HET MOEDERGESTEENTE CHIA GARA

advertisement
HET MOEDERGESTEENTE CHIA GARA
Een studie van boorputten in Irak
Hoessein Al-Badri
17 januari 2013
Professor(s)
TA Report number
:
:
S.M. Luthi
BTA/TG/13-01
Postal Address
:
Telephone
Telefax
:
:
Section for Applied Geology
Department of Geoscience & Engineering
Delft University of Technology
P.O. Box 5028
The Netherlands
(31) 15 2781328 (secretary)
(31) 15 2781189
Copyright
2013 By H. Al-Badri
All rights reserved.
No part of the material protected by this copyright notice may be reproduced or utilized in any
form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying or by any
information storage and retrieval system, without permission from this publisher.
The Netherlands, Delft
Voorwoord
َ ”
“‫ﻭﻥ‬
َ ‫ﺷ ْﻲ ٍء ُﻛﻝ ﱢ ﻣِﻥ ﻓِﻳ َﻬﺎ َﻭﺃَ ْﻧ َﺑ ْﺗ َﻧﺎ َﺭ َﻭﺍﺳِ َﻲ ﻓِﻳ َﻬﺎ َﻭﺃَ ْﻟ َﻘ ْﻳ َﻧﺎ َﻣ َﺩﺩْ َﻧﺎﻫَﺎ َﻭﺍﻷَ ْﺭ‬
ٍ ‫ﺽ ﱠﻣ ْﻭ ُﺯ‬
Hierbij wil ik beginnen met mijn dank aan God (Allah) voor de steun
en hulp om mijn eindwerk af te ronden. Ten tweede wil ik mijn ouders
bedanken die achter me stonden. Ook wil ik alle mensen bedanken die
hun informatie aan mij hebben verstrekt om er een mooi werk van te
kunnen maken, met name de heer S. Luthi. Ten slotte wil ik Noa
bedanken voor haar (taal)verbetering van dit verslag.
Hierbij wil ik graag vermelden dat ik een exemplaar naar mijn opa
(Naser Al-Badri) wilde sturen, zodat hij met trots dit eindwerk van
zijn kleinzoon in ontvangst kon nemen. Helaas is zijn boek op deze
aarde eerder afgesloten dan dit verslag.
Inhoudsopgave:
١
٢
Samenvatting
Introductie
1- Verspreiding van Chia Gara
-Het Studiegebied
-Boorgegvens
-Bewerkingen van gegevens
-Grafiek
A) Dikte
B) Diepte
-Bevindingen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
---
---
---
---
---
2- Het ontstaan van de Chia Gara formatie
-Inleiding
----Afzetting voor Chia Gara
-Geologische ontwikkeling
--Milieu van afzetting
3- De Chia Gara formatie in boorputten
A) Beschrijving van de formaties
-Chia Gara
-------Boven- en onderliggende formaties
B) TOC
- Inleiding
--- TOC inschatting
- TOC in de boring
4-
---
---
---
---
---
---
---
---
---
---
---
---
---
---
Maturatie
- Inleiding
------------- Maturatie van de Chia Gara formatie
----
----
----
----
Conclusie
Literatuur
Bijlagen
1
2
3
4
4
5
6
7
7
8
9
11
11
13
14
14
14
17
19
19
21
22
23
Samenvatting
Het moedergesteente Chia Gara (M. Tithonian-Berriasian) wordt in dit onderzoek verder
onderzocht naar aanleiding van al eerder verrichte studies. Deze veldwerk onderzoeken zijn
verricht in het midden en noorden van Irak.
Dit onderzoek bestaat uit vier delen om deze formatie te beschrijven. In het eerste
hoofdstuk wordt de dikte en diepte van deze formatie bepaald. De dikte bedraagt van 125
tot 310 m en de diepte van de bovengrens van deze formatie bedraagt tussen 2800 en 4500
m. De informatie over de diepte wordt gebruikt voor het maturatie onderdeel; hierdoor kan
de gemiddelde temperatuur bepaald worden.
In hoofdstuk twee worden de geologische ontwikkelingen voor, tijdens en na de afzetting
van de Chia Gara formatie behandeld. In dit deel wordt ook het afzetting milieu besproken.
Er wordt geconcludeerd dat in de onderliggende formaties van Chia Gara grootschalig
evaporieten werden afgezet. De schalies en kalksteen van de Chia Gara formatie zijn diep
mariene afzetting, waarbij hoge organische hoeveelheid in deze twee gesteentes terug
gevonden worden.
In het derde deel van dit onderzoek wordt gekeken naar het TOC (Total Organic Carbon,
oftewel totale organische koolstof) gehalte. Door boorkernen in het laboratorium te
onderzoeken wordt het TOC gehalte exact bepaald. Een andere mogelijke manier om het
TOC gehalte in te schatten is door metingen te verrichten in de boorputten. Dit geeft
weliswaar niet de exacte waardes aan, maar geeft een schatting van het TOC gehalte en
organisch materiaal. Dit kan worden gedaan door het bepalen van het uranium gehalte. De
TOC kwaliteit van de Chia Gara formatie is goed tot uitstekend. De formatie bevat een
minimale TOC percentage van 0.7 en een maximale waarde van 18 procent en is daardoor
een uitstekende moedergesteente.
In het laatste hoofdstuk wordt een link gelegd met hoofdstuk één. In dit deel wordt
teruggekeken naar de diepte, zodat de maturatie van dit gesteente bepaald kan worden. Dit
wordt gedaan met behulp van de temperature-time index. De Chia Gara formatie heeft een
temperatuur van 60 OC tot ongeveer tussen 110 en 140 graden ondergaan. Dit is een zeer
gunstige temperatuur voor maturatie, waardoor koolwaterstoffen zijn ontstaan.
۱
Introductie
Moedergesteente is het bron voor elk hydrocarbon reservoir op onze aardbol. Het is dus van
groot belang voor petroleumgeologen dat deze formaties in kaart gebracht worden. De Chia
Gara formatie (Midden Tithonian-Berriasian) is een voorbeeld van moedergesteente, dat
gedefinieerd is door Wetzel (1950) en een anticline heeft in het zuiden van Amadia (een dorp
in het noorden van Irak). Het onderzoek van Wetzel (1950) en verdere onderzoeken
bewezen dat deze formatie uit een opeenvolging van kalksteen en donkerkleurige schalie
bestaat. In beide gevallen vertoont onderzoek dat bitumen voorkomt.
Deze bachelor scriptie vindt zijn basis in meerdere boorputten. Een van de studies waarin
uitgebreide data te vinden is, is verricht door Schlumberger. Dit onderzoek is het vervolg op
de onderzoeken van de heer S. Luthi (1984), destijds voor Schlumberger werkende. De
onderzoeken van onder andere I Mohyaldin(2007, Universiteit van Kirkuk) en T. Al-Amiri
(2011, Universiteit van Bagdad) worden ook gebruikt. Elk onderzoek heeft zijn eigen
specifieke locatie. In hoofdstuk één zullen de locaties van de boringen op fig.1-2 te zien zijn.
In andere informatiebronnen worden studies naar de totaal organische koolstof (=Total
Organic Carbon, TOC) in Chia Gara formatie verricht en hier ook gebruikt.
Moedergesteentes krijgen hun organisch materiaal tijdens de afzetting. Het organisch
materiaal in het gesteente zorgt voor de omzetting naar koolwaterstoffen in de loop van de
geologische tijd.
Moedergesteente is een pakket gesteente dat voor een hoge percentage uit organisch
materiaal bestaat. Hierbij spelen factoren als de TOC en de maturatie een belangrijke rol in
het ontstaan van koolwaterstoffen. Tevens kan het TOC gehalte beïnvloedbaar zijn door het
milieu en dus ook de afzetting van organische materiaal. De mate van deze effect wordt
onderzocht in deel drie. Het geologisch tijdperk van de afzetting en de diepte van de laag
heeft effect op de maturatie.
In hoofdstuk één worden de positie en de diepte behandeld. Dit wordt gedaan met behulp
van de gegevens uit publicaties en andere documenten. In hoofdstuk twee worden de
afzetting en de geologische ontwikkeling beschreven. Deze formatie bevat lage maar ook
hoge gehalten van organische materiaal, afhankelijk van de positie en diepte. De organisch
materiaal wordt in relatie gebracht met het TOC percentage. Dit wordt in hoofdstuk drie in
kaart gebracht. In hoofdstuk drie wordt ook de herkenning van de formatie beschreven, in
van boorkernen en wireline logs. Als laatst wordt de diepte-maturatie relatie met behulp van
de temperature-time index (TTI) (V. Lopatin, 1971) kort behandeld.
