geen van de cellen van de spermatogenetische reeks.
a
26
Uit 1 spermatogonium ontstaan of ontstaat na de meiotische deling
a. 4 haploide spermatozoa, met alle vier identiek DNA
b. 4 haploide spermatozoa, met alle vier verschillend DNA
c. 4 haploide spermatozoa, met twee aan twee identiek DNA
d. 1 haploide spermatozoön, op het moment van de bevruchting.
b
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 5 van 10
27
Een 14-jarig meisje menstrueert zeer onregelmatig en met lange tussenpozen. Het laatste
vaginale bloedverlies heeft zij ongeveer 8 weken geleden gezien. Men onderzoekt haar
bloed en daarin wordt het volgende vastgesteld: een licht verhoogde FSH-, een erg hoge
LH- en een hoge oestradiol spiegel.
Welke bewering is op grond van deze bevindingen juist?
Dit meisje
a. heeft een LH producerende tumor
b. heeft een androgenen producerende tumor
c. zit in haar cyclus rond de ovulatie
d. is zwanger.
c
28
Het bijhouden van een BTC (basale temperatuur curve) is belangrijk in het
fertiliteitsonderzoek. Aan de andere kant heeft de BTC ook beperkingen.
Wat kan de BTC NIET?
a. de lengte van de folliculaire fase aangeven
b. de ovulatie voorspellen
c. een zwangerschap doen vermoeden
d. de dag van ovulatie aangeven.
b
29
Bij een IVF-behandeling wordt FSH gebruikt om de ovaria te stimuleren meerdere follikels
te laten groeien.
Welke bewering is juist betreffende FSH?
a. het wordt gewonnen uit de urine van zwangere vrouwen
b. men moet het per injectie geven: het is niet werkzaam per tablet
c. het is de primaire oorzaak van een te vroeg intredende menopauze als gevolg van
meerdere IVF-behandelingen
d. het is een steroïd hormoon dat als basisstructuur het molecuul "cholesterol" heeft.
b
30
Bij een 17-jarige jonge vrouw met een primaire amenorrhoea worden lage FSH, LH, en
Oestradiol spiegels gevonden in het bloed. Zowel borstontwikkeling als schaambeharing
zijn in slechts geringe mate aanwezig. Bij een GnRH-stimulatietest waarbij GnRH
intraveneus wordt ingespoten stijgen de FSH en LH spiegels niet, ook niet bij herhaling na
een week.
Op welk niveau ligt hoogstwaarschijnlijk de stoornis?
a. hypothalamus
b. ovaria
c. hypofyse
d. hersenschors.
c
31
Een pasgeboren jongen blijkt te lijden aan het adrenogenitaal syndroom.
Binnen enkele dagen kan het kind als direct gevolg daarvan in levensgevaar komen door
a. verlies van veel water en zout
b. anemie
c. ernstige icterus
d. hyperthyreoïdie.
a
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 6 van 10
32
Het vorige (derde) kabinet Balkenende stelde zich in 2007 op het standpunt dat preimplantatie genetische diagnostiek naar dragerschap van het BRCA1 gen niet toegestaan
is.
Wat was de voornaamste reden van deze beperkende maatregel op het terrein van
preventie van borstkanker?
De aandoening borstkanker
a. is niet ernstig genoeg
b. is behandelbaar
c. is te voorkomen met profylactische chirurgie
d. heeft een onvolledige penetrantie.
d
33
De vraag: "Hoe verlagen we het risico op meerlingzwangerschappen bij IVF zonder dat de
kans op een levende geboorte te klein wordt?" is een voorbeeld van een
a. ethische toepassingsvraag
b. rechtvaardigheidsvraag
c. transformatie van problemen
d. wenselijkheidsvraag.
a
34
De bevruchting van de eicel vindt meestal plaats in
a. het ovarium
b. de eileider
c. de uterus
d. de vagina
b
35
Welke verandering in hemodynamiek vindt er tijdens het eerste trimester van de
fysiologisch verlopende zwangerschap plaats?
a. de perifere weerstand neemt af
b. het hartminuut volume neemt af
c. de bloeddruk neemt toe
d. de polsfrequentie daalt.
a
36
Een zwangere krijgt als zij 36 weken is, koorts als gevolg van een flinke blaasontsteking. Zij a
is niet bekend met allergieën.
Welk medicament komt het meest in aanmerking, ook rekening houdend met de belangen
van het kind bij deze termijn?
a. amoxicilline
b. nitrofurantoïne
c. sulfonamide
d. tetracycline.
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 7 van 10
37
Een foetus groeit al enige weken minder goed dan verwacht mag worden, vermoedelijk als
gevolg van een minder goed functionerende placenta.
