Klimaatverandering en het gebruik van koelwater -Een lagere rivierafvoer en een hogere watertemperatuur beperken de koelcapaciteit van water, waardoor er maatregelen moeten worden genomen in de energiesectorContext Koelwater is oppervlaktewater dat wordt gebruikt om energiecentrales en bepaalde industrieën, zoals de petrochemische- en raffinage-industrie te koelen. In de context van deze factsheet wordt het gebruik van koelwater in de energiesector behandeld. De capaciteit van koelwater is afhankelijk van de temperatuur van het ingenomen water en de doorstroming in het watersysteem waar het koelwater weer geloosd wordt. Vrijwel al het water wordt na gebruik weer geloosd. De temperatuur van het geloosde water ligt in de directe nabijheid van het lozingspunt doorgaans 7 graden hoger dan het ingenomen water. Dit kan schadelijk zijn voor de natuur in het water. Om deze lozingen te reguleren, zijn, afhankelijk van de temperatuur en stroming van het ontvangende water, beperkingen gesteld. Deze beperkingen worden vastgelegd in de vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en zijn o.a. gebaseerd op de CIW-nota Beoordelingssystematiek warmtelozingen. De belangrijkste eisen daarin zijn: - Het oppervlaktewater mag niet warmer dan 28 graden worden. De opwarming van het watersysteem waarop de koelwaterlozing plaatsvindt, mag niet meer dan 3 graden zijn. In de buurt van het lozingspunt gelden overgangsnormen. In een zone rondom het lozingspunt mag afhankelijk van de kwetsbaarheid van de natuur in de omgeving de temperatuur hoger zijn, mits op de grens van deze zone wordt voldaan aan bovenstaande eisen. Zodra de temperatuur van het oppervlaktewater oploopt, is er op sommige locaties minder koelcapaciteit beschikbaar. Ook door lagere wateraanvoer neemt de koelcapaciteit af. Hierdoor kan het gebeuren dat de hoeveelheid energie die maximaal geproduceerd kan worden, terugloopt. Probleem Als door klimaatverandering de wind in de zomer meer uit het oosten komt, zal het in de zomer droger en warmer worden. In twee van de vier klimaatscenario’s van het KNMI is dit het geval; het G+ en W+ scenario’s (zie factsheet Klimaatverandering; wat komt er op ons af?). In deze scenario’s zal in de zomer de gemiddelde neerslag fors afnemen met een lagere rivierafvoer en hogere watertemperatuur tot gevolg.. (het W+ scenario voorspelt een temperatuurstijging van het Rijnwater van 4 graden in 2100). Dit heeft een negatieve invloed op de koelcapaciteit van het water. De grootste problemen ontstaan op plaatsen waar niet veel water is of waar de doorstroming beperkt is. Hier warmt het water snel op. Dit is het geval bij de energiecentrales langs de Maas, het Amsterdam-Rijn Kanaal, het Noordzeekanaal en enkele regionale wateren. De industrie heeft bij Europoort de meeste problemen met koelwatervoorziening. Dit komt omdat de lozing vaak plaatsvindt achter in havens waar het water niet goed doorstroomt. Wellicht is het hoofdsysteem tot 2015 nog op orde, maar waarschijnlijk kan deze conclusie niet worden gehandhaafd voor de situatie van 2050 als de twee drogere G+ en W+ scenario’s werkelijkheid zullen worden. Centrales: 1. Bergum 2. Flevo 3. Diemen 4. Leiden 5. Den Haag 6. Lage Weide 7. Merwedehaven 8. Hemweg 9. Velsen 10. IJmond 11. Harculo 12. Nijmegen 13. Gallileistraat 14. RoCa 15. Amer 16. Moerdijk 17. Claus 18. Willem-Alexander 19. Eems 20. Maasvlakte 21. Borsele Figuur 1 - Overzicht ecologische gevoeligheid oppervlaktewateren voor opwarmen (Draaiboek Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW)) Maatregelen en oplossingen Grootscheepse aanpassingen aan het Hoofdwatersysteem zijn in de Droogtestudie Nederland niet kosteneffectief gebleken. Daarnaast geeft het Waterbesluit een voorkeursvolgorde