۲
Hoofdstuk 1
Verspreiding van de Chia Gara foramtie
Het studiegebied
De Chia Gara formatie werd voor het eerst in de jaren 1930 en 1940 ontdekt door de Iraq Petroleum
Company. Wetzel (1950) defineerde de formatie in het noorden van Irak. Ten zuiden van Amadia (A
in fig. 1-1b) werden boorkernen onderzocht, waarbij ammonieten en planktonfossielen werden
gevonden. De onderzoeken van Wetzel toonden de mogelijkheid van aanwezigheid van
koolwaterstof aan in deze formatie. Tijdens verdere studies werd in 1953 geconcludeerd dat deze
formatie een moedergesteente voor koolwaterstoffen was.
Chia Gara wordt ook Jabal (Arabisch voor berg) Gara genoemd. In fig. 1-1b is het studiegebied van dit
project te zien met ongeveer een lengte van 425 km en breedte van 140 km.
Noord Irak wordt omringd door drie landen (fig. 1-1a). Een sedimentaire afzetting kent natuurlijk
geen landsgrenzen, maar uit verdere onderzoeken blijkt dat Chia Gara formatie alleen binnen de
grenzen van Irak is afgezet. In dit hoofdstuk zal de geologische afzetting worden beschreven.
Fig. 1-1: studiegebied van Chia Gara
a)Regionaal overzichtskaart (Azie, Midden-oosten)
b)Detailkaart, met AAmadia, eerste gevonden locatie van Chia Gara.
(bron Google Earth)
1) Verspreiding van Chia Gara
1
Boorgegevens
Chia Gara wordt in verschillende boorputten en ontsluitingen gevonden. De benamingen en locaties
worden als volgt beschreven:
De O.C. (=outcrop in het engels, zoals het te zien is in fig.1-2) bestaat uit ontsluitingen die te vinden
zijn aan de oppervlakte. De ontsluitingen hebben een lengte van ongeveer 370 km, in het noordwestelijke deel aangrensend aan Iran en van noord tot noord-oosten grenzend aan Turkije. De dikte
van de formatie is niet exact te bepalen in sommige ontsluitingen vanwege erosie. Tevens zijn er
ontsluitingen in het gebergte te vinden. Het TOC analyses op monsters van de ontsluitingen in het
noorden Shiranish en Geli Mezerka gaven 11,83 en 11,99 procent respectivelijk. Dit wijst erop dat de
afzetting zeer rijk aan organisch materiaal is. Dit in tegenstelling tot de oostelijke ontsluitingen
(Bekhme)wat zeer arm aan organische materiaal is met 0,73 perocent TOC (Howarth 1992, F.
Sadooni and Alsharhan 2003).
Am 1 is een put in het noorden
van Mosul, ten zuiden van
Amadia, met een dikte van Chia
Gara 232 m. De diepte wordt in
geen van de bronnen vermeldt
(Howarth 1992, I. Mohayaldin
2007)
TT-1 is een put in het olieveld
Taq Taq ten zuid-oosten van
Erbil. Onder dit olieveld is Chia
Gara op een diepte van 3110 tot
3236 m te vinden. De
gemiddelde TOC waarde van de
onderzochte monsters
bedraagd 2,5 wt % (F. Sadooni
and Alsharhan 2003).
K-109 is een put in het noordwesten van Kirkuk. Dit gebied
bevat een van de grootste
oliereservoirs van Irak. Onder
Fig 1-2: Boringen op kaart.
deze reservoirs wordt ook de
Chia Gara formatie gevonden, met een dikte van 310 m. De geanalyseerde monsters hebben een TOC
waarde van 0,62-7,62 % (I. Mohayaldin and F. Albayati 2007).
Aj-8 bevindt zich in de buurt van het Ajeel olieveld. Deze boring wordt vernoemd naar de stad Ajeel,
ten noorden van Tikrit. De dikte van de Chia Gara formatie in deze boring is 245 m en in verschillende
boorkernanalyses (86) bedraagt de TOC waarde 0,5-18,5 % (T. Alamiri, J. Zumberge and Z. Markarian
2011)
Ba-1 (Balad) ligt in de buurt van de kleine stad Balad. Deze stad ligt 50 km ten noorden van de
hoofdstad Bagdad (S. Luthi 1984). De dikte van Chia Gara formatie in deze boorput is 137 m.
EB-1 is ligt in het zuid-oosten van de hoofdstad Bagdad. De Chia Gara formatie heeft een diepte
tussen 4430-4569 m. De geanlyseerde 86 boorkernmonsters hebben TOC waarde van 1 tot 8,5 %(T.
Alamiri 2011).
1) Verspreiding van Chia Gara
2
Boring
Am-1
TT-1
K-109
Aj-8
Balad-1
Eb-1
Saddam 8
Garagu
Sarmord
Karimia
Karimia
Ratawi
Ratawi
Sarmord
Top Chia Gara
-3110
-2782
-2929
-3958
-4430
-2924
Bodem Chia Gara
-3236
-3092
-3174
-4095
-4569
-3183
Barsarin
Gotnia
Gotnia
Gotnia
310
245
137
139
259
Bovenliggende formatie
Onderliggende formatie
Dikte (m)
Barsarin Naokelekan Barsarin
232
TOC Gemiddeld
126
2.15
TOC Min
-
-
0,6
0,5
-
1
0,68
TOC Max
-
-
7,3
18,5
-
8,5
13,28
Tabel 1-1: Boorgegevens
Saddam-8 is de naam van het laatste boorpunt. De bovengrens van Chia Gara is 2924 m en de
ondergrens is 3183 m diep. De locatie van de boring is niet bekend. Om die reden kan de naam
helaas niet op de kaart geplaatst worden (S. Luthi 1984).
In tabel 1-1 zijn de gegevens van de boringen te zien. In de tabel worden ook de boven- en
onderformaties vermeld die aangrenzend zijn aan de Chia Gara formatie. Hierdoor kan onder andere
de dikte en de verandering van het afzettingsmilieu worden afgeleid. Dit wordt in hoofdstuk twee
uitgebreid beschreven.
In de boringen van Am-1 en Balad-1 ontbreken de analyse van TOC. Hierdoor kunnen het TOC
waardes niet vermeld worden. In de boring van TT-1 wordt alleen het gemiddelde TOC percentage
aangegeven.
Bewerking van gegevens
De Chia Gara formatie bestaat uit één pakket gesteente dat tevens uit één geheel bestaat, het wordt
niet onderbroken door andere formaties. De dikte van het pakket varieert tussen 135 en 310 m. De
stratigrafie van Chia Gara is beschreven in de boorkernen. De formatie heeft een opeenvolgende en
afwisselde gelaagdheid van kalksteen en donkere schalie. De dikte van kalksteen lagen varieert van 5
tot 40 m. De dikte van de schalie lagen wisselt af tussen de 3 en 15 m. In regelmaat worden ook
dunne lagen van gele mergel gevonden, met een dikte van 0,5-3 m (Howarth 1999).
Zoals het te zien is in tabel 1-1 en bijlage A heeft de Chia Gara formatie gemiddeld een hoge TOC
percentage. In het noorden, waar Chia Gara aan het oppervlak gevonden wordt, heeft het een zeer
hoge TOC. De boringen K-109 en TT-1 tonen lage TOC percentage. In de ontsluiting van het oostelijke
deel van Chia Gara wordt (in tegendeel tot de noordelijke ontsluitingen)een lage TOC percentage
gevonden. Meer naar het zuiden, toont de analyse van boringen AJ-8 en Saddam-8 weer hoge
percentage TOC in monsters. In het zuiden, in de boring van Eb-1, is te zien dat de TOC weer lager
wordt.
1) Verspreiding van Chia Gara
3
Grafiek
A) Dikte
350
300
250
200
150
100
50
0
300-350
250-300
0,4
1,6
2,8
4
5,2
150-200
6,4
7,6
200-250
Lengte
0=Zuid, 11,2=Noord
11,2
10
8,8
Dikte (m)
De dikte van Chia Gara is niet constant, maar de variatie is beperkt en afhankelijk van het gebied.
Grote delen van Chia Gara hebben een gemiddelde dikte van 150 m. Om een beter beeld te creëren
over de dikte van Chia Gara, zijn de boringen in een vierkant gebied gezet. Dit gebied is vervolgens in
een assenstelsel gezet. De oorsprong van de x-as van dit assenstelsel ligt op Eb-1 en de oorsprong
van de y-as is op de Am-1 genomen. De boringen zijn als punten in het assenstelsel genomen met
elk hun x- en y waarde. De gevonden waardes uit de boringen zijn gebruikt voor de dikte in deze
grafiek. In bijlage B zijn de waardes uit de boringen met kleur aangegeven. De gerelateerde waardes
aan de boringen zijn kleurloos. In de bijlage is ook het oppervlak van het onderzochte gebied te zien.