Hoe verkrijgt men met behulp van echografie nog een extra indruk over het slechte
functioneren van die placenta?
a. dat het hoofd verder achterblijft in groei dan de romp is specifiek daarvoor
b. er is veel minder vruchtwater dan verwacht mag worden
c. hoofd- en buikomtrek liggen al enkele weken tussen de 10e en 20ste percentiel
d. de foetus is zichtbaar zeer beweeglijk en heeft een hartactie van rond de 150 slagen
per minuut.
b
38
Het is in de fysiologisch verlopende kraambedperiode normaal dat
a. de uterus na twee weken weer net zo groot is als voor de zwangerschap
b. zogstuwing een à twee weken aanhoudt
c. emotionele labiliteit tot een maand aanhoudt
d. verlies van rood-bruine lochia zes weken duurt.
d
39
Welk van onderstaande koppels loopt bij het krijgen van kinderen het risico geconfronteerd
te worden met rhesusantagonisme?
a. vrouw rhesus negatief en man rhesus positief
b. vrouw rhesus negatief en man rhesus negatief
c. vrouw rhesus positief en man rhesus negatief
d. vrouw rhesus positief en man rhesus positief.
a
40
Welke van de volgende uitspraken is juist?
a. IgM passeert de placenta via de neonatale Fc receptor
b. uitgescheiden IgM is een pentameer molecuul
c. IgM is het belangrijkste isotype in longsecreten
d. IgM heeft van alle antilichamen de grootste diversiteit.
b
41
De grens tussen het grote en het kleine bekken wordt gevormd door
a. het foramen obturatum
b. de linea terminalis
c. het ligamentum sacrotuberale
d. de apertura pelvis inferior.
b
42
De a. pudenda interna is de belangrijkste arterie voor
a. de regio perinealis en de uitwendige geslachtsorganen
b. de regio urogenitalis en de inwendige geslachtsorganen
c. de regio analis en de inwendige geslachtsorganen
d. de regio perinealis en de uterus en adnexen.
a
43
Welke aandoening in de buik veroorzaakt direct peritoneale prikkeling?
a. aanwezigheid van galstenen
b. een maagperforatie
c. buikgriep
d. een bestaande aneurysma aorta abdominalis.
b
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
Pagina 8 van 10
44
Op welk niveau wordt de fundus uteri gepalpeerd bij een zwangerschapsduur van 28
weken, wanneer de navel ongeveer halverwege symfyse en xyphoid is gelokaliseerd?
a. NIET, want de uterus is nog niet palpabel
b. ter hoogte van de ribbenboog
c. op navelhoogte
d. op ongeveer 24 cm boven de symfyse.
45
Een pasgeborene heeft een laag geboorte gewicht doordat hij/zij te vroeg wordt geboren of a
doordat hij/zij in de baarmoeder erg slecht gegroeid is. Zo’n pasgeborene wordt vaak weken
lang verpleegd in een couveuse.
Noem hiervoor de verreweg belangrijkste van onderstaande redenen (die ieder op zich
allemaal wel een verband kunnen hebben):
a. omdat daardoor meer energie die zij verkrijgen via hun voeding beschikbaar komt voor
groei
b. omdat hun huid te dun is en ze anders niet op temperatuur blijven
c. omdat warmtestralers lokale verbranding kunnen geven met als gevolg langere opname
duur
d. omdat zij anders te veel vocht verliezen.
46
Wat hoort NIET bij de Apgarscore van een pasgeborene?
a. het aantal vaten in de navelstreng
b. de prikkelbaarheid
c. de manier van ademhaling
d. de hartfrequentie.
a
47
Dat hypoglycaemie voor een pasgeborene gevaarlijker is dan voor een volwassene
a. is niet waar: voor beiden is het even schadelijk
b. komt doordat een volwassene een grotere reserve voorraad suiker heeft.
c. komt doordat een volwassene relatief een kleiner hersenoppervlak heeft
d. komt doordat een volwassene een trager suikermetabolisme heeft.
c
48
De oorzaak dat een kind binnen 24 uur na de geboorte ernstig geel wordt is toe te schrijven
aan
a. het geven van moedermelk
b. vitamine K tekort
c. fysiologische afbraak van foetale erythrocyten
d. bloedgroep antagonisme.
d
49
Soms gaat er bij de geboorte in de bloedsomloop iets niet goed met de transitie van foetaal
naar extra-uterien leven.
Het gevolg is
a. een hoge pH in het bloed van de pasgeborene
b. een laag O2 gehalte in het bloed van de pasgeborene
c. een ernstige overvulling van de bloedsomloop binnen de longen
d. stagnering van de bloedtoevoer naar het hart.
b
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
d
Pagina 9 van 10
50
Wanneer ouders twijfelen of ze de hielprik laten doen, wordt van de arts verwacht dat hij/zij
aandringt op deelname.
Waarom?
a. door de hielprik ontstaan voor de ouders relevante reproductieve keuzemogelijkheden
b. vroege opsporing van de ziekten in de hielprik is kosteneffectief
c. vroege opsporing van de ziekten in de hielprik leidt tot gezondheidswinst voor het kind
d. vroege opsporing van onbehandelbare aandoeningen kan tot indirecte
gezondheidswinst leiden.
OefenCAT B212 0809 start van mensenleven MET antwoorden
c
Pagina 10 van 10
Download