voor de verdeling van het oppervlaktewater, waarbij in eerste instantie veiligheid prevaleert boven nutsvoorzieningen. In de energiesector en industrie moet dus rekening worden gehouden met een sterke toename van perioden met onvoldoende beschikbaar koelwater. Deze beperking van de energieproductie hoeft niet tot problemen te leiden, mits hier adequaat op gereageerd wordt. Hiertoe zijn een aantal mogelijkheden. Opvangen voor elkaar De verschillende centrales in Nederland kunnen productiebeperkingen voor elkaar opvangen. Zo kan de centrale waar onvoldoende koelwater beschikbaar is tijdelijk minder hard draaien. Een centrale waar de hoeveelheid koelwater geen probleem oplevert kan dan extra energie leveren. Koeltorens Sommige centrales beschikken over koeltorens. Deze bevinden zich vooral langs de Maas. Door de koeltorens kunnen de centrales bijna altijd voluit blijven draaien, ook als de watertemperaturen hoog oplopen. Korte termijn Op de korte termijn kan een andere waterverdeling in sommige gevallen zorgen voor extra koelwater voor de energiecentrales. In Nederland kan dat eigenlijk alleen voor het Amsterdam-Rijnkanaal en het Noordzeekanaaal. Dit betekent wel dat er minder water beschikbaar is voor andere functies. Ook kan de overheid mensen en bedrijven oproepen om minder energie te gebruiken. Lange termijn Op de lange termijn zijn er zowel technische maatregelen (bijv. rendementvergroting van centrales) als organisatorische maatregelen (bijv. stimulans voor alternatieve energieopwekking) te nemen. Daarnaast kunnen nieuwe centrales het best gebouwd worden op plaatsen waar veel koelwater beschikbaar is, bijvoorbeeld aan zee. Die trend is nu al ingezet. Er zijn plannen voor nieuwe centrales bij onder andere Vlissingen (Westerschelde), de tweede Maasvlakte, IJmuiden en de Eemshaven (Eems-Dollard). Daarnaast zijn inmiddels ontwerpvergunningen afgegeven voor grote windmolenparken op zee, en is een kabel naar Noorwegen gelegd. Op termijn zouden dan centrales op plaatsen met weinig koelwater (bijvoorbeeld langs de grote kanalen) uit productie kunnen worden genomen. Verantwoordelijkheden betrokken actoren De aansturing van de energiesector in tijden van hoge temperatuur en schaarste aan koelwater verloopt via het ministerie van Economische Zaken. Daarnaast vindt intensief overleg plaats tussen V&W, EZ en TenneT, de netwerkbeheerder. De rol van V&W beperkt zich overigens tot het verstrekken van feitelijke informatie over de watertemperaturen, en het handhaven van de vergunningen. De communicatie is vastgelegd in het koelwaterstappenplan en de Handreiking Watertekorten. In geval de energievoorziening niet meer zeker gesteld kan worden zal het ministerie van EZ het initiatief nemen om andere partijen te betrekken. In dit kader ligt er mogelijk ook een rol voor V&W. Verantwoording en aanvullende informatie Websites • www.droogtestudie.nl (Werkwijzer Watertekorten: bedoeld voor waterbeheerders en bevat de meest actuele kennis over watertekorten) • lcw.demis.nl (Actuele data over rivierafvoeren, deel site alleen toegankelijk voor waterbeheerders) • www.wateremissies.nl (zoek naar koelwater) Documentatie • Handreiking Watertekorten, onderdelen: o Samenvatting Draaiboek LCW, o Draaiboek voor de LCW. • “Koelwaterbrief” aan de Tweede Kamer, Minister van EZ (kamerstukken 20032004, 29023, nr. 5; juni 2004) e • Invoering nieuwe beoordelingssystematiek warmtelozingen, brief aan de 2 Kamer der Staten Generaal, Staatssecretaris V&W, 21 juni 2005 e • Evaluatienota Waterbeheer aanhoudende droogte 2003, 2 Kamer der Staten Generaal, april 2004. • CIW Beoordelingssystematiek Warmtelozingen, Rijkswaterstaat, 25 november 2004 (zie www.wateremissies.nl). Auteurs • Ronald Rense (Rijkswaterstaat Waterdienst)