De interpolatie van de isopache met behulp van de boringen is in grafiek 1-1 te zien.
0
3,2
2,8
2,4
2
1,6
1,2
0,8
0,4
100-150
50-100
0-50
breedte
( 0=West, 3,2=Oost)
Grafiek 1-1: Isopache van de Chia Gara formatie.
In grafiek (1-1) hierboven is te zien dat de zuidelijke afzettingen minder dik zijn dan in het noordelijke
gedeelte. Dit wijst erop dat de accommodatieruimte in het noordelijk gebied groter was dan dat in
het zuidelijke gebied, waardoor de afzetting van sediment groter was. Dit zal in het volgende
hoofdstuk beschreven worden.
Ten tweede is een daling te zien in noordoosten, dit ten opzichte van het noordwesten en het
middelste gebied waar het uit een hoge piek bestaat. Dit komt door tektonische activiteiten die voor
verandering van de geologie hebben gezorgd. Dit is duidelijk te zien in de huidige geologie. Het
noorden en noordoosten van het land bestaat voornamelijk uit bergachtig gebied. Na de afzetting
van de Chia Gara formatie heeft er mogelijk erosie plaatsgevonden waardoor dit gedeelte nu dus
minder dik is dan het omgevende gesteente.
1) Verspreiding van Chia Gara
4
B) Diepte
-2500
-27509,2
-3000 8,4
7,6
-3250
6,8
-3500
-3750
-4000
-4250
-4500
6
5,2
4,4
Lengte
0=Zuid, 9,2=Noord
3,6
2,8
2
1,2
0,4
3,2
2,8
2,4
2
1,6
1,2
0,8
0,4
0
Breedte
0=West, 3,2=Oost
Diepte (m)
De diepte van Chia Gara toont een grote variatie. In dit deel wordt de diepte in kaart gebracht met
behulp van de gevonden waardes. Voor de interpolatie voor de diepte wordt dezelfde methode
gebruikt als bij de dikte, dat wil zeggen dat hetzelfde gebied is genomen, maar hier is de oppervlakte
kleiner dan, ook te zien in bijlage C. Dit is gedaan omdat de diepte in het noordelijk gebied onbekend
is. De diepte is van het zuiden tot boring TT-1 genomen. In grafiek 1-2 is de bovenkant van de
formatie getoond.
-2750--2500
-3000--2750
-3250--3000
-3500--3250
-3750--3500
-4000--3750
-4250--4000
-4500--4250
Grafiek1- 2: Diepte van Chia Gara formatie.
Zoals te zien is in grafiek 1-2, is de Chia Gara formatie in het zuidelijke gebied lager dan in het
noordelijke gebied. Door tektonische activiteit is het noordelijke gebied van de formatie omhoog
geplooid. Hierdoor is in het noorden de formatie op een lagere diepte terug te vinden. In hoofdstuk
twee wordt de reden van plooiing in het noorden onderzocht.
De diepte van de Chia Gara formatie zoals te zien is in grafiek 1-2, is tussen 2800 m en 4500 m diep.
Met deze grafiek kan de maturatiezone van Chia Gara formatie bepaald worden. In Al-Ameri (2011)
wordt de relatie van diepte en temperatuur met maturatie onderzocht. Hierin wordt gevonden dat
de Chia Gara formatie in een diepte van 4430 m tot 4569 m. Een maximale temperatuur kan hebben
van 140 oC. De Chia Gara formatie ligt met andere woorden in een temperatuurberik tussen 100 en
150 oC. Dit is een zeer gunstige temperatuur voor maturatie voor omzetting van organisch materiaal
naar koolwaterstoffen.
De temperatuur- (diepte) tijd relatie wordt weergegeven in de temperature-time index (TTI) (V.
Lopatin, 1971) waar de “oil window” in temperaturen van ongeveer 60 tot 110 oC te zien is.
1) Verspreiding van Chia Gara
5
Bevindingen
De Chia Gara formatie is een zeer gunstig moedergesteente. Hierdoor heeft het dan ook een groot
effect uitgeoefend op de huidige reservoirs. Dit is te danken aan het hoog organisch materiaal in het
gesteente. Hierdoor is de TOC waarde in dit formatie hoog tot zeer hoog. Ten tweede is het
maturatie van organische materiaal van groot belang. Wegens de gunstige diepte en daarbij het
bereiken van gunstige temperatuur, is de formatie in een “oil window” terecht gekomen voor het
ontstaan van koolwaterstoffen. De redelijke dikte en tevens onafgebroken afzetting, daarbij ook het
zeer grote oppervlak van de Chia Gara formatie (ongeveer 59500 km2) maakt van deze formatie een
geschikte moedergesteente met een grote hoeveelheid koolwaterstof.
Uit de gegevens in grafieken 1-1 en 1-2 en de tabel 1-1 kan de positie van Saddam-8 ruwweg geschat
worden. Dit is in de buurt van de noordelijke deel van Aj-8. In beide boringen zijn de dieptes
vergelijkbaar. De boring van Saddam-8 toont dat het 16 m dikker is dan Aj-8. Dit wordt duidelijk met
grafiek 1-1. Want vanuit het zuidelijke gebied stijgt de dikte aan.
De TOC van beide boringen zijn tevens vergelijkbaar, zoals te zien is in tabel 1-1 en bijlage A.
De mogelijke positie van Saddam-8 bevindt zich hoogst waarschijnlijk in de buurt van Tikrit.
1) Verspreiding van Chia Gara
6
Hoofdstuk 2
Het ontstaan van de Chia Gara formatie
Inleiding
In hoofdstuk één werd de verspreiding van de Chia Gara formatie beschreven, daarbij werd onder
andere de dikte en diepte van de formatie in verschillende locaties onderzocht. In dit hoofdstuk
worden de ontwikkeling en het afzettingsmilieu van de Chia Gara formatie onderzocht. Hierin wordt
ten eerste gekeken naar de grootschalige evaporieten afzetting voordat de Chia Gara formatie werd
afgezet. In de tweede deel van dit hoofdstuk wordt gekeken naar de geologische ontwikkeling tijdens
de afzetting van deze formatie. In het laatste deel wordt het afzettingsmilieu tijdens de Chia Gara
formatie behandeld.
Afzetting voor Chia Gara
De onderliggende formaties van de Chia Gara formatie zijn de Barsarin en Gotnia formatie, zoals te
zien is in tabel 1-1. Deze twee formaties bestaan grotendeels uit evaporieten. Het bereik van de
evaporieten dat in hetzelfde geologisch tijdperk (laat Jura “Malm”) is afgezet, kan in de bodem van
Iran, Irak, Kuwait en Saudi Arabia terug gevonden worden. In de ondergrond van (zuid-west) Iran
wordt Gotnia als formatie gevonden (Oxfordien-Tithonien). In Irak worden de twee formaties Gotnia
en Barsarin (in hoofdstuk drie worden de verschillen verduidelijkt) gevonden. De afzetting vindt plaats
in Oxfordien. Dit is de afzetting in het noordelijke Golf gebied. In het midden en zuidelijke Golf gebied
wordt in Kuwait Gotnia gevonden (Oxfordien-Kimmeridien) en in Saudie Arabia wordt Hith met een
dikte van ongeveer 200 m gevonden (Tithonian). In figuur 2-1 is de grote afzetting van evaporieten te
zien onder de bodem van onder andere Irak. In deze figuur zijn ook andere formaties te zien, die
worden niet
behandeld in
dit onderzoek.
(Fig. 2-1 is een
alleen
doorsnede van
één gebied om
een beeld te
geven over de
afzetting van
evaporieten
onder Chia
Gara).
Fig. 2-1: Doorsnede Iran, Irak,Kuwait en Saudi Arabie(Schlumberger 1975)
2) Het ontstaan van de Chia Gara formatie
7
Dus de Chia Gara formatie is afgezet op een zeer grote verspreide afzetting van evaporieten. Deze
grote afzetting van evaporieten dient als seal in bepaalde gebieden, want in de onderliggende
formaties van deze seal zijn er oliereservoirs gevonden.
Geologische ontwikkeling
Het huidige Midden-Oosten bevond zich in Laurazie. In Vroeg Jura (Lias) viel Laurazie uiteen. Deze
beweging had invloed op de beweging rondom en in het huidige Midden-Oosten. In deze periode
waren in Laurazie twee gebieden die ook beïnvloed werden door de tektonische beweging. Hierbij
ging de Iranese continentaal plaatrand van de Arabische continentaal plaatrand uit elkaar door
divergente beweging. Door de tektonische bewegingen ontstonden afschuivingen. Deze
afschuivingen leidden naar het ontstaan van horsten en slenken in dat gebied. Hierdoor ontstond
een rift vallei, en bekkens tussen de twee platen en werd gevuld door de Tethys oceaan die hiermee
was verbonden. Dit werd de Zuidelijk Neo-Tethys genoemd (fig. 2-2).
Fig.2-2: Iranian and Arabian plate(Geology of Kurdistan 2008)
Het ontstaan van Neo-Tethys ging gepaard met het begin van een nieuw ecosysteem in de NeoTethys. Dit ecosysteem bestaat uit eencellige insecten, dieren en planten. Plankton, foraminiferen,
radiolaria en algen zijn voorbeelden van levende wezens in de Neo-Tethys. Deze dieren en planten
zijn terug te zien in de monsters die uit de Chia Gara formatie zijn genomen.
De tektonische beweging die divergent was, stopte aan het eind van laat Jura voor de Arabische
continentaal plaat. Deze beweging werd omgezet naar een convergente beweging, dit gebeurde aan
het begin van de vroeg Krijt. In het oostelijke gebied –Iranese plaat- ontstond ook een divergente
beweging. Deze was sterker dan de oorspronkelijke divergentie met Arabische Plaat. Dit had dus
twee gevolgen: ten eerste het ontstaan van een nieuwe rift vallei, dit leidde uiteindelijk naar het
ontstaan van Noord Neo-Tethys. Ten tweede bewoog de Iranese plaat naar Arabische plaat toe en
dat zorgde voor een convergente beweging. Hierdoor kromp Zuid Neo-Tethys en in laat Tithonien
ontstond een subductiezone tussen Arabische plaat en Iranese/Turkse platen (fig. 2-3).
2) Het ontstaan van de Chia Gara formatie
8
Fig. 2-3: Verandering van tektonische bewegingen begin onder Krijt(Geology of Kurdistan 2008)
Deze geologische ontwikkeling heeft effect gehad op de Chia Gara formatie, hierdoor is de formatie
gedeformeerd. Dit is terug te zien in grafiek 1-2, waarbij het noord en noordoosten van deze
formatie omhoog is geplooid, dus minder diep in de ondergrond ligt in vergelijking met het zuidelijk
gebied.
Milieu van afzetting
In de vorige paragraaf (Geologische ontwikkeling) werd vermeld dat er een ecosysteem ontstond in
Zuid Neo-Tethys. Elk ecosysteem heeft zijn groeiende factor. In het water/oceaan is deze factor het
CO2gehalte. Het CO2 gehalte heeft natuurlijk ook effect op de landplanten. De aanwezigheid van een
hoog CO2 gehalte in de atmosfeer zorgt ervoor dat het ecosysteem sneller groeit en zich uitbreidt. In
Jura was het CO2 gehalte zeer hoog. De (water)planten zoals algen groeien bij opname van deze CO2,
hierdoor treedt er fotosynthese op in de plant. Dit leidt er toe dat de planten groeien. Door de groei
van de planten, groeien de eencellige wezens en kleine diertjes in het water, omdat de waterplanten
de voedingstoffen bieden voor deze wezens. Dit heeft weer een positief effect op de groei van
grotere waterdieren. Hierdoor is de aanwezigheid van levende wezens zeer hoog in het water. Het
ecosysteem is als een ketting, waarbij de groei van de ene ring in de ketting directe gevolg heeft op
de andere ringen. De goede leefomstandigheden in het Zuid Neo-Tethys zorgen voor een hoge
afzetting van organisch materiaal tijdens de afzetting van de Chia Gara formatie.
De informatie die verkregen is uit de boringen wijst erop dat deze formatie uit diep mariene faciës
bestaat (S. Luthi, 1984)(I. Mohyaldin and F. Albayati, 2007). Het zuurstof gehalte is in de diep marine
afzetting zeer laag wegens de lage water circulatie. Hierdoor is het afgestorven materiaal dat naar de
bodem is gezakt niet verrot, doordat er geen chemische reactie is ontstaan met zuurstof.
De pelagische afzetting van de Chia Gara formatie heeft een afwisseling van textuur tussen
packstone en wackestone. De afgezette sediment waar Chia Gara formatie van uit bestaat is
afkomstig van het westen. De overvloed aan zooplankton zoals radiolaria en vansponges spicules
heeft er voor gezorgd dat dit gesteente organischrijk is (I. Mohyaldin and F. Albayati).
2) Het ontstaan van de Chia Gara formatie
9
Het Laat Jura kent een periode van transgressie sequentiële ontwikkeling waar het zeewater
continentaal opwaarts bewoog. De stijging van het zeeniveau was de oorzaak van de transgressie. De
transgressie ging geleidelijk. Een belangrijke factor dat met geleidelijk zeeniveau stijging te maken
heeft, is de toevoer van sediment. Doordat de stijging geleidelijk bleef, was de toevoer van sediment
ook geleidelijk (S. Luthi –Balad1, 1984).
In de onderzoeken van S. Luthi (1984 Saddam-8) zijn in de onderzochte monsters van het kalksteen
en schalie dolomiet mineraal aangetroffen. Met behulp van microscopisch onderzoek, zoals te zien is
in figuur 2-4, is dit mineraal herkenbaar. Tevens is dolomiet verspreid, in de vorm van een ruit, in
deze formatie. Door gebruik te maken van een gepolariseerde microscoop heeft deze mineraal een
geel kleur. Dit monster is op diepte van 3168 m genomen. Dolomiet wordt gevormd na de afzetting
van het gesteente waarbij calciet aanwezig is. De chemische reactie van calciet met magnesium zorgt
voor diagenese in het gesteente pakket. Hierdoor wordt calciet omgezet naar dolomiet. Het
dolomiet, dat ontstaan is in de Chia Gara formatie heeft een ander karakter en een andere
verspreiding ten opzichte van de gevormde dolomietomstandigheden in de sabkha.
Fig. 2-4: Kalkrijke schalie. Dolomiet geel, ruit vormig en verspreid. Calciet langwerpig en wit
(S. Luthi, 1984).
De Chia Gara formatie is aan het eind van een grootschalige evaporieten fase afgezet. Deze formatie
bevat klastische sediment dat een oorsprong heeft uit het westen. Na de afzetting van de Chia Gara
formatie in het diep marine milieu, zeer rijk aan organisch materiaal, is deze formatie in het noorden
en noordoosten gedeformeerd wegens de tektonische beweging met de Iranese continentaal
plaatrand.
2) Het ontstaan van de Chia Gara formatie
10
Hoofdstuk 3
De Chia Gara formatie in de boorputten
A) Beschrijving van de formaties
Chia Gara
De Chia Gara formatie bestaat uit twee verschillende lagen. Deze lagen worden als volgd beschreven:
- De schalie bestaat uit splijtbaar, donkerbruin tot zwart kleurige lagen. Deze schalielagen
bestaan uit organisch materiaal en worden beschouwd als packstone. Deze lagen zijn gevormd door
zeer fijne korrels. Hierdoor zijn de porositeit en permeabiliteit zeer laag. De effect van fijne
korrelstructuur van deze lagen is dat ze een lage diffusie voor lucht heeft, waardoor relatief weinig
zuurstof tussen de korrels kan komen en dus zal het organisch materiaal niet verrotten.
Ook zijn deze lagen kalkrijk met verspreide dolomiet kristallen. Figuur 2-4 is een voorbeeld van
schalie waarin de dolomiet- en de calcietmineralen te zien zijn. Door diagenese is dolomiet gevormd
en calciet is gerekristallisateerd. De onderzoeken tonen aan dat er ook andere mineralen in de
schalie laag aanwezig zijn. De NAA en XRD onderzoeken tonen in boring Saddam-8 aanwezigheid van
pyriet aan. In deze boring is ook kwarts aanwezig. Naast de genoemde mineralen zijn er uiteraard
kleimineralen gevonden. Illiet en kaoliniet zijn de belangrijkste kleimineralen in de Chia Gara
formatie. De diktes van de schalielagen zijn ongeveer tussen de 3 m en 15 m.
De schalie bevat veel bitumen, hierdoor heeft het een donkere kleur. De kleur geeft een index van
de kwaliteit van het gesteente aan. Deze index wordt ook de Thermal Alteration Index (TAI)
genoemd. Deze methode is gebaseerd op de vergelijking van kleurgesteente met de kleuren van TAI.
Onderzoeken tonen aan dat in deze lagen fossielen aanwezig zijn. Microscopische onderzoeken laten
de aanwezigheid van radiolarieten en mosselkreeftjes in het gesteente zien.
In de schalie is het radioactieve kalium element aanwezig (illiet) (S. Luthi, Saddam-8). Dit zorgt ervoor
dat de Gamma Ray log hoge waarde aangeeft. In
de grafiek in bijlage D is te zien dat schalie een
hoge GR waarde heeft. Bitumen bevat uranium,
maar dit wordt in volgende paragraaf behandeld.
In figuur 3-1 is een voorbeeld van een
schaliemonster van een source rock te zien. Deze
is verglijkbaar met de schalie uit de Chia Gara
formatie.
Fig.3-1: Voorbeeld van schalie source rock als de Chia Gara
formatie
3) De Chia Gara formatie in de boorputten
A) Herkenning van de formatie zonder boorkern
11
- De kalksteen bestaat ook uit organisch rijke materiaal. De kleihoudende kalksteen dat calciet-rijk en
silt-rijk gevormd is, zijn lamineer opgebouwd.
De kalksteen bevat net als schalie kwarts en pyriet mineralen. De aanwezigheid van calciet en
dolomiet is in een grotere hoeveelheid dan in de schalielagen. Het calciet mineraal is
gerekristalliseerd en vormt grotere blokken in de afzetting. Hier zijn ook kleimineralen aanwezig,
maar in een mindere hoeveelheid dan in schalie. De dikte van Kalksteen lagen bedraagt tussen de 5
m en 40 m.
De kalksteen van de Chia Gara formatie heeft een speciaal karakteristiek verschijnsel. De kalksteen
heeft wit en donkere banen of ringen in het gesteente. Deze worden Liesegang ringen1 genoemd, dit
is een concentratie van mineralen in een specifieke vorm. Die ontstaan door de migratie van
vloeistof, waarbij de donkere banden wordt gevormd door pyriet neer te slaan (I. Mohyaldin).
De aanwezigheid van fossielen in kalksteen is duidelijker te zien, omdat ze regelmatig groter zijn. De
aanwezigheid van plantstukken, tweekleppige beestjes en ammonieten zijn te zien als grote
fossielen. De zeer kleine fossielen zoals mosselkreeftjes zijn alleen microscopische te zien.
Kalksteen is normaliter lichter van kleur, maar de aanwezigheid van bitumen zorgt voor een donkere
kleur van kalksteen in de Chia Gara formatie.
De Gamma Ray log zal zeer lage waarde geven in kalksteen. Omdat dit gesteente zeer laag tot geen
radioactief materiaal bevat. De aanwezigheid van kleimineralen en bitumen zorgen voor de
radioactiviteit. In bijlage D is de GR-log van kalksteen te zien.
Hiernaast (fig. 3-2) is een voorbeeld te zien van microscopische kalksteen. In dit figuur zijn calcieten
als blok te zien. Door diagenese is de oorspronkelijke vorm van calciet niet meer te herkennen.
Tussen het
gerekristalliseerde
mineraal is klei en fijn
organisch materiaal te
zien.
Fig. 3-2: Microscopische voorbeeld van kalksteen (S. Luthi, 1984).
1= Professor D. Stow, Southampton Oceanography Center, UK (2004, persoonlijke communicatie met
de heer I. Mohyaldin)
3) De Chia Gara formatie in de boorputten
A) Herkenning van de formatie zonder boorkern
12
Boven- en onderliggende formaties van de Chia Gara formatie
De onderliggende formatie van de Chia Gara formatie is meer dan één formatie. Deze verschillende
formaties zijn op verschillende gebieden afgezet. In de boorputten van Saddam-8 en EB-1 wordt de
Gotnia formatie gevonden. In K-109 is de Barsarin formatie onder de Chia Gara formatie
aangetroffen. Deze onderliggende formaties hebben de eigenschappen zoals beschreven in
hoofdstuk twee. De hoofdzakelijke afzetting in beide formaties hebben evaporieten en anhydriet als
laag. De overeenkomst tussen deze formaties is dat ze onder andere zouten in het sediment
bevatten. De formaties verschillen van elkaar omdat bij de evaporietenafzetting ook andere
sedimenten zijn aangetroffen. Dit komt door verschil in het afzettingsmilieu. Hierdoor verandert het
karakter van de gesteentes van elkaar en zorgt er voor dat de formaties niet hetzelfde zijn. De
toevoer van verschillende sedimenten is een tweede factor dat voor verandering van de formatie
zorgt.
De Barsarin formatie heeft naast de anhydriet ook kalksteen lagen. In deze lagen zijn ook dolomieten
gevormd. Deze formatie werd in het noordoosten van Irak afgezet. Deze formatie wordt ook als
moedergesteente beschouwd. De Gotnia formatie bevat naast het anhydriet lagen ook gips lagen. De
Gotnia formatie wordt in het midden en zuiden van Irak gevonden. Deze formatie komt overeen met
de Hith formatie in Saudi Arabie (Sadooni, 1999).
Dus, de grens tussen de onderliggende formatie van de Chia Gara en de Chia Gara formatie zelf is de
laatste laag Anhydriet die terug is gevonden in de boring. Het begin van de Chia Gara formatie is
wanneer de eerste opeenvolging van kalksteen-schalie lagen in de boring te vinden is. Hierdoor kan
de Chia Gara formatie onderscheiden worden als formatie met de onderliggende formaties in de
boring.
De bovenliggende formatie van de Chia Gara formatie is ook meer dan één formatie. In tabel 1-1
worden meerdere bovenliggende formaties aangegeven. In de boorput Am-1 wordt de Garagu
formatie gevonden. Deze formatie is samengesteld uit grotere mergellagen (dan in de Chia Gara
formatie), ijzerhoudend en zandige kalksteen. In de boorputten TT-1 en Saddam-8 wordt de Sarmord
formatie aangetroffen. Sarmord bevat ondiepe mergel en mergelrijke kalksteen. De boorputten K109 en Aj-8 hebben de Karimia formatie als bovenliggende formatie. Deze formatie bestaat
hoofdzakelijk uit donkerkleurig kalkrijke mudstone. De laatste twee boringen Balad-1 en Eb-1
bevatten de Rotawi formatie. Het onderste deel van de Rotawi formatie bestaat uit kalksteen en het
bovenste gedeelte bestaat uit grove zanden, silt en siltrijke schalie. In deze formaties is de
aanwezigheid van bitumen aangetoond. Hierin is het organisch materiaal gematureerd en omgezet
naar koolwaterstoffen. De overeenkomst tussen deze formaties en de Chia Gara formatie is, dat al
deze formaties moedergesteente zijn.
Dus, de overstap van de Chia Gara formatie naar bovenliggende formaties is, wanneer de
opeenvolging van kalksteen en schalie stopt en nieuwe lagen met mergel of zanden vormen met
schalie of kalksteen.
3) De Chia Gara formatie in de boorputten
A) Herkenning van de formatie zonder boorkern
13
B) Total Organic Carbon (TOC)
Inleiding
Het Total Organic Carbon (TOC) gehalte is een van de
belangrijkste factoren voor de kwaliteit van het
moedergesteente. Door het TOC gehalte te onderzoeken in
0 tot 0,5
Zeer slecht (poor)
een moedergesteente, kan de kwaliteit bepaald worden. In
0,5 tot 1
Billijk (Fair)
tabel 3-1 is te zien bij welke percentage TOC het gesteente
kwalitatief wordt gekwalificeerd. TOC is de totaal gebonden
1 tot 2
Goed (good)
koolstof in een organische verbinding. Koolwaterstoffen
bestaan gedeeltelijk uit koolstof. Dit chemisch element
2 tot 4
Zeer goed (very goed)
vormt een molecuul met waterstoffen en andere chemische
>4
Uitstekend (excellent)
elementen. Deze binding kan zelfs tot een ketting lang
worden, hierdoor ontstaat koolwaterstof. Als het TOC
gehalte in een gesteente hoog is, duidt dit aan dat het een
Tabel 3-1: TOC kwaliteit (college sheets)
uitstekend moedergesteente is. Wanneer dit gesteente een
zeer slechte TOC gehalte heeft, zal dit gesteente geen geschikte moedergesteente zijn voor
koolwaterstoffen. Per diepte varieert het TOC gehalte in de boorput.
In dit hoofdstuk worden de mogelijke methodes om het TOC gehalte te bepalen genoemd. Hierbij
wordt een inschattingsmethode behandeld waarbij de resultaten van de boorput van Saddam-8 (S.
Luthi, 1984) worden gebruikt. In deze methode wordt de relatie van uranium in het gesteente met
het TOC gehalte onderzocht. Ook wordt de relatie van het TOC gehalte met het organisch materiaal
onderzocht. Als laatst wordt het TOC gehalte in de boorputten, dat in hoofdstuk één werd benoemd,
kort behandeld.
TOC (%)
Kwaliteit
TOC inschatting
Er zijn vele laboratorium onderzoeksmogelijkheden om het TOC gehalte in een gesteente te bepalen.
Deze onderzoeken worden uitgevoerd op de monsters die van de boorputten afkomstig zijn.
Een mogelijke onderzoeksmethode is titratie. Dit is gebaseerd op de toevoeging van een hoeveelheid
zure vloeistof die reageert met de koolstofatomen. De kleurverandering tijdens het druppelen is een
signaal om de reactie te stoppen. Door de verhouding te berekenen, wordt de hoeveelheid TOC
gehalte bepaald. Een andere mogelijkheid voor de TOC-analyse is de spectrofotometer. Deze
methode is gebaseerd op de meting van het licht dat door het monster wordt geabsorbeerd of op de
meting van de hoeveelheid ultraviolet licht dat het monster weerkaatst. Hierin wordt een monster
blootgesteld op een lichtstraling.
Het TOC gehalte kan ook worden geschat met behulp van wireline logs, die tijdens de boring worden
verkregen.
TOC (%)
Uranium
(PPM)
0,63
5,25
5,63
7,25
3,42
6,8
8,8
7
10,6
13,2
8,8
9,2
10
10
5
5,9
19
17,5
33,7
44
61
60
77
91
Tabel 3-2: TOC vs Uranium(Saddam-8)
100
y = 5,5574e0,203x
R² = 0,4343
90
Uranium (PPM)
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0
2
4
6
8
10
12
14
TOC (%)
Grafiek 3-1: TOC VS Uranium(Saddam-8)
De onderzoeken van R.W. Boyle2 tonen aan dat uranium deel uitmaakt van de micro samenstelling in
ruwe olie en bitumen. Het gemiddelde aanwezige uranium in de petroleum as is 100 delen per
miljoen (Parts Per Million, PPM). Met deze informatie is het mogelijk om de relatie van het TOC
gehalte met uranium te onderzoeken. In tabel 3-2 is de verhouding tussen het uranium en het TOC
gehalte te zien. De trendlijn in grafiek 3-1 laat zien dat bij de stijging van uranium een aanduiding
voor de stijging van het TOC percentage is. Deze relatie kan als exponentieel3 beschouwd worden,
met ongeveer een maximale uraniumwaarde van 100 PPM. Hierdoor kan het TOC percentage met
behulp van uranium geschat worden. Deze methode om het TOC percentage te bepalen, is niet zo
exact als bij het gebruik van laboratorium apparatuur. Maar met deze methode kan snel en makkelijk
een schatting van het TOC gehalte in een boring gemaakt worden. Dit kan er toe leiden dat een
moedergesteente sneller herkend worden. Ook kan de kwaliteit van dit moedergesteente
gekwalificeerd worden. Hierdoor kan het onderzoek en daarbij de mogelijke koolwaterstofwinning
sneller uitgevoerd worden. De TOC percentages kunnen naderhand exact bepaald worden door de
monsters uit de boorput te onderzoeken in het laboratorium.
Om deze methode beter te onderzoeken wordt ook de relatie van uranium met organisch materiaal
onderzocht. Hierdoor kan gezien worden hoe goed de schatting is. Dit onderzoek leidt er toe om de
relatie tussen het TOC percentage en organisch materiaal te verduidelijken.
2= R.W. Boyle (1982), Geochemical prospecting for thorium and uranium deposits (EIsevier Scientific
Publishing Company)
3= In de grafieken 3-1 en 3-2 is voor exponentieel trendlijn gekozen omdat deze dichter bij de
gevonden waardes ligt dan de lineaire trendlijn. Ook heeft de exponentiële trendlijn hoge R2 waarde
dan de lineaire trendlijn.
Organisch
Materiaal (%)
Uranium
(PPM)
0,18
1,35
2,7
4,9
6,3
6,8
9,1
6,8
9
18
16,8
18,6
10
6,5
7
19
10
43,5
33
78
61
60
91
18
Tabel 3-3: Organisch materiaal VS Uranium (Saddam-8)
100
y = 11,389e0,0936x
R² = 0,3768
90
80
Uranium (PPM)
70
60
50
40
30
20
10
0
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Organisch Materiaal (%)
Grafiek 3-2: Organisch Materiaal VS Uranium (Saddam-8)
In tabel 3-3 is de verhouding tussen organisch materiaal en uranium te zien. Deze verhouding is
vergelijkbaar met de verhouding van het TOC percentage en uranium. Dit wil zeggen dat bij stijging
van het uranium gehalte, wijst dit er op dat het gesteente ook een hoog organisch materiaal bevat.
Hiermee kan ook het organisch materiaal geschat worden door middel van het uranium gehalte.
Deze relatie is een hulpmiddel om de vorige relatie (TOC VS Uranium) te controleren. Het uranium
heeft dus een overeenkomstige verhouding met het TOC gehalte en het organisch materiaal, waarbij
de stijging van uranium de aanduiding geeft op de stijging van het TOC gehalte en het organisch
materiaal. Met deze twee verhoudingen kan de relatie tussen het TOC gehalte en het organisch
materiaal als volgt vergeleken worden:
TOC (%)
Organisch
materiaal (%)
0,7
5,7
3,5
7,1
5,26
7
8,5
8,7
9
6,8
11
13,2
0,36
1,3
4,9
3,3
6,3
6,8
6,6
9,5
16,8
18,5
9
18,5
Tabel 3-4: TOC VS Organisch Matriaal(Saddam-8).
y = 0,5889x1,256
R² = 0,6918
Organisch materiaal (%)
20
18
16
14
12
10
8
6
4
2
0
0
5
10
TOC (%)
15
Grafiek 3-3: TOC VS Organisch Matriaal (Saddam-8).
Het TOC percentage en het organisch materiaal hebben een lineaire verhouding4, waarbij de stijging
van het organisch materiaal, er toe leidt dat het TOC percentage stijgt. Dit wil zeggen dat de afzetting
van het organisch materiaal ervoor heeft gezorgd dat het TOC gehalte in dit gesteente ontstaat. Dit
duidt aan dat bij hoge afzetting van het organisch materiaal, de waarde van het TOC gehalte in het
algemeen, een hoog resultaat in het gesteente aangeeft.
Kort samengevat: het organisch materiaal in het gesteente bevat uranium. Door hoge afzetting van
organisch materiaal in de Chia Gara formatie, is de uranium waarde die verkregen is uit de onderzoek
hoog. De hoeveelheid afgezette organisch materiaal heeft op zijn beurt ook invloed op de
hoeveelheid TOC gehalte in de Chia Gara formatie. Dit is terug te zien in de lineaire stijging van het
organisch materiaal ten opzichte van het TOC gehalte. Het TOC gehalte bevat ook uranium, waarbij
de onderzoeken van de Chia Gara formatie aantonen dat bij stijging van het TOC gehalte het uranium
percentage toeneemt. Het organisch materiaal en het TOC percentage hebben een redelijke
overeenkomst in de resultaten in de onderzoeken met het uranium gehalte. Deze hebben namelijk
een lineaire relatie (zie bijlage D, 2e kolom).
TOC in de boorputten
In hoofdstuk één en in tabel 1-1 zijn de verschillende TOC gehaltes aangegeven. De ontsluitingen in
het noorden van de Chia Gara afzetting geven een TOC gehalte van ongeveer 11 %. Dit is een zeer
uitstekende waarde. Dit duidt aan dat de afzetting van het organisch materiaal in het noorden zeer
hoog was, hierdoor was de omzetting naar koolwaterstoffen ook hoog. Om deze reden is het TOC
gehalte hoog in de ontsluitingen van de noordelijke afzetting.
De boringen TT-1 en K-109 en de ontsluitingen in het noordoosten van de formatie tonen een daling
in het TOC gehalte. Dit gebied bevat een gemiddeld TOC gehalte tussen 0.7 en 2 %. K-109 bevat in de
onderste lagen een TOC uitschieter van ongeveer 7 %. In de hogere lagen daalt het TOC tot 0.7 %. In
het begin van de afzetting was het organisch materiaal zeer hoog. Naar mate meer sediment werd
afgezet, daalde de afzetting van organisch materiaal in dat gebied. Een hypothese van een hoog naar
lage afzetting van organisch materiaal kan de verandering van de watercirculatie geweest zijn. In Jura
was de leefomstandigheden uitstekend. In dat tijdperk was de CO2 hoog, waarbij de opname van
deze molecuul als voedingstof diende voor de groei van de planten (algen). Hierdoor ontstond hoge
voedingstoffen voor beestjes zoals plankton die van deze algen leefden. De groei van de kleine
beestjes leidde weer naar toe dat grotere diersoorten groeiden. Dit is een gunstige omstandigheid
om de leefomstandigheid te vergroten, hierdoor werd er veel organisch materiaal afgezet. De
watercirculatie was de factor voor de verandering van het TOC gehalte. De hoge watercirculatie
zorgde voor toevoer van zuurstof in het water, hierdoor reageert het afgestorven organisch
materiaal met de zuurstof. Dit leidt naar daling van het TOC gehalte. Deze onrustige situatie is
waarschijnlijke hypothese voor daling van het TOC in dit gebied.
4: zoals te zien is in grafiek 3-3 is de relatie tussen O.M. en TOC een macht functie. De machtfunctie
is hier 1.25, en wordt ook met een 0.58 vermenigvuldigd, waardoor dit als lineaire verhouding wordt
gezien voor waardes ≤30 %. De machtfunctie is mede de hoge R2 waarde gekozen.
De stijging van het TOC gehalte is weer terug te zien in de boringen die zuidelijke posities hebben.
Het TOC gehalte stijgt zelfs tot 18 % in Aj-8. Dit is een zeer hoog percentage, wat er op wijst dat de
leefomstandigheden in dat gebied in die periode zeer gunstig waren. Hierdoor was de afzetting van
het organisch materiaal zeer hoog. Deze hoge waarde van het TOC gehalte is ook terug te zien in de
boring van Saddam-8. Dit wijst er op dat in dat hele gebied gunstige leefomstandigheden waren,
waardoor er een hoge afzetting van organisch materiaal plaatsvond. In het zuiden van de Chia Gara
formatie daalt het TOC gehalte weer. De boring van EB-1 bevat een gemiddeld TOC gehalte van 3 %.
Dit is een zeer goede waarde, maar laag ten opzichte van het noordelijke gebied van deze boring.
In het algemeen kan geconcludeerd worden dat de Chia Gara formatie een schommeling heeft in de
TOC percentages. In het noorden bevat deze formatie een zeer hoog TOC gehalte. Meer naar het
zuiden, in de omgeving van Kirkuk, daalt het TOC gehalte. Naar het midden van Irak stijgt het TOC
gehalte behoorlijk. In het zuidelijk gebied daalt het TOC percentage weer ten opzichte van het
midden gebied. Deze daling wil niet zeggen dat het moedergesteente slecht is, want deze bevat nog
steeds een redelijk hoog TOC gehalte.
Hoofdstuk 4
Maturatie
Inleiding
Elk moedergesteente in de aardbol kent een tweede factor naast de TOC gehalte, die er voor zorgt
dat een gesteente moedergesteente wordt genoemd, dit is namelijk de maturatie. Het organisch
materiaal dat in een bepaalde diepte komt en een gunstige temperatuur bereikt, zal in de loop van
de tijd omgezet worden naar koolwaterstoffen. Maturatie is de relatie tussen diepte en temperatuur
waarbij genoeg tijd nodig is om het gesteente met organisch materiaal te rijpen naar een
moedergesteente.
In hoofdstuk één werd onder andere gekeken naar de diepte, hierdoor werd een link gezet naar
maturatie. In dit laatst hoofdstuk wordt kort de maturatie van de Chia Gara formatie behandeld.
Maturatie van de Chia Gara formatie
Elk moedergesteente heeft maturatie nodig om het organisch materiaal om te zetten naar
koolwaterstoffen. Het sediment moet een bepaalde temperatuur bereiken om te beginnen met het
omzettingsproces van het organisch materiaal. De
maturatie naar koolwaterstoffen begint bij een
temperatuur van ongeveer 60 graden. De stijging van
de temperatuur is zeer gunstig voor de omzetting naar
koolwaterstoffen. De optimale temperatuur voor de
omzetting naar olie is rond 100 graden. Bij verdere
stijging van de temperatuur zal de omzetting dalen,
dat is weer slecht voor de hoeveelheid koolwaterstof.
Het tweede nadeel is dat er meer gas ontstaat dan
olie. De relatie van de ontstane koolwaterstoffen (gas
en olie) in het moedergesteente en het percentage is
te zien in figuur 4-1.
Met behulp van de temperature-time index (TTI) (V.
Lopatin, 1971), zoals te zien is in (het model ) figuur 4Fig4-1: Temperatuur voor het ontstaan van
2, kan de maturatie van de Chia Gara formatie geschat
koolwaterstoffen (S. Luthi)
worden in de boorputten. In dit model wordt het
begin, geologische tijdperk, temperatuur en diepte,
van het maturatiegebied voor de Chia Gara formatie weergegeven. De Chia Gara formatie is in dit
figuur binnen de blauwe lijnen te zien.
4) Maturatie
19
Fig4-2: TTI model van bekkengeschiedenis voor de Chia Gara formatie (Alshdidi, 1999)
In dit model wordt met rode lijn het maturatiegebied van de Chia Gara formatie aangegeven. De
maturatie begon ongeveer 75 miljoen jaar geleden (Laat Krijt, Campanien). De diepte van de Chia
Gara formatie was rond 2000 m diep in de aarde begraven. Het begin temperatuur van de maturatie
was ongeveer 90oC. Door deze factoren was de omzetting van het organisch materiaal naar
koolwaterstoffen mogelijk. Doordat de formatie dieper werd begraven in de aarde, steeg daarbij de
temperatuur. De stijging van de temperatuur wordt als positieve factor gezien voor de maturatie,
hierdoor is de omzetting naar koolwaterstoffen werd bevorderd. De Chia Gara formatie heeft ook
genoeg tijd gehad voor de maturatie.
In grafiek 1-2 is te zien dat de Chia Gara formatie een diepte heeft tussen 2800 m en 4500 m. Als
grafiek 1-2 en figuur 4-2 met elkaar worden vergeleken komt dit overeen met het maturatiegebied
dat dit moedergesteente nodig heeft voor omzetting van organisch materiaal. Daarbij is te zien dat
de Chia Gara formatie ook in een temperatuur gebied ligt tussen 110 en 120 graden. Als deze
informatie wordt vergeleken met figuur 4.1, dan is te zien dat deze formatie in een ideaal
temperatuur gebied ligt voor het ontstaan van olie (koolwaterstof).
De onderzoeken van Al-Amiri (2011) tonen aan dat de Chia Gara formatie in een maximaal
temperatuur gebied ligt tussen 120 en 140 oC, met een omzetting van 95% van het organisch
materiaal naar koolwaterstoffen. Dit wijst er op dat de Chia Gara formatie een goed gematureerd
gesteente voor organisch materiaal is en hierdoor een uitstekend moedergesteente vormt in de
bodem van Irak.
4) Maturatie
20
Conclusie
De Chia Gara formatie is een moedergesteente met bruin tot donkere schalie lagen en kalksteen.
Deze organisch rijke formatie kent zijn ontstaan door de afzetting van sedimenten en organisch
materiaal in de Zuidelijke Neo-Tethys. Deze formatie is afgezet in een diep mariene milieu. Door de
gunstige diepte is deze formatie goed gematureerd en is het organisch materiaal omgezet naar
koolwaterstoffen.
In deze bachelor onderzoek zijn de resultaten van de boring Saddam-8 gebruikt om de relatie tussen
organisch materiaal en het TOC gehalte in de Chia Gara formatie te onderzoeken. De conclusie van
de onderzoek wijst er op dat de organisch materiaal lineaire invloed heeft op het TOC gehalte. Ook in
deze onderzoek wordt geconcludeerd, dat de aanwezige uranium gehalte in de organisch materiaal
en in het TOC gehalte met elkaar in verband zijn. Hierdoor kan met behulp van de “wireline Logs” en
de chemische elementen in het gesteente een schatting van het TOC gehalte gedaan worden. Deze
methode is minder exact dan de andere methodes in het laboratorium, niettemin geeft deze
methode een schatting van het TOC gehalte in het gesteente. Door meerdere onderzoeken te
verrichten, is de conclusie dat dit moedergesteente als goed tot (zeer) uitstekende gesteente kan
worden beschouwd. Dit wijst er op dat dit moedergesteente hoog TOC gehalte bevat.
21
Litaratuur
T.K Al-Amiri (2011). “Khasib and Tannuma oil sources, East Baghdad oil field, Iraq”. Marine
and Petroleum Geology 28 (2011) 880-894.
Saad Al Shdidi, Gérard Thomas, and Jean Delfaud (1999). “Sedimentology, Diagenesis, and
Oil Habitat of Lower Cretaceous Qamchuqa Group, Northern Iraq”. AAPG Bulletin, V. 79, No.
5 (May 1995), P. 763–779.
Ibrahim M.J. Mohyaldin(Jaar onbekend). “Stratigraphy and sedimentology of organic-rich
limestones of the Chia Gara Formation, Rania area, Sulaimani, Kurdistan Region, NE Iraq”.
University of Sulaimani, College of Science, Department of Geology, Kurdistan Region, Iraq.
Ibrahim M.J.Mohyaldin and Fawzi M. Al-Beyati (2007). “SEDIMENTOLOGY AND
HYDROCARBON GENERATION POTENTIAL OF MIDDLE TITHONIAN-BERRIASSIAN CHIA GARA
FORMATION, WELL K-109, KIRKUK OIL FIELD, NE IRAQ”. Journal of Kirkuk University,2007,
Vol.2, No.1, pp.27-43.
F. N. Sadooni and A. S. Alsharhan (2003). “Stratigraphy, microfacies, and petroleum potential
of the Mauddud Formation (Albian–Cenomanian) in the Arabian Gulf basin”. AAPG Bulletin,
v. 87, no. 10 (October 2003), pp. 1653–1680.
Geology of Kurdistan (2007). “Basic Principle of Geology of Iraq”.
Micheal K. Howarth (1992). “Tithonian and Berriasian ammonites from the Chia Gara
formation in Northern Iraq”. Palaeontology, vol. 35. Part 3, 1992, pp.597-655, 12 pls.
Fadhil N. Sadooni (1997). “Stratigraphy and petroleum prospects of Upper Jurassic
carbonates in Iraq”. Petroleum Geoscience 1997, v.3; p233-243
T. K. Al-Ameri, J. Zumberge and Z. M. Markarian (2011). “HYDROCARBONS IN THE MIDDLE
MIOCENE JERIBE FORMATION, DYALA REGION, NE IRAQ”. Journal of Petroleum Geology, Vol.
34(2), April 2011, pp 199 - 216
S. Luthi (1984). Boringen Saddam-8 en Balad-1 (Schlumberger)
Schlumberger (1975): “Arabia Well Evaluation Conference, Services Techniques”.
Schlumberger, Paris, France.
R. W. Boyle (1982), Geochemical prospecting for thorium and uranium deposits (EIsevier
Scientific Publishing Company)
22
Bijlagen
A) TOC Analyse van enkele samples
Diepte(m)
TOC
3166
5,39
3167,3
13,28
3168,3
6,85
3169,3
8,98
3170,3
5,63
3171,3
7,04
3172,3
9,05
3172,3
3,58
3172,8
7,28
3173,3
0,68
3173,7
10,71
3174,4
8,76
TOC Saddam-8 (S. Luthi 1984)
Diepte
(m)
3129
3139
3149
3159
3166
3167
3168
3169
3169,2
3170
3171
3172
3173
3174
Diepte (m)
2781,3
2788,9
2795
2804,1
2811,8
2822,5
2839,2
2843,8
2862,1
2935,2
2977,9
3017,5
3075,4
3089,1
TOC (%)
0,69
0,69
0,69
0,66
0,62
0,76
0,73
0,7
1,42
1,23
1,54
2,34
2,99
7,26
TOC K109 (Ibrahim M.J.Mohyaldin and
Fawzi M. Al-Beyati, 2007)
TOC (%)
0,32
0,097
2,27
1,59
8,7
12,73
8,19
8,22
8,93
13,93
6,26
18,5
17,69
15,02
TOC Aj-8 (T. K. Al-Ameri, J. Zumberge and Z. M.
Markarian, 2011)
23
B) Interpolatie van dikte
Noord
EB-1
Ba-1
Aj-8
k-109
TT-1
Am-1
Zuid
11,2
10,8
10,4
10
9,6
9,2
8,8
8,4
8
7,6
7,2
6,8
6,4
6
5,6
5,2
4,8
4,4
4
3,6
3,2
2,8
2,4
2
1,6
1,2
0,8
0,4
0
232
233
235
236
237
238
238
239
239
240
241
243
244
245
243
241
240
229
214
203
191
179
167
153
142
138
135
133
132
0
West
230
232
234
235
239
241
244
243
246
247
249
250
256
255
253
249
245
232
219
208
199
183
170
157
148
140
136
135
134
0,4
224
226
228
229
232
238
243
246
250
253
257
260
262
261
258
250
249
241
225
212
200
194
175
166
153
143
140
138
135
0,8
206
209
212
221
229
234
243
245
252
259
264
269
270
269
261
253
250
245
226
214
203
195
178
167
153
145
141
140
140
1,2
195
198
200
202
208
219
240
247
254
263
271
280
277
274
270
260
248
227
212
194
177
163
149
145
140
138
138
138
138
1,6
168
173
176
180
184
191
214
248
250
253
268
291
286
281
275
262
240
216
206
193
170
151
145
140
138
137
137
138
138
2
153
149
148
151
154
159
178
218
255
282
302
305
302
300
281
265
246
220
204
198
171
152
145
140
138
137
137
138
138
2,4
130
129
124
123
124
130
141
162
243
286
300
310
305
300
282
266
245
220
205
198
172
156
146
140
138
138
138
138
139
2,8
128
127
125
122
123
126
140
160
193
246
299
308
302
299
280
265
245
219
205
196
170
153
145
140
140
140
139
139
139
3,2
Oost
24
C) Interpolatie van diepte
Noord
EB-1
Ba-1
Aj-8
k-109
TT-1
Zuid
9,2
8,8
8,4
8
7,6
7,2
6,8
6,4
6
5,6
5,2
4,8
4,4
4
3,6
3,2
2,8
2,4
2
1,6
1,2
0,8
0,4
0
-2940
-2909
-2898
-2864
-2829
-2821
-2843
-2869
-2849
-2870
-2902
-2936
-3024
-3134
-3236
-3272
-3263
-3268
-3273
-3336
-3283
-3292
-3289
-3296
0
West
-2943
-2928
-2916
-2841
-2810
-2813
-2831
-2872
-2845
-2873
-2896
-2929
-3020
-3125
-3232
-3286
-3373
-3349
-3361
-3416
-3368
-3323
-3318
-3360
0,4
-2969
-2943
-2929
-2849
-2821
-2820
-2825
-2765
-2828
-2868
-2904
-2921
-3026
-3128
-3230
-3303
-3386
-3445
-3453
-3603
-3532
-3683
-3657
-3797
0,8
-2981
-2956
-2937
-2881
-2843
-2829
-2816
-2758
-2813
-2862
-2919
-2927
-3031
-3131
-3236
-3319
-3402
-3506
-3650
-3738
-3752
-3943
-4047
-4068
1,2
-3006
-2971
-2953
-2890
-2848
-2821
-2802
-2748
-2796
-2857
-2916
-2938
-3034
-3136
-3243
-3327
-3433
-3528
-3689
-3813
-3896
-4006
-4119
-4126
1,6
-3023
-2989
-2961
-2896
-2854
-2816
-2796
-2742
-2789
-2854
-2923
-2943
-3041
-3139
-3247
-3339
-3448
-3553
-3706
-3862
-3958
-4111
-4176
-4189
2
-3094
-3031
-2981
-2910
-2869
-2794
-2788
-2739
-2772
-2849
-2918
-2953
-3045
-3143
-3251
-3351
-3463
-3589
-3709
-3853
-3989
-4180
-4203
-4213
2,4
-3100 -3110
-3035 -3038
-2987 -2998
-2915 -2924
-2875 -2887
-2838 -2849
-2782
-2796
-2728 -2741
-2765 -2779
-2835 -2853
-2906 -2932
-2968 -3001
-3049 -3084
-3147 -3163
-3259 -3276
-3363 -3382
-3476 -3498
-3603 -3651
-3712 -3761
-3826 -3873
-4014 -4062
-4225 -4273
-4353 -43360
-4430
-4400
2,8
3,2
Oost
25
D) Gamma Ray Log
Gamma Ray log en uranium gehalte uit boring Saddam-8 (S. Luthi 1984)
Door een hoog uranum gehalte zoals het te zien in de middelste kolom onderin, is de Gamma Ray log
hoog. Ook de aanwezigheid van radioactieve elementen in kalksteen zorgen er voor dat de GR log
hoge waarde heeft. De lage GR log in het midden van de linker kolom is te danken aan de kalksteen.
Het hoog uranium gehalte geeft aan dat het TOC percentage hoog is.
26